H HET SPEL DER SPELEN DE EERSTE LENTEDAG, Boekbespreking Causerieën over het Boek door Jan Greshoff *\E Nederlandse litteratuur was In de laatste tien jaar vóór de tweede we reldooi log vier grote essayisten rijk, n.1. E du I'ejrron, Menno ter ^Braak. Jan GreshoS en S. Vestdijk. Van dit viertal bleven na Mei 1940 slechts de laatste twee In leven. Het buitenbeentje ln deze r|J Vestdijk daargelaten, hebben deze schrijvers tussen 1M0 en 1940 direct een ware strijd gevoerd tegen de waao_ en de huichelarij, die ook In het Nederland van na U29 al machtig dreigde te worden en* tenslotte culmineerde In het nazisme. BIJ ons was maar al te zeer de voze. z.g. Idealistische sfeer na de eerste grote oorlog aan de winnende hand. een sfeer waartegen de dichter Marsman tevergeefs optornde en die hem noodzaakte land en volk te ver laten en zich tevreden te stellen met de herinnering aan een beter en schoner Nederland. Terwijl Greshoff, Du Perron en Ter Braakt voor allés den méns (de persoonlijk heid. den „vent") achter het kunstwerk zochten, zien w|j bij den vierden groten auteur, Vestdljjc, een neiging om andere maatstaven aan te leggen. Voor hem gaat de „Lier" boven 't „Lancet", het werk boven den kunstenaar. Dat de overige drie niet op één lijn ge steld mogen worden, spreekt vanzelf. Zij zijn samen echter de belichaming van een geest, die Jarenlang ln Nederland streed tegen onwaarachtigheid, voor vrij heid. tl ET Is met de dlrect-op-den-man-af schrijvende auteurs,- als vooial Oces- hoff en Du Perron, zo, dat men zich voortdurend relTénachap moet geven van de eisen, die zij stellen. „Het Spel der Spelen" van Greshoff Is al evenzeer zo 'n bijzondere spiegel, die de schrijver ons voorhoudt. Terwijl w|J aan de „goede" kant onszelf weerkna.st zien als mensen, die vóór alles onze al te grote ernst overboord dienen te gooien, zullen wij ons aan de andere ntet- zwartel kant van deze wonderspiegel steeds moeten bezien met het air van een Du Perrjkn, voor wlen poëzie een tijdverdrijf was voor enkele fijne lulden tot wie wij ons zelf dan ook behoren te rekenen! WIJ moeten ln staat zijn over het „hogere" Lc. de steeds ondergaan de en herboren schoonheid te peinzen met de meest eenvoudige middelen, los van verheven en schoonklinkende woor den. Het zal voor lezers, die geen boeken bezitten dwz. niet bezeten zijn door dit bezit! onbegrijpelijk zijn, dat een groot auteur als Jan Gre^off zo maar schrijft: „Het Is een vergissing te den ken. dat een boek er alleen maar ls om gelezen te worden", of zich vermeit In de ceremonie van het kopen, bezitten, lezen en verkopen van boeken, 't Zal dezen lezer even vreemd zijn In dit boek nooit het woord „Obekhandelaar". doch steeds „boekverkoper" te lezen. Men moet zelf iets van een blbllomaan In zich hebben om dit spel mee te kunnen spelen. Dat men hierbij tegelijkertijd speelt met de hoogste waarden, die ons leven kent. geeft Juist aan dit „spel der spelen" de spanning en de emotie leder gevaarlijk spel elpen. DE GELDZUIVERING EN DE GEHEIME SPAARPOT Het was zeker geen prettig gevolg van de geldzulvering, dat alles wat men aan contanten bezat, moest worden Ingeleverd Bijzonder onaangenaam was dat voor de spaarzame huisvrouw, die met haar geheim spaarpotje voor den dag moest komen. Zooveel jaren had z(j daaraan gespaard, steeds had zij van het huishoudgeld een kleinigheid ter zijde gelegd, totdat z*j nu opeens de geheimen van haar spaarpot je moest In dezen duren tijd weer met sparen beginnen, "eek niet eenvoudig. Maar de spaarzame Nederlandache huisvrouw heeft de oplossing alweer gevonden. Zy winkelt by de bekende koffie- en theezaak van de Gruytar en spaart daardoor tien proccllT"op haar huis houdgeld. Want de Gruytar geeft weer cassabons: voor tien gulden caaaabons wordt een gulden contant terugbetaald. De hulsvrouw beeft weer haar ge heime spaarpot. /^RESHOZT toont zich een fel verdedt- ger 'van het West-Europa van vóór 1940. Echter, Indien hy werkelijk meent, dat het leven-met-berlnnerlngcn. het ver leden, het doel was „waarvoor wij stre den", Indien hij werkelijk meent, dat de vernieuwing slechts 't materiële moet betreffen en 't geestelijke voorbij dient te gaan, vergist hij zich. Tenslotte zal nooit meer ontkend kunnen worden, dat deze maal ook de litteratuur aan bet zijden draadje der ondergang heeft ge hangen. alle pittige woorden over het verleden en de onveranderiykheld der kunst ten spytl Men behoeft waarlijk geen apostel de zer „vernieuwing" te zijn om de stellin gen aan te vallen, die Nederland vóór de oorlog een oaae en de'Jaren 'M—'40 een paradijs periode noemen. Nog minder heeft dit iets te maken met een aanval op het „rijke en gescha keerde" letterkundige leven van Neder land. waarvan Greshoff één der exponen ten ls. Men leze echter ook eens SJabra- zad's „Indonesische Overpeinzingen" ""en men denke aan de machteloosheid ln 1940. WIJ moeten 't beste uit het verleden "H" Spel der Spelen" van den bekenden Nederlandsen schrij ver Jan (Sreshoff, verscheen in 1944 bij Querido in New-York. Greshoff, die zich ln deze oorlóg niet afzijdig heeft gehouden, maar grote reizen maakte om de Nederlandse cultuur, tijdens de bezetting van het moeder land in den vreemde hoog te houden, woonde van 1939 tot eind 1942 in Zuid-Afrika te Kaapstad. Later ves tigde fi3J~ zich te New^York. Ook in deze precieuse „Causerieën over het Boek" staat Greshoff weer op de bres voor de onverbloemdheid en tegen de schone schijn in letter kundige zaken. Van zijn liefde voor het boek in de wijdste betekenis getuigt hij op' een wijze, die, ge lukkig, weer prikkelt tot een „verzet", dat onze litteratuur slechts kan verheffen. bewaren, maar wij moeten evenzeer ons blijven herinneren, dat dit zelfde verle den en zeker de cultuur, dus ook de litteratuur te krachteloos ls gebleken en daarom mede schuld draagt aan de hel. die 1940—45 was. Daarom- heeft ook de litterator zich te „reviseren". Een teruggang naar '40 be tekent een compromis, betekent ook de klem voor 't volgende fascisme. H.N.A. een dag van schoonheid en arbeid HE lijster verkondigt 's morgens vroeg al. dat de Lente daar is. al wijst onze kalender nog geen een en twintig Maart aan%Ook de leeuwerik boven de nog dorre weide zingt het, en ln de Hout was het de bonte specht die. op een dode tak zijn morrend voorjaars geluid Het horen. Ook de mezen-roep een geoefend gehoor weet het klinkt al echt» voorjiarsachtig. In de tuintjes bloeien de eerste sneeuwklokjes, die als sneeuwvlokken aan hun dunne steeltjes bengelen. Hier en daar bloeit een wjnteraconietja, half Februari zag ik reeds de wilde crocusjes en ook de scilla-blocmjes staan klaar om uit het blad te springen Maar het mooiste bloempje in deze. tijd is toch wel het enkele sneeuw klokje. Zij wint het ln schoonheid, naar mijn smaak, glansrijk van het dubbele. Het sneeuwklokje heeft niet voor niets dat groene honing merkje. Het is een bewijs dat ze insecten-bezoek ver wacht De eerste mooie Lentedag brengt het haar, de dag, dat alles ont waakt, de dag, dat het opeens druk en bedrijvig wordt bU onze vroege voor- Jaarsblocmcn. Wie eenmaal dit feeste lijk gedoe heeft gadegeslagen, zal niet meer verzuimen op zo'n eerste voor jaarsdag in eigen tuin aanwezig te zijn bij zijn klokjes, crocusjes, zijn peper boompjes of vroege erca's. Zie, hoe die tere sneeuwklokjes voor over buigen onder de zware lichaams- druk van de honingbij; zie die dikke aardhommcl koningin; zij doet, zwel gend van de nectar het blanke bloempje tot aan dc grond toe doorzwiepen. De schone vlinders zijn ook present. De eerste die ik verleden jaar zag, was de citroenvlinder, de bekende gele vlinder met dat rode puntje tn de voor- en achtervlcugeltjes. Dan volgt ook de kleine Vos en de gehakkelde Aurelia Ook de rouwmantel heb ik op zo'n dag ontmoet, de grote donkere vlinder met de brede witte zoom aan de vleugels. Deze wit gezoomden zijn de overwinter de vlinders; de later komende rouw mantels hebben een gele zoom. Bij de scilla's ga ik even zitten. Daar is het een druk gedoe van bijen, bijen ln alle soorten: van onze gewone ho ningbij .af tot aan het prachtige voa- bruine bijtje toe. Dat laatste personage ls het wijfje van de fluweelen graafbij. Het mannetje Is niet zo mooi, maar toch wel het bekijken waard. Met de eerste mooie voorjaarsdag komen deze graaf- bijtjes uit de grond en nu verzamelen ze alweer stuifmeel voor hun nage slacht. Deze graafbijtjes vormen geen bijenstaat zoals dc hommels en onze honingbijen het doen,» neen, ze graven een gangetje loodrecht in de grond en deponeren daar het stulfmeelklontje, waarbij het eitje wordt gelegd. Verder hebben ze geen omkijken meer naar^feun nageslacht. Uit het eitje ont wikkelt zich de made die zich met het stuibneel voedt; tegen het volgend jaar is zfl als volwassen graafbij klaar om op de eerste lentedag uit te vliegen. Van het fluwelen graafbijtje zijn hier nog twee familieleden aanwezig, nJ. het wit glanzende en het zilveren graafbijtje, maar die twee zijn niet van zo opvallende schoonheid. Wat komt daar voor een woesteling aangebromd? Hij ls groter en forser dan de honing bij waarvan er hier nu honderden zijn. Op zijn voorhoofd draagt hij een wit schild, het is de sachem, ook al e;n graafbij., Steeds komen er nieuwelingen bij. maar tussen al dit bewegen en geflad der blijft die dikke aardhommel met die twee gele dwarsbandenover zijn zwarte borststuk de meeat opvallende figuur. Zij is veelal de eerste die uit de winterslaap ontwaakt. In ons landje zijn ongeveer negentien soorten hom mels waargenomen, bulten de koe koekshommel, waarvan er zes soorten zijn. Koekoekshommels worden deze genoemd, omdat ze, net als de koekoek, hun eieren in andermans nest depone ren en er zelf niet meer naar om kijken. De honingbijen vliegen met grote stuifmeel klonten ln hun korfjes, die ze aan het scheengedeelte van hun achterpoten hebben, naar de korven «n kasten en de hommel koninginnen brengen hun vrachtje naar hun toe komstige aard- of mosnesten, waarin ze een nieuwe hommelstaat gaan stichten. Het ia «Hes vreugde, schoonheid en ijver op de eerste lentedag! G. de B. Toneel, Franz Weriel-première Het Centraal Toneel heeft Don derdag in het Centraal Theater te Amsterdam de eerste uitvoering ge geven van een merkwaardig stuk van Franz Werfel, „Jacotoowsky und der Oberst (Jacobowsky en do. Over ste), door hem „De comedie van een tragedie" genoemd. STEINITZ, grote figuur in de schaaktheorie De theorie van Stelnltz, de grootste schaak-theoreticus aller tijden, luidt: Maak een plan, dat ln overeenstemming lo met de stelling. Hiermee veroordeelt hij dus de aanvalsstyi van zijn tijdgeno ten. Wilhelm Stelnltz leert verder, dat de aanval pas correct ls. als het evenwtchj der stelling belangrijk ls verstoord. Het typische, verschijnsel doet zich nu voor, dat men dan niet alleen mag aanvallen, maar zelfs hiertoe verplicht ls, daar men anders de tegenpartij tegenkansen geeft. De grondslag voor het posltlespeL Stelnltz legt de nadruk op kleine voor delen, zoals o.m. de bezetting van het centrum en rwakten ln de vijandelijke stelling, die men dient uit te bulten. On nodig te zeggen, dat de theorie van Stelnltz een zware last op ztjn schouders legde. HIJ moest zijn tegenstanders ln de praktijk ervan overtuigen, dat hun aan vallen te vroeg en dus Incorrect waren. Dat viel niet gemakkelijk, omdat ln 18*70 de kunst der verdediging nog op zeer laag peil stond en Stelnltz dus pioniers werk had te verrichten. Naar de hogere strategie. Toch zag men later steeds' meer in, dat een methodische opbouw van de positie en een rustig afwachten, tot de gelegen heid voor de aanval gunstig was, meer kansen bood dan het onder alle omstan digheden spelen op aanvaL Stelnltz had dus gezegevierd, al moest hij zijn wereldtitel aan den phllosoof Lasker afstaan (1804). Anderen traden tn de voetsporen van Stelnltz, ontwikkelden verder zijn theorie en brachten deze op de tegenwoordige hoogte. Zo ls het schaakspel gekomen in do fase van de hogere strategie, het poslUe- spel. Toch wetenschap? Al ls nu het aantal varianten theore tisch eindig, waardoor men dus het scha ken niet bij de wetenschappen kan rang schikken, practisch ls het aantal moge lijkheden echter oneindig. De beste benaming lijkt dan ook voor het schaakspel „strategische wetenschap". Of het schaakspel nu een wetenschap la of niet. zyn ontwikkelingsgeschiedenis loopt geheel parallel met die van de ver schillende wetenschappen. Men ziet ook hier verschillende theorieën, die een tijd lang de belangstelling van alle groothe den op schaakgebied hebben en na lange en felle strijd hun plaat» moeten afstaan voor betere theorieën. „De Krokus" Wet kleine, groene sprietjes, (Parmantig staan ze daar) Die kijksn ln een bakje. Heel grappig naar elkaar. En tussen al die sprietjes. Daar gluurt een gele knop, En kijk. daar staat een paarse, Die steekt haar kopje op. Als straks die kleine bloempjes Op 't vensterbankje staan, Zegt vader: „Kijk, de krokusI De Lente breekt weer aan". Maar als we even wachten. Dan kunnen wij misschien, Daar op de grote velden Wel meer dan duizend zien. Want als de zon gaat schijn »n En 1 vogeltje weer fluit, Dan komt de kleine krokus Pardoes de aarde uit! NICO SPLINTER. Nobelprijswinnares in Parijs De vereniging van Franse letter kundigen heeft onlangs, ter ere van Gabriela Mistral, de winnares van de literaire Nobelprijs 1945, een receptie gegeven. Gabriela deed bij deze gelegenheid een bereep op de Fransen, om de vriendschap met Zuid-Amerika niet te verwaarlozen cn zorg te dragen voor Spaanse ver talingen van grote Franse werken. Zij verklaarde verder, veel aan Montaigne, Pascal en Péguy te dan ken te hebben en zeide, dat de hui dige sociale proefnemingen in Frankrijk zeer de belangstelling van het buitenland trekken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 4