Torpedo aan boord Voorsten in het Verzet (Vervolg van pagina 1). Ander de pioniers van het verzet, de 1 partizanen van de lage landen, zijn minder „avonturiers" geweest dan ve len steeds veronderstelden. Het leven was te moeilijk, de dagelijkse druk te zwaar voor hen, die zwak op hun be nen stonden. Ook van deze elementen ontmoette men wel in de verzetsgroe pen, maar zij gaven doorgaans al spoe dig tekenen van vermoeidheid en kwa men dan aan de kant te 6taan. De groep, die In Noord-Holiand- Noord de felste activiteit ontwikkelde, was de K, P. van Frits. Frita Conijn uit Alkmaar, hij was de manTvan wien de, in de loop der jaren wisselende, maar altijd kleine, groep stilzwijgend en als vanzelfsprekend het leiderschap aanvaardde. Frits, met zijn rustige, ja laconieke manieren, hij spreidde een rusteloze activiteit ten toon. Le gio zijn aantal „kraken" dat hij met zijn mannen „zette"; niet op te som men is het vele werk van andere aard, dat hij verrichtte. Het „Mededelingenblad van L. O. en v L. K. P." schreef op 13 October 1945 o.m.: „Er werd gewerkt tot ver bui ten de provincie Noord-Holland; con tacten liepen over de grens in Brabant <zn Limburg; regelmatig kwam er be zoek van buitenlandse agenten, Over- vallen werden er 'gedaan te Haarlem, IHeiloo, Leiden. Venhuizen, Oudorp. Houten, (Utrecht), Sc'nagen, Amsten- dam, enz Frits nam ook deel aan de eerste overval op de Weteringschans en aan het leeghalen van het S. D,-flatge bouw in de Corellistraat te Amster dam". De opsomming van deze wapenfel- t»n is niet volledig. Wie het voorrecht heeft gehad, Frits in zijn werk te ken nen. weet echter, dat er veel minder nodig ie om zijn grootheid te tekenen Slechts een enkele keer, als b.v. de een of andere kraak bijna mis was gegaan en de groep uit elkander was geslagen, kon hij even uit zijn laconie ke onverstoorbaarheid komen. Blij verrast sprong hij dan op, als wéér een vrisnd behouden terugkeerde, ilang en stevig drukte hij de hand van den makker en jongensachtig klonk dan zijn lach. Maar voor lang na-kaar- ten was er nooit tijd; de ene daad eis te de andere, na elk succes werd met ernst en vlijt 't plan gesmeed voor de volgende aanvallen. Men bedenke, dat zij bijna alle zich afspeelden in het laatst van '43 en in '44, (vóór '43 was er van gewapend verzet immers nau welijks sprake!). J^ET werk steunde op de vastberaden heid van de vriendenkring, dóór te strijden tot het uiterste. Deze onder- linge kameraadschap op leven en dood was een nooit-verflauwende stimulans, zij deed alle moeilijkheden overwin nen. Frits was omringd door Jonge ke rels, die hem waardig waren. Velen zijn, zoals hijzelf gevallen. De twee Limburgers Albert Heulen (Bair) en Jacobue Frenken (Rfnus) die in de val liepen op e?n contact-adres; Gerard Veldman (Gerard), naar wien morgen de brug "Tij Ursem genoemd Zal wor den, waar hij viel in een gevecht met de Landwacht: Hans Voskuil (Lange Hans), die gegrepen wérd te Brussel, samen met Oskar Zij brachten een r. a. F -piloot -an een aantal filmsnaar België; M. Zonderhuis (Thijs), verga- FRITS CONIJN. der- en correspondentie-adres van de K. P. te Heiloo; Rens Prins (Henk) en Klaas Ritsema (Klaas), ook deze leden van Frits' groep werden gefusilleerd slechts weinigen van den kerngroep zijn nog in leven Frits zelf viel In handen van de S. D., voor welke hij immer een ware schrik was geweest, op Dinsdag 29 Augustus 1944 te Amsterdam, bij een poging om een vriend te redden. Op 6 September d. a. v. werd hij in het concentratiekamp Vught neergescho ten. Hij was toen .twintig jaar. Zeer velen van zijn vrienden en strijdmakkers uit wijdere kring waren hem deze weg reeds voorgegaan.. Velen zouden deze weg nog moeten volgen. JWAAR de geest van Frits, de jonge leider van de eerste en meest ac tieve Noord-Hollandse K^ P. zal voort leven onder het volk vah de lage lan den. Zij zal niet bezwijken onder de last van tegenslagen en moeilijkheden. Zij zal immer het schoonste en het hoogste zoeken. Zij zal zich sterken aan het voorbeeld van hen, die het grote offer brachten. Daarom zijn Frits en zijn mannen niet vergeefs gevallen. De „longen van Amsterdam". Sarphatlpark wordt opgeknapt. KOPPIG Men zegt wel eens, dat sommige men sen. en sommige boeren vooral, geweldig koppig kunnen zijn. Is dat waar? Als Je 't volgende voorvalletje leest, zou Je 't bijna gaan geloven. Twee boeren, allebei een mooi wagen- tje-met-een paard-ervoor besturend, ont moeten elkaar eens op een smal wegge tje. 2e konden elkaar slechts op één ma nier passeren: éin van de twee moest wat opzij gaan en zijn karretje half op de berm van de weg neerzetten. Als dat ge beurde, kwam er voor den ander Juist ge noeg ruimte vrij, om, zonder ongelukken te veroorzaken, zijn reis te vervolgen. De twee boeren hielden hun hardlopers in en allebei wachtten ze, tot de ander wat op zij zou gaan. Ze zelden geen van tweeën een woord Maar toen dit zo een poosje geduurd had, en geen van belden aanstalten maakte, om wat opzij te gaan. haalde boer A een krant uit zijn zak en hij ging op zijn gemak wat zitten lezen. De hele krant las hij. 411e berichten, 411e advertenties, •t Was nog vóór de oorlog en de kranten waren héél wat dikker en groter dan tegenwoordig. Een hele poos las boer A door. En toen hij aan de laatste pagina begon, vroeg boer B, zijn „tegenligger", met een vrien delijk glimlachje: „Zeg, als Je kléér bent.... mag ik 'm dan eventjes Inkij ken?" ZIGEUNER WIJSHEID. Pijn houdt op, zodra Je er niet meer op letl LEONARD ROGGEVEEN. oen vimr goraeavoMaii van da Ista Camp. Linia-Oaat Amsterdam Beo kindje schreit omdat het honger heeft en moeder neemt het in haar ar men, zij veegt haar tranen weg en laat haar kindje drinken. Dit jonge leven, daarvoor zal xtj vechten, dit zal zij beschermen, het jonge kind eist haar op. En ik denk aan de vrouwen, die alleen achterblijven. Zijn zij het niet die de zwaarste strijd voeren? Nu nog. EN wij? Het leven van vrijbuiter heeft ons weggerukt uit onze omgeving, waar vaste normen golden. Het smeet ons in een fel leven, vol spanning. Wij kozen dit leven vrijwillig. Waarom? Om de bleke verkleumde kinderen, die wij in de portieken vonden? Om de razzia's op onze mannen en jongens? Om de Jodenvervolgingen? Om de rechtsverkrachting? Om degenen, die gemarteld wérden in de concentratie-kampen? Om het avontuur van het leven van vrijbuiter, van opgejaagde, met tot slot misschien uithongering, foltering en dood? Wie vroeg mij. wie vroeg ons waarom wij onze kleine levens, ons klein geluk in de waagschaal stelden? tij, die veilig thuis bleven, zij die hoorden van onze daden, zij schimpten of prezen, afhangend daarvan of het hun voor- of nadeel bracht. Maar wij, wij werden aan stukken gescheurd van verbittering en haat om het leed van zo velen. Voor ons, die vochten, golden andere normen dan vroeger. Wij vormden onze eigen wetten. NU is alles voorbij. Het is vrede. Al onze opgekropte hoop, al ons op gekropt verlangen breekt zich baan. Wij zien de wereld, zoals ze nu ls, en kijken verdwaasd rond. Voorzichtig tastend zoeken wij de weg terug, terug in de veilige omheining van ons gezin. Zoeken wij de zuiverheid in de heldere ogen van een kind. 7ACHT speelt het orgel in de aula. Buiten schijnt de zon. Fel la het licht daarbuiten. Binnen is het licht zachter. De zonne stralen worden gebroken door de ge brandschilderde ramen. Een priester begint te spreken. Het is onze aalmoezenier. Na hem komt de veldprediker. De Nederlandse vlag, onze vlag met zijn helder rood. wit en blauwe kleuren ligt hier over de donkere kisten van onze vrienden. Ik hoor niets van wat er gezegd wordt. Wanneer het orgel weer begint te spe len is het. alsof ik wakker schrik uit een afschuwlijke droom. Het is geen droom, helaas. Het orgelspel maakt mij kalmer, maar ook zo verdrietig. Herman, waarom juist jij? God, waarom? Ja, dat vragen zo velen. Herman, je hebt grote dingen gedaan. Misschien maakte ook jij grote fouten daarbij. Het was geen gemakkelijke strijd die wij voerden, de verantwoor ding voor onze daden woog zwaar. God alleen weet hoe zwaar-en hoe het ons folterde. Nu zijn we vrij, eindelijk vrij. Maar jij, jouw lichaam ligt nu gevangen in de donkere aarde. Je geest zal vrij zijn, vrijer dan de onze. EEN lange, lange rij schuift tussen de groenende bomen door. Made liefjes en boterbloemen staan te bloeien tussen het gras vlak bij de pas gedolven graven. Ik begrijp niets meer, hoor alleen gonzen. Een hand voel ik op mijn schouder. Er wordt een lied gezongen. Alleen de laatste regel blijft mij bij: „die daar nu onze vijand slaat *ter neer". De kisten liggen begraven onder de bloemen. Ik denk aan al de vrij wappe rende vlaggen, waarlangs wij trokken en kijk naar de kransen hier. Buiten deze stille hof heerst de vreug de om de vrede. Maar wij, wij droegen nog de tol van de oorlog met ons mee. Gesneuveld zijn zij, terwijl de vlaggen vrij wapperclen, gevallen op de laatste dag. Elke vlag, elke bloem, het beieren van de klokken in de stille morgen, doet pijn. Maar het leven gaat door. Meetierwerhen 11 Mei 1945. -M. Een man van de koopvaardij vertelt W A3 4 yOEN de oorlog uitbrak zaten we met. een Hollandse vrachtboot, de ,.Sa- Hër", op de Middellandse zee. Toen we de berichten binnenkregen stoomden we direct op naar Oran, waar de boot z'n oorlogskleuren kreeg. In een con- vool zijn we daarna mee gevaren naar Brest, de marinebasis in Frankrijk. Enige weken hebben we daar op or ders moeten wachten. Tijdens dat wachten raakten we nog vier maanden gages ook kwijt. Maar dat ging van ganser harte hoor. De gehele beman ning stelde namelijk, volkomen vrij willig, vier maanden gage beschikbaar aan het Rode Kruis voor de Neder landse vluchteïThgen in FrankrijfiT Na de val \F5n Parijs werden we uit Brest, met nog 163 schepen, door 400 moffan-vliegtuigen weggebombardeerd Van deze schepen gingen er 18 door mijnen of andere explosies de lucht Wij kwamen er gelukkig heelhuids door. We moesten toen naar Casablanca. Daarvoor hadden we echter lang niet voldoende steenkool aan booi-d, zodat we eerst in Bordeaux gingen bunke ren. Later hebben we het convooi weer ontmoet Lang bleven we daar niet bij, want midden in de nacht verlie ten we het. om koers te zetten naar Liverpool. Dat zijn van die gezellige pleziertochtjes die je niet gaarne over doet. We moesten dwars door de mij nenvelden hen. De wacht rapporteerde in toaal vijf-en-zestig, dus je be grijpt In Engeland leek het wel een Ba bylonische spraakverwarring. Vluch-j telingan uit alle delen van Europa wa-l ren naar het veilige Engeland overge-' stoken. Na een week of vijf kregen we op dracht om met nog 84 schepen naar Kaapstad te vertrekken. In Kaapstad aangekomen, bleek dat we tot de twaalf schepen behoorden, die veilig waren overgekoman. De rest van vier-en-tachtig was door mijnen of bombarderen verloren gegaan. Met de Russen gingen we verder naar Calcutta; vandaar naar Amerika en vervolgens naar Ned. Indië. Vijf maar.den lang lagan we daar om op te knappen van al de kleine avontuurtjes die we beleefd hadden. Toen de Jap echter kwam opzetten, waren we genoodzaakt te vluchten naar Bombay. We deden het, maar een pretje was het niet, want we moesten: dwars door de slag op de .Javazee heen.f Dat was vreselijk. Navertellen kun je het haast niet. Maar de averij viel mee; twee kruk assen hadden we verspeeld. Na negen maanden kregen we een-nieuwe en we vertrokken naar Australië. Ook bij die reis kwamen w,e er zon der kleerscheuren af, al hadden we driemaal een aanval van onderzeeërs en tweemaal van vliegtuigen te verdu ren. Als retourvlucht kregen we graan mee. Het kwam veilig in Bombay aan Alles verliep zo voorspoedig als maar kon. Toen. een week of wat later, ge beurde het. We voeren ongeveer 400 mijl van Colombo, 't Is 11 uur in de morgen, als 'n torpedo ons schip raakt. Twee meter naast me dringt hij door de keuken heen. Ik zie de koksjongen door de luchtdruk een sprong maken, zo ver dat ik hem niet meer met het oog kan volgen. Nooit heb ik hem weer gezien.. Zelf krijg ik 'n klap van ean ijzeren deur. maar kom nogal ge lukkig terecht. Betast m'n hoofd, dat ook een tik heeft gehad, strompel over eind en wil m'n zwemvest pakken Het is verdwenen. Als ik naar m'n hut kruip, om te zien of het daar is. Boeiend zijn de verhalen, die onze Hollandse zeelui van koopvaardij en marine kunnen doen over hun avon turen in de geweldige worsteling, die ons ten laatste de vrijheid weder schonk. Wij hadden een ge sprek met een inwoner van Hoorn, die na ruim 61/» jaar zwalken op de wereldzeeën onlangs in het ouder lijk huis terugkeerde. 0 Dergelijke avonturen, als hij ons vertelde, hebben zeer velen van ons weggerukt. Laten wij voor hen een goede plaats in ons hart bewaren. zie ik den hofmeester staan. Krampach tig probeert hij z'n bardeurtje dicht te krijgen, want z'n bierflesjes rollen er uit over de vloer. Het haar hangt hem voor z'n ogen en hij heeft niet eens in de gaten, dat de deurtjes helemaal ontzet zijn. Ik breng hem aan het ver stand dat-ie z'n flesjes maar moet la ten rollen en een zwemvest aantrek ken. De deur van m'n hut moet lk in trappen- Als ik een vest heb bemach tigd ren lk zo gauw mogelijk naar de sloep. De Brits-Indiërs die we aan boord hebben zijn al bezig de sloep te strij ken. Ik spring er in. maar het blijkt al gauw, dat de strijkers geen ervaren zeelui zijn. Doordat ze niet gelijktijdig vieren, komt de boot gevaarlijk scheef te hangen. Aan een slingerend touw hijs ik me naar boven en klim weer Zowel koopvaardijvloot als marine leverden een groot aandeel in onze bevrijding. aan boord. Met nog een paar lui krij gen we nu de sloep behoorlijk op het water. Als het merendeel al weer in de. sloep zit, hakt een snuggere kanonnier de talie door, die de verbinding tussen sloep en schip is. „Mag ik ook nog mee", brul ik. Als ik om me heen kijk zie ik alleen nog maar de commandant aan de andere kant van de boot. De „Sub", die bo- ven is gekomen, begint ook al te schieten. Dan waag ik de sprong maar van vijftian meter hoogte in de golvep. Na een minuut of vijf ziet de sloep kans me op te pikken. Ik zit er net goed en wel in. als de Japanse „Sub" ook nog op de sloepen begint te scieten. We raken echter uit de buurt en het schie ten houdt op. Als we naar onze booi zien, bemerken we dat ze niet zinkt. We «preken af «traks voor inspectie weer aan boord te gaan. Misschien kunnen we Colombo er nog mee ha len. Maar daar komt plotseling de onder gedoken „Sub marine" weer boven Net tussen twee sloepen in. Men vraagt naar onze kapitein. Ala ze hem aan boord hebben gesleurd, wordt hij met handen en voeten aan de reling vast gebonden. De „Sub'' klaar voor On derwater. Machteloos moeten we toe zien. Plots zien we iemand uit de commandotoren komen. Het blijkt de Jappencommandant te zijn. Hij beveelt onzen kapitein lo» te maken en binnen te brengan. Als ze in de toren zijn ge daald, verdwijnt de „Sub" weer in de golven. Niet voor goed ie ze verdwe nen, want na enige ogenblikken keert ze terug om onze boot tot zinken te brengen. Het duurt lang, 't is al vijf uur als het ze eindelijk gelukt. Onze boot Is naar de kelder. De Jap heeft dit keer succes gehad. In de sloepen wordt beraadslaagd. De Male- dleven liggen het dichtste bij. De uit gebroken moesson veroorzaakt echter veel stroming en hoge zeeën, zodat die reis ons minstens zeven dagen zal be zig houden, als alles tenminste goed gaat. Het veel verder gelegen Colombo denken we door gunstiger stromingen in net zoveel dagen te kunnen halen terwijl we dan eerder in de vaargeul zlttsn van gealliëerde schepen. We besluiten daarom het laatste en zetten zeilen bij voor de reis naar Colombo. Ik voel me koud en huiverig want heb niets anders n^eer aan m'n lijf dan een gerafelde koksbroek. M'n bakkers- sloof is in repen vrscheurd om als ver band te dienen voor een gewonden Ja vaan dien ik nog op m'n rug naar de sloep heb kunnen krijgen. Hij overleeft het jammer genoeg niet en we moeten hem overboord zetten waar de haaien dankbaar gebruik van maken. We zitten nu nog met 37 man in de sloep. Eigenlijk mogen er maar 35 in. 1 maar wie kijkt in zo'n toestand op een paar man. Er wordt balans opgemaakt waarna het rantsoen wordt vastgesteld op 1 scheepsbeschuit en ongeveer een eierdopje water per 24 uur. Drie en *n halve dag houden we 't zo vol Dan, eerder dan we dachten, komt de verlossing. Een al groter wordende stip blijkt een vliegtuig te zijn. We zwaaien met lappen en brullen van jewelste, terwijl we proberen met ons zwakke seintoestel verbinding te krij gen. De spanning trilt door de lucht, DanMen heeft ons bemerkt, We hebben verbindingZij het dan ook heel zwak. De piloot seint ons dat hij van plan is te dalen en ons allen mede te nemen. Als hij echter hoort dat drie mijl achter ons nog een sloep komt verandert hij van mening en zegt een schip te zullen waarschuwen. Het vliegtuig verdwijnt, wordt kleiner an kleiner. We zitten weer met 37 man in een kleine sloep op de onmetelijke ze. Maar we weten dat er aan onze redding gewerkt wordt. De vierde dag ontdekken we het ge waarschuwde schip, dat ons omstreeks 12 uur 's middags oppikt. Feestelijk ie de ontvangst We hebben honger en dorst. Het ijswater dat we krijgen is een hemelse drank. Het blijkt dat de boot op weg naar Colombo. Als we daar aankomen en met onze blote voeten door de straten wandelen vinden we overal gastvrijheid. Ik profiteer er echter niet lang van maar vertrek naar Bombay om m'n verlof bij m'n vrouw door te brengen. En nu zul Je zeggen, dat is zeemansbijgelovigheid, maar Ik heb een voorgevoel gehad van deze schip breuk en m'n vrouw had de hele tor pedering in haar droom meegemaakt Het is werkelijk een feit...r in Nederland's musea fjEDURENDE de oorlogsjaren waren de waardevolle schilderijen uit Ne derland's musea veilig opgeborgen. Aan vankelijk in goede schuilkelders in de duinen, verhuisden de belangrijkste werken, waaronder Rembrandt's „Nacht wacht" weldra naar de St. Pietersberg in Maastricht. Direct na de bevrijding kwamen de kunstschatten weer te voorschijn en de imposante tentoonstelling in het Rijks museum. „Het weerzien der Meesters" was de eerste grote manifestatie op het gebied der oude schilderkunst. Sindsdien zijn vooral het Rijks- en Stedelijk Museum te Amsterdam, de plaatsen geweest waar talloze befaamde schilderijen te zien waren. De tentoon stelling van werken van Vincent van Gogh in hét Stedelijk Museum was wel het hoogtepunt in het kunstleven. Internationaal cultuurcentrum. Ook buitenlandse schilders kwamen weer in de eerste plaats hun doeken tonen in Nederlands hoofdstad. Het in ternationale culturele leven werd her vat. De Franse schilder Georges Braque bracht werken uit de laatste jaren naar Holland en deze expositie gaf ons een beeld van Frankrijks kunnen. Over Pi- casso schreven wij kort geleden v reeds en nog steeds blijkt dat de meningen omtrent de waardering van zijn oeuvre zeer uiteenlopen. Van Jan van Eyck tot Rubens. Een der belangrijkste internationale kunstgebeurtenissen is de tentoonstelling die nu in het Rijksmuseum te zien is, n.1. van meesterwerken uit de Belgische musea en kerken. „Van Jan van Eyck tot Rubens". Deze tentoonstelling is door de regeringen van Nederland en België georganiseerd in het kader van het Nederlands—Belgisch cultureel accoord. Deze expositie van een honderdtal der PETRUS PAULUS RUBENS. Studies naar een neger. srkunet stond va»r n in dienst von flb vorstelijke P»«q- beste werkem van de Vlaamse meestors uit de 15e, ree en 17e eeuw geeft een indrukwekend beeld van de preetat#M der toenmalig» kunstenaars. Van Eyck was een vernieuwer. niet alleen van technisch standpunt gezien, maar vooral omdat hij de schilderkunst vrij maakte van de vaste, symbolische tekens, waaraan deze tot dan toe was gebonden. De schilderkunst stond hem niet meer alleen I Kerk en van enkele nen, maar werd een uiting van pef soonlijke gevoelens en gedachten. Het individu trad naar voren en nam een belangrijke plaats in in de keuze van zijn onderwerpen. Getuigen daarvan zijn de meesterlijke portretten, waar in hij trachtte de geest, het karaktef van zijn model vast te leggen. Kunst k van alle «04«n. Werkelijke kunst is van alle tijdon. De „opportunistische" tijdsuitingen gaan Jan van Eyck: Portret van de vrouw van den schilder. Vlaamse school X 1525; Meisje mei dood vogeltje. voorbij. Zij zijn niet van blijvend» waarde. Werken zoals de Vlaams» meesters ons schonken staan, hoewel z]} er de stempel van dragen, toch los van de periode waarin zij werden gescha pen. Ook nu nog spreken deze Vlaamse schilderijen tot ons en wij kunnen niet ontkomen aan de ontroerende indruk, die zij op ons maken. Het is niet nodig, dat wij ons verplaatsen In de omstan digheden van eeuwen her. Een schilderij als van Frans Floris „Portret van Lam- bert Lombard" kon ook enkele weken geleden gereed zijn gekomen. Toch leefde deze schilder in de 16e eeuw. Ook het „Portret van een meisje met dode vogel" van 'n onbekenden Vlaam- san meester van omstreeks 1525 ls zowel door de keuze van het onderwerp als door de kleur niet gebonden aan een bepaald tijdperk, zoals ook de kleine levendige schetsen van Rubens verras send ..modern" aandoen. Rubens vooral staat dicht bij de mo derne schilderkunst. Zijn brede, forse toets doet denken aan de Franse impres sionisten der 19e eeuw en zijn studies naar een negerkop konden recht uit de hedendaagse Parijse school naar het 'Rijksmuseum zijn gebracht. w. Verleden en heden II De provincie Noord-Holland Noord-Holland (als tot op zekere hoog te zelfstandig organisme) is ontstaan in 1840, toen de provincie Holland in tweëen werd gesplitst: Zuid-Holland en Noord-Holland. De provincie Hol land bestond toen ongeveer een halve eeuw en was de erfgename of de voort zetting van het gelijknamige gewest Holland, één van de tamelijk zelfstan dige delen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. En dit gewest was op zijn beurt de voortzetting van het oude graafschap Holland. Het is niet mogelijk, precies te zeggen, wanneer dit graafschap ontstaan is. En kele tientallen jaren geleden leerden de kinderen op de lagere scholen meestal, dat het zou zijn gebeurd in 922 na Chr.. toen een West-Frankisch koning, Karei de Eenvoudige, aan een zekeren Diede- rik (Dirk) enkele gebieden in de buurt van het tegenwoordige Egmond zou hebben geschonken. Later is men deze schenking gaan beschouwen als een tamelijk onbelangrijke in een hele reeks van dergelijke gebeurtenissen. En hoe wel het daarna door onderzoekingen van prof. Holwerda wel waarschijnlijk is gemaakt, dat de oorkonde van 15 Juni 922 op een tamelijk gewichtige schen king betrekking heeft gehad, zegt een en ander ons Icch niets omtrent het ontstaan van het graafschap Holland. Toch zal men de spijker wel niet ver mis slaan, wanneer men dit ontstaan plaatst ln de tiende of elfde eeuw. De titel „Graaf van Holland" komt pas voor ln de elfde eeuw. Maar al noemden de voorgangers van deze graven van Hol land zich ook graven in Friesland, dit was meer een kwestie van naam. Ook met betrekking tot t woord Hol land tast men min of meer in het duis ter. Vroeger werd het meestal afgeleid van Houtland (Holtland). maar de histo ricus Fruln, heeft Indertijd al duidelijk gemaakt, dat dit waarschijnlijk onjuist Is. —X— Er waren toen in deze hoek van Eu ropa twee koninkrijken: West-Franken land (waaruit Frankrijk is ontstaan) en Oost-Frankenland (het begin van Duits land). De beide koningen zaten elkaar natuurlijk voor en na in het haar en daardoor is o.m. Holland meer dan eens uit het bezit van den een in dat van den ander overgegaan. Sinds de tiende eeuw is het evenwel een stuk van Duitsland, wat het (in naam tenmlnsteO gebleven is tot de Vrede van Munster ln 1648. Maar toen was er van enig ge zag van den Duitsen koning (keizer) in deze streken al lang geen sprake meer. Dat gezag was trouwens nooit erg groot geweest. Men stelt zich de macht en vooral de invloed van de vorsten uit die tijd vaak te groot voor. De verkeers omstandigheden waren toen zodanig, dat het den koning nauwelijks mogelijk was gewaar te worden, wat er in de afge legen delen van zijn rijk gaande was. Om hun koninklijke macht te kunnen uitoefenen, waren zij er toe overgegaan ambtenaren aan te stellen met de titel van „graaf". De voornaamste taak van deze graven bestond in het verzorgen van de (nog tamelijk primitieve) recht spraak, het oproepen van de heerban in tijden van oorlog en het Innen van de belastingen. Om dit alles zo goed mogelijk te doen geschieden, namen de koningen voor 't vervullen van de grafelijke functie meestal aanzienlijke grondbezitters uit de streek, waarom het ging. Zij hadden dan de grootste kans, dat de koninklijke bevelen ten aanzien van deze punten ook werden uitgevoerd. X— Maar deze graven, toch al gewichtige personen in hun omgeving, kregen door dit alles een positie, die hun ver deed uitstijgen boven hun standgenoten, om van de gewone, mindere man maar niet te spreken. En. realistisch als de mensen ook toen meestal waren, hebben deze graven kans gezien deze nieuwe situatie in hun voor deel uit te buiten. In de eerste plaats probeerden zij de toch al niet zeer ste vige band met het rijk zo mogelijk nog losser te maken. Daarbij hebben ze ge profiteerd van het feit, dat de meeste Duitse koningen meer belangstelling hadden voor het Zuiden (Italië), dan voor de lage landen bij de zee. Maar daarnaast hebben deze graven natuurlijk al heel gauw geprobeerd om hun macht in hun graafschap zo veel mogelijk te vergroten, o.a. door hun standgenoten, meestal edelen genoemd, aan zich ondergeschikt te maken. Dat ze zich daarbij soms ook de tegenstellin gen tussen deze edelen en hun onder geschikten ten nutte maakten, behoeft, ons niet te verbazen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 4