C Vele Duiisers zijn ondergedoken Lampe de vreesachtige D Brieven uit Duitsland I r Een groter vraag naar cigaretten dan naar voedsel CD Men kan het dagelijkse leven in een grote stad hier van twee kanten be kijken, xoals de leden van de bezet tingsmacht het trien en zoals de burgers aclf het zien. Het zal onze lezers zeker interesseren enig inzicht te krijgen in de vraagstukken, waarvoor de Duitser in het algemeen belangstelling heeft. En dat is dan zeker niet de politiek, die momenteel nog aan de grote massa voorbijgaat. Neen. Allereerst het wo ning-vraagstuk; dan de zorgen voor kleding, meubilair en vooral voedsel en tenslotte ontspanning. De queues voor de bioscopen zijn hier even bekend als bij ons. Men zal zich ongetwijfeld afvragen, hoe het mogelijk is, dat een stad als Hannover, die voor en tijdens de oorlog 440.000 inwoners had, en nu toch mins tens de helft van dit aantal herbergt, aan al deze mensen woonruimte kan verschaffen, waar toch het centrum ge heel is weggevaagd en ook vele buiten wijken zwaar beschadigd zijn. Op het eerste gezicht lijkt dit ook iet mogelijk. Wanneer men echer In zo'n zwaar getroffen wijk eens nauwkeurig rond kijkt, blijkt, dat zelfs onder de grootste puinhopen de kelders nog vrijwel intact zijn. Tallozen huizen dan ook onder de grond in de kelders, die van alle com fort verstoken zijn, zonder vensters, of schoorstenen, met geïmproviseerde deu ren. Dan zijn velen bij verwanten en kennissen ingetrokken, zodat een vier- kamer-woning vaak 3 of 4 geziDnen telt. Vreemdelingen, die in Hannover op de doorreis bleven stekeng en in andere zones thuishoren, alsmede duizenden Polen, worden tijdelijk ondergebracht in grote zogenaamde DP (Displaced Persons) kampen. Daar wij, Hollanders in Engelsen dienst, in Holland de bezetting met al zijn beperkingen hebben meegemaakt, interesseren wij ons sterk voor de levensmiddelenrantsoenen, gas. electri- citeit en brandstoftoewijzingen enz. Wat de electriciteit betreft, zuinig heid h'ermee is geboden, evenals met gas. Wel rijdt de tram de gehele dag, tot avonds half acht. Gastoevoer vind op bepaalde uren plaats en alleen voor kookdoeleinden. Verwarming geschiedt door het sto ken met hout, aangezien aan particu lieren geen kolen worden verstrekt. Daar echter de houttoewijzing gering is. ziet men een dagelijkse stoet van bur gers, oud en jong, die er met allerlei hondwagens, kinderwagens enz. op uit trekken om in de naburige bossen hout en soms hele bomen te sprokkelen. 1 De levensmiddelenvoorziening is, al besla» v,ans j,jer jn Hannover, behoorlijk, ■ieêt- oral wanneer men deze vergelijkt met de rantsoenen, die in Holland in de laatste oorlogswinter werden toege wezen. Ook „haternisation Indien ooit iets heeft bijgedragen tot het begraven van de strijdbijl tussen Britten en Indonesiërs, dan is het wel het houden van een voetbalwed strijd tussecr Britse militairen en In donesiërs geweest, die in Batavia op het Koningsplein gehouden is en in een gelijk spel (22) eindigde. Dui zenden enthousiaste toeschouwers juichten spel en spelers toe. Onder de toeschouwers bevonden zich gene raal Sir Philip Christison, de burge meester van Batavia, die de aftrap deed en de heer Abbenhuis, com mandant van Amaca (vroeger Nica). De scheidsrechter was een Indone siër, terwijl beide grensrechters Britten waren. Op een gegeven ogenblik werd de Indonesiërs een strafschop toege wezen. maar de nemer van die straf schop was blijkbaar van mening, dat deze straf te zwaar was en trapte opzettelijk naast het doel. Een onzer correspondenten, thans verbonden als tolk bij het Engelse leger in Duitsland, geeft in een aan- taT~brieven voor onze lezers zijn ervaringen weer. En, wat meer zegt, wat hier op de bonnen wordt toegewezen, is ook inder daad voor iedereen te verkrijgen. Er komt een 4-wekelijkse bonnenlijst uit. Deze lijst wijst o.m. aan: 11000 gr. brood, 8 kg. aardappelen, 3 liter tapte melk, 200 gr. boter. 200 gr. margarine. 300 gr, suiker, 250 gr. marmelade of kunsthoning, verder vlees, kofie-surro- gaat, kaas in kleine hoeveelheden. Bovendien krijgt elke volwassen mannelijke Duitser per 4 weken 40 Duitse cigaretten. of 10 sigaren of 50 gr. tabak, alles inlands. Al met al een bonnenlijst, die wij vorig jaar om deze tijd als een herin nering aan Luilekkerland zouden be schouwd hebben. Vanzelfsprekend zijn ook hier be paalde plaatsen, waar de zwarte han del welig bloeit. Tegenover het hoofd station was tot voor enkele weken de erkende „zwarte markt". Als neventak van het bedrijf was daar ook een leven dige ruilhandel, waar de koers van de aangeboden artikelen in cigaretten werd genoteerd. Hier waren natuurlijk de Geallieerde troepen de voornaamste afnémers. De cigaretten zelf „deden"" tot voor kort 2 a 3 mark per stuk, thans zijn ze iets gedaald en halen ongeveer 2 M. Er is echter meer animo voor het ruilen van sigaretten tegen ringen, hor loges, camera's enz. Enige „prijzen" mogen hier worden aangehaald: Een fles Duitse wijn of likeur 50 si garetten: vestzakhorlogcs, zilver plm. 100; Armbandhorloges. verchroomd plm. 300; gouden armbandhorloge 1500. Lieden, die deze artikelen niet kun nen ruilen en toch willen roken, poste ren zich bij de bioscopen, waar voor de aanvang der voorstellingen lange rijen soldaten wachten. Alle rokers worden met Argusogen gadegeslagen en zodra een eindje wordt weggegooid, schiet er een schare van peukjes-rokers op af. Hoe het ook zij, een Engelse cigaret is een weelde, die de doorsnee Duitser slechts kan vermoeden, de meesten ver genoegen zich met een soort ./Eigene Ernte", waarbij Belgische tabak nog Havanna is. Sgt. J. Ploeger Jr. Bij de Molensloot heeft Lampe een mooi beschut leger. Hij heeft er voor gezorgd, dat hy naar alle kanten uit kan kijken. Oppassen is voor Lampe ook een bittere noodzaak, want vrienden heeft hij niet: wezels, hermelijnen, bunzings, ze hebben het alle op hem voorzien. Zelfs de kraaien kunnen hem niet met rust laten; zij kwellen hem dood, als zij de kans krijgen. Zodoende is, de haas, Lampe, altijd op zijn hoede. Wie Lampe ooit zijn leger in heeft ziengaan weet hoe voorzichtig hij dat aanlegt. In de sneeuw kan men dat zo duidelijk volgen. Voor hem. die de trucjes van Lampe niet kent, is het bijna ondoenlijk om het leger te vinden. De sneeuw helpt mij om zijn spoor te vinden en ik volg het tot aan de Molensloot. Ineens breekt het af hiér is Lampe op zijn eigen „voetstappen" terug gehuppeld Maai even verder loopt ook dit tArugkerend spoor dood plotseling komt er een eind aan, alsof Lampe vleugeltjes ge kregen heeft en van deze plek af door de lucht is weggefladderd. De leperd had een sprong gemaakt en was twee meter naar rechts weer neer gekomen. Van daar uit loopt zijn spoor in een wijde boog tot op een punt, waar dezelfde manoeuvre is uitgevoerd Roetsj van uit zijn leger achter de beschuttende zegge komt Lampe plotseling op de lopers en vlucht de weide op. Al heeft hij zich nu verraden, ik ben nog niet klaar met mijn speurtocht en zoek dus verder ja. hier, ongeveer twee meter naar rechts, heeft hij zijn weg vervolgd Zo kom ik dan dicht aan de plaats, waar Lampe zijn leger heeft. Aan het eind van het spoor komt weer een sprong, dat is de laatste: hier is Lampe thuis. AMOURETTE Ergens ln de eenzaamheid van de Ne- der-Veluwse stuifzanden en heidevelden ligt de eeuwenoude boerderij Mossel. Daar op Mossel werden enkele dagen geleden een tiental biggen geboren: de moeder Is en kolossale zeug. De biggetjes waren wonderlijke schepseltjes met merkwaardige overlangse strepen, korte achteruitstaande oren, hoge smalle rug gen en spitse snulten. De boer stond verstomd: dit waren wilde varkens! Het raadsel werd opgelost. Een ever. zo'n wilde ruige knaap uit de Veluw- se wouden, had de afrastlng verbroken en was de minnaar geweest van het tamme. doodgewone hulsvarken en van deze zeldzame amourette waren de vreemde biggen het gevolg. Dc vrije natuur wat bergt zij niet aan schatten, aan geheimen en wonderen! Wie belangstelling heef» voor het leven van de dieren in het vrije veld bij slootkant en plassen, in onze bos sen en duinen, die is een gelukkig mens, wat hij weet, hoe hij het stof van 't alledaagse werk uit de kleren kan schudden. Waarom zouden wij niet mee op stap gaan met den Alkmaarder G. de Beurs, die onze gids wil zijn in 't eigen, onbekende landje? Waarvan hij schrijft, kunt gij, lezer, U met eigen ogen overtuigen In deze tijd van het jaar en in onze onmiddellijke omgeving! In het leger ligt hy met zijn bol naar het spoor, pal op de wind. zo dat hy zijn vijand reeds van verre in de neus krijgt I-ampe op het liefdespad. Twee weken later, half Januari, de sneeuw is weer weg is mijn wandeling weer over die weide. Wat vind ik bij de poldersloot? Hazenwol. Kyk, Lampe is op het liefdespad! Na ten kwartiertje zie ik twee hazen voor mij uit Gemoede lijk huppelt het stel achter elkan der aan De moer voorop, de ram melaar trouw volgend Het moer haas blijft staan en maakt een kegel; zy staat rechtop op haar ach terlopers en rekt zich om de weide te overzien. Dan hupt het tweetal raar de sloot, die daar nogal smal js. In een wipje is de moer er over, de rammelaar gaat mee. Opeens springt de moer terug en daar be gint me de kloppartij: met de voor lopers gaat het op elkander los, dat de wol er af vliegt, dan stuift het tweetal in een wilde vlucht weg; ik kan ze weldra met het oog nfet meer volgen. Maar na een poosie duikt er c-en tweede ramelaar op, hij spoort met de bol langs de grond en wipt od dezelfde plaats over de sloot Geen drie minuten later volgt num mer twee. Vijf rammelaars ziin er na een half uurtje daar over de sloot gesprongen, ei, het ontbreekt het moerhaas niet aan aanbidders! Nieuw leven. Drie dagen voor Pasen Vier jonge haasjes liggen knus tegen el kander gedrukt in het nestje Wat zijn ze mooi. die kleine wollen dreu mesjes, zij zijn zo kant en klaar op de wereld gekomen! De le Paasdag ga ik weer eens kijken, maar ik vind het nest leeg. De jonge haasjes zyn reeds op de wandeling, maar een spoor in het gras wijst me de weg en zie. daar, onder een grastun neltje verscholen vind ik het eerste haasje. Zijn broertje of zusje, net zo'n plukje wol, naast hem. Voor zichtig til ik er een op een hand jevol. Het kleine ding weert zich ge ducht en begint luid te klagen. Daar komt het moerhaas door de weide op mij af. In een grote kring jaagt ze om me heen. snringt dan recht tegen me op ik laat het kleine ding vallen. Dan is het goed en de moer verdwijnt weer. Dat was Lampe, de vreesachtige, die, als het moet, het tegen zijn grootsten vijand opneemt GERRIT DE BEURS. HOE Orchideeije GEHOLPEN WERD De zon scheen op het wijde meer. bet riet, de weide en het bos. En in de weide, waar de schaduw van het boa begint bloeiden veel bloempjes. Deze bloempjes waren helemaal geen fami lie van elkaar, de wind en de bijen hadden de zaadjes'daar neergelegd. En nu bloeide daar een bont gezelschap. Ce gele Zonnebloqpi. de rode Papa ver. het witte Madeliefje, het blauwe Vergeetmenietje en het mooiste bloemp je dat er bloeide was de Orchidee. De Zonneblom was hun raadsman en uit kijktoren. Ze kon. doordat ze zo groot was, over het riet heenkijken en ver tellen wat er gebeurde op het meer Orchidee was altijd erg verlegen en gewend om vertroeteld te worden. Ze kon niet vechten voor haar bestaan Eens toen een brutaal onkruldolantle vlak voor haar ging staan, en al haar zonnewarmte afkaapte, begon ze zacht te huilen. De andere bloemojes had den het gezien en waren erg boos op het onkruidplantje maar helpen kon den ze niet. Ze vroegen toen aan de Zonnebloem om raad. deze dacht dien na Ja. ze wist al wie helnen kon. Dat was haar vriendie Vinf-vlleg'e. En toen teeen de avond 't Vuurvliegje bij de Zonne bloem kwam uitrusten, veheld" te hem wat ze on haar hart had. Vuur vliegje luisterde aandacht!* en «prak toen, „ik zal mijn vriendje kabouter He'pgraag waarschuwen". En dade lijk vloog hij weg. De Zonnebloem staarde het lichtje na dat verdween boven bet meer. 't VuurvHee'e meest hcri eind vliegen, eerst over 't wijde, wijde meer en dan naar een groot bos, Gelukkig ontdekte ze kabouter Hclpgraag dicht bij het meer. Ze vertelde hem alles van Orchideetje en *t onkruid plantje. Kabouter was dadelijk bereid om te helpen. Aan de oever van het meer lag een nofedople daar snrong kabouter in. hij vroeg aan vriend door Dief Melzoer Spin een draadje, dat hij aan z'n note- dopje bond. Het andere eind had t Vuurvliegje vast. en zoo bracht ze ka bouter over het meer. Zonnebloem wachtte nog steeds op t Vuurvliegje en plot® zag ze haar licht je naderen. Van vreugde deed ze haar kroonblaadjes een paar maal open en dicht. En de zon Het haar laatste stra len op haar gouden hartje vallen, dat even schitterde. Dat zag Vuurvliegje ook en hij vloog daar recht op aan. De bloempie8 hadden het nieuws ook al gehoord en begonnen zich haarstig zo mooi mogelijk te maken Alleen het onkruidplantje was niet blij. Daar kwam kabouter ai aangerend. ..Waar ben je Orchideetie. en wat doe jij hier onkruidplantje'" vroeg hij. Het onkmidp'antje besefte en begreep dat het daar niet lang meer staan zou. Kabouter «roef zijn wortels los en sorak: ..Weg JI1. onkruldolantle weg jij. jij moet altijd 't grootste deel" en zette hpm bij de andere onkruid plantjes. Toen stond Orchideetje weer vrij om zoveel zonrriicht en zonnewarmte op te vangen als ze maar hebben wilde. K

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 5