LEPELAARS, sneeuwwitte voorboden
der Lente
Ê3E3E3ÜE3 £3 E»3 E3 Ë3 E3 E3
Q1
■■■1
„NAASTENLIEFDE, RIDDERLIJKHEID
EN REINHEID"
Deelbrooddag en Bekene, op
Si Maühijsdag
HET SCHAKEN: Spiegel van hel karakter
■ALS op een mooie voorjaarsdag de
boer de mest naar het land brengt
en de eerste kieften boven de weiden
buitelen, zie ik een dertigtal grote
witte vogels hoog overwieken. Ze
trekken naar het Noorden, naar het
Zwanenwater misschien, of naar de
Muy op Texel en vliegen in een zui
vere wigvorm.
Het zijn onze lepelaars, uit het
Zuiden met de lente "Teruggekeerd,
fraaie en zeldzame vogels, met hun
helderwitte verenkleed, lange geel
witte kuif en rode ogen. De lange
zwarte snavel is breed en plat, naar
het einde breed uitlopend, zodat deze
de vorm van een lepel krijgt, van
daar de naam lepelaar.
Deze vogels genieten de tedere zorg
van de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Vogels, hetgeen
best te begrijpen is, als we weten, dat
de, het dichtst bij ons land gelegen
broedplaats, de Hongaarse moera_ssen
zijn, waar ze dan ook in grote getale
voorkomen- In ons land zelf zijn er
echter dri^broedplaatsen, nl. het
Naardermem het Zwanewater ten
Noorden van Petten en de .Muy op
Texel. De eerste kolonie telde in 1912
ongeveer 25, in 1940 ruim 90 nesten;
de tweede in 1941 een 100-tal; de
Muy is de jongste kolonie, waar in
1933 voor het eerst 5 broedsels uit
kwamen en »in 1938 reeds een 110
nesten telde. Het aantal vogels is
niet zo groot, maar het kan zich,
dank zij de bescherming handhaven
en zelfs uitbreiden.
De Lepelaars broeden gezellig, de
nesten liggen dicht bij elkaar op het
riet. Het is een prachtig gezicht, al
dat gedoe in de kolonie. De vogels
houden echter niet van stoornis. Nes
telen zich ook de luidruchtige kap-
meeuwen op hun gebied, dan zoeken
ze een andere plaats op. Ook de be
langstelling van de mensen is funest,
waarom de kolonies in de broedtijd
streng worden bewaakt. Zo alleen is
het mogelijk, deze bijzondere vogel
voor ons land te behouden. Het is
ook niet nodig, hem in de kolonie op
te zoeken, ook in onze omgeving kun
nen we hem dikwijls zien-
Als men b.v. in Alkpjaar in de
zomeravonden langs de Jan van Sco-
relkade wandelt, ziet merT"ze daar
dikwijls in de polderslootjes vissen.
Ze maaien met hun gevoelige sna
vel door het ondiepe water en van
gen de kleine kreeftachtige diertjes.
Dikwijls ziet men één of twee lepe
laars op de slootkant de wacht hou
den. Nu wilde ik wel eens weten, hoe
die wacht eigenlijk betrokken wordt,
want die vrijwillige schild wachtro-
mantiek waarover ik zoveel gelezen
had, wilde ik niet zondaar aannemen
Op een middag heb ik me in een oud
watermolentje schuil gehouden en
had zo een vrij uitzicht over de on
diepe Molensloot. Lang behoefde ik
niet te wachten, want al spoedig
kwamen ze aan en zweefden één voor
één in schroeflijn naar beneden. De
lange zwarte poten werden uitge-"
stoken en de eerste landde aan de
slootkant. Nadat ze allen neergestre
ken waren, stappen ze één voor één
in de sloot, totdat de laatste ook wil
de komen, doch deze scheen een ver-
sjoteling te zijn en werd telkens
weer de wal opgedreven. Dit duurde
fzo lang tot hij hierin berustte en
de kant als uitkijk bleef staan
G. de B
DE PRODUCTIE VAN NEDERLANDSE ENERGC-BEDRUVEH
>945 JULfc
•945 NOVCUBC*
•938 JUIC
>945 JUlt
>938 MOvCUftC*
•945 NOVtMbC*
>936 JULI
"945 JUtt
>938 OCTOBER
J9*5 OCTOBCR
Fiew'i
Levend Alkmaar
•n.'
Het was op een koude Februari -
óchtend, dat wij op het grasveld in
de Berger Hout drie vlaggemasten
zagen staan. Zij werden beschermd
door enige politie-agenten, die de
aanwezige schooljongens op een eer
biedige afstand hielden. Er waren
nog andere belangstellenden, o.a. de
Burgemeester.
Om "kwart over aoht kwam een
legertje van ruim vierhonderd meis
jes. aanmarcheren, die zich om de
masten schaarden. Het was een
kleurig tafereel van blauwe unifor
men, van bruin, geel en andere
kleuren. Allen waren bovendien ge
tooid met sneeuwklokjes en klimop,
de symbolen van leven en vriend
schap. Wij merkten op, dat zowel de
„gewone" padvindsters aanwezig
v/aren, als die van meer positief
Christelijke belijdenis, de vroegere
„dreehoekmeisjes".
De hoofdleidster reikte de vlaggen
uit aan negen daarvoor aangewezen
meisjes, die ze daarna in de masten
hesen. De Nederlandse vlag wapper
de toen tussen de beide padvinders-
vlaggen. Alle meisjes salueerden.
Er werd vervolgens gezongen, de
hoofdleidster hield een korte toe
spraak en alle meisjes zeiden in
koor de padvindersbeloften op
Daarna marcheerde de troep weer
af.
Wat wij hier hadden bijgewoond.
,WAAR ER TIEN ETEN. EE1
DEJLFDE VOOR NIETS.
Hoe~vaak"gebeurt het niet, dat
er onverwachts bezoek komt,
dat natuurlijk volgens de Neder-
landsche gastvrijheid van harte
welkom is. Zijn het één of twee
personen, dan kunnen t deze
meestal zonder meer mee-eten.
Anders zorgt Moeder wel, dat
het kan, want de gasten worden
behoorlijk ontvangen en moeten
vooral goed eten en drinken.
Extra kosten? Och, die vallen
wei mee.'
Iets anderswordt het als het
bezoek langer blijft. Maar ook
dan weet Moeder raad, want ze
winkelt bij de Gruyter, ontvangt
daar cassabons en voor tien gul
den aan cassabons een gulden
contant terug. Dat beteekent
tien procent besparing op haar
uitgaven of: waar er tien eten,
eet de elfde voor niets». v
(Ingezonden mededeling)
UW JAPON
ou 5 opnieuw
Wordt modern
door een fraaie
en decoratieve
-beschildering.
Handwerk dus al.
tijd Iets aparts
en bovendien ge
garandeerd was.
echt. WIJ willen
U gaarne voor
beelden tonen en
volledige Inlich
tingen geven.
Laat 148,
Alkmaar. c
(Ingez. Med.)
VERDELING DER BONVRIJE
ARTIKELEN.
KRIJGT IEDER ZIJN DEELT
De Nederlandse huisvrouwen, die da
gelijks Honlg's artikelen op het menu
hadden staan, zullen natuurlijk wel eens
Iets meer willen weten over de ver
deling van deze uitmuntende voedings
artikelen. Hoewel het gemakkelijker en
voordeliger zou zijn om slechts enkele
rayons met de totale productie te be
voorraden, sparen Honig's Fabrieken
kosten noch moeite om over het gehele
land een zoo billijk mogelijke verdeling
van Honig's artikelen te verkrijgen.» Het
ligt voor de hand. dat er op velerlei
bied nu nog moeilijkheden zijn. maar
de Honig's Fabrieken doen hun uiterste
best om ieder gezin een eerlijk deel te
bezorgen. De directie is er zelfs toe
overgegaan, om zich niet bij een tekort
aan arbeidskrachten neer te leggen en
heeft in andere plaataen, waar meer
personeel beschikbaar was, afdelingen
opgericht om de productie te kunnen
verhogen. (Ingez. Mcd.)
Een typisch oud gebruik in Bergen en
andere plaatsen
Op Wieringen deed men 't wat korter:
QUDE Bergenaren zullen zich nog her
inneren, hoe vroeger op 24 Febr.,
op St. Matthtjsdag, in de kerk en later
in de school witte broodboll»n werden
uitgedeeld aan de klnderln en hoe op
de avond van de ..deelbrooddag" de
jeugd ging „bekene", een groot vreug
devuur ging ontsteken op den Molen-
krocht.
Nadere bijzonderheden omtrent dit
eeuwenoude gebruik vindt men in het
werkje van wijlen mevr. M. van Ree-
nen Völter, dat tot titel draagt: „De
heerlijkheid in Bergïn in Woord en
Beeld" en waarvan de tweede druk
werd verzorgd door mevr. M^ fe. Ba
ronesse Taets van Amerongen—Van
Reenen. Volgens dit Interessante werk
je schonk een zekere Fop Rgjnerez op
8 Mei 1483 enige landerijen aan de
Berger Kerk en stelde daarbij de voor
waarde. da| Kerkmeesteren door een
priester elke week twee missen zou
den doen celebrer»n voor den dona
teur en zijn nakomelingen en verder
jaarlijks op St. Matthijsdag 24 Febr.
drie zakken tarwe schenken aan de
armen.
Na de hervorming werd in 1582 met
onderling goedvinden besloten, de mla-
sifcn te laten vervallwj tegen een uit
kering van f 425 aan de erfgenamen
van den schenker.
De jaarlijkse uitdeling van drie zak
ken tarwe bleef gehandhaafd, maar
werd later veranderd in een uitdeling
va^ brood aan de Rinderen. Door de
grote uitbreiding van Bergen ging dit
steeds moeilijker en in 1911 werd het
afgeschaft en vervangen door een jaar
lijkse uitkering van f 25 aan het Bur
gerlijk Armbestuur. Het eeuwenoude
gebruik leefde verder alleen voort In
de herinnering van de ouderen.
„Bekene", was wijdverspreid
Het „bekene" of vuurtjesstoken op de
avond van deelbrooddag trof men op
vele plaatsen aan; op Wieringen bijv.
op den naamdag van dïn Heiligen Pe.
trus, op 22 Februari, welke dag toen
gold als het begin van de lente: elders
weer werden met Pasen grote vreugde
vuren ontstoken. Het einde van de
winter was voor oud en jong een feest
dag. men ontstak grote vur=n en dans
te er omheen en liep er door. Overal
ging reeds weken te voren de jeugd
rond om hout. oude manden, riet.
stro. oude vaten, kortom alles wat
maar branden wou, te verzamelen voor
het maken van een grote brandstapel.
Te Berg»n gingen de kinderen van
huis tot huis bedelen om beke-stro
onder het zingen van:
Ikkie, tikkie to.
Boer mag ik wat stro?
Ikkie, tikkie tarwe
Dan mag je komen warme,
Ikkie, tikkie tocht,
Al op de Molenkrocht.
Slnte Pieter schoven
Als je niet geeft
Dan zal lk ze roven.
In Drente klonk bij het „paasvuursie
pen" de eentonige dreun.
Hé 'j ook oale huven
of oale wannen
die wij Poasmoandaf brannsn
of een bossien riet
ander hé wij poaesmoandag niet
D. L. Daalder vertelt ons in zijn
..Schimmenspel", hoe de Tessclaartjes
tegen de tUd van de ..MelerblTs", het
grootste festijn van het jaaA de harten
van de bewoners trachten w vermur
wen m de smeekbede:
Hooi. hooi.
Hei Je gien strooi?
Hei Je gien ouwe manden?
Dan zeilen we de Meierblls
branden.
Hekken en stekken en jodenpalen,
As je niet geeft dan zeilen
we je halen
Boer, laat Je hekken en
stekken maar staan.
Dan zeilen we zé aan enden en
brokken slaan.
24 Februari, deelbrooddag en bekene?
Ach! wij vinden, waar wij staren,
niets bestendigs hier benênl
De koppen bü elkaar!
Wij zijn als een totaal gehavend
en verarmd volk uit de grote
wereldbrand te voorschijn gekomen
Arm aan stoffelijke middelen als
wij zijn, betekenen wij niet veel in
het grote spel der wereld. Zijn wij
daarom verloren? Neen als wij
maar te samen waakzaam zijn en
met alle middelen trachten onze in
nerlijke volkskracht te bewaren
Willen wij weer iets betekenen, dan
zal het door onze innerlijke rijkdom
moeten zijn. Het streven naar „Gees
telijk Herstel" moet niet alleen aller
aandacht, maar nog meer ieders
steun ondervinden. In federatief
verband dienen de leiders der so
ciale en culturele instellingen In
onze steden en dorpen zo nauw mo
gelijk hiertoe samen te werken
„Volks JJerstel" wil in haar comité's
een spreekplaats daartoe vormen.
Het programma zal zijn: „Hoe bren
gen wij ons dorp onze stad in so
ciaal-cultureel opzicht omhoog?" De
uitvoering der samen vastgestelde
plannen blijft vanzelfsprekend in
handen der samenstellende leden
zelf.
Wjj zijn er van overtuigd, dat
..Geestelijk Herstel" in eendracht
slechts tot" stand kan komen. Als
Volk, als Mens is er zoveel, dat ons
te samenbindt.
Daarom de koppen bij elkaar. Het
is de hoogste tijd.
was een demonstratie ter gelegen
heid van de geboortedag van wijlen
generaal Baden Powell, die in
Januari 1941 is overleden. Hij sticht
te in 1908 de organisatie der padvin
ders, die nu in meer dan 50 landen
haar vertakkingen heeft en mil-
lioenen leden telt.
De padvinderij tracht voor de
jeugd behoeften te vervullen, waar
aan de school niet voldoet De school
brengt in de eerste plaats kennis bü,
de padvinderij tracht en dit geldt
eigenlijk voor alle jeugdorganisaties
vooral practische waardigheid en
karakter te ontwikkelen. Zy sluit
zich aan bij de natuurlyke neigin
gen van de jeugd, althans van een
groot deel daarvan de neiging tot
beweging in de open lucht en tot het
avontuurlijke, het romantische tot
de primitievere toestanden der
mensheid.
Maar daarnaast bevat de padvin
derij ook ethische elementen. Zij wil
de jeugd ook hiervan doordringen,
dat wij niet alleen zelfstandige indl
viduën zün, maar dat wy in een ge
meenschap leven en dat wü elkaar
moeten helpen. Daarom leggen de
padvinders bü hun installatie de be
lofte af, dat zü ernstig zullen trach
ten hun best te doen om hun plich
ten tegenover God en hun land te
vêlbrengen en hun medemensen
steeds te zullen helpen en büstaan
Zij beloven verder steeds de pad-
vinderswetten te zullen naleven,
waarin gesproken wordt van trouw,
eerlükheid, naastenliefde, ridderlük-
heid en reinheid in gedachte, woord
cn daad.
De jongste afdeling heet bij de
jongens „welpen", 8y de meisjes
„kabouters". Elk dier afdelingen Is
weer in groepen verdeeld. Zo vor
men 24 meisjes een „vendel", dat
een eigen leidster heeft en weer in
vier „ronden" verdeeld is.
„De animo voor de padvinderij is
in de laatste tijd zo groot", vertelden
dc leiders ons. „dat wij wegens ge
brek aan geschoolde leiders niet alle
sollicitanten hebben kunnen opne
men Hierin zal echter wel spoedig
verbetering komen".
In ieder geval: ook de padvinderij
leeft in Alkmaar. Toevallige om-
standiihedën hebben veroorzaakt,
dat hierboven alleen van een demon
stratie door de meisjes sprake was.
maar onder de jongens leeft zü ook.
Misschien komen wij daar later nog
eens op terug.
C. H. K.
ONZE JEVGDHOEK
Lekker!
Daar wan eens een vrouw, en die
bakte een taart. Maar haar man wou
het baksel niet eten, HU proefde, en
toen zei hU héél boos: „Zegde
suikerdie heb Je vergeten!"
Maar toen riep de vrouw haar buur
man erbU. En ze vroeg: ..Toe. neem
JU eens een hapje?" Maar de buurman
die zei: „Niks hoor, vrouw, niks voor
mU- Ik ben véél te oud voor zo'n
grapje".
En toen ging de vrouw naar den
diender. Ze vroeg: „Zeg, wil JU die
taart eens proberen?" Maar de diender
keek boos en hU zei: „Scheer Je weg!
Of ik zal Je eens mores gaan leren!
Toen stapte de vrouw naar den tim
merman toe. En ze vroeg: „Mag 'k er
wat van gteven?" Maar de timmerman
had erge kiespUn. HU riep: „Au! Au!
Au! Nee vrouw, nooit van mUn leven!'
En toen ging de vrouw naar het huls
van deri' smid. En ze zei: „Lust de baas
soms een stukje?" Maar de vrouw van
den smid zei: „Kom morgen terug!
Want mUn man doet Juist even een
tukje 1"
Toen stapte de vrouw naar den mole
naar toe. En ze vroeg: „Zou die taart
jou niet lUken?" Maar de molenaar
had niets geen trek. En hU rei: „Loop
nou door, vrouw. En laat naar Je kU-
kenl"
En toen ging de vrouw naar den
meester. Ze vroeg: „Wijze heer, kan die
taart u behagen?" Maar de meester,
die achudda zijn hoofd. En hij
„Waarom kom JU een oud man zó pla
gen?"
Nou, toen zette de vrouw zélf haar
tanden er in. Maar de 'aartneen,
hU was niet te eten! „Och, och, och",
zei de vrouw. „Ja. mijn man had gclUk!
Ik heb heusjes de suiker vergeten!"
En toen smeet ze de taart., plons.,
pardoes in de sloot. „Lelijk ding", zei
ze. ..Jou kan ik missen!" Ja, en wie
hebben toen héél de taart opgesmuld?
Je raadt 't al. Zeg 't maar! De1
Het schaakspel is een strijdspel
De philiaoof dr. Lasker heeft er
reeds op gewezen, dat ieder instinc
tief behoefte heeft aan strydspel.
hetrü v*n sportieve aard, hetzü een
kaart- of bordspeL
Het vernuft zegeviert.
Ieder willekeurig spel voldoet
echter niet; op de duur wordt geen
bevrediging geschonken door een
spel. dat slechts van lichameiyke
vaardigheid of „geluk" afhangt.
De strüdvaardigheid van de geest
geeft het schaakspel een rykere in
houd, want r.iet alleen de stemming
maar ook het karakter openbaart
zich in 't schaakspel.
De al te voorzichtige, de listige,
onopenhartige of de wankelmoedige
opportunist, zün gemakkelijk «is
zodanig te herkennen en kunnen
op de duur geen succes behalen op
de eerlyke, die ondanks alle moei
lijkheden de rechte weg zoekt.
Leer telf denken!
Het is noodzakelük, dat men na
denkt. Er zijn mensen, die menen,
dat ze niet denken kunnen, maar
dat is vaak zelfbedrog. De meesten
hebben echter het denken verleerd
en moeten zich daarin oefenen. Jon
ge mensen zün vaak gewend, dat
men thuis voor hen denkt. Met het
argument: „dat hebben wü nog niet
gehad", wordt de meest inbeciele
fout weer goedgepraat.
Wie het schaakspel leert, leert het
uit zichzelf. -
■V
De bestudering van schaakwerken
moge groot nut hebben, zy komt
toch «igenlük hierop neer. dat de
lezer zich de weg laat wyzen.
Het schaakspel leert de mens na
te denken. Voor de oorlog waren
er in ons land reeds scholen die on.
derricht gaven in het schaken cn er
bestond een soort scholieren-bond.
Misschien is door de oorlog dit goe
de werk enigszins verwaterd.
Tot slot van dit artikel nog een op
merking over een verkeerde voor
stelling. die in lekenkringen soms
heerst Intensieve beoefening van
het schaakspel zou als een „gif voor
de hersenen" werken, maar niets is
minder waar. Niet omdat deze in
tensieve spelers te veel schaken,
maar omdat zy van huis uit niet
normaal zün, gaan ze geheel in het
schaakspel op en worden geestes
ziek. Het hoeft echter geen betoog,
dat alles wat men 1$ veel doet, ta
veroordelen is
Het schaakspel stuwt de gedach-
ten in een zekere richting en dit
kan de beoefefinar juist ten goede
komen, ongeacht de maatschappe-
lyke positie, die hij inneemt.
De schaaksneler leert geen over-
haaste besluiten te nemen, een
eigenschap die hem ook in het leven
"oed te pas komt.
Raad eens!
Zie hem daar kUken
Op zün hoge stengel!
Naar de mensen onder hem.
Naar de zon boven hem,
En niemand, die hem kan plukken!
Bewaar zUn zaden,
Leg die te drogen,
Over een pooa, als *t vriest,
Eten de vogel» die graag op.
Meisje» en Jongen», wie i» het?
LEONARD ROGGEVEEN.
Hansje'» droom
Er liep een klein JopgetJe door een
heel groot bos. Een plantentrommel
bungelde op z'n rug, en z'n voetje» ver
plaatsten zich langzaam.
De hele dag had hU planten gezocht
sn gekeken naar de bloempje», de vlin
ders en de bUen. HU zou nu maar even
gaan rusten aan de voet van die grote
m. HU liet zich neervallen op het
mn, zijn plantentrommel gebruikte hij
als hoofdkussen.
y door Diel Melrjer
Plots hoorde hU een heel fUn stem
metje, „Hans, Hans", en voor hem
stond een klein wezentje. Han» wreef
z*n ogen goed uit. Was hU wakker of
droomde hU? HU keek nog eena heel
goed. wat^ een grappig kereltje. „Kom
mee, Hans. Je hebt de helft nog niet
gezien van al het mooie, det hier groeit
en leeft in 't bos. Maar Hans lachte
het kaboutertje uit, „hoe kan dat nu.
je bent veel te klein om mUn gids te
zUn." „Det geeft niet", zei het kabou
tertje, „ga maar mee, al» we op de
betoverde grond komen, wordt Je net
zo klein al» Ik." Hans schrok, „nee,
dat wil ik niet, dan zou ik nooit meer
naar huis kunnen gaan." „Ach Han»
zodra Je weer op de gewone grond
komt dan wordt Je weer net zo groot
al» nu." „Echt?", vroeg Han». „Heus"
antwoordde de kabouter. Hans kon z'n
nieuwsgierigheid niet langer bedwingen
en volgde hem. Maar hU nam zijn stap
pen veel te groot; „zal lk je maar dra-
gen?", vroeg hU de Kabouter, „dan
schieten we gauwer op."
Na een poosje gelopen te hebben
vroeg Hans of het nog ver was. .Nee
we zUn er hUna." En plotseling voelde
Hans zich kleiner worden. O, wat werd
d8t kaboutermannetje zwaar. HU hield
hem niet meer. en plof daar lag het
kereltje op de grond. Nu stonden ze
op de betoverde plek. Hans keek om
zich heen. wat was het mos hoog, het
leek wel een oerwoud, en wat een ber
gen en dalen. Hoe kwamen ze ooit ver
der. En daar. was dat een vogel? Wat
een groot dier. O. het kwam hierheen.
„Kabouter pas op. atraks pikt hU on*
op." Maar kabouter was niet bang. hij
waa aan al die grote dieren gewend.
„Hana, Ja dia bU?" Dat la mijn
vrlsnd lk zal vragen oof hU ons mee
neemt." De bU zoemde, dat waa het
teken dat hU het goed vond. HU hracht
hen een eind weg. ze zaten heerlUk op
zUn wollige ruggetie en hadden een
prachtig uitzicht. Toen Hans gewend
waa om alle dieren vergroot te zien
kabouter hem herhaaldelUk gerustge
steld had. dorat hU ook te genieten.
Na een prachtige vlucht daalde de bU
op een bosviooltje, kabouter vroeg aan
het viooltje, „mogen we hlnnen ko
men?" „Natuurlijk, antwoordde een zan
gerig stemmetje. De bloemblaadles gin
gen wijder open en kabouter. Hans en
de bU klommen naar binnen. ..O. wat
mooi", zei Hans, „ik wist niet dat bet
van binnen in een bloempje zoo mooi
w„Viooltje, laat toch alsjeblieft
één blaadje vallen", vroeg kabouter^
dan kunnen wé zien wat buiten ge
beurt." „Ja. maar niet te lang", ant
woordde het viooltje, „want 't wordt
straka alecht weer, ik voel me zo ril
lerig" en even wiegelde haar hoofdje
heen en weer. Viooltje had gelijk, al
gauw stak er wind op en het ^>cgon to
regenen. Vloollje vouwde haar blaad
jes zo goed mogeUtk dicht, maar toch'
niet dicht genoeg. Druppels vielen naar
binnen, dieper boog ze haar hoofd le,
maar de wind hief het weer op en blies
regen naar binnen. O, wat was dat
naar, straks verliest ze al haar bland-
lca en dan zitten we in de reen, dan
blaast de wind ons er nog af, dacht
Hana.
De wind arhudde de arme bloem zo,
dat de bU en Hans de grofste moeite
fwuiAen om «r niet uit te vallen. Maar
elndelUk had hij dan genoeg van zijn
geplaag, en Het het viooltje met rust.
Wel gierde hij nog door de bomen en
brak daar als een echte woesteling de
takken af.
Hana en de bU kwamen voorzichtig
te voorachUn. Breng mU maar gauw
terug naar de betoverde plek, wil
Je?" vroeg hU aan de bij. „Ik wil weer
naar mijn eigen pappie toe". Dat deed
de bU. En nu kun je Han» weer door
de atraat zien lopen, het la een jonge
tje mat blond» haren en meestal heeft
hU een gat in zijn knie.
0 ja, die kannibalen 1
Kijk. dit la de oplossing:
Da kannibaal, die roeien kan, neemt
een nlet-roelenden kannibaal meW
I Daarna gaat hij den tweeden nlet-roel
enden kannibaal halen, en roeit ver
volgen» weer terug. Aan de kant staan
nu nog één roeiende kannibaal en drie
blanken.
Eén blanke en één nlet-roelende kan
nibaal gaan terug. Aan da kant staan
nu nog twee blanken, één roeiende
en én nlet-roelende kannibaal.
8 Nu gaan da roelende kannibaal en één
blanke naar de overkant.
•- Kén blanke en de nlet-roelende kan
nibaal gaan terug. Nu «taan er nog
twee blanken en de nlet-roelende kan
nibalen.
T. Daarna gaan de twee blanken naar de
overkant.
I. Tenslotte haalt de roelende kannibaal
zijn beide kameraden één voor één opl
Zol Hadden jullie dit óók? JaT Gefe
liciteerd danl Want de zaak waa •niet
gemakkelijk l
LEONARD RQQGEVEEN.
Ziehier twee prachtige tekeningen van Oom Leo.
Zü zün van Frans v. Klooster, oud 13 jaar (goed zo Frang, Jü wordt
/att kunstschilder en van Frita Porck, oud 10 jaar. Ook Frits is een
baas In het tekenen!
De andere inzendingen leken ook allemaal sprekend op Oom Leo;
jammer dat wü ze niet allen kunnen plaatsen!