Maandag, 30 October 1944 Tekst van de nota van de Nederlandsche regeering door haar diplomatieke vertegenwoordigers dd. 28/1.' .4 overhandigd aan de vertegenwoordigers van alle Vereenigde Volken en de aan hun geassocieerde regeeringeru: Verschillende rapporten zijn ontvangen van de l.au.erl,verzetsbeweging die aantoo- nen, dat de Duitschers de laatste tijd vernielingen hebben uitgevoerd in dat deel van het land dat zij nog bezet houden, ei groot deel daarvan kan niet toe geschreven worden aan overwegingen van militaire aard, het is kennelijk moedwil lig en boosaardig. In de huidige omstandigheden wordt het niet raadzaam geacht hiervan bepaalde voorbeelden te noemen en door begrijpelijke omstandigheden kan ook geen volledig overzicht worden gegeven, .it kan pas in een later stadium worden gedaan. In geringere mate hebben de D. alvorens terug te trekken in de nu bevrijde deelen van Nederland hetzelfde gedaan; met betrekking tot dit gebied kunnen voorbeelden gegeven worden. abrieken werden opgeblazen en machines ver wijderd om redenen die geenerlei verband hielden met militaire operaties, mij nen zijn in groote mate beschadigd en het willekeurig bombardeeren met vliegende bommen heeft verdere schade toegebracht. Een bijzonder schadelijke vorm van ver nieling is het onder water zetten van vruchtbare streken met zout water, zelfs in gevallen dat zoet water voorhanden was. A. dere streken zijn in ruime mate on der water gezet met rivierwater, hetzij op roekelooze wijze, hetzij zonder eeni- ge militaire noodzaak. Het behoeft geen betoog, dat het vraagstuk van de steunverleening en wederop bouw voor zoover dit Nederland betreft, op deze wijze oneindig moeilijker is ge worden. Zonder overdrijving kan worden gezegd, dat de kracht om zich te herstel len van het zoo dicht bevolkte Nederland uitermate verzwakt zal zijn, zoowel uit het oogpunt van landbouw als van nijverheid en handel. Gezien de plundering en afpersing door den bezetter in strijd met de aagsche Conventie van 1907 betref fende de oorlog te land en bovendien gezien internat.gebruiken, hebben deze verwoestingen en beschadigingen thans waarlijk enorme afmetingen aangenomen.Men kan onmogelijk verwachten, gezien ook de rechtmatige vorderingen van andere na tie' s, dat Dlnd. in staat zal zijn binnen een redelijk tijdperk de schade in Ne derland goed te maken door economische waarden van de eene zijde van de grens naar de andere zijde over fie brengen. Bovendien heeft de ervaring aan het eind van de vorige oorlog opgedaan geleerd, welke gevaren dit meebrengt. Ook zal Dlnd moeten leeren in te zien, dat agressie geen voordeel oplevert. Het is daarom mo gelijk dat Nederland, ondanks zijn ingeboren afkeer van met wapens afgedwongen veroveringen, tot de gevolgtrekking zal komen, dat in zijn geval substantieele maatregelen tot herstel nGodig zijn, zoodat een geschikt deel van het aangrenzen de jèxxfc Pruisisch gebied of zal moeten worden afgestaan aan Nederland of op eeni ge andere wijze op tijdelijke of permanente grondslag gebracht zal moeten worden onder beheer en in het economische kader van l.* «rland. Bij afstaan van een der gelijk gebied aan Nederland zou lnd. de Pruisische bewoners van dit gebied moe ten opnemen. Het kan niet de taak zijn van het huidige l.'a .Kabinet Nederland, dat niet op de gewone wijze kan worden geraadpleegd, te verplichten tot het volgen van een definitieve politiek betreffende zulk een belangrijke aangelegenheid, waarom trent bovendien niet onmiddellijk een beslissing moet worden genomen. De Nederl. regeering acht het echter haar plicht de Nederl»rechten te reserveeren, in het bijzonder het recht om na zijn bevrijding zijn weloverwogen meening en eischen te formuleeren en acht het tevens haar plicht dit aan de regeeringen der Vereen. Volken in het bijzonder en aan de openbare meening in het algemeen ter kennis te brengen. Dit doende laat de led.regeering buiten beschouwing de smart en het leed die het Ned.volk zijn toegebracht door de vertegenwoordigers van het volk van Dlnd..Die smart veroorzaakt door het wraakzuchtig worgen van ons nationale bestaan, de deportatie van onze mannelijke jongelingschap, de uithongering door den invaller veroorzaakt, de op groote schaal gepleegde moorden en middeleeuw- sche martelingen, die de dood van duizenden goede burgers ten. gevolge hebben ge had, die smart moge om vergelding schreeuwen, zij kan nimmer worden gemeten in termen van materieels waarden. - In eén korte toespraak, welke volgde op het voorlezen van deze nota, zeiae onze Minister van Buitenl.Zaken, Kr.. i.N. v..ICLeffens hieraan weinig te hebben toe te voegen. "Zooals uit de nota blijkt, stelt de _d.regeering in dit stadium geen eisch tot .aanhechting van Duitsch gebied, doch wel achtte de Ned.regeering het verstandig voor het Ned.volk uitdrukkelijk het recht voor te behouden zoodanige aanhechting te verlangen, indien ons volk na rijp beraad na de bevrijding tot zie blad 2

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1944 | | pagina 1