CALLANTSOOG
W
Red. - advertentieMevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON, Zeeweg 12 - Tel. 0 2248 - 323.
Abonnementen: V.V.V. - kantoor - Telefoon 0 2248-338.
Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer - CALLANTSOOG.
Druk: Fa. K. VAN LOENEN S Zn. - Schagerbrug - Tel. 02247-272.
Onderweg.
Veel personen vertrekken tegen Kerstmis uit
hun woonplaatsen om familie of vrienden in ver
afgelegen streken te bezoeken. Althans in
Noord- en Oost-Europa is dat gebruikelijk.
Soms gaat men reeds dagen van te voren op
pad om vooral op tijd te zijn om gezamenlijk
de Kerstnacht te beleven.
Zo was het ook dit jaar. Langs velden en we
gen was het een drukte van belang. Veel auto
mobilisten waren vroeg op pad gegaan, omdat
de weersomstandigheden voor de komende da
gen niet bijzonder gunstig waren. Proviand voor
de vele uren durende tocht had men mee. On
derweg werd slechts één keer halt gehouden om
een warme maaltijd te gebruiken. Het rijden
viel niet mee. De wegen waren bepaald slecht,
veel sneeuwval en harde wind, ook hagel en
later nog regen. Het was niet mogelijk om snel
vooruit te komen. En op een gegeven moment
was het praktisch onmogelijk nog verder te
gaan. Hele rijen auto's stonden mannetje aan
mannetje in de hoop dat er een lichtpunt zou
komen. De wegenwacht deed wat hij kon, tien
tallen automobilisten konden via zijwegen nog
naar de plaats van bestemming komen, zij het
met enorm veel vertraging. Maar voor een aan
tal reizigers was er geen andere oplossing dan
de nacht door te brengen in een in de nabijheid
gelegen zomervakantieoord. De eigenaar wilde
voor deze avond zijn bedrijf openstellen en die
genen, die beslist niet wisten waar anders heen
te gaan, namen het aanbod aan. De Kerstdagen
konden als verloren beschouwd worden. Weg
illusies, en dat alles door spelbreker: het weer.
Sommigen dachten, we moeten er maar wat van
maken. Uiteindelijk zitten we niet alleen, maar
met ruim 40 man. Als iedereen zich een beetje
geïnstalleerd heeft, moeten we voor de kinde
ren maar wat zingen. Er zal misschien wel wat
verteld kunnen worden. Bovendien heeft ieder
een cadeaux voor onder de kerstboom mee. En
aan een boom is wel te komen. Anderen mop
perden maar wat rond. Op een gegeven ogen
blik moest er toch wat georganiseerd worden.
De eigenaar van het bedrijf gaf zijn volle me
dewerking. Voor de kinderen kwamen er kan
nen warme chocolademelk, koffie en cognac
voor de ouderen. Er werd gezongen, cadeautjes
uitgepakt. En toen begon de een na de ander
wat te vertellen. De kleintjes werden naar bed
gebracht en de grotere kinderen mochten blijven
luisteren naar de verhalen over Kerstmis in de
bergen, over Kerstmis in de warme landen, ook
kwam er een verhaal over het Kindje dat in
Bethlehem geboren was. „Maar vreemd", zei
één der ouderen „dat je daar zo weinig van
hoort".
Zo vertelde mijn vader altijd met Kerstmis het
verhaal van koning Zosimus. De koning moest
voor enige tijd het land verlaten om bezoeken
te brengen aan naburige en ver afgelegen ko
ninkrijken. Het bewind over zijn onderdanen
droeg hij tijdelijk over aan Mechanos en Ascle-
pios. Zij moesten er voor zorgen dat het land
gedurende de afwezigheid van de koning goed
geregeerd werd.
De laatste woorden van de koning voor hij zijn
grote reis begon, kwamen ongeveer hierop neer:
„Laat de welvaart in dit land blijven, beloon de
ijverigen, straf de luiaards, hoedt mijn land
voor ziekte en verderf".
De koning en zijn gevolg aanvaardden de reis,
het rijk was aan de goede zorgen van Mecha
nos en Asclepios toevertrouwd. De beide be
windslieden riepen het volk op de belangen van
de koning ook tijdens diens reis te behartigen.
De landbouwers en boeren verzorgden velden
en vee, de ambachtslieden en kooplui deden
hun best om de welvaart nog groter te maken.
Alles wees er op, dat de plaatsvervangende lei
ders zich buitengewoon goed bewust waren van
de taak, die zij aanvaard hadden. Slechts onder
de geringere arbeiders heerste zo nu en dan
wat ontevredenheid. Maar daar was raad voor.
Wie niet werken wilde en alleen kritiek had,
werd ontslagen. Nietsnutten werden niet toege
staan in het land te leven, zij werden naar el
ders verdreven. En zo gebeurde het dat in alle
stilte veel zwakke, soms zieke arbeiders met
hun familie de bergen introkken om te trachten
voor hen en hun gezin door wat veeteelt en
landbouw te bedrijven een karige boterham te
verdienen. Helaas was de grond dor en droog
en al spoedig kwamen er steeds meer uitput-
tingsgevallen voor. In het rijk zelf vernam men
niets meer van de „nietsnutten". Landbouw en
veeteelt bloeiden als nooit te voren. Met veel
landen werd handel gedreven, het rijk van ko
ning Zosimus was welvarender dan ooit. Ziekte
kwam niet voor, luiaards waren er niet. De
koning kon trots zijn als hij terugkeerde in zijn
rijk. Van heinde en verre kwamen mensen de
mooie gebouwen, de goede wegen, de luister
van de welvaart bewonderen. Op een gegeven
dag meldde zich een in lompen geklede man
aan de poort van het paleis. De wacht wilde
hem niet door laten. Maar omdat hij steeds
weer met gezag gebood Mechanos en Asclepios
te roepen, meende de poorter er goed aan te
doen de bewindslieden te waarschuwen,
'n Zwerver aan de poort kwam nooit voor.
Zwervers hoorden niet in 't rijk thuis. Mecha
nos en Asclepios zouden het de brutale lom
perd wel even duidelijk maken maar de zwer
ver liet zich niet uit 't veld slaan.
„Ik ben uw koning. Ik heb u veel te vertellen."
Maar noch Mechanos noch Asclepios geloof
de één woord van wat die ouwe zei. „Maak dat
je weg komt anders gooien we je in de kerker
en heel vlug. De mannen staan klaar om je op
te pakken".
De zwerver vertrok, doolde door het land. Nie
mand herkende hem als de koning Zosimus. De
mensen die hij aansprak keerden zich van hem
af. En de koning begreep dat hij één gebod
vergeten had te geven bij het aanvaarden van
zijn grote reis. De liefde voor de naaste had
nu plaats gemaakt voor hebzucht. De mensen
in zijn rijk zagen er goed, zeer goed verzorgd
uit, maar het waren menselijke steenklompen
geworden zonder een greintje gevoel. De ko
ning besloot daarom in het gebergte de Goden
aan te roepen en te smeken üefde, geloof en
hoop weer aan de mensen in zijn rijk te geven.
De tocht door het bos naar het gebergte was
zwaar, maar de zwerver koning wist van geen
ophouden, het drong zelfs niet tot hem door
dat zijn kleren nog meer verscheurd raakten,
zijn voeten met bloed besmeurd waren, hij
smeekte de Goden om een wonder, het wonder
van de liefde. Na uren gelopen te hebben werd
hij geroepen door een oude man: „hé, zwerver,
waarheen ga je nog zo laat? Kom in mijn
schamele hut het avondbrood eten en rusten
gedurende de nacht". De zwerver keek vreemd
op, een levend wezen was hij sinds uren niet
meer tegengekomen. Nu hij geroepen werd
voelde hij zich ook onuitsprekelijk moe, hij nam
het aanbod van de oude gaarne aan. Samen
gingen ze naar de hut van de oude man, waar
de dochter, een simpele ziel, het avondeten
klaar maakte. Er heerste rust en vrede in deze
kleine woning. De beide mannen spraken over
het rijk van koning Zosimus, waar veel wel
vaart heerste, maar geen plaats meer was voor
armen. „Jaren geleden zijn wij", zei de oude
man, „de bossen ingetrolien. Mijn vrouw en
kinderen zijn van honger en ellende omgeko
men. Alleen deze simpele is mij gebleven. Maar
toch er is nog zoveel waarvoor we de goden
kunnen danken en als koning Zosimus terug
keert, zal alles weer anders worden". De zwer
ver koning was er stil van geworden. Na enige
tijd vertelde hij op zoek te zijn naar de Goden
in de bergen om te smeken het volk van
Zosimus weer geloof, hoop en liefde te geven,
opdat hun versteende harten weer oprecht zou
den worden en de ontvangst in dit huis is het
bewijs, dat er toch nog liefde in mijn rijk
heerst" besloot de zwerver.
De oude man en zijn dochter konden eerst niet
geloven, dat die zwerver hun koning was. Maar
toen besloten ze samen verder de bergen in te
trekken, op zoek naar andere menselijke we
zens, zodat zij door liefde uit te dragen het rijk
van Zosimus weer tot leven konden roepen.
Ongemerkt was het twaalf uur geworden. De
reizigers „onderweg" wensten elkander als een
grote familie een zaüg Kerstfeest. De klokken
in het dorpje werden geluid en evenals thuis
trokken jong en oud op weg naar de dorpskerk
om de nachtmis bij te wonen. Allen hadden
begrepen dat zwerver koning Zosimus ook he
den nog door weinigen herkend wordt, dat
slechts door liefde uit te dragen zijn rijk weer
tot leven geroepen kan worden.
Strooi een enkele bloem
Op uws naaste pad
Strijk van het bedroefd gelaat
Enkele rimpels glad
Lenig smart, droog een traan
Breng een enkele zegen aan
Laat een woord van liefde horen
En uw Kerst is niet verloren.
«8