In Fischen (Dachau> MADELIEFJE KIJK-UIT Kerstmis I944~~) IN STERRENRIJK Door Diet Metzger De sirene loeit. Accuut luchtge- vaarl *t Is middag, de Messerschmidt- fabriek loopt leeg. Wij „Haftlinge" gaan in marsformatie naar ons „La ger'' terug. We zetten er een flinke pas in om enige warmte te krijgen. De koude, 30° vorst, dringt door on ze dunne zomerkleding, we huive ren. Nochtans verheug ik mij op de ze wandeling, we zien nu de omge ving eens bij daglicht. Het is wind stil, roerloos staan de grote spar ren, een zware sneeuwlast doet hun takken neerbuigen. De zon glinsert op de sneeuw en tekent scherpe schaduwen in de sparren. Zij staan daar, als dromen zij van vrijheid en vrede. Stilte en rust heerst er in dit, met een meter dikke sneeuw laag bedekte landschap. In de verte glijden in snelle vaart enige ski'ers van een berghelling, een paar kraai en zetten zich krassend neer op een tak. Wat is de natuur wonder baarlijk mooi. De natuur geeft moed tot het leven. Voor ons ligt ons Lager aan de voet van een 1000 m. hoge berg. Boven op de top staat een groot kruis, dat nu in het zonlicht te onder scheiden is. „Eins zwo drei vier!" klinkt het commando, dat ons kort Haftling- pasje aangeeft. De sneeuw kraakt on der het rythme van onze Holzschuhe. Een vriend loopt naast me, we den ken aan huis, aan de „vrije maat schappij" onder Duitse verdrukking, aan ons gezin. „'t Vorig jaar was ik thuis, vier de Kerstfeest met illegalen". ,,Ik ben nu vier jaar van huis, t vorig jaar was ik in Natzweiler. De tweede Kerstmiddag hadden we twee uren vrij. We moesten aantreden op de appèlplaats, twee der onzen wer den opgehangen wegens een poging tot ontvluchting". „De Duitsers zijn in het offen sief, ze zijn doorgebroken in België. Zij hebben hun Kerstverrassing. Als we deze winter maar doorkomen, dan hebben we een goede kans om de vrij heid te mogen beleven". „Wat zal ik thuis vinden, 'k heb in twee jaar geen bericht van mijn vrouw gehad". Bij het Lager staat de wacht te kleumen op de wachttorens en aan de ingang, het prikkeldraad trekt donke re lijnen tegen de sneeuw. „Mützen ab!" We worden geteld en rennen het lager in. Het lied der Vic torie klinkt ons in de oren „schwere Verbënde" vliegen Zuid Duitsland bin nen, we zien de vliegtuigen schitteren In de zon. Onze dag is goed. Ergens tussen hun bedden hebben de Tsjechen een Kerstboom gezet, versierd met sterren van glaswol. Gisteren hebben ze Heilige Abend" gevierd. Ze gaven elkaar een hand en een zoen op elke wang. We verston den hun taal niet, maar hun ogen spraken: „Kameraad, behouden thuis komst". Aart en ik lopen de barak heen en weer om warm te worden, er brandt geen kachel. We vertellen elkaar van ons leven en geven elkaar een bood schap mee voor vrouw en kind, voor het geval één van ons thuis mag ko men en de ander niet. Vele van onze kameraden zijn gestorven, luizen en typhus bedreigen onze ondervoede lichamen iedere seconde. We spreken goed en kwaad, over God -en Duivel, We zijn overtuigd van de overwin ning door ,4iet goede". Persoonlijk zullen we misschien sterven maar we prijzen ons gelukkig in deze strijd aan de „goede" kant te hebben gestaan. Dikwijls hebben we de dood in het Aangezicht gezien, nog is hij steeds aan MM voorbij gegaan. We hebben ge- Kerstmis 1944Welke gedachten roepen deze twee woordjes in ons op. Waren er velen bij machte, dét Kerstfeest nog te vieren? Na de slagen, die de Dood hen toebracht, in het aangezicht van de Honger.... „Vrede op Aarde, in de mensen een welbehagen". Was er ruimte voor nog iets anders dan droefheid en schaamte? En tóch ook door deze, bloed rode Kertsnacht, straalde een Licht.. Zelfs zij, die uit de Duitse concen tratiekampen terugkeerden, weten daarvan te getuigen. voeld dat ons lot in God's macht be sloten ligt. Eigen fierheid -en wils kracht putten we uit een diep ver trouwen, dat als het ware uit ons on derbewustzijn komt opwellen. Wij voelen het zo als een Duitse soldaat het schreef. AN MEINE MUITER. Mir ist, ich seh dein Ar.gesicht, Umrahmt von weiszen Haaren: Geliebte Mutter, sorg dich nicht Es geht mit uns ein Herrgottslicht Durch alle Kampfgefahrenl Der Sonne, Mond und Sterne hSlt, Es segnet unser Ringen Für eine^f schonere Zukunftswelt. Und wer, getreu dem Eide, fallt, Wird sich zu Ihm aufschwingen. We hebben het gevoel een bescher ming te genieten tegen de gevaren, waarvan we niet begrijpen dat wij er nog niet aan ten offer zijn gevallen. Waarom stierven anderen, waarom leven wij? Waarom Duitse soldaat ston den wij in eenzelfde Godsvertrouwen op leven en dood tegenover elkaar? Ben je gestorven of leef je nog? De levenden hebben een schuld aan de doden, een plicht voor de toekomst. Als het in de wereld goed zal komen, hebben wij, Duits soldaat, na de oor log, in éénzelfde schuld aan de doden, te strijden voor éénzelfde doel: een menswaardig bestaan voor ieder volk, voor ieder mens, gebonden in verant woordelijkheid tot de gemeenschap der volkeren. Signaal veilig. Appèl in de barak. Een capo raakt in het voorbijgaan de Kerstboom aan, takjes vallen af. „D'r aus mit dieser Schweinerei!" De Kerstboom wordt de barak uitgesme ten. We gaan weer naar de fabriek, de eerste Kerstdag nadert zijn einde. Als we terugkomen is het donker, de spar ren staan in het licht der schijnwer pers, de sneeuw glinstert op de tak ken, ons Kerstkamp. Gezang klinkt in mijn oren, orgel tonen ruisen in de verte, ik zie men-, sen een kerk binnen schuiven, zij ko men in het licht van de Kerstboom. „Stille nacht, Heilige nacht".... RINDERT BAKKER. O, DENNEB OOM. O, DENNEBOOM! Viruly vertelt in „Wij vlogen naar Indië" hoe de Raaf, met de post voor Holland aan boord, op 24 De cember, over de Syrische woestijn vliegt. De opvarenden hebben ge hoopt met Kerstmis thuis te zijn. Met name de enige passagier een dichter, die meer dan een jaar in. Indië heeft rondgezworven droomt van zijn Brabantse dorp: sneeuw op de dennen en de spar ren, waartussen hij, twintig jaar geleden, met een klein handje in 'n grote hand, mee heeft gemogen naar de vroegmis. Diepe sterren in een blauwe vrieslucht, piepende voetstappen over witte landwegen, donkere gestalten, die door de nacht naar de kerk gingen en 's ochtends na de mis het kleppen van zijn oude torenklok over een nieuwe, witte wereld. Daarom heeft hij het post vliegtuig genomen. Maarde Raaf zal Holland voor Kerstmis niet meer halen. In Rangoon was bij het uitrijden van de hangar de staart- steun gebroken en twee dagen la ter, in Allahabad, had de man met de hamer, deze onzichtbare, boos aardige figuur, welke om zijn onge legen aankomende en soms catastro fale klappen maar al te goed bekend is bij allen, die met menselijk kun nen op een doel afgaan, eerst recht toegeslagen; het smeersysteem van de linkermotor had gefaald en drie etmalen waren nodig geweest voor het herstel. Daarmede was het lot bezegeld van al die brieven en pak jes, welke uit alle hoeken en gaten van Indië voor Hollandse huiska mers bestemd waren, zij zouden on herroepelijk te laat komen. En nog is de maat der rampen niet vol. Het gebrom der motoren zwijgt plotseling, er moet een nood landing worden gemaakt, twee uren van het stadje Betlehem. Wanneer in die nacht de piloten er op uit zyn om hulp te halen in Jeruzalem, aanschouwt de dichter, op de grond gezeten tegen het wiel van de Fokker, hoe de sterren ry- zen en weer dalen rondom Betle hem. En in zyn hart wordt geboren een diepe vrede, een ontroering zo klaar, dat hy er eerst veel later in weinige, zeer zuivere verzen iets van heeft kunnen uitzeggen. De nacht is koud en verlaten lijken de velden. Slechts komen eenmaal, kort na middernacht, een paar haveloze her ders aangelopen, die aarzelend, op een afstand, een korte tijd blyven kijken naar de grote gestrande vo gel, dan ziet de dichter hen weer terugwijken om verder de nacht wacht te houden bij hun kudden, waarvan soms zwak gerucht van os sen en ezels hoorbaar is. Die nacht komt tot hem het geluk om het mysterie van de geboorte zoals het gekomen was tot het kleine drome rige jongetje van 't Brabantse dorp en zoals het ook gekomen moest zijn tot de eenvoudigen, die eens in die zelfde landstreek de blijde bood schap voor het eerst vernomen had den. Kan ook ons, in' den jare 1945, die vrede geworden? Mag wat toen aan dat eenzame Hollandse vlieg tuig is geschied, niet symbolisch he ten voor wat thans ons ganse volk heeft ervaren? Is ook ons de idylle ener Kerstviering als in onze jeugd niet uit <de hand geslagen? (Met name hun, die thans uit Indië naar het moederland onderweg zijn?) Zit ten wij niet, na de geduchte klappen, die de man met de hamer heeft uit gedeeld, aan de grond? Heeft ons vliegtuig, dat fier en sterk zich bo ven deze wereld verheven had, geen noodlanding moeten maken? Is ons vertrouwen in menselijke techniek en menselijke kracht niet diep be schaamd? Hoevele verloren mensen zyn er onder ons, die leunen in de nacht op het gestrande vliegtuig hunner verwachtingen. Of is het wellicht noodzakelijk, dat wij deze noodlanding maken, al eer God ons kan beschijnen uit Bet lehem? Mocht het zyn, dat wij dalen, waar een nieuw licht ons zal be stralen. Mocht het zyn, dat wy lan den in diezelfde landstreek, waar Christus wérd geboren. Kerstmis wil zeggen: stil geleund op het gestrande vliegtuig onzer menselijke verwachtingen, in diepe vrede te aanschouwen Zyn komst in de wereld. P. v. d. MEULEN. Achter de zee tegen de hoogste dui nenrij bloeide een madeliefje. De bloempjes noemden haar madeliefje Kijkuit, omdat ze de hele dag maar rond stond te kijken en geen tijd had om eens met hun te praten. Dan bewonderde ze de lucht, de prachtige wisselende werking van lij nen en kleuren, dan de nooit rustende zee. Als het avond werd en de andere bloempjes zich al klaar maakten om te gaan slapen, stond zij nog klaar wakker en wachtte tot ze de eerste sterretjes zag verschijnen. Die knikte ze dan vriendelijk toe, vouwde haar blaadjes samen en sliep tevreden in. Maar achter een dikke wolk keek Sterrenkoning naar dat kleine bloempje. Hij verheugde zich over de dankbaarheid die het bloempje toonde aan de trouwe wachters in de nacht. Sterrenkoning gaf aan een elfje, dat net in de buurt rond vloog, bevel, langs zijn stralen naar beneden te vliegen en het madeliefje bij hem te brengen. Elfenkind liet zich langs een licht straal naar beneden glijden en groef Kijkuit de wortels uit. Daarna vloog ze met haar omhoog, 't Madelief je wist niet wat met haar gebeurde. ze voel de zich opgenomen en omhoog gedra gen. Plots bevond ze zich ln een lichtende schitterende ruimte, „we zijn ln het rijk van Sterrenkoning", hoorde se fluisteren. „Ik ben elfenkind en draag je naar hem toe". Madeliefje Kijkuit stond voor de koning der sterren, die haar vriende lijk toeknikte. Ik heb je hier laten roepen, omdat jij *t enigste bloempje bent die de sterren 's avonds begroet. Alle bloempjes groeten de zon, maar aan haar broertjes de sterren denken ze nooit. „Dat komt", sprak het madeliefje, „omdat de zon licht en warmte geeft, daardoor ontvangen de bloempjes le venskracht. De sterren geven alleen maar licht. Wanneer de bloempjes de hele dag gebloeid hebben zijn ze 's avonds te moe om daar naar te kijken". „Ik begrijp het wel", «prak Sterren koning, maar wij geven wat wij kun nen en het is prettig te weten dat het gewaardeerd wordt". „Ik zal de bloe men vragen u te groeten voor zij sla pen gaan", zei Kijkuit. Maar Ster renkoning sprak: „Zou je niet hier willen blijven?" „Mijn rijk Is groot en mooi". Je houdt immers van al wat mooi is? „Sterrenkoning", zei het madelief je, .,ik weet dat het hl Uw Rijk mooi er is dan op de aarde, maar toch zal ik altijd terug verlangen naar dat kleine plekje tegen het duin. Toen gaf Sterrenkoning aan Elfen kind bevel, madeliefje Kijkuit terug te brengen naar de aarde. En Elfen kind vloog naar beneden en plantte haar op het zelfde plekje waar ze eerst haar worteltjes uitgegraven had. Toen kon Elfenkind nog net langs de laatste straal van Sterrenkoning om hoog vliegen vóór de zon op kwam. yiET.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1945 | | pagina 4