Woensdag Een ontmoeting met Sinterklaas VOOR DE KLEINTJES Een luchtreis met verrassingen Toen ik vanmorgen vroeg, in een koude wind naar de redactie ging, suisde er opeens een geweldig gevaarte over mijn hoofd. Van schrik liep ik hard weg. Toen ik tenslotte even durfde kijken: Wie denken jullie dat ik zag? Sint Nicolaas op een mooi witpaard met een rood-en-wit dekkleed! Maar op hetzelfde ogenblik hoorde ik ach ter mij hoe een zonderlinge stem in het raarste Nederlands, dat ik ooit gehoord heb. riep: „Kom maar eens hier! Kom maar eens hier!" Ik schrok mij ik-weet-niet-wat, want een donke re man in vreemde, gele kleren ste vende op mij af. Jullie begrijpen het natuurlijk al: die man was Zwarte Plet. Ik wilde wegkruipen, ik dacht dat ik hem nog wel kon ontgaan.... maar voordat ik één stap had gedaan voelde ik een grote hand in mijn kraag en een stem die sprak: „Wat doe jij daar? Wat doe jij daar?" Ik moet met Zwarte Piet mee. En ik moest mee! Bibberend en be vend sloeg ik met Zwarten Piet de hoek om naar het station, waar Sin terklaas nog steeds met zijn paard wachtte. Hij las juist in een geweldig groot boek met gouden en zwarte let ters. Op de gouden bladzijden stonden de nam;n van de kinderen, die goed opgepast hadden, en wie er op de zwarte bladzijden stonden: dat kunnen jullie wel raden! Eerst was ik wat bang. maar toen ik het gezicht van Sinterklaas zag, had ik mijn moed weer bij elkaar, want de Sint lachte, lachte, nee, hij gierde het uit. „Zo bangerd", zei hij, „waarom kroop je weg? Dacht je, dat ik je niet zou vinden?" En toen ik toch in de war niet gauw genoeg antwoordde, stootte Piet mij aan, en zei: „Toe, ant woord dan!" Ja, Piet, meneer. Sint, meneer Sin terklaas, ik.... uh.... ikke had hetik stotterde en wist niks an ders te zeggen dan: „Ik had het koud!" „Mee", zei de Sint, „mee, want nou Jok je!" Het huis van Sinterklaas. fin daar gingen we in optocht: voor op Sint Nicolaas te paard, daarachter ik, en toen Piet. We liepen een heel eind tot we aan een mooi, groot huls kwamen. Waar dat was. dat mag ik jullie niet vertellen, want ik heb den Sint beloofd niets te verklappen. Ik dacht: „Nou moet Sinterklaas na tuurlijk afstappen", maar nee, op de schimmei ging hij de stoep op, boog zich voorover, stak de sleutel in het slot en reed toen de gang In! Eerst was ik bang geweest, want nou ja, ik was niet altijd erg zoet ge weest. Maar toen de Sint ln de grote, brede gang was afgestegen en Piet het paard had weggebracht, was ik *1 weer gerust. Want Sinterklaas lach te weer, bijna grappig, alsof hij mij voor de gek had "gehouden. „Kom maar binnen, jongeman, dan kun je ons mooi helpen met het in-» pakken van de geschenken", sprak hij. „Aha", dacht ik. „Dit is mijn kans". Want daardoor kon ik den Sint het een en ander voor de krant vragen en ik zou meteen te weten komen of ik dit jaar ook wat kreeg! Maar dit laatste is mij slecht beval len, want welk pakje ik ook van de geweldige stapel afnam: mijn naam stond er niet op Sint's gouden schaar. De Sint zat aan het hoofd van een geweldig grote, ronde tafel. Recht voor hem lag het grote boek, waarin hij af en toe een naam schreef en in zijn linkerhand had hij een grote gouden schaar! Daarmee knipte hij telkens een stukje van een lange lijst, die door de hele kamer kris-kras lag verspreid, als een griezelige slang om al de heerlijke chocolade en het prach tige speelgoed. Die lijst bevatte de na men van alle kinderen. En op ieder stukje, dat de Sint met de gouden schaar er af knipte, stond een naam geschreven. Maar na een uur heb ik Sint toch een paar dingen gevraagd, want ik was toch zoo nieuwsgierig! „Sinterklaas", zei ik, hoe bent U nu eigenlijk gekomen? U suisde zo door de lucht, dat 't wel* leek of het paard een vliegmachine was". „Ja, jongeman", antwoordde Sin terklaas, „eigenlijk mag ik 't je niet vertellen. Maar..., 't is voor de krant, dus luister maar. We zijn met de boot uit Spanje in Rotterdam aangekomen. De burge meester heeft ons van het schip ge haald. Op de wal gaf hij mij de gou den schaar, die ik verleden jaar had verloren, terug enje raadt het ncoithij gaf mij een groot, heel groot wit papier, zo groot als het grootste tafellaken. En op dat tafella ken-papier waren allemaal heel klei ne nummertjes gedrukt. Ieder num mertje: „Oh, dat waren zeker nummertjes om in de rij te tsaan bij de autobus sen!" riep ik uit. „Mis", zei de Sint. „Mis. op ieder nummertje kon ik chocolade of speel goed kopen. Dat waren rantsoenbon nen. Want de burgemeester had niet begrepen waarom ik zo'n grote gou den schaar had. Hij dacht voor de bon nen". „Ja, Sinterklaas, ja, dat is waar. Maar hoe bent U nu hier gekomen?" De Sint lachte slim. Zou hij het ver teller» of zou hij het voor mij verzwij gen. Langzaam sprak hij tenslotte: „Ik ben hier gekomen en eigenlijk ben ik hier niet gekomen. Ja, kijk maar niet zo verbaasd om je heen. Ik ben hier en jij ook. Maar anderhalf uur geleden was ik nog in Haarlem en een minuut later waren we hier". WOENSDAG is het vijf December 't Grote feest van Sinterklaas, Woensdag strooit hij echte moppen Met zijn zwarten Pieterbaas. Woensdag rijdt hij op zijn schimmel, Die haast overal blijft staan Zal hij door de schoorsteen komen, Of de voordeur binnen gaan? Woensdag is het vijf December, 'k Droom vannacht vast van den Sint; Zou hij mij nu niet vergeten, Komt hij wel bij ieder kind? 'k Zal nog eens een liedje zingen, Voor de schoorsteen, bij mti schoen Sinterklaas, ik ben nieuwsgierig Wat of U ar in zal doen. NICO SPLINTER. V.. Het wooderkleed. Je hebt wel gezien hoe 'n breed en groot rood-en-wit dekkleed mijn schimmel droeg. Wel, dat kleed is on ze motor. Zodra wij hard rijden, wordt het kleed uitgeslagen en als een vlieg tuig vliegen we door de lucht. Willen we landen zoals zo even op 't plein dan trekken we aan het kleed, en vliegen we langzamer". Ik geloofde het niet; ik kon het ge woonweg niet geloven. Een kleed, een paardenkleed, dat een motor was? De Sint keek mij lachend aan: „Ge loof je 't niet? Kom maar mee! Dan zal ik 't je laten zien". En meteen stond hij op, baande zich een weg dooi de pakjes op de grond, riep te gen Piet dat hij maar even hard moest doorwerken en ging naar de kapstok. Daaraan hing het mooie rood-en-witte kleed. De Sint pakte het en sloeg het als een mantel om mijn schouders. „Let nou op", zei hij, „loop nu snel naar de deur, en sla je armen wijd uit, maar pas er op niet je hoofd te stoten!" En werkelijk: nauwelijks had ik mijn armen uit elkaar geslagen of ik voel de dat ik vloog, al hoger en hoger, tot het plafond van de toch hoge ka mer toe. Ik dacht al: „Oh jé, nou kom ik met mijn hoofd tegen de lamp", toen met een geweldige slag., ik wakker werd! „DAT ZIET ER SMAKELIJK UIT", zegt St. Nicolaas. Persoonlijk is hij zich op de hoogte komen stellen van de vervaardiging der lekkernijen, welke hij mor gen zal uitdelen. Vlak voor mij zat nog steeds de Sint,Zeg slaapkop", zei hij, „wat doe jij gek, waarom gooide je dst pak je in de lucht, zodat het op je hoofd terug viel?" Ik wist niet hoe ik 't had: „Had ik even geslapen en had ik Sinterklaas toen verkeerd verstaan?" „Ja, Sinterklaas, dat kleed.... die vliegmachine enenne.... ik vloog". Tegelijkertijd viel mijn oog op het pakje, dat naast mij was gevallen. Ik hoorde den Sint 'lachen. En ja hoor: dat pakje, dat mooie pakje, dat ik in de lucht had gegooid en dat op mijn hoofd was gevallen, was voor mij. Vlug maakte ik 't open, nog een pa piertje, nog een zakje en toen, ten slotte, hield ik een heel klein choco lade-lettertje in mijn handen. Blij dat ik was! Blij! Ik had den Sint en Zwarten Piet wel willen omarmen. En toen Ik een kwartiertje later wer kelijk wegging, kon ik 't niet laten om Sinterklaas te vragen: „Heeft U nu echt gevlogen met het paard?" De Sint lachte eens en voordat hij de deur sloot zei hij: „Kijk vanavond maar naar de daken! En veel plezier van je chocoladeletter!" Pepernoten voor de groten Naar wij vernemen is de schimmel van St. Nicolaas aan de vlekziekte gestorven. Bij de lijkschouwing bleek, dat het dier deze ziekte ruim 280 jaar onder de leden had. De doktoren hadden er niets van bemerkt. Op speciaal verzoek van den Sint is een verbod uitgevaardigd om ter gelegen heid van zijn verjaardag taai-taai te koop aan te bieden. De bevolking heeft (het) al taai genoeg gehad. Velen zullen zich erover verwonderd hebben waarom de beloofde verbetering in de verstrekking van de Hollandse oude klare nog niet is gekomen. Dit is ook geschiedt op verzoek van St. Nicolaas- De Zwarte Pieten zijn namelijk zeer zwak wat betreft het gebruik van sterke drank. Ze kunnen er maar niet aA/S afblijven en willen tot elke prijs hun bor rel drinken. Sint zag hierin een gevaar en heeft weten te bereiken dat eerst na hun vertrek de verstrekking weer normaal zal worden. De Nederlandse artsen moeten Sinter klaas niet meer zo aan zijn oude hoofd zeuren om auto's. De arme man krijgt er werkelijk hoofdpijn van en het helpt toch allemaal niets. Voor auto-s zijn andere gegadigden, dat moeten de dok toren toch eindelijk eens begrijpen. Maar, misschien heeft Sint op zolder nog wel een klein partijtje half-sleetse etsbanden liggen. Als hij ze daar een plezier mee kan doen, graag. Tenmin ste, als ze zoet zijn en niet meer zeuren over dingen, die toch onmogelijk zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1945 | | pagina 3