LEPELAARS, sneeuwwitte voorboden der Lente Ê3E3E3ÜE3 £3 E»3 E3 Ë3 E3 E3 Q1 ■■■1 „NAASTENLIEFDE, RIDDERLIJKHEID EN REINHEID" Deelbrooddag en Bekene, op Si Maühijsdag HET SCHAKEN: Spiegel van hel karakter ■ALS op een mooie voorjaarsdag de boer de mest naar het land brengt en de eerste kieften boven de weiden buitelen, zie ik een dertigtal grote witte vogels hoog overwieken. Ze trekken naar het Noorden, naar het Zwanenwater misschien, of naar de Muy op Texel en vliegen in een zui vere wigvorm. Het zijn onze lepelaars, uit het Zuiden met de lente "Teruggekeerd, fraaie en zeldzame vogels, met hun helderwitte verenkleed, lange geel witte kuif en rode ogen. De lange zwarte snavel is breed en plat, naar het einde breed uitlopend, zodat deze de vorm van een lepel krijgt, van daar de naam lepelaar. Deze vogels genieten de tedere zorg van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, hetgeen best te begrijpen is, als we weten, dat de, het dichtst bij ons land gelegen broedplaats, de Hongaarse moera_ssen zijn, waar ze dan ook in grote getale voorkomen- In ons land zelf zijn er echter dri^broedplaatsen, nl. het Naardermem het Zwanewater ten Noorden van Petten en de .Muy op Texel. De eerste kolonie telde in 1912 ongeveer 25, in 1940 ruim 90 nesten; de tweede in 1941 een 100-tal; de Muy is de jongste kolonie, waar in 1933 voor het eerst 5 broedsels uit kwamen en »in 1938 reeds een 110 nesten telde. Het aantal vogels is niet zo groot, maar het kan zich, dank zij de bescherming handhaven en zelfs uitbreiden. De Lepelaars broeden gezellig, de nesten liggen dicht bij elkaar op het riet. Het is een prachtig gezicht, al dat gedoe in de kolonie. De vogels houden echter niet van stoornis. Nes telen zich ook de luidruchtige kap- meeuwen op hun gebied, dan zoeken ze een andere plaats op. Ook de be langstelling van de mensen is funest, waarom de kolonies in de broedtijd streng worden bewaakt. Zo alleen is het mogelijk, deze bijzondere vogel voor ons land te behouden. Het is ook niet nodig, hem in de kolonie op te zoeken, ook in onze omgeving kun nen we hem dikwijls zien- Als men b.v. in Alkpjaar in de zomeravonden langs de Jan van Sco- relkade wandelt, ziet merT"ze daar dikwijls in de polderslootjes vissen. Ze maaien met hun gevoelige sna vel door het ondiepe water en van gen de kleine kreeftachtige diertjes. Dikwijls ziet men één of twee lepe laars op de slootkant de wacht hou den. Nu wilde ik wel eens weten, hoe die wacht eigenlijk betrokken wordt, want die vrijwillige schild wachtro- mantiek waarover ik zoveel gelezen had, wilde ik niet zondaar aannemen Op een middag heb ik me in een oud watermolentje schuil gehouden en had zo een vrij uitzicht over de on diepe Molensloot. Lang behoefde ik niet te wachten, want al spoedig kwamen ze aan en zweefden één voor één in schroeflijn naar beneden. De lange zwarte poten werden uitge-" stoken en de eerste landde aan de slootkant. Nadat ze allen neergestre ken waren, stappen ze één voor één in de sloot, totdat de laatste ook wil de komen, doch deze scheen een ver- sjoteling te zijn en werd telkens weer de wal opgedreven. Dit duurde fzo lang tot hij hierin berustte en de kant als uitkijk bleef staan G. de B DE PRODUCTIE VAN NEDERLANDSE ENERGC-BEDRUVEH >945 JULfc •945 NOVCUBC* •938 JUIC >945 JUlt >938 MOvCUftC* •945 NOVtMbC* >936 JULI "945 JUtt >938 OCTOBER J9*5 OCTOBCR Fiew'i Levend Alkmaar •n.' Het was op een koude Februari - óchtend, dat wij op het grasveld in de Berger Hout drie vlaggemasten zagen staan. Zij werden beschermd door enige politie-agenten, die de aanwezige schooljongens op een eer biedige afstand hielden. Er waren nog andere belangstellenden, o.a. de Burgemeester. Om "kwart over aoht kwam een legertje van ruim vierhonderd meis jes. aanmarcheren, die zich om de masten schaarden. Het was een kleurig tafereel van blauwe unifor men, van bruin, geel en andere kleuren. Allen waren bovendien ge tooid met sneeuwklokjes en klimop, de symbolen van leven en vriend schap. Wij merkten op, dat zowel de „gewone" padvindsters aanwezig v/aren, als die van meer positief Christelijke belijdenis, de vroegere „dreehoekmeisjes". De hoofdleidster reikte de vlaggen uit aan negen daarvoor aangewezen meisjes, die ze daarna in de masten hesen. De Nederlandse vlag wapper de toen tussen de beide padvinders- vlaggen. Alle meisjes salueerden. Er werd vervolgens gezongen, de hoofdleidster hield een korte toe spraak en alle meisjes zeiden in koor de padvindersbeloften op Daarna marcheerde de troep weer af. Wat wij hier hadden bijgewoond. ,WAAR ER TIEN ETEN. EE1 DEJLFDE VOOR NIETS. Hoe~vaak"gebeurt het niet, dat er onverwachts bezoek komt, dat natuurlijk volgens de Neder- landsche gastvrijheid van harte welkom is. Zijn het één of twee personen, dan kunnen t deze meestal zonder meer mee-eten. Anders zorgt Moeder wel, dat het kan, want de gasten worden behoorlijk ontvangen en moeten vooral goed eten en drinken. Extra kosten? Och, die vallen wei mee.' Iets anderswordt het als het bezoek langer blijft. Maar ook dan weet Moeder raad, want ze winkelt bij de Gruyter, ontvangt daar cassabons en voor tien gul den aan cassabons een gulden contant terug. Dat beteekent tien procent besparing op haar uitgaven of: waar er tien eten, eet de elfde voor niets». v (Ingezonden mededeling) UW JAPON ou 5 opnieuw Wordt modern door een fraaie en decoratieve -beschildering. Handwerk dus al. tijd Iets aparts en bovendien ge garandeerd was. echt. WIJ willen U gaarne voor beelden tonen en volledige Inlich tingen geven. Laat 148, Alkmaar. c (Ingez. Med.) VERDELING DER BONVRIJE ARTIKELEN. KRIJGT IEDER ZIJN DEELT De Nederlandse huisvrouwen, die da gelijks Honlg's artikelen op het menu hadden staan, zullen natuurlijk wel eens Iets meer willen weten over de ver deling van deze uitmuntende voedings artikelen. Hoewel het gemakkelijker en voordeliger zou zijn om slechts enkele rayons met de totale productie te be voorraden, sparen Honig's Fabrieken kosten noch moeite om over het gehele land een zoo billijk mogelijke verdeling van Honig's artikelen te verkrijgen.» Het ligt voor de hand. dat er op velerlei bied nu nog moeilijkheden zijn. maar de Honig's Fabrieken doen hun uiterste best om ieder gezin een eerlijk deel te bezorgen. De directie is er zelfs toe overgegaan, om zich niet bij een tekort aan arbeidskrachten neer te leggen en heeft in andere plaataen, waar meer personeel beschikbaar was, afdelingen opgericht om de productie te kunnen verhogen. (Ingez. Mcd.) Een typisch oud gebruik in Bergen en andere plaatsen Op Wieringen deed men 't wat korter: QUDE Bergenaren zullen zich nog her inneren, hoe vroeger op 24 Febr., op St. Matthtjsdag, in de kerk en later in de school witte broodboll»n werden uitgedeeld aan de klnderln en hoe op de avond van de ..deelbrooddag" de jeugd ging „bekene", een groot vreug devuur ging ontsteken op den Molen- krocht. Nadere bijzonderheden omtrent dit eeuwenoude gebruik vindt men in het werkje van wijlen mevr. M. van Ree- nen Völter, dat tot titel draagt: „De heerlijkheid in Bergïn in Woord en Beeld" en waarvan de tweede druk werd verzorgd door mevr. M^ fe. Ba ronesse Taets van Amerongen—Van Reenen. Volgens dit Interessante werk je schonk een zekere Fop Rgjnerez op 8 Mei 1483 enige landerijen aan de Berger Kerk en stelde daarbij de voor waarde. da| Kerkmeesteren door een priester elke week twee missen zou den doen celebrer»n voor den dona teur en zijn nakomelingen en verder jaarlijks op St. Matthijsdag 24 Febr. drie zakken tarwe schenken aan de armen. Na de hervorming werd in 1582 met onderling goedvinden besloten, de mla- sifcn te laten vervallwj tegen een uit kering van f 425 aan de erfgenamen van den schenker. De jaarlijkse uitdeling van drie zak ken tarwe bleef gehandhaafd, maar werd later veranderd in een uitdeling va^ brood aan de Rinderen. Door de grote uitbreiding van Bergen ging dit steeds moeilijker en in 1911 werd het afgeschaft en vervangen door een jaar lijkse uitkering van f 25 aan het Bur gerlijk Armbestuur. Het eeuwenoude gebruik leefde verder alleen voort In de herinnering van de ouderen. „Bekene", was wijdverspreid Het „bekene" of vuurtjesstoken op de avond van deelbrooddag trof men op vele plaatsen aan; op Wieringen bijv. op den naamdag van dïn Heiligen Pe. trus, op 22 Februari, welke dag toen gold als het begin van de lente: elders weer werden met Pasen grote vreugde vuren ontstoken. Het einde van de winter was voor oud en jong een feest dag. men ontstak grote vur=n en dans te er omheen en liep er door. Overal ging reeds weken te voren de jeugd rond om hout. oude manden, riet. stro. oude vaten, kortom alles wat maar branden wou, te verzamelen voor het maken van een grote brandstapel. Te Berg»n gingen de kinderen van huis tot huis bedelen om beke-stro onder het zingen van: Ikkie, tikkie to. Boer mag ik wat stro? Ikkie, tikkie tarwe Dan mag je komen warme, Ikkie, tikkie tocht, Al op de Molenkrocht. Slnte Pieter schoven Als je niet geeft Dan zal lk ze roven. In Drente klonk bij het „paasvuursie pen" de eentonige dreun. Hé 'j ook oale huven of oale wannen die wij Poasmoandaf brannsn of een bossien riet ander hé wij poaesmoandag niet D. L. Daalder vertelt ons in zijn ..Schimmenspel", hoe de Tessclaartjes tegen de tUd van de ..MelerblTs", het grootste festijn van het jaaA de harten van de bewoners trachten w vermur wen m de smeekbede: Hooi. hooi. Hei Je gien strooi? Hei Je gien ouwe manden? Dan zeilen we de Meierblls branden. Hekken en stekken en jodenpalen, As je niet geeft dan zeilen we je halen Boer, laat Je hekken en stekken maar staan. Dan zeilen we zé aan enden en brokken slaan. 24 Februari, deelbrooddag en bekene? Ach! wij vinden, waar wij staren, niets bestendigs hier benênl De koppen bü elkaar! Wij zijn als een totaal gehavend en verarmd volk uit de grote wereldbrand te voorschijn gekomen Arm aan stoffelijke middelen als wij zijn, betekenen wij niet veel in het grote spel der wereld. Zijn wij daarom verloren? Neen als wij maar te samen waakzaam zijn en met alle middelen trachten onze in nerlijke volkskracht te bewaren Willen wij weer iets betekenen, dan zal het door onze innerlijke rijkdom moeten zijn. Het streven naar „Gees telijk Herstel" moet niet alleen aller aandacht, maar nog meer ieders steun ondervinden. In federatief verband dienen de leiders der so ciale en culturele instellingen In onze steden en dorpen zo nauw mo gelijk hiertoe samen te werken „Volks JJerstel" wil in haar comité's een spreekplaats daartoe vormen. Het programma zal zijn: „Hoe bren gen wij ons dorp onze stad in so ciaal-cultureel opzicht omhoog?" De uitvoering der samen vastgestelde plannen blijft vanzelfsprekend in handen der samenstellende leden zelf. Wjj zijn er van overtuigd, dat ..Geestelijk Herstel" in eendracht slechts tot" stand kan komen. Als Volk, als Mens is er zoveel, dat ons te samenbindt. Daarom de koppen bij elkaar. Het is de hoogste tijd. was een demonstratie ter gelegen heid van de geboortedag van wijlen generaal Baden Powell, die in Januari 1941 is overleden. Hij sticht te in 1908 de organisatie der padvin ders, die nu in meer dan 50 landen haar vertakkingen heeft en mil- lioenen leden telt. De padvinderij tracht voor de jeugd behoeften te vervullen, waar aan de school niet voldoet De school brengt in de eerste plaats kennis bü, de padvinderij tracht en dit geldt eigenlijk voor alle jeugdorganisaties vooral practische waardigheid en karakter te ontwikkelen. Zy sluit zich aan bij de natuurlyke neigin gen van de jeugd, althans van een groot deel daarvan de neiging tot beweging in de open lucht en tot het avontuurlijke, het romantische tot de primitievere toestanden der mensheid. Maar daarnaast bevat de padvin derij ook ethische elementen. Zij wil de jeugd ook hiervan doordringen, dat wij niet alleen zelfstandige indl viduën zün, maar dat wy in een ge meenschap leven en dat wü elkaar moeten helpen. Daarom leggen de padvinders bü hun installatie de be lofte af, dat zü ernstig zullen trach ten hun best te doen om hun plich ten tegenover God en hun land te vêlbrengen en hun medemensen steeds te zullen helpen en büstaan Zij beloven verder steeds de pad- vinderswetten te zullen naleven, waarin gesproken wordt van trouw, eerlükheid, naastenliefde, ridderlük- heid en reinheid in gedachte, woord cn daad. De jongste afdeling heet bij de jongens „welpen", 8y de meisjes „kabouters". Elk dier afdelingen Is weer in groepen verdeeld. Zo vor men 24 meisjes een „vendel", dat een eigen leidster heeft en weer in vier „ronden" verdeeld is. „De animo voor de padvinderij is in de laatste tijd zo groot", vertelden dc leiders ons. „dat wij wegens ge brek aan geschoolde leiders niet alle sollicitanten hebben kunnen opne men Hierin zal echter wel spoedig verbetering komen". In ieder geval: ook de padvinderij leeft in Alkmaar. Toevallige om- standiihedën hebben veroorzaakt, dat hierboven alleen van een demon stratie door de meisjes sprake was. maar onder de jongens leeft zü ook. Misschien komen wij daar later nog eens op terug. C. H. K. ONZE JEVGDHOEK Lekker! Daar wan eens een vrouw, en die bakte een taart. Maar haar man wou het baksel niet eten, HU proefde, en toen zei hU héél boos: „Zegde suikerdie heb Je vergeten!" Maar toen riep de vrouw haar buur man erbU. En ze vroeg: ..Toe. neem JU eens een hapje?" Maar de buurman die zei: „Niks hoor, vrouw, niks voor mU- Ik ben véél te oud voor zo'n grapje". En toen ging de vrouw naar den diender. Ze vroeg: „Zeg, wil JU die taart eens proberen?" Maar de diender keek boos en hU zei: „Scheer Je weg! Of ik zal Je eens mores gaan leren! Toen stapte de vrouw naar den tim merman toe. En ze vroeg: „Mag 'k er wat van gteven?" Maar de timmerman had erge kiespUn. HU riep: „Au! Au! Au! Nee vrouw, nooit van mUn leven!' En toen ging de vrouw naar het huls van deri' smid. En ze zei: „Lust de baas soms een stukje?" Maar de vrouw van den smid zei: „Kom morgen terug! Want mUn man doet Juist even een tukje 1" Toen stapte de vrouw naar den mole naar toe. En ze vroeg: „Zou die taart jou niet lUken?" Maar de molenaar had niets geen trek. En hU rei: „Loop nou door, vrouw. En laat naar Je kU- kenl" En toen ging de vrouw naar den meester. Ze vroeg: „Wijze heer, kan die taart u behagen?" Maar de meester, die achudda zijn hoofd. En hij „Waarom kom JU een oud man zó pla gen?" Nou, toen zette de vrouw zélf haar tanden er in. Maar de 'aartneen, hU was niet te eten! „Och, och, och", zei de vrouw. „Ja. mijn man had gclUk! Ik heb heusjes de suiker vergeten!" En toen smeet ze de taart., plons., pardoes in de sloot. „Lelijk ding", zei ze. ..Jou kan ik missen!" Ja, en wie hebben toen héél de taart opgesmuld? Je raadt 't al. Zeg 't maar! De1 Het schaakspel is een strijdspel De philiaoof dr. Lasker heeft er reeds op gewezen, dat ieder instinc tief behoefte heeft aan strydspel. hetrü v*n sportieve aard, hetzü een kaart- of bordspeL Het vernuft zegeviert. Ieder willekeurig spel voldoet echter niet; op de duur wordt geen bevrediging geschonken door een spel. dat slechts van lichameiyke vaardigheid of „geluk" afhangt. De strüdvaardigheid van de geest geeft het schaakspel een rykere in houd, want r.iet alleen de stemming maar ook het karakter openbaart zich in 't schaakspel. De al te voorzichtige, de listige, onopenhartige of de wankelmoedige opportunist, zün gemakkelijk «is zodanig te herkennen en kunnen op de duur geen succes behalen op de eerlyke, die ondanks alle moei lijkheden de rechte weg zoekt. Leer telf denken! Het is noodzakelük, dat men na denkt. Er zijn mensen, die menen, dat ze niet denken kunnen, maar dat is vaak zelfbedrog. De meesten hebben echter het denken verleerd en moeten zich daarin oefenen. Jon ge mensen zün vaak gewend, dat men thuis voor hen denkt. Met het argument: „dat hebben wü nog niet gehad", wordt de meest inbeciele fout weer goedgepraat. Wie het schaakspel leert, leert het uit zichzelf. - ■V De bestudering van schaakwerken moge groot nut hebben, zy komt toch «igenlük hierop neer. dat de lezer zich de weg laat wyzen. Het schaakspel leert de mens na te denken. Voor de oorlog waren er in ons land reeds scholen die on. derricht gaven in het schaken cn er bestond een soort scholieren-bond. Misschien is door de oorlog dit goe de werk enigszins verwaterd. Tot slot van dit artikel nog een op merking over een verkeerde voor stelling. die in lekenkringen soms heerst Intensieve beoefening van het schaakspel zou als een „gif voor de hersenen" werken, maar niets is minder waar. Niet omdat deze in tensieve spelers te veel schaken, maar omdat zy van huis uit niet normaal zün, gaan ze geheel in het schaakspel op en worden geestes ziek. Het hoeft echter geen betoog, dat alles wat men 1$ veel doet, ta veroordelen is Het schaakspel stuwt de gedach- ten in een zekere richting en dit kan de beoefefinar juist ten goede komen, ongeacht de maatschappe- lyke positie, die hij inneemt. De schaaksneler leert geen over- haaste besluiten te nemen, een eigenschap die hem ook in het leven "oed te pas komt. Raad eens! Zie hem daar kUken Op zün hoge stengel! Naar de mensen onder hem. Naar de zon boven hem, En niemand, die hem kan plukken! Bewaar zUn zaden, Leg die te drogen, Over een pooa, als *t vriest, Eten de vogel» die graag op. Meisje» en Jongen», wie i» het? LEONARD ROGGEVEEN. Hansje'» droom Er liep een klein JopgetJe door een heel groot bos. Een plantentrommel bungelde op z'n rug, en z'n voetje» ver plaatsten zich langzaam. De hele dag had hU planten gezocht sn gekeken naar de bloempje», de vlin ders en de bUen. HU zou nu maar even gaan rusten aan de voet van die grote m. HU liet zich neervallen op het mn, zijn plantentrommel gebruikte hij als hoofdkussen. y door Diel Melrjer Plots hoorde hU een heel fUn stem metje, „Hans, Hans", en voor hem stond een klein wezentje. Han» wreef z*n ogen goed uit. Was hU wakker of droomde hU? HU keek nog eena heel goed. wat^ een grappig kereltje. „Kom mee, Hans. Je hebt de helft nog niet gezien van al het mooie, det hier groeit en leeft in 't bos. Maar Hans lachte het kaboutertje uit, „hoe kan dat nu. je bent veel te klein om mUn gids te zUn." „Det geeft niet", zei het kabou tertje, „ga maar mee, al» we op de betoverde grond komen, wordt Je net zo klein al» Ik." Hans schrok, „nee, dat wil ik niet, dan zou ik nooit meer naar huis kunnen gaan." „Ach Han» zodra Je weer op de gewone grond komt dan wordt Je weer net zo groot al» nu." „Echt?", vroeg Han». „Heus" antwoordde de kabouter. Hans kon z'n nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en volgde hem. Maar hU nam zijn stap pen veel te groot; „zal lk je maar dra- gen?", vroeg hU de Kabouter, „dan schieten we gauwer op." Na een poosje gelopen te hebben vroeg Hans of het nog ver was. .Nee we zUn er hUna." En plotseling voelde Hans zich kleiner worden. O, wat werd d8t kaboutermannetje zwaar. HU hield hem niet meer. en plof daar lag het kereltje op de grond. Nu stonden ze op de betoverde plek. Hans keek om zich heen. wat was het mos hoog, het leek wel een oerwoud, en wat een ber gen en dalen. Hoe kwamen ze ooit ver der. En daar. was dat een vogel? Wat een groot dier. O. het kwam hierheen. „Kabouter pas op. atraks pikt hU on* op." Maar kabouter was niet bang. hij waa aan al die grote dieren gewend. „Hana, Ja dia bU?" Dat la mijn vrlsnd lk zal vragen oof hU ons mee neemt." De bU zoemde, dat waa het teken dat hU het goed vond. HU hracht hen een eind weg. ze zaten heerlUk op zUn wollige ruggetie en hadden een prachtig uitzicht. Toen Hans gewend waa om alle dieren vergroot te zien kabouter hem herhaaldelUk gerustge steld had. dorat hU ook te genieten. Na een prachtige vlucht daalde de bU op een bosviooltje, kabouter vroeg aan het viooltje, „mogen we hlnnen ko men?" „Natuurlijk, antwoordde een zan gerig stemmetje. De bloemblaadles gin gen wijder open en kabouter. Hans en de bU klommen naar binnen. ..O. wat mooi", zei Hans, „ik wist niet dat bet van binnen in een bloempje zoo mooi w„Viooltje, laat toch alsjeblieft één blaadje vallen", vroeg kabouter^ dan kunnen wé zien wat buiten ge beurt." „Ja. maar niet te lang", ant woordde het viooltje, „want 't wordt straka alecht weer, ik voel me zo ril lerig" en even wiegelde haar hoofdje heen en weer. Viooltje had gelijk, al gauw stak er wind op en het ^>cgon to regenen. Vloollje vouwde haar blaad jes zo goed mogeUtk dicht, maar toch' niet dicht genoeg. Druppels vielen naar binnen, dieper boog ze haar hoofd le, maar de wind hief het weer op en blies regen naar binnen. O, wat was dat naar, straks verliest ze al haar bland- lca en dan zitten we in de reen, dan blaast de wind ons er nog af, dacht Hana. De wind arhudde de arme bloem zo, dat de bU en Hans de grofste moeite fwuiAen om «r niet uit te vallen. Maar elndelUk had hij dan genoeg van zijn geplaag, en Het het viooltje met rust. Wel gierde hij nog door de bomen en brak daar als een echte woesteling de takken af. Hana en de bU kwamen voorzichtig te voorachUn. Breng mU maar gauw terug naar de betoverde plek, wil Je?" vroeg hU aan de bij. „Ik wil weer naar mijn eigen pappie toe". Dat deed de bU. En nu kun je Han» weer door de atraat zien lopen, het la een jonge tje mat blond» haren en meestal heeft hU een gat in zijn knie. 0 ja, die kannibalen 1 Kijk. dit la de oplossing: Da kannibaal, die roeien kan, neemt een nlet-roelenden kannibaal meW I Daarna gaat hij den tweeden nlet-roel enden kannibaal halen, en roeit ver volgen» weer terug. Aan de kant staan nu nog één roeiende kannibaal en drie blanken. Eén blanke en één nlet-roelende kan nibaal gaan terug. Aan da kant staan nu nog twee blanken, één roeiende en én nlet-roelende kannibaal. 8 Nu gaan da roelende kannibaal en één blanke naar de overkant. •- Kén blanke en de nlet-roelende kan nibaal gaan terug. Nu «taan er nog twee blanken en de nlet-roelende kan nibalen. T. Daarna gaan de twee blanken naar de overkant. I. Tenslotte haalt de roelende kannibaal zijn beide kameraden één voor één opl Zol Hadden jullie dit óók? JaT Gefe liciteerd danl Want de zaak waa •niet gemakkelijk l LEONARD RQQGEVEEN. Ziehier twee prachtige tekeningen van Oom Leo. Zü zün van Frans v. Klooster, oud 13 jaar (goed zo Frang, Jü wordt /att kunstschilder en van Frita Porck, oud 10 jaar. Ook Frits is een baas In het tekenen! De andere inzendingen leken ook allemaal sprekend op Oom Leo; jammer dat wü ze niet allen kunnen plaatsen!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 3