Torpedo aan boord
Voorsten in het Verzet
(Vervolg van pagina 1).
Ander de pioniers van het verzet, de
1 partizanen van de lage landen, zijn
minder „avonturiers" geweest dan ve
len steeds veronderstelden. Het leven
was te moeilijk, de dagelijkse druk te
zwaar voor hen, die zwak op hun be
nen stonden. Ook van deze elementen
ontmoette men wel in de verzetsgroe
pen, maar zij gaven doorgaans al spoe
dig tekenen van vermoeidheid en kwa
men dan aan de kant te 6taan.
De groep, die In Noord-Holiand-
Noord de felste activiteit ontwikkelde,
was de K, P. van Frits. Frita Conijn
uit Alkmaar, hij was de manTvan wien
de, in de loop der jaren wisselende,
maar altijd kleine, groep stilzwijgend
en als vanzelfsprekend het leiderschap
aanvaardde. Frits, met zijn rustige,
ja laconieke manieren, hij spreidde
een rusteloze activiteit ten toon. Le
gio zijn aantal „kraken" dat hij met
zijn mannen „zette"; niet op te som
men is het vele werk van andere aard,
dat hij verrichtte.
Het „Mededelingenblad van L. O. en
v L. K. P." schreef op 13 October 1945
o.m.: „Er werd gewerkt tot ver bui
ten de provincie Noord-Holland; con
tacten liepen over de grens in Brabant
<zn Limburg; regelmatig kwam er be
zoek van buitenlandse agenten, Over-
vallen werden er 'gedaan te Haarlem,
IHeiloo, Leiden. Venhuizen, Oudorp.
Houten, (Utrecht), Sc'nagen, Amsten-
dam, enz Frits nam ook deel aan de
eerste overval op de Weteringschans en
aan het leeghalen van het S. D,-flatge
bouw in de Corellistraat te Amster
dam".
De opsomming van deze wapenfel-
t»n is niet volledig. Wie het voorrecht
heeft gehad, Frits in zijn werk te ken
nen. weet echter, dat er veel minder
nodig ie om zijn grootheid te tekenen
Slechts een enkele keer, als b.v. de
een of andere kraak bijna mis was
gegaan en de groep uit elkander was
geslagen, kon hij even uit zijn laconie
ke onverstoorbaarheid komen.
Blij verrast sprong hij dan op, als
wéér een vrisnd behouden terugkeerde,
ilang en stevig drukte hij de hand van
den makker en jongensachtig klonk
dan zijn lach. Maar voor lang na-kaar-
ten was er nooit tijd; de ene daad eis
te de andere, na elk succes werd met
ernst en vlijt 't plan gesmeed voor de
volgende aanvallen. Men bedenke, dat
zij bijna alle zich afspeelden in het
laatst van '43 en in '44, (vóór '43 was
er van gewapend verzet immers nau
welijks sprake!).
J^ET werk steunde op de vastberaden
heid van de vriendenkring, dóór te
strijden tot het uiterste. Deze onder-
linge kameraadschap op leven en dood
was een nooit-verflauwende stimulans,
zij deed alle moeilijkheden overwin
nen.
Frits was omringd door Jonge ke
rels, die hem waardig waren. Velen
zijn, zoals hijzelf gevallen. De twee
Limburgers Albert Heulen (Bair) en
Jacobue Frenken (Rfnus) die in de val
liepen op e?n contact-adres; Gerard
Veldman (Gerard), naar wien morgen
de brug "Tij Ursem genoemd Zal wor
den, waar hij viel in een gevecht met
de Landwacht: Hans Voskuil (Lange
Hans), die gegrepen wérd te Brussel,
samen met Oskar Zij brachten een
r. a. F -piloot -an een aantal filmsnaar
België; M. Zonderhuis (Thijs), verga-
FRITS CONIJN.
der- en correspondentie-adres van de
K. P. te Heiloo; Rens Prins (Henk) en
Klaas Ritsema (Klaas), ook deze leden
van Frits' groep werden gefusilleerd
slechts weinigen van den kerngroep
zijn nog in leven
Frits zelf viel In handen van de
S. D., voor welke hij immer een ware
schrik was geweest, op Dinsdag 29
Augustus 1944 te Amsterdam, bij een
poging om een vriend te redden. Op
6 September d. a. v. werd hij in het
concentratiekamp Vught neergescho
ten. Hij was toen .twintig jaar.
Zeer velen van zijn vrienden en
strijdmakkers uit wijdere kring waren
hem deze weg reeds voorgegaan..
Velen zouden deze weg nog moeten
volgen.
JWAAR de geest van Frits, de jonge
leider van de eerste en meest ac
tieve Noord-Hollandse K^ P. zal voort
leven onder het volk vah de lage lan
den.
Zij zal niet bezwijken onder de last
van tegenslagen en moeilijkheden. Zij
zal immer het schoonste en het hoogste
zoeken. Zij zal zich sterken aan het
voorbeeld van hen, die het grote
offer brachten.
Daarom zijn Frits en zijn mannen
niet vergeefs gevallen.
De „longen van Amsterdam".
Sarphatlpark wordt opgeknapt.
KOPPIG
Men zegt wel eens, dat sommige men
sen. en sommige boeren vooral, geweldig
koppig kunnen zijn. Is dat waar?
Als Je 't volgende voorvalletje leest,
zou Je 't bijna gaan geloven.
Twee boeren, allebei een mooi wagen-
tje-met-een paard-ervoor besturend, ont
moeten elkaar eens op een smal wegge
tje. 2e konden elkaar slechts op één ma
nier passeren: éin van de twee moest
wat opzij gaan en zijn karretje half op de
berm van de weg neerzetten. Als dat ge
beurde, kwam er voor den ander Juist ge
noeg ruimte vrij, om, zonder ongelukken
te veroorzaken, zijn reis te vervolgen. De
twee boeren hielden hun hardlopers in en
allebei wachtten ze, tot de ander wat op
zij zou gaan.
Ze zelden geen van tweeën een woord
Maar toen dit zo een poosje geduurd
had, en geen van belden aanstalten
maakte, om wat opzij te gaan. haalde boer
A een krant uit zijn zak en hij ging op
zijn gemak wat zitten lezen. De hele krant
las hij. 411e berichten, 411e advertenties,
•t Was nog vóór de oorlog en de kranten
waren héél wat dikker en groter dan
tegenwoordig.
Een hele poos las boer A door. En toen
hij aan de laatste pagina begon, vroeg
boer B, zijn „tegenligger", met een vrien
delijk glimlachje: „Zeg, als Je kléér
bent.... mag ik 'm dan eventjes Inkij
ken?"
ZIGEUNER WIJSHEID.
Pijn houdt op, zodra Je er niet meer op
letl
LEONARD ROGGEVEEN.
oen vimr goraeavoMaii
van da Ista Camp.
Linia-Oaat Amsterdam
Beo kindje schreit omdat het honger
heeft en moeder neemt het in haar ar
men, zij veegt haar tranen weg en
laat haar kindje drinken.
Dit jonge leven, daarvoor zal xtj
vechten, dit zal zij beschermen, het
jonge kind eist haar op.
En ik denk aan de vrouwen, die alleen
achterblijven. Zijn zij het niet die de
zwaarste strijd voeren? Nu nog.
EN wij?
Het leven van vrijbuiter heeft ons
weggerukt uit onze omgeving, waar
vaste normen golden.
Het smeet ons in een fel leven, vol
spanning. Wij kozen dit leven vrijwillig.
Waarom?
Om de bleke verkleumde kinderen,
die wij in de portieken vonden?
Om de razzia's op onze mannen en
jongens?
Om de Jodenvervolgingen?
Om de rechtsverkrachting?
Om degenen, die gemarteld wérden in
de concentratie-kampen?
Om het avontuur van het leven van
vrijbuiter, van opgejaagde, met tot slot
misschien uithongering, foltering en
dood?
Wie vroeg mij. wie vroeg ons waarom
wij onze kleine levens, ons klein geluk
in de waagschaal stelden?
tij, die veilig thuis bleven, zij die
hoorden van onze daden, zij
schimpten of prezen, afhangend daarvan
of het hun voor- of nadeel bracht.
Maar wij, wij werden aan stukken
gescheurd van verbittering en haat om
het leed van zo velen.
Voor ons, die vochten, golden andere
normen dan vroeger.
Wij vormden onze eigen wetten.
NU is alles voorbij. Het is vrede. Al
onze opgekropte hoop, al ons op
gekropt verlangen breekt zich baan.
Wij zien de wereld, zoals ze nu ls,
en kijken verdwaasd rond.
Voorzichtig tastend zoeken wij de weg
terug, terug in de veilige omheining
van ons gezin.
Zoeken wij de zuiverheid in de heldere
ogen van een kind.
7ACHT speelt het orgel in de aula.
Buiten schijnt de zon. Fel la het
licht daarbuiten.
Binnen is het licht zachter. De zonne
stralen worden gebroken door de ge
brandschilderde ramen.
Een priester begint te spreken. Het
is onze aalmoezenier. Na hem komt de
veldprediker.
De Nederlandse vlag, onze vlag met
zijn helder rood. wit en blauwe kleuren
ligt hier over de donkere kisten van
onze vrienden.
Ik hoor niets van wat er gezegd
wordt.
Wanneer het orgel weer begint te spe
len is het. alsof ik wakker schrik uit
een afschuwlijke droom. Het is geen
droom, helaas.
Het orgelspel maakt mij kalmer, maar
ook zo verdrietig. Herman, waarom juist
jij? God, waarom? Ja, dat vragen zo
velen.
Herman, je hebt grote dingen gedaan.
Misschien maakte ook jij grote fouten
daarbij. Het was geen gemakkelijke
strijd die wij voerden, de verantwoor
ding voor onze daden woog zwaar. God
alleen weet hoe zwaar-en hoe het ons
folterde.
Nu zijn we vrij, eindelijk vrij. Maar
jij, jouw lichaam ligt nu gevangen in
de donkere aarde. Je geest zal vrij zijn,
vrijer dan de onze.
EEN lange, lange rij schuift tussen
de groenende bomen door. Made
liefjes en boterbloemen staan te bloeien
tussen het gras vlak bij de pas gedolven
graven. Ik begrijp niets meer, hoor
alleen gonzen. Een hand voel ik op mijn
schouder.
Er wordt een lied gezongen. Alleen
de laatste regel blijft mij bij: „die daar
nu onze vijand slaat *ter neer".
De kisten liggen begraven onder de
bloemen. Ik denk aan al de vrij wappe
rende vlaggen, waarlangs wij trokken en
kijk naar de kransen hier.
Buiten deze stille hof heerst de vreug
de om de vrede. Maar wij, wij droegen
nog de tol van de oorlog met ons mee.
Gesneuveld zijn zij, terwijl de vlaggen
vrij wapperclen, gevallen op de laatste
dag. Elke vlag, elke bloem, het beieren
van de klokken in de stille morgen,
doet pijn.
Maar het leven gaat door.
Meetierwerhen
11 Mei 1945.
-M.
Een man van de koopvaardij vertelt
W A3 4
yOEN de oorlog uitbrak zaten we met.
een Hollandse vrachtboot, de ,.Sa-
Hër", op de Middellandse zee. Toen we
de berichten binnenkregen stoomden
we direct op naar Oran, waar de boot
z'n oorlogskleuren kreeg. In een con-
vool zijn we daarna mee gevaren naar
Brest, de marinebasis in Frankrijk.
Enige weken hebben we daar op or
ders moeten wachten. Tijdens dat
wachten raakten we nog vier maanden
gages ook kwijt. Maar dat ging van
ganser harte hoor. De gehele beman
ning stelde namelijk, volkomen vrij
willig, vier maanden gage beschikbaar
aan het Rode Kruis voor de Neder
landse vluchteïThgen in FrankrijfiT
Na de val \F5n Parijs werden we uit
Brest, met nog 163 schepen, door 400
moffan-vliegtuigen weggebombardeerd
Van deze schepen gingen er 18 door
mijnen of andere explosies de lucht
Wij kwamen er gelukkig heelhuids
door.
We moesten toen naar Casablanca.
Daarvoor hadden we echter lang niet
voldoende steenkool aan booi-d, zodat
we eerst in Bordeaux gingen bunke
ren. Later hebben we het convooi weer
ontmoet Lang bleven we daar niet
bij, want midden in de nacht verlie
ten we het. om koers te zetten naar
Liverpool. Dat zijn van die gezellige
pleziertochtjes die je niet gaarne over
doet. We moesten dwars door de mij
nenvelden hen. De wacht rapporteerde
in toaal vijf-en-zestig, dus je be
grijpt
In Engeland leek het wel een Ba
bylonische spraakverwarring. Vluch-j
telingan uit alle delen van Europa wa-l
ren naar het veilige Engeland overge-'
stoken.
Na een week of vijf kregen we op
dracht om met nog 84 schepen naar
Kaapstad te vertrekken. In Kaapstad
aangekomen, bleek dat we tot de
twaalf schepen behoorden, die veilig
waren overgekoman. De rest van
vier-en-tachtig was door mijnen of
bombarderen verloren gegaan.
Met de Russen gingen we verder
naar Calcutta; vandaar naar Amerika
en vervolgens naar Ned. Indië. Vijf
maar.den lang lagan we daar om op te
knappen van al de kleine avontuurtjes
die we beleefd hadden.
Toen de Jap echter kwam opzetten,
waren we genoodzaakt te vluchten
naar Bombay. We deden het, maar een
pretje was het niet, want we moesten:
dwars door de slag op de .Javazee heen.f
Dat was vreselijk. Navertellen kun je
het haast niet.
Maar de averij viel mee; twee kruk
assen hadden we verspeeld. Na negen
maanden kregen we een-nieuwe en we
vertrokken naar Australië.
Ook bij die reis kwamen w,e er zon
der kleerscheuren af, al hadden we
driemaal een aanval van onderzeeërs
en tweemaal van vliegtuigen te verdu
ren. Als retourvlucht kregen we graan
mee. Het kwam veilig in Bombay aan
Alles verliep zo voorspoedig als maar
kon. Toen. een week of wat later, ge
beurde het. We voeren ongeveer 400
mijl van Colombo, 't Is 11 uur in de
morgen, als 'n torpedo ons schip raakt.
Twee meter naast me dringt hij door
de keuken heen. Ik zie de koksjongen
door de luchtdruk een sprong maken,
zo ver dat ik hem niet meer met het
oog kan volgen. Nooit heb ik hem
weer gezien.. Zelf krijg ik 'n klap van
ean ijzeren deur. maar kom nogal ge
lukkig terecht. Betast m'n hoofd, dat
ook een tik heeft gehad, strompel over
eind en wil m'n zwemvest pakken
Het is verdwenen. Als ik naar m'n
hut kruip, om te zien of het daar is.
Boeiend zijn de verhalen, die onze
Hollandse zeelui van koopvaardij en
marine kunnen doen over hun avon
turen in de geweldige worsteling,
die ons ten laatste de vrijheid
weder schonk. Wij hadden een ge
sprek met een inwoner van Hoorn,
die na ruim 61/» jaar zwalken op de
wereldzeeën onlangs in het ouder
lijk huis terugkeerde. 0
Dergelijke avonturen, als hij ons
vertelde, hebben zeer velen van ons
weggerukt. Laten wij voor hen een
goede plaats in ons hart bewaren.
zie ik den hofmeester staan. Krampach
tig probeert hij z'n bardeurtje dicht te
krijgen, want z'n bierflesjes rollen er
uit over de vloer. Het haar hangt hem
voor z'n ogen en hij heeft niet eens in
de gaten, dat de deurtjes helemaal
ontzet zijn. Ik breng hem aan het ver
stand dat-ie z'n flesjes maar moet la
ten rollen en een zwemvest aantrek
ken.
De deur van m'n hut moet lk in
trappen- Als ik een vest heb bemach
tigd ren lk zo gauw mogelijk naar de
sloep.
De Brits-Indiërs die we aan boord
hebben zijn al bezig de sloep te strij
ken. Ik spring er in. maar het blijkt al
gauw, dat de strijkers geen ervaren
zeelui zijn. Doordat ze niet gelijktijdig
vieren, komt de boot gevaarlijk scheef
te hangen. Aan een slingerend touw
hijs ik me naar boven en klim weer
Zowel koopvaardijvloot als marine
leverden een groot aandeel in onze
bevrijding.
aan boord. Met nog een paar lui krij
gen we nu de sloep behoorlijk op het
water.
Als het merendeel al weer in de.
sloep zit, hakt een snuggere kanonnier
de talie door, die de verbinding tussen
sloep en schip is.
„Mag ik ook nog mee", brul ik. Als
ik om me heen kijk zie ik alleen nog
maar de commandant aan de andere
kant van de boot. De „Sub", die bo-
ven is gekomen, begint ook al te
schieten.
Dan waag ik de sprong maar van
vijftian meter hoogte in de golvep. Na
een minuut of vijf ziet de sloep kans
me op te pikken. Ik zit er net goed en
wel in. als de Japanse „Sub" ook nog
op de sloepen begint te scieten. We
raken echter uit de buurt en het schie
ten houdt op. Als we naar onze booi
zien, bemerken we dat ze niet zinkt.
We «preken af «traks voor inspectie
weer aan boord te gaan. Misschien
kunnen we Colombo er nog mee ha
len.
Maar daar komt plotseling de onder
gedoken „Sub marine" weer boven
Net tussen twee sloepen in. Men vraagt
naar onze kapitein. Ala ze hem aan
boord hebben gesleurd, wordt hij met
handen en voeten aan de reling vast
gebonden. De „Sub'' klaar voor On
derwater. Machteloos moeten we toe
zien. Plots zien we iemand uit de
commandotoren komen. Het blijkt de
Jappencommandant te zijn. Hij beveelt
onzen kapitein lo» te maken en binnen
te brengan. Als ze in de toren zijn ge
daald, verdwijnt de „Sub" weer in de
golven. Niet voor goed ie ze verdwe
nen, want na enige ogenblikken keert
ze terug om onze boot tot zinken te
brengen. Het duurt lang, 't is al vijf
uur als het ze eindelijk gelukt.
Onze boot Is naar de kelder. De Jap
heeft dit keer succes gehad. In de
sloepen wordt beraadslaagd. De Male-
dleven liggen het dichtste bij. De uit
gebroken moesson veroorzaakt echter
veel stroming en hoge zeeën, zodat die
reis ons minstens zeven dagen zal be
zig houden, als alles tenminste goed
gaat. Het veel verder gelegen Colombo
denken we door gunstiger stromingen
in net zoveel dagen te kunnen halen
terwijl we dan eerder in de vaargeul
zlttsn van gealliëerde schepen.
We besluiten daarom het laatste en
zetten zeilen bij voor de reis naar
Colombo.
Ik voel me koud en huiverig want
heb niets anders n^eer aan m'n lijf dan
een gerafelde koksbroek. M'n bakkers-
sloof is in repen vrscheurd om als ver
band te dienen voor een gewonden Ja
vaan dien ik nog op m'n rug naar de
sloep heb kunnen krijgen. Hij overleeft
het jammer genoeg niet en we moeten
hem overboord zetten waar de haaien
dankbaar gebruik van maken.
We zitten nu nog met 37 man in de
sloep. Eigenlijk mogen er maar 35 in.
1 maar wie kijkt in zo'n toestand op een
paar man. Er wordt balans opgemaakt
waarna het rantsoen wordt vastgesteld
op 1 scheepsbeschuit en ongeveer een
eierdopje water per 24 uur.
Drie en *n halve dag houden we 't zo vol
Dan, eerder dan we dachten, komt de
verlossing. Een al groter wordende
stip blijkt een vliegtuig te zijn. We
zwaaien met lappen en brullen van
jewelste, terwijl we proberen met ons
zwakke seintoestel verbinding te krij
gen. De spanning trilt door de lucht,
DanMen heeft ons bemerkt,
We hebben verbindingZij het dan
ook heel zwak. De piloot seint ons dat
hij van plan is te dalen en ons allen
mede te nemen. Als hij echter hoort
dat drie mijl achter ons nog een sloep
komt verandert hij van mening en
zegt een schip te zullen waarschuwen.
Het vliegtuig verdwijnt, wordt kleiner
an kleiner. We zitten weer met 37 man
in een kleine sloep op de onmetelijke
ze. Maar we weten dat er aan onze
redding gewerkt wordt.
De vierde dag ontdekken we het ge
waarschuwde schip, dat ons omstreeks
12 uur 's middags oppikt. Feestelijk
ie de ontvangst We hebben honger en
dorst. Het ijswater dat we krijgen is
een hemelse drank.
Het blijkt dat de boot op weg
naar Colombo. Als we daar aankomen
en met onze blote voeten door de
straten wandelen vinden we overal
gastvrijheid. Ik profiteer er echter niet
lang van maar vertrek naar Bombay
om m'n verlof bij m'n vrouw door te
brengen. En nu zul Je zeggen, dat is
zeemansbijgelovigheid, maar Ik heb
een voorgevoel gehad van deze schip
breuk en m'n vrouw had de hele tor
pedering in haar droom meegemaakt
Het is werkelijk een feit...r
in Nederland's musea
fjEDURENDE de oorlogsjaren waren
de waardevolle schilderijen uit Ne
derland's musea veilig opgeborgen. Aan
vankelijk in goede schuilkelders in de
duinen, verhuisden de belangrijkste
werken, waaronder Rembrandt's „Nacht
wacht" weldra naar de St. Pietersberg
in Maastricht.
Direct na de bevrijding kwamen de
kunstschatten weer te voorschijn en de
imposante tentoonstelling in het Rijks
museum. „Het weerzien der Meesters"
was de eerste grote manifestatie op het
gebied der oude schilderkunst.
Sindsdien zijn vooral het Rijks- en
Stedelijk Museum te Amsterdam, de
plaatsen geweest waar talloze befaamde
schilderijen te zien waren. De tentoon
stelling van werken van Vincent van
Gogh in hét Stedelijk Museum was wel
het hoogtepunt in het kunstleven.
Internationaal cultuurcentrum.
Ook buitenlandse schilders kwamen
weer in de eerste plaats hun doeken
tonen in Nederlands hoofdstad. Het in
ternationale culturele leven werd her
vat. De Franse schilder Georges Braque
bracht werken uit de laatste jaren naar
Holland en deze expositie gaf ons een
beeld van Frankrijks kunnen. Over Pi-
casso schreven wij kort geleden v reeds
en nog steeds blijkt dat de meningen
omtrent de waardering van zijn oeuvre
zeer uiteenlopen.
Van Jan van Eyck tot Rubens.
Een der belangrijkste internationale
kunstgebeurtenissen is de tentoonstelling
die nu in het Rijksmuseum te zien is,
n.1. van meesterwerken uit de Belgische
musea en kerken. „Van Jan van Eyck
tot Rubens". Deze tentoonstelling is
door de regeringen van Nederland en
België georganiseerd in het kader van
het Nederlands—Belgisch cultureel
accoord.
Deze expositie van een honderdtal der
PETRUS PAULUS RUBENS. Studies naar een neger.
srkunet stond va»r
n in dienst von flb
vorstelijke P»«q-
beste werkem van de Vlaamse meestors
uit de 15e, ree en 17e eeuw geeft een
indrukwekend beeld van de preetat#M
der toenmalig» kunstenaars.
Van Eyck was een vernieuwer. niet
alleen van technisch standpunt gezien,
maar vooral omdat hij de schilderkunst
vrij maakte van de vaste, symbolische
tekens, waaraan deze tot dan toe was
gebonden. De schilderkunst stond
hem niet meer alleen I
Kerk en van enkele
nen, maar werd een uiting van pef
soonlijke gevoelens en gedachten. Het
individu trad naar voren en nam een
belangrijke plaats in in de keuze van
zijn onderwerpen. Getuigen daarvan
zijn de meesterlijke portretten, waar
in hij trachtte de geest, het karaktef
van zijn model vast te leggen.
Kunst k van alle «04«n.
Werkelijke kunst is van alle tijdon.
De „opportunistische" tijdsuitingen gaan
Jan van Eyck: Portret van de vrouw
van den schilder.
Vlaamse school X 1525; Meisje mei
dood vogeltje.
voorbij. Zij zijn niet van blijvend»
waarde. Werken zoals de Vlaams»
meesters ons schonken staan, hoewel z]}
er de stempel van dragen, toch los van
de periode waarin zij werden gescha
pen. Ook nu nog spreken deze Vlaamse
schilderijen tot ons en wij kunnen niet
ontkomen aan de ontroerende indruk,
die zij op ons maken. Het is niet nodig,
dat wij ons verplaatsen In de omstan
digheden van eeuwen her. Een schilderij
als van Frans Floris „Portret van Lam-
bert Lombard" kon ook enkele weken
geleden gereed zijn gekomen. Toch
leefde deze schilder in de 16e eeuw.
Ook het „Portret van een meisje met
dode vogel" van 'n onbekenden Vlaam-
san meester van omstreeks 1525 ls zowel
door de keuze van het onderwerp als
door de kleur niet gebonden aan een
bepaald tijdperk, zoals ook de kleine
levendige schetsen van Rubens verras
send ..modern" aandoen.
Rubens vooral staat dicht bij de mo
derne schilderkunst. Zijn brede, forse
toets doet denken aan de Franse impres
sionisten der 19e eeuw en zijn studies
naar een negerkop konden recht uit de
hedendaagse Parijse school naar het
'Rijksmuseum zijn gebracht. w.
Verleden en heden II
De provincie Noord-Holland
Noord-Holland (als tot op zekere hoog
te zelfstandig organisme) is ontstaan
in 1840, toen de provincie Holland in
tweëen werd gesplitst: Zuid-Holland en
Noord-Holland. De provincie Hol
land bestond toen ongeveer een halve
eeuw en was de erfgename of de voort
zetting van het gelijknamige gewest
Holland, één van de tamelijk zelfstan
dige delen van de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden. En dit gewest
was op zijn beurt de voortzetting van
het oude graafschap Holland.
Het is niet mogelijk, precies te zeggen,
wanneer dit graafschap ontstaan is. En
kele tientallen jaren geleden leerden de
kinderen op de lagere scholen meestal,
dat het zou zijn gebeurd in 922 na Chr..
toen een West-Frankisch koning, Karei
de Eenvoudige, aan een zekeren Diede-
rik (Dirk) enkele gebieden in de buurt
van het tegenwoordige Egmond zou
hebben geschonken. Later is men deze
schenking gaan beschouwen als een
tamelijk onbelangrijke in een hele reeks
van dergelijke gebeurtenissen. En hoe
wel het daarna door onderzoekingen
van prof. Holwerda wel waarschijnlijk
is gemaakt, dat de oorkonde van 15 Juni
922 op een tamelijk gewichtige schen
king betrekking heeft gehad, zegt een
en ander ons Icch niets omtrent het
ontstaan van het graafschap Holland.
Toch zal men de spijker wel niet ver
mis slaan, wanneer men dit ontstaan
plaatst ln de tiende of elfde eeuw. De
titel „Graaf van Holland" komt pas voor
ln de elfde eeuw. Maar al noemden de
voorgangers van deze graven van Hol
land zich ook graven in Friesland, dit
was meer een kwestie van naam.
Ook met betrekking tot t woord Hol
land tast men min of meer in het duis
ter. Vroeger werd het meestal afgeleid
van Houtland (Holtland). maar de histo
ricus Fruln, heeft Indertijd al duidelijk
gemaakt, dat dit waarschijnlijk onjuist Is.
—X—
Er waren toen in deze hoek van Eu
ropa twee koninkrijken: West-Franken
land (waaruit Frankrijk is ontstaan) en
Oost-Frankenland (het begin van Duits
land). De beide koningen zaten elkaar
natuurlijk voor en na in het haar en
daardoor is o.m. Holland meer dan eens
uit het bezit van den een in dat van
den ander overgegaan. Sinds de tiende
eeuw is het evenwel een stuk van
Duitsland, wat het (in naam tenmlnsteO
gebleven is tot de Vrede van Munster
ln 1648. Maar toen was er van enig ge
zag van den Duitsen koning (keizer) in
deze streken al lang geen sprake meer.
Dat gezag was trouwens nooit erg
groot geweest. Men stelt zich de macht
en vooral de invloed van de vorsten uit
die tijd vaak te groot voor. De verkeers
omstandigheden waren toen zodanig, dat
het den koning nauwelijks mogelijk was
gewaar te worden, wat er in de afge
legen delen van zijn rijk gaande was.
Om hun koninklijke macht te kunnen
uitoefenen, waren zij er toe overgegaan
ambtenaren aan te stellen met de titel
van „graaf". De voornaamste taak van
deze graven bestond in het verzorgen
van de (nog tamelijk primitieve) recht
spraak, het oproepen van de heerban in
tijden van oorlog en het Innen van de
belastingen.
Om dit alles zo goed mogelijk te doen
geschieden, namen de koningen voor 't
vervullen van de grafelijke functie
meestal aanzienlijke grondbezitters uit
de streek, waarom het ging. Zij hadden
dan de grootste kans, dat de koninklijke
bevelen ten aanzien van deze punten
ook werden uitgevoerd.
X—
Maar deze graven, toch al gewichtige
personen in hun omgeving, kregen door
dit alles een positie, die hun ver deed
uitstijgen boven hun standgenoten, om
van de gewone, mindere man maar niet
te spreken.
En. realistisch als de mensen ook toen
meestal waren, hebben deze graven kans
gezien deze nieuwe situatie in hun voor
deel uit te buiten. In de eerste plaats
probeerden zij de toch al niet zeer ste
vige band met het rijk zo mogelijk nog
losser te maken. Daarbij hebben ze ge
profiteerd van het feit, dat de meeste
Duitse koningen meer belangstelling
hadden voor het Zuiden (Italië), dan
voor de lage landen bij de zee.
Maar daarnaast hebben deze graven
natuurlijk al heel gauw geprobeerd om
hun macht in hun graafschap zo veel
mogelijk te vergroten, o.a. door hun
standgenoten, meestal edelen genoemd,
aan zich ondergeschikt te maken. Dat
ze zich daarbij soms ook de tegenstellin
gen tussen deze edelen en hun onder
geschikten ten nutte maakten, behoeft,
ons niet te verbazen.