uren, dagen, maanden; jaren... OUDEJAARSAVOND, DE LAATSTE GANG DAGBLAD VOOR NOORD-HOLLAND Een terugblik over ons Gewest VAN ARIE SANDERS een kasteel Donderdag 31 December 1942 Tweede bl Zij volgen elkaar op, eentonig en eindeloos, de zon komt op, en gaat onder, ieder jaar rijgt zich aan het vorige, er is geen begin en geen •inde. Menschen worden geboren, zij Sterven en worden vergeten. Zoo gaan de geslachten in einde- looze opeenvolging. Het is zooals men op Oudejaarsavonden de ker ken Zingt; al het heden wo^dt ver leden. Soms heeft een mensch een woord gesproken, een daad ver richt, een boek geschreven, dat ge slachten lang in herinnering blijft, heeft een architect een majestueus gebouw geschapen, dat eeuwen kan trotseeren. Maar ook dat verliest zijn betee kenis. Er is geen voetstap die blijft, het beste woqrd; het mooiste boek wordt vergeren, het machtigste bouwwerk wordt na verloop van •euwen tot een ruïne. De dooden worden vergeten, zij hebben nooit bestaan, hun graven zijn onvindbaar geworden. Zou alles wat geschapen is dan doelloos zijn? Zouden wij dan al leen leven en werken om nieuw leven te kunnen voortbrengen, dat •ven doelloos zou zijn als het onze? Wij gevoelen, dat het niet juist kan zijn, dat wij leven om van ge slacht op geslacht door moeite en pijn, door ziekte en ellende inner lijk steeds rijker te worden. Maar daarnaast rijst de vraag of wij dat alles zullen moeten doormaken, op dat het laatste menschengeslacht de volmaaktheid nabij gekomen zal sijn. Wij gevoelen het allen, dat het leven van elk mensch, in welken tijd hij ook leeft van dezelfde waar de moet zijn, dat onze beteekenis niet ligt in onze maatschappelijke positie, maar in wat wij in ons zelf beleven en tot uiting brengen. Wij weten niet of wij naar het oude bijbelverhaal met een vol maakt menschenlichaam op de we- réld zijn gezet dan wel of wij in tnillioenen jaren vanuit een één- cellig wezen tot steeds grootere ont wikkeling zijn gekomen tot wij het fjjnstbesnaarde schepsel op - aarde zijn geworden. Maar wat wij ook waren en hoe wij ook gegroeid zijn, wij gevoelen dat de mensch op aajde een zeer bijzondere plaats heeft. Dan rijst de vraag: waarom en waartoe? Welke beteekenis heeft ons leven jen wat is onze bestemming? Wij leven niet om te sterven en vergeten te worden. Geen men- schenleven kan doelloos zijn en omdat alle menschen gelijkgerech tigd zijn,Mioet het er niet toe of wij rijk of arm, machtig of maatschap pelijk onbeteekenend zijn. Alle menschen zijn betrokken bij de evolutie aller dingen. In menschen- harten niet èèn uitgezonderd wordt in het leven een strijd uit gevochten tusschen goed en kwaad, wat in verloop van eeïiwen en on telbare legenden gesymboliseerd is, waarin engelen en duivelen om de kiel van een mensch twisten. Wij staan in den eeuwigen strijd tusschen goet^ en kwaad voor de keuze van den breeden, gemakkér lijken weg, die uiteindelijk naar het verderf en het smalle, moeilijke pad, dat naar het Licht voert. De mensch drijft op de gaven van zijn hart en wordt bestuurd door zijn geweten. Dat geweten is ons kompas, waar mee wij in het duister, dat ons van alle zijden omringt, zoekend er tastend voorwaarts gaan. Wij kennen -de innerlijke blijd schap over de goede daad en het verwijt en het berouw als wij van het reqhte pad zijn afgeweken. En waar alles in het wisselende bc te leven op evolutie wijst, zal ons leleven, dat zich steeds ontwik t, niet met ons lichaam te gr- kunnen gaan. Wij zijn het vierde jaar var den oorlog ingegaan, de vlammèr. van den wereldbrand hebben kostbare monumenten van wetenschap kunst tot zwartgeblakerde ruïnes gemaakt. Honderdduizenden Jonge man nen, die enthousiast ten strijde trokken, zijn gevallen om niet weer op te staan. Zij hebben den vreem den grond met hun bloed gedrenkt en in vele landen bleven talloozen achter, die tevergeefs op den terug keer van vader of zoon wachtten en wier gedachten ook op dezen Oudejaarsavond met weemoed bij èen geliefden doode zullen zijn. De oorlog is wreeds Hij verstikt zoo vaak de edele gewelens in de harten der menschen en vernielt in weinige oogenblikken wat in jaren van moeizamen zelfstrijd werd op gebouwd. Maar uit het slechte is altijd het goede geboren. Door de pijn en de Smarten der menschen breekt de evolutie zich baan. Betere inzich ten, betere toestanden rijpen op door bloed gedrenkten grond en oorlogen zijn de barensweeën van betere verhoudingen. Daarom is ook in jaren als wij thans doormaken het leven van den mensch in welken getale het helaas ook teniet gaat van geen beteekenis tegenover den so cialen vooruitgang, die altijd uit revoluties en oorlogen is geboren. Ook en vooral hier wordt be waarheid, dat men door den nacht tot het Licht moet komen. Ongelukkig zijn zij, die in de kor te spanne tijds, welke ieder mensch op aarde is gegeven, naar roem of geld, naar macht of geluk jagen. Zij eten en drinken, zij verrijken zich vaak ten koste van anderen, zij blijven doof voor de roepstem van hart en geweten, zij verspillen in het komen en gaan der jaren hun kostbaren levenstijd. Misschien zouden zij nooit op hun levensweg èèn oogenblik ach ter zich kijken, nooit èèn moment tot overpeinzing en bezinning kó men als er niet een Oudejaars avond was, die allen het Memento Morb toeroept. Op Oudejaarsavond als in den eindeloozen keten van het wereld gebeuren het rad van den Tijd een schakel verspringt, als de voortja gende mensch even stilstaat en -te rugziet, zijn de, klokkeslagen van het middernachtelijk uur als eep waarschuwing, die niet kan worden misverstaan. Zij waarschuwen, dat het leven al weer een jaar korter is gewor den, dat een tijdperk van dat kost bare leven wordt afgesloten en dat niets van wat daarin gezegd of ge daan is veranderd kan worden. Wanneer dan ons compa» ons waarschuwt, dat wij verkeerd zijn gegaan, wanneer ons geweten ons zegt, dat dat wij niet in Christus' geest gedacht en geleefd hebben, dan is het misschien niet te laat om in het jaar, dat komen gaat, goed te maken wat in het vorige werd misdreven. Maar ieder jaar kan ons laatste zijn en de tjjd om te herstellen wat wij verzuimden of vernielden kan van zeer korten duur zijn. Laten wij daarom denken aan de woorden, welke boven onze zonne wijzers zijn geschreven „Praete- reunt et Imputantor": zij gaan voorbij en worden U toegerekend. In ons korte leven moet niet met jaren, maar met uren worden gere kend en elk uur is een kostbaar tijdsdeeltje waarin wij veel goed, maar ook veel kwaad kunnen doen Wanneer wij op den Oudejaars avond het besluit nemen voortaan slechts datgene te doen, dat ons blijdschap en voldoening kan ge ven, zal het klokkesein in het mid dernachtelijk uur niet tevergeefs hebben geklonken. Tj. N. Adema. Het jaar 1942 in vogelvlucht De oorlog woedt nog steeds in Europa, is zelfs uitgebreid tot een wereldbrand. Ons land is nog altijd bezet en al is het in 1942 geen strijdtooneel geworden wij mo gen hopen, dat dit nimmer het ge val zal zijn toch heeft ook in het voorbije jaar het oorlogsgebeuren zijn zwaren druk op ons volk ge legd. Men behoeft slechts aan de duizenden gezinnen te denken, waarvan vaders of zoons genood zaakt werden, in Duitschland te werken of als gijzelaars geinter- neerd werden. De oorlogsdruk kwam ook tot uiting in de zinlooze bombardementen, die onder onze bevolking tallooze slachtoffers maakten. Hoe langer de oorlog duurt, hoe moeilijker het economische leven voortgang kan hebben. Wanneer men zich den geweldigen strijd, dien wij thans beleven, bewust wordt, dan zal meii zich erover verwonderen, dat het nog loopt, zooals het loopt. Wel is zoo lang zamerhand alles in de distributie opgenomen, maar ons verstand zegt ons, dat het zonder distributie niet zou gaan. Het is zeker sociaal recht vaardig, dat in tijden van schaarschte de overheid er naar streeft om het beschikbare zoo goed mogelijk te verdeelén. Zoolang er menschen leven, zul len er altijd zijn, die te weinig ge meenschapsgevoel bezitten en zich ten koste van het eigen volk willen verrijken. In den vorigen oorlog was dit zoo, in den tegenwoordigen oorlog is dit eveneens het geval. Het kan echter niet. ontkend wor den, dat de maatregelen om dezul ken tot de orde te roepen, nu heel wat straffer zijn. Nu wij afscheid nemen van 1942, het derde oorlogsjaar, dienen wij; ons de vraag te stellen oi wij wel datgene gedaan hebben, wat wij konden doen om anderen te hel pen. Wanneer men kennis neemt van de maatregelen, die genomen moesten worden, om te beletten, dat van den nood van anderen mis- bruikmakende pandhuishouders, stamkaartenopkoopers, die alt hye na's optraden en expediteurs en kamerverhuurders, die geëvacueer- den trachtten uit te buiten, dan zal men moeten erkennen, dat wij daarvan nog veraf zijn en kunnen wij slechts den wensch uiten, dat 1943 ons wht meer mcnschelijkheid zal brengen. De krachten ten goe de zullen, daarvan zijn wjj over tuigd, tenslotte toch zegevieren. Ieder onzer heeft in het voorbije 'jaar daarvan ook krachtige staal tjes gezien en ervaren, dat de drang naar wederkeerig dienstbetoon zeer sterk in ons volk leeft. Bij den heerschenden kolennood zal zelfs wel in den hartstochtelijk- sten bewonderaar van de ijssport de wensch leven, dat ons in 1943 een winter als in de eerste maan den van 1942 bespaard mag blijven Toen toch moesten door de hevige koude, in het begin van Januari, de scholen gesloten worden, onder vond einde Januari het treinver keer, tengevolge van zwaren sneeuwval, groote vertraging, en moest het busverkeer eenige dagen worden stilgelegd. Zelfs den vijf den Maart maakten sneeuwstormen de wegen nog onbegaanbaar. UAN de voorgenomen samen- voeging van gemeenten, waar over in 1941 de gemeenteraden bin nen enkele maanden advies moes ten uitbrengen, is nog niets geko men. Als in het verleden, heeft het er den schijn van, dat in dit vraag stuk, de commissie de kapstok zal worden, waaraan het zal worden opgehangen. Ook de samenstelling van de klei- fte raden, die de burgemeesters van advies zouden hebben te dienen, laat nog steeds op zich wachten. Achtereenvolgens werden de*i>ur- gemeesters van Barsingerhorn-, die van Eexel,. Egmond aan Zee, Alk maar, Schagen, Bergen, Zijpe, Wieringen, Wieringermeer, Enk huizen, Hoogkarspel, Hoorn en Heemstede door anderen vervan gen. Evenals hun voorgangers zijn ook zij gebonden aan de financi- eele verhouding tusschen de ge meente, de provincie en het rijk, zoodat de gemeentebegrootingen nóg geenszins tot uitdrukking bren gen, wat overeenkomstig de idea len van den nieuwen tijd verwacht mocht worden. Voor Schagen dient te worden vermeld dat het niet bleef bij een burgermeestersverandering, doch dat ook dë secretaris, na een lang durige arbeidsperiode aftrad en dat een jonge kracht voor hem in de plaats trad. Verschillende land- en tuinbouw- vereenigingen werden opgeheven en bij den Landstand onderge bracht, die naar het woord van den boerenleider J. Saai, nog niet den ingang vond, dién men zich had voorgesteld, maar, nu hij öok me dezeggingschap in de voedselvoor ziening heeft gekregen, krachtig zal blijven ijveren, óm voor den boer de plaats te veroveren, die hem toe komt. In de ateliers van het Gemeentelijk Theatefiedrijf te Amsterdam wordt de laatste hand gelegd aan de decors' n de requisleten voor de „Gijsbrecht van Aemstel" VNP-De Haan-Pax m In hel; afgeloopen jaar hebben wij van veïe rijwieldiefstallen moeten gewagen. 22 Mei werden er te Heer- hugowaard zelfs 12 in één nacht ontvreemd. Een dag van groote beteekenis voor het bezette Nederland was de 13de April, toen in een groote bij eenkomst te Amsterdam de N.S.B. werd ingeschakeld in het Neder- iandsche bestuursapparaat en aan Mussert het leiderschap over het Nederlandsche volk in handen werd gelegd. De beteekenis hiervan was, Een C adejaarsverhaal van JAC BKOERSEN r<II het ontwaken van den kor- '*-* ten Decemberdag kwamen en kele vlokjes aangewarreld uit de loodgrijze lucht. Stil-aan zijn er meerdere gevolgd en nu de avond valt, is het èèn witte wade, die de aarde dekt. Het wijde land ligt on der een smetteloos kleed, de dorp- kens en de eenzame hoeven, zoo hier en daar verspreid, zijn speel goedsprookjes gelijk en de molen, ginds aan de ringvaart, lijkt een bleeke schildwacht in ruste. In de oneindigheid van wit zijn slechts enkele grauwe stippen de scha pen, die nog in het veld loopen en die naarstig in de sneeuw wroeten naar het schaarsche voedsel. Ouwe Arie Sanders, die aan het venster staat, uitstarend in den vroegen avondschemer, waarin de contouren der dingen allengs ver vagen, speurt niets van dit alles. Het schoone kerksilhouet aan den einder, zich nog klaar afteeke- nend tegen het grauw van de win terlucht, ontgaat hem, hij ziet ook niet de huizen en de boomen en den molen, die daar staat als een witte wachter hij staart zoo maar uit in het niet, onbewust van de dingen, die om hem zijn. Hij be merkt niet, dat de gloed van het haardvuur langzaam uitdooft en dat het kil en huiverig wordt In de kamer; ook heeft hij niet de vijf slagen gehoord van de oude Frie- sche staartklok, die statig de laat ste stonden wegtikt van het ster vende jaar. Zelfs van den wind, die aan het opsteken is en die met toenemende kracht komt aanrollen uit het oosten, waar zich ver weg de dijk bevindt van het oude Fle- vomoer. heeft Arie Sanders geen weet. "'t. r hij daar onbe- vvegi ai, hue lang, hij kan het zelf niet zeggen toeft zijn denken niet in het heden, doch ver wijlt zijn geest bij wat geweest is in het jaar, dat nu einden gaat. En niet slechts het voorbije jaar betrekt hij in z'n gepeinzen; het witte veld daar buiten is als een bioscoopdoek, waarop de film van zijn feven zich voor hem ontrolt, niet als een logisch geheel, doch in brokstukken en verwarde episoden, nu eens scherp en helder, dan weer vervagend tot een waas, waaruit de beelden maar heel flauw tot hem komen. "LT IJ ziet zich weer als jonge man van achttien, twintig, Pink sterrijdend door de lachende lan douwen, glimmend het paard en blinkend het tuig en naast hem in de sjees de schoonste boerendeerne die ie denken viel, frisch en blo zend als de Meimaand zelve en de boerenkap met eere dragend Een golf van jaloezie was opgegaan on der zijn kornuiten, toen zij zagen, hoe hij met Maartje Dikstaal, het knapste en rïkste meisje uit den omtrek, strijken ging en wanneer hij vooruit, bles! de zweep er overheen lei en het paard aanjoeg tot meerderen 3poed, had het trot- sche geluk hem tot in de keel ge klopt. Hij, Arie Sanders, zou er wel komen... En als het beeld van deze bloeiende Meimaand hoe onwer kelijk lang is dit nu al voorbij langzaam wijkt, maakt het plaats voor een ander, dat scherp in het geheugen is gegrift Weer is het .Mei, een jaar later, een maand van berstende bloesems en van klate renden vogelzang in helblauwe lucht, een maand van rijke belof ten in de natuur en ook in zijn le ven. Weer ziet hij de bruiloft voor zich, zóó feestelijk en zóó rijk-Óvër- dadig als er nimmer een in den om trek was geweest en te midden daarvan hij als bruidegom en zij als bruid met rondom hen de drin kende en klinkende gasten, die van geen scheidfen wisten en die nog in dolzinnigen feestroes aanzaten, lang nadat de dageraad had ge gloord. Tijden van stil geluk waren daarop gevolgd, de eerste jaren op de Mariahoeve, een geluk, zoo diep en zoo groot dat hij het nauwelijks vermocht te omvatten en dat zijn bekroning vond in de geboorte van een welgeschapen zoon, een blonde knaap, die flink en voorspoedig op- grpeide. Het is of Arie Sanders zich aan deze herinnering wil vastklampen, zoo lang blijft dit beeld hem vo'or oogen, doch ook dit geraakt op den achtergrond. Het lost £ich op in enkele korte flitsen uit den tijd, dat het geluk geun einde nemen wilde. Dan, onafwendbaar, stuwen zijn gedachten naar wat daarna komen- ging. C\ NVERWACHT was de kente- ring geweest, die heel het kaar tenhuis van voorspoed en geluk in el kaar deed storten. Het was begon nen met tegenslag onder het vee. De tongblaar had het eeene koe beest na het andere gesloopt, de pest had onder den varkensstapel huisgehouden, de hooioogst was mislukt en tot overmaat van ramp tuimelden de land- en veeprijzen naar beneden. In den beginne had hij, Arie Sanders, zich daar niet druk om gemaakt! hij kon im mers een stootje velen! Doch toen de krach aanhield en het vol gende jaar nog weer slechter was dan het voorafgaande, was een angstige bezorgdheid in hem ge slopen, die nog niet zoo zeer zijn bedrijf gold als wel zijn vrouw- Want de liefde, die zij hem zoo rij kelijk had geschonken, schrompel de met den voorspoed ineen en steeds meer toonde zij zich in de stugge ongenaakbaarheid, die haar van huis uit eigen was. Waar nim mer een hard woord was gevallen, rezen nu conflicten en Maartje, van wie hij zoo zielsveel hield, wendde zich steeds meer vah hem af. Lang had hij dit verdragen, geschraagd door het vertrouwen, dat er een maal een keerpunt komen zou. Doch toen dit maar steeds uitbleef, hadden zijn opgekropt verdriet en zijn gekrenkte trots een uitweg ge zocht en dien gevonden in de marktkroegen van de nabije ste den, waar hij meer en meer ge trouw bezoeker werd en een graag geziene gast, die niet op een borrel keek en dien men roydal betalen liet. Niets was er meer wat hem aan huis bond, zijn vrouw niet en de boerderij niet, die hij liet ver- waarloozen, zoo, dat de stekels hoog. opschoten op het land. Meer malen was hij van sta-d uit op den bakwagen dronken huiswaarts ge reden en had hij bij zijn r-thuis komst gevloekt en getierd op alles wat hern maar in'den weg kwam. En toen, dien eenen keer, was het erge gebeurd, was er plots een vlaag van ontzettende nuchterheid in z'n dronken kop gevaren. Dat was, toen ie bij zijn thuiskomst zijn vrouw betrapt had met dien slam pamper van een dorpssecretaris, als een schurftigen hond ineen krimpend toen de boer als een ge rechte wreker voor hém stond. Een wilde woede was Arie Sanders naar het hoofd gestegen en in niets ontziende drift had hij er op los gebeukt, tot het pafferige manne ke met ontzield lichaam voor hem lag, een gapende wonde in het bleek'e gezicht, waaruit het bloed traag wegvloeide Gewillig had hij zich laten mee voeren door de beide veldwachters, die hem in arrest stelden en met koude onverschilligheid had hij la ter in de rechtzaal, het vonnis over zich hooren uitspreken, dat hem voor vier jaren uit de gemeenschap bande. Die vier jaren in de enge begrensdheid van de cel met een vierkant stukje hemelbleuw ach ter ijzeren tralies waren voor hem als vrije boer èèn marteling ge weest. UERST nu merkt Arie Sanders, ■^dat het koud' wordt en hij treedt terug van het raam. Hij werpt een paar blokken hout in het vuur, dat schielijk opvlamt en dan, in het half-duister, geeft hij zich weer prijs aan zijn gedachten. En wat is er daarna van hem geworden? Veel bemoeienis met het leven heeft hij niet meer ge had. Zijn vrouvy wilde hem, den moordenaar, niet meer terug en ï^aanden, komt, brengt bloemen aan<het jaar is dood! Deze woorden zong eenmaal onze groote Nederlandsche dichter Albert Ver- wey. Het is goed U deze woorden op dezen dag in de herinnering te brengen. Want ook thans is het jaar waarin wij leven, nog slechts enkele uren van zijn dood verwij derd.' Weldra zal het voor altijd teruggekeerd zijn in de eeuwig heid, waaruit het gegroeid is. Een bloem gelijk, die uit de aarde op schiet en eenmaal, verdord en ver gaan, weer door diezelfde aarde opgenomen wordt. {"Yi de jaarsavond is onder alle ^■■^omstandigheden een schoone avond. Hij noopt tot bezinning. De meesten onzer keeren op Oude jaarsavond tot zichzelven in. Zij dwalen door de zalen van het jaar, dat spoedig zijn taak volbracht zal hebben en, als een golf, weer deel zal worden' van de zee der eeuwig dat Nederland, ook na den oorlog, een zelfstandige staat zal blijven. Met den wensch, dat 1943 den zoo vurig begeerden vrede moge bren gen, waarna de opbouw van ons volk, van Europa en van de ver toonde wereld met kracht ter hand zal kunnen worden genomen, be sluiten we deze korte terugblik over het afgeloopen jaar. heid. Soms geeft het reden blijddiap, vaker tot herbelev van Iroefenis, maar altijd stt het >t weemoed. Het voorbij ganeimmers doet rouwviolen luike in ons hart. De klokslag1 twaa uren is als een symbool, gehei de wereld omvat: het Sj bool ;an het onherroepelijk i dwerne, het symbool van i dood dat het symbool van werei en van de menschheid Wat voorbij is kan niet terup haal. worden. Het is een ha wet. Maar zij verliest veel i haar bittere kracht wanneer menrh op Oudejaarsavond, di lenddoor de zalen van het ia zijn ;éweten ongeschonden bevir Waneer hij weet, dat hij i menehelijken plicht vervulde dat ok dit jaar ziin hart den e lijke inzet beduidde, dan zul ook ie verliezen en schadepost welk hij te boeken heeft, hem een inder, meedoogender licht v schijen. Het komt er missch nietin de allereerste plaats-op 3 w a, een mensch verliest, m£ wel in hoeverre hijzelf voor verles aansprakelijk is. zijn de Oudejaarsavond* ^ils kasteelen, die, op gelijl afsinden van elkander, geplaa zijn langs den heerweg van ons ver en in de. laatste uren, voorc het jaar sterft, vertoeven wij hui mijmerzalen, welker rijkdó mei ons toerusten met nieu krcht en diepere wijsheid om b mondig en dapper verder te sch: dei naar de volgende Burcht c Heïnnering. H. P. VAN DEN XARDWï hij wilde haar niet meer, diie de oorzaak was van al wat hij had doorleefd. Zij had de plaats over genomen en was -daar met haar zoon blijven wonen en hij had vol doende geld om handen gekregen om een huisje te betrekken aan den zelfkant van het dorp, waar hij stil voor zich heen leefde' en waar hij de menschen meed, zoo als zij hèt hem. deden. Hij was vóór zijn tijd een ouden man, die zijn dagen telde in eenzaamheid. En nu, op dezen Oudejaars avond, bepeinst Arie Sanders al deze dingen en daarbij maakt een wonderlijk gevoel, zich van hen? meester, dat hij in* jaren niet go kend heeft, een behoefte om weer bij en met anderen te zijn. Wel Is er vaak een verlangen in hem ee- weest naar zijn zoon, die hij nim mer terug zag, of het moest zijn van verre, doch de wereld had voor hem afgedaan. Zijn eenzaam heid heeft hij steeds gedragen, ja ren lang, doch plots wordt het hem te machtig en wil hij zich los maken uit de beklemming die om hem is. Doch waar zal hij heen gaan in welk huis zal hij wel kom zijn? In het zijne, waar hij eens het geluk proefde, niet meer; daar zetelt reeds lang een ander en men zou hem de deur maar wijzen. In welk ander huis van het dorp zou men hem willen ontvan gen? Arie Sanders peinst en weet het niet. Ja, hij weet het toch. Als hij eens, juist vanavond, naar de kerk ging? Jaren lang is hij er niet geweest, had God voor .hem afgedaan. Den dominee, die hem bezoeken kwam, had hij dë deur gewezen, doch de kerkedeur, dat wist hij, zou voor hem open staan. Een poos denkt de oude boer nog na, dan is zijn besluit genomen. Koud en donker is het buiten, warm en licht is 't in het kerkge bouw, waar zachte orgeltonen niis- chen en waar Gods woord gespro ken wordt. Oudejaarsavond is het en van heinde en verre trekt men op naar 't bedehuis, boeren en boerinnen, armen en rijken. Binnen de muren van de kerk zijn allen één. Onder de kerkgangers bevindt zich ook Arie Sanders en de kos ter, dié in 't portaaltje staat, schrikt als \uj hem ziet. Zóó ver baasd is de man, dat hij op den groet. die hem gebracht wordt, geen antwoord weet. En wanneer Sanders, de pet in de hand, de. kerk betreedt, gaat onder de -wachtenden een gemomppl op. dat duidelijk hoorbaar is. Men stoot elkander aan. men fluistert en men spreekt een oogentaai. die niet kan worden misverstaan. Dit aPes ontgaat Arie Sanders niet en hij gevoelt het als een pijnlijk iets dat hij is een uitgestootene, voor wien ook hier geen plaats meer is. Wanneer hij ziin plaats heeft ingenomen, weet hij veler oogen op zich gericht. Andere banken loopen allengs vol. de zijne blijft onbezet. Is er ai eens iemand, die wl inschuiven, dan bemerkt zijl vergissing weldra en tr« zi(h verlegen terug. Wanneer gii.jze dominee den kansel bestij zi Arie Sanders nog steeds alle* CCHOON klinkt het orgelsp '■'door het kerkgewelf, schoon* log zijn de woorden van den p: iiker, wanneer hij spreekt v een zon, die schijnt over goed en kwaden, over rechtvaardig en onrechtvaardigen, doch Ai Sanders beroert het niet. Er een bonzend gevoel in zijn hoo alsof het moet bersten en we neer de kerkdienst ten einde is ieder, hem negeerend, zijns wee gaat, voelt hij zich eenzamer d ooit. De wind is komen opzetten het is ijzig koud. Loodgrijs han de sneeuwlucht over 'de aan Langzaam gaat Arie Sanders zi weg. Waarheen? Hij weet'het ni Werktuigelijk gaat hij voort, dï weggedoken in den kraag van zi jas. Daar, waar hij rechts rac afslaan, staat hij een wijle stil. de dorpsherberg, ziet hij, bran nog licht. Zou hij daar binn gaan? Een lichte aarzeling inhe overwint hij dra. 't Kan hem ni "schelen, of hii daar welkom een borrel heeft-ie noodig om 1 te komen. Een borrel en nog e< en nog een... Heel den verderen avond i Arie Sanders in de dorpskrof waar hij op tafel slaat om e* glas jenever en het in één tei leeg drinkt, telkens als het*we gevuld wordt. Weinig bezoeke zijn er maar, doch die er zij profiteeren mee, eerst weifelen doch weldra van ganscher hart want de drank is goed en degai heer is royaal en zij hebben to< niets te verspelen. Elf uur wor het, half twaalf en tegen midde nacht drinkt men broederscha uit de beste wenschen en valt kaar lallend om den hals. Wa neer het middelnacht slaat, slu de kastelein de. deur en staat Ar Sanders in den sneeuwstorm 8 leen. O. "ja, rechts af moet-ie. gai het door z'n verhitte brein. D vervloekte sneeuw maakt je c oogen blind en. merkt hij nu eers zoo heel vast ter been is hij o^ niet. Z'n kameraden zijn den ai deren kant uit, maar 'hij zal allee z'n weg wel vinden, heeft-ie troi wens altijd gedaan en halt - hier is het landpad, dat naar zij huis leidt. Nu moet-ie eerst brug vinden waar is die noi links of rechts? Ja. rechts natuu: lijk. in die sneeuw kun ie niet zienNee, dat is de brug nie nee. dat is 't water. Nee, Arie Sar ders, je moet terug. 'Terug, maa 't kan niet meer. daar zakt d sneeuw onder hem weg. hij stru: kelt, wil zich vastklemmen, grijp in 't duister en dan. dan is e niets meeralleen wat kringe tjes op het water, die God alleei ziet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Dagblad Noord-Holland, Schager editie | 1942 | | pagina 5