i^erst-
donderdag 17 december 1981
iÊir
1 -r—ïï. A
1 m V.
I^B:- i aWI ~-.fi —~J -»
Uitgave: Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Bad Callantsoog, Jewelweg 8, tel. 1541
Red.: Mevr. C. H. KLOOSTERBOER - ISAKSSON, Prévinaireweg 4A-Tel. 02248-1323
VERHUUR en ABONNEMENTEN: VVV kantoor - Tel. 02248-1541
Druk: PLUKKER, SCHAGEN Telefoon 02240-3034
Berustend en zwijgen zitten we bij elkaar
het lieve kind meer niet. Dan stilte, elk
met eigen gedachten bezig. We praten langs
elkaar heen, durven elkaar niet aan te kij
ken. Ik denk aan een zin die ik eens hoorde:
„we zien het vuur niet dat onze dagen ver
brandt". We kunnen het niet omvatten. We
gaan maar weer. Buiten is het aarde donker,
het waait iets. De bomen zwarter, dreigen
der. Takken kreunen, flarden mist. „Wer
reitet so spat durch Nacht und Wind".
Zwijgend gaan we huiswaarts.
wordt. Natuurlijk is het logisch dat als je
ziek bent of werkloos, je niet bepaald in een
hoera-stemming bent met de feestdagen.
Minder logisch is het als je dat gemis, die
zorgen en pijn, die spanningen op anderen
projecteert. Anderen de schuld geeft van
jouw verdriet, jouw opstandigheid. Anderen
die zijn net als ik, zei een van de reizigers.
Die moeten ook niets hebben van die flauwe
kul „een Kindeke geboren op aard, dat vre
de brengt". Belachelijk, vrede terwijl ieder
een ruzie maakt, kinderen met ouders,
broers en zusters, ruzie in het bedrijf, met
buren en dan nog overal geweld en oorlogs
dreiging. Nee hoor, geef mij maar een bor
rel.
Het platenlawaai was eindelijk voorbij. Dat
lucht op, maar al weer werd er geld in de
gleuf gestopt. Wat nu weer, zeiden den reizi
gers toen plotseling de uitbundige jon
gelui heel anders reageerden.
Bij de plaat zongen zij Stille nacht, heilige
nacht".
De waard en de reizigers werden er stil van,
zo'n jeugd toch
Zalig Kerstfeest.
Even stilstaan
Steeds weer vieren we Kerstmis en Oud- en
Nieuwjaar. Soms prettige dagen, soms droe
vige herinneringsdagen. Wij mensen staan in
deze tijd van het jaar even stil bij datgene dat
geweest is, wat had kunnen zijn. In ons jach
tige leven vinden we enkele seconden, minu
ten rust om na te denken, te mijmeren over
de kerstfeesten uit onze jeugd en over latere
kerstdagen en oud- en nieuwvieringen.
Met Kerstmis komen en gaan gasten, vrien
den. Er heerst een bepaalde sfeer in huis, die
op andere feestdagen niet te bereiken valt.
Wat bloemen, een enkel kerststukje zorgen
voor een kerststemming, her of der snort een
kachel of brandt een openhaard vuur.
Dat was ook dat jaar met Kerstmis, toen we
onder de gasten Bert verwelkomden. Een
aardige man, vrolijk, gezellig, iemand die
warmte uitstraalt. Het werden dan ook pret
tige uren en bij het afscheid beloofden we
over en weer spoedig contact op te nemen.
Toch, dachten we later, had Bert iets
vreemds. Het waren zijn ogen. Ogen met een
inzichzelf gekeerde blik, heel vriendelijk, in
nemend maar toch
We wisten dat Bert het een en ander in zijn
leven doorgemaakt had, maar hoe erg het
was geweest, kwam je van hem niet aan de
weet.
„Ik zal niet altijd ontwaken als de zon op-
komt".
Enkele dagen later gaan we zwijgend de gang
die velen maken, ieder verzonken in gedach
ten.
De zon tracht door te breken, een vage
schijn kleurt de bloemenschat.
„De grootste daarvan is de Liefde".'
Vaarwel
Bert en zo velen zijn niet meer. Het is de
loop des levens. Geslachten komen en
geslachten gaan. We worden geboren en
sterven. De tussenliggende periode leven we.
Een leven dat we onverschillig doorbrengen
of zinvol door een steun voor anderen te
zijn.
Altijd zullen er rond Kerstmis kinderen ge
boren worden, altijd zijn er met Kerstmis en
Oud en Nieuw mensen in rouw. Maar ook
blijft de zon altijd gloren, soms in een vage
schijn Geloof, Hoop en Liefde.
In de map waren ook enkele verhalen over
de oorlogstijd. Over de ellende en het geweld
willen we het niet hebben. Elk van ons weet
dat sommigen veel geleden hebben. Een feit
is dat het mensen waren die hun plicht de
den. Een van hen was Bert, die door zijn ver
trouwen in het goede op wonderbaarlijke
wijze de gevangenisjaren doorstond.
De celgenoten van Bert hadden de gewoonte
voor en na het eten te bidden.
Een fragment uit de brieven luidt:
„Als we gaan danken, leest Kees eerst een
stukje uit de Bijbel en ik de Introïtus van
vandaag, eerste Adventszondag. „Tot U
verhef ik mijn ziel, mijn God op U vertrouw
ik, wil mij niet beschamen. Wijs mij Uwe
wegen Heer en leer mij langs Uw paden te
gaan".
Als Kees daarna het Onze Vader bidt vallen
bij „Uw wil geschiede" de tranen ons langs
de wangen. We schamen ons er niet voor.
Mogen wij, Hollanders, niet onze gevoelens
de vrije loop laten en een ontroerend mo
ment beleven? Een dichter Godsbeleven
hadden we nooit eerder".
Enige tijd later ontvingen we een map met
verhalen o.a. voor de Badbode. Het artikel
is door allerlei omstandigheden nooit ge
plaatst. Het verhaal speelde zich af op de
dag voor Kerstmis. Enkele reizigers wachten
in een café op bus- of treinverbinding onder
het genot van een drankje. Al spoedig kwam
het gesprek op de kerstdagen, eten en drin
ken, dineren in een hotel, etc. Een groep
jongelui stapte binnen, bestelde een dubbele
rumcola en belaagde de juke box. Bij luid-
schetterende muziek werd gedanst.
Men kan zich afvragen of er geen plaats
meer is voor echte blijdschap in Nederland,
in de wereld. We bedoelen vanzelfsprekend
niet die vrolijkheid van de feestvierders,
maar de echte hartverwarmende dankbaar
heid voor dat, wat we allemaal hebben. De
blijmoedigheid om de dag te vieren, de
week, de feestdagen, Kerstmis.
Nu horen we al zeggen, gemakkelijk te
schrijven achter een bureau maar, wat
moet ik alleen, hoe kan iemand begrijpen
wat ik mis nu mijn man of vrouw, zoon of
dochter, broer of zuster, vader of moeder, er
niet meer is?
Wat geeft het leven nog voor blijdschap nu
ik invalide ben, nu ik werkloos ben, nu ik
geen enkel uitzicht heb om aan de slag te ko
men? Natuurlijk is het logisch dat juist met
de feestdagen het alleen zijn erger gevoeld
Ook bij deze Kerstdagen staan we alleen of
met elkander stil bij de geboorte van het
Kind, dat Liefde en Licht brengt voor allen.
Ook bij deze Oudjaarviering mogen we de
hoop koesteren dat nieuw leven te wachten
staat, mogen we om geloof vragen om alle
dingen in het leven te aanvaarden.
Wij bidden U toe in dankbaarheid te mogen
stilstaan bij de herinnering aan iemand die
hoogtijdagen met u vierde, een steun was bij
uw verdriet.
Gezegende Kerstdagen.
Stille nacht, heilige nacht,
Davidszoon, lang verwacht.
Die millioenen eens zaligen zal,
Werd geboren in Bethlehems' stal.
Hij der schepselen Heer.
Later kregen we nog één keer een brief.
„We rijden naar onze vrienden. Het is een
slechte rit, motregen, mistig. De ruitenwis
sers hebben moeite het opspattende water de
baas te blijven. We zijn bij het huis. De
naakte bomen zwart, klagend tegen de lage
diepe grauwe achtergrond, Eén boom heeft
nog wat bruine bladeren, verder is alles
troosteloos. Een trieste droeve dag. Onwille
keurig denk ik aan Erlkönig. Het noodlot.
Stille nacht, heilige nacht!
Heil en vree wordt gebracht.
Aan een wereld verloren in schuld.
Gods belofte werd heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij eer.