Van hart tot hart De lichtstad in het duister voor a» Jeugd jecj Qp onbekende eiland Een stukje natuur in huis Kamerplanten in Sepf. Zeventien minuten over twaalf Door de wapenen der gerechtig heid aan de rechter en aan de lin kerzijde01 Cor. 8-70) geschiedenis der mensheid is een historie van strijd, oorlog en geruch ten van oorlogen Een trieste historie van een voortdurend misbegrijpen van de menselijke roeping. Want, gedachte dat de mens tot oorlog en vernietiging geroepen zou zijn mogen wij wel als een Jammerlijke vergissing beschouwen. In de oorlog spreekt het dier luider, dan dat het in het redeloze beest ooit zou kunnen spreken. De zondeval om eens theologische term te gebruiken fan den mens, is wel heel groot. AU er iets zedelijk geoordeeld is, is het toch zeker wel der mensen oor logsbedrijf. Het is mens- en God-ont- erend. En toch blijft deze zelfkastijding de mensheid teisteren. Toch valt de mensheid steeds weer in haar zonden lerug. Tegenover dat alles staat het christe lijk evangelie met de uitspraak: God is liefde! Geen Jahoe, geen God der wrake, fraar de goddelijke grootheid van een universele liefde en een alles omvatten de gerechtigheid. Voelt U iets van het nieuwe? Van de grote triomf, die In dit alles gelegen is? Joch, hoe weinig heeft dit alles In de wereld nog uitgewerkt? Hoe gering fa het aantal van hen, die de zin ervan hebben verstaan. Tweeduizend jaren 2ijn voorbijgegaan en van liefde en ge rechtigheid is in de wereld nog niet Veel te bespeuren. t t £joms zou men geloven, dat het liefde gebod feitelijk te simpel is. De mens 2oekt het vaak liever in hei gecompli ceerde. Hij bouwt zich zeer «ngewikkel- de werelden op, welker krachten hij als het er op aan gaat komen, niet kan beheersen .En dan gaat het mis en staat hij als een stoute Jongen bil het gebro ken glas en stamelt zijn „ik kan er niets aan doen". Ja, alles goed en wel, maar evenals 'die jongen verdient hij een flink pak 1 voor zijn broek. De mens is hardleers' Zelfs ja Juist in het leren van de allereenvoudigste waarheden. J?n zo ls de gang der mensheid, dan van oorlog tot oorlog Men kan deze toestand gelaten accepteren onder het tnotto: „het is altijd zo geweest, het zal altijd wel zo blijven". En dan kan men er nog een verheven tintje aan geven en spreken van overheden, die het 2waard niet tevergeefs dragen. Een dergelijk fatalisme ligt ons niet en nog minder het plomp» boerenbe drog van die niet tevergeefs het zwaard dragende overheid. Wij protesteren hiertegen met alle kracht, die in ons is. Het gaat om liefde en gerechtigheid Orh niets meer. Maar ook om niets m'nderl Wil de mensheid nog toekomst heb bel dan zal zij het wapen der gerech tigheid hebben aan te gorden en stel ling hebben te nemen tegen allen, die ir. de oorlog meer geloven, dan in de frede. Wij willen een nieuwe wereld bou tven. Niet met de wapenen van oorlog en geweld, maar met de wapenen der gerechtigheid aan de rechterzijde en aan de linkerzijde. DEWI. PARIJS 1946 DK Sctnc-bruggen. waarover vóór d» oorlog dag en nacht de auto's raas den. liggen verlaten. Langs de straten haasten zich nog enkele late Parijze- naars naar hnis. De c*fé'« slnlten, de stoeien en de tafels van de terrassen worden opgeruimd Hier en daar schijnt een lantaarn zijn flets licht nit over de graawe asfalt. Het is ongeveer midder nacht. Parijs slaapt. J|ET Parijs van 1946 ls nog lang niet de lichtstad van 1939, waar het leven dag en nacht voortging. In onafgebroken stroom trokken de reizigers van uit heel de wereld daarheen om met volle teugen te genieten van wat deze wereld stad te bieden had. Nu zijn het alleen de diplomaten en politici, de „vrede-ma- kers", die er goede sier maken. De an dere buitenlanders, die enkele dagen in Parijs doorbrengen, beschikken over te weinig deviezen om wat leven in. de stad te brengen. Van de echte Parijse drukte, die zich 's nachts vooral concentreerde in Mont- martre en Montparnasse is niets over gebleven. Parijs is in de avondureu.een grote provinciestad, die teert op oude, voorbije glorie. QVERDAG ziet men de Parijzenaars, vroeger zo vitaal en taal. vermoeid en moedeloos naar hun werk gaan. Hun zorgen zijn dan ook groot. Nog steeds laat de voedselpositie veel te wensen over en zijn de prijzen van meest es sentiële levensmiddelen veel te hoog in verhouding tot de lonen. De zwarte handel tiert nog welig en zwart is al les te koop, wat op de bon schaars Is of geheel niet wordt verstrekt, krijgt een Fransman maar 2 liter wiji) per maand, terwijl hij vroeger ongeveer een liter per dag van dit edele vocht verwerkte. In de café's en bistro's ech ter kan hij zoveel wijn drinken als hij wil, maar hij kan de hoge prijs daar niet betalen. In een klein kroege kost een glas wijn 15 k 20 francs. Ook zeep is een enorm gebrek, op de bon wordt het practisch niet verstrekt Op de zwart* markt echter ls dit artikel volop voorradig en iedereen, van hoog tot laag, schaft het zich daar aan. Nood gedwongen. MAAR niet alleen de vele materiële zorgen drukken de stemming van den Parijzenaar beneden peil. In het midden der stad, in het Luxemburgpaleis, wordt .vrede" gemaakt. De manier waarop dit gebeurt geeft genoeg redenen tot onge rustheid, vooral aan hen, die het van dichtbij mee kunnen maken. Het ge sprek van de dag is dan ook: „Zal de volgende oorlog binnen twee of drie jaar of binnen vijf of zes uitbreken? Een dergelijke sfeer is nu niet direct bevorderlijk voor de snelle opbouw van het land. JJlTERLIJK is Parijs weinig veranderd. De laatste oorlogsdagen, waarin de Parijzenaars hun 6tad zelf schoon veeg- PARIJS - HANDEL OP STRAAT. PARIJS - DE SORBONNE. den, brachten wel wat schade toe, maar niet zo groot dat er nu nog wat te zien is. Meer en meer concentreert zich de handel „in 't klein" nu langs de straten en boulevards, waar de kooplieden in stalletjes of van achter een eenvoudige tafel hun waren aan den man zien te brengen. Zakkammen en allerlei Imita tie-bijouterieën vormen de hoofdschotel van de nogal dure artikelen. Ook de bekende boekenstalletjes langs de Selne, vooral in de buurt van de ,Notre Dame", zijn weer zoals vroeger goed voorzien van lectuur. Maar ook daar valt direct de sterk gestegen prijs op en om „koopjes" te vinden ben Je er aan een verkeerd adres. Het valt op, dat overdag evenals 's avonds de café'», zowel binnen als op de terrassen, practisch leeg zijn. De Parljzenaar heeft geen geld meer om daar uit te geven. De étalages van de talloze winkels zijn goed gevuld. Het zijn echter veel al luxe artikelen die er uitgestald lig gen. Textiel is schaars, schaarser zelfs dan hier en de prijzen zijn zeker twee maal zo hoog als in ons land. yooR de oorlog was Parijs ook be kend (of berucht) om zijn vele daklo zen, uitgestotenen uit de maatschappij, die langs de straten zwierven en op de banken der parken, op de trappen van de metro-ingangen of onder de bruggen van de Selne sliepen. Zij aten uit de vuilnisbakken of trachtten op allerlei manier en ergens een brok brood te bemachtigen. Zij zijn uit het stadsbeeld, waarmee ze zo langzamer hand vergroeid waren, verdwenen. Vraag een Parijzenaar waar ze geble ken zijn en hij zal je alleïn maar ant woorden dat ze in de oorlog eenvou dig gekrepeerd zijn. De Duitsers trach ten deze paria's onder te brengen in huizen en barakken. Maar het lukte niet. Ze verdwenen weer. de een na de ander, zocht de vrijheid op. Toen de voedselpositie al slechter werd vielen op de eerste plaats bij deze toch reeds ondervoede mensen de slachtof fers. Men vond ze dood, gestorven van honger en koude, op de plaatsen waar ze een groot deel van hun leven had den doorgebracht. Met hen is een stuk Parijs' leven verdwenen. pARIJS is nog lang Parijs niet, dat wil zelfs een Parijzenaar wel toegeven. Maar hij wijst met een overtuigend ge baar naar de ontelbare taxi's die weer kris en kras, door elkaar rijden, naar de rijen auto's, die zich e»n weg ba nen door de stad. Het leven begint weer wat terug te komen. Vooral ver geleken bij de toestand van voor en kele maanden is er een grote vooruit- 29. De volgende morgen was het een prachtige dag. Uit alle delen van het eiland waa het Wandy-volkje samen gestroomd. om de grote Alymplode te gaan zien. In optochten kwamen ze na derbij en ze droegen grote borden die uiting gaven aan hun geestdrift. Want om heel eerlijk te zijn, de tegenwoordige koning, die niet eens de echte kroon had willen dragen, maar een hoge hoed veel mooier vond, was nu niet zo heel erg po pulair. Bij de startplaats stonden de mededin gers opgesteld en wachtten op de start- schreeuw van Richard. Ja, Rlchard stor.d hoog in ere bij het Wandy-volkje, want zo gauw viel de grote steen op zijn staart, of hij uitte een doordringende gil. Zonder Rlchard was een goed geslaagde Alymplode niet mogelijk. gang. Toen was Parijs ook overdag 'n stille, trieste stad, waar je zonder enig gevaar voor je lev»n rustig de straat kon oversteken. Het was toen niet nodig tussen de met grote spijkerkoppen af gebakende banen te lopen om veilig aan de andere kant van de straat te komen. RU geleidelijk aan de Internationale verbindingen per spoor en door de lucht beter «n sneller worden, gaan ook steeds meer reizigers naar de nog duistere ..lichtstad". Parijs, het een trum van de wereld, is de eerste pleis terplaats voor de zwervers en de dag jesmensen. Hoe ze allemaal aan francs komen zal nog wel lange tijd een raad sel blijven. Via kennissen en relaties, via ponden <en dollars, via sigaretten en spek, tracht de vreemdeling het Franse geld te bemachtigen, dat in Frankrijk zelf niet erg veel waard is. ^ANNEER we weer In normale tijds omstandigheden leven zullen, zal Pa rijs ook Weer de lichtstad zijn, die iedere reiziger wel minstens eenmaal bezocht moet hebben. Dan zal Parijs weer in volle glorie de plaats innemen, die deze millioenenstad toekomt: hoofdstad niet alleen aan Frankrijk. nf-»t alleen zelfs van Europa, mear van de gehele beschaafde wereld. In de tempel van Caïssa PROBLEMEN. r Oplossingen: no. 15: 1. Dd8. F. P. Hek- ker (Velsen-N.), M. de Vries (Alkm.), M Hoekma (Alkmaar), P. en F. Hoekstra (Alkmaar), F. Hildama (Hoorn), D. de Boer (Alkmaar). No. 16: 1. Pg8. Als boven plus O- Paardenkooper (Beverwijk) en V. Veer (Andijk). Prijsvraag (Verbetering probleem no 14): pionnen op g3 en g5. Oplossers: M. de Vries, P. en F. Hoekstra, D. de Boer en N. J. Pul (Alkmaar). Bij loting ls het duo P. en F. Hoekstra te Alkmaar prijswinnaar. No 17 (driezet). J. H. B. Feldbrngge, Montfoort 1937. Wit: koning g8, dame b3, lopers bl en b4, paarden f7 en h5. Zwart: koning e6, loper c7. pionnen b5, b7, d5, g4, g7, h6. No. 18 (tweezet). S. P. Kri|j tschkoff. Moskou 1937. Wit koning a2, dame e3, torens a5 en f5, lopers e5 en g4, paarden dB en e7, pionnen c4. f8 en f7. Zwart: koning e6, dame g7, torens a7 en h3, lopers el en e2, paarden f4 en g8. pionnen a4, d3, d7, g2 en h7. Correspondentie: V. te Andijk. Uw oplosing no. 15 klopt niet, daar na 1- Lc3t. Kf4: 2. Df2 faalt wegens 2Pf3. Vr. dank voor uw dichterlijke ontboe- i 1 i- i"® - i 0 T 5» i m m fj m m 1 Wm 8 7 6 5 4 3 2 1 a bede 1 g h zeming. Plaatsgebrek Is oorzaak, dat dit niet gepubliceerd kan worden. F. P H. te Velsen: Opl. prijsvraag is foutief; Indien de pionnen op g3 en f5 staan, speelt zwart op 1. Ld3, Ke3, waar na mat uitgesloten ls. G. P. te B'wijk: Uw opl. no .15 1. Kc3 faalt op verschillende manieren. D. de B. te Alkmaar: Uw opmerking ls juist. M. H. te Alkmaar: Uw opmerking, dat Tel tussen de zwarte koning en de 3 aangegeven zetten geplaatst kan worden, houdt geen steek, daar Tc3—C4 mat volgt. N. J. P. Alkmaar: Vr. dank voor de eindspelstudies. T.z.t. hoop ik deze te publiceren. DEENSE LANDBOUW IN ENGELAND De handelsovereenkomst tussen Enge land en Denemarken heeft ln belde lan den critlek opgewekt. De Britse boeren zijn er op tegen, dat de Denen zulke grote en langdurige contracten krijgen, die bovendien beginnen met een prijsstij ging te veroorzaken, terwijl in Denemar ken dè mening heerst, dat de regering te goedkoop verkocht heeft. Om de export op deze basis te financieren zal nl. aan de Deense landbouw over de lopende termijn nog M millioen gulden aan sub sidies moeten worden uitgekeerd Belde regeringen zijn echter voldaan over het bereikte, Engeland heeft beslag gelegd cp het leeuwendeel van de Deense agrarische export tot en met Itt9 en daarmee het gevaar van vet- en bacontekorten afge wend, terwijl Denemarken nu een solide grondslag voor een productieprogramma heeft en dus al zijn krachten kan wijden aan de verlaging der productiekosten. Tenslotte doen wij enkele grepen uit deze overeenkomst. In de resterende maanden van 1946 zal de boterexport zo ver worden vergroot, dat Engeland ln totaal over dit Jaar 40060 ton ontvangt. De prijs bedraagt 220 s per cwt f.o.b. (deze prijs ls nog iets lager dan die. welke aan Rusland berekend was, nl. t 2.50 per kg). Aan bacon zal ln 1946 41000 ton worden geleverd, in 1947 minstens 90 van het exportoverschot en ln 1948.49 100.000 ton. Van de Deense eierproductle neemt En geland het gehele exportaanbod min F25 ton af. Wat de productie betreft kunnen de Denen dus voorlopig vooruit. De Herfst staat voor de deur. De nach ten worden langzamerhand kouder. In da tuintjes prijken nog talloze kamerplanten ln hun bonte kleuren. Het ls echter zeer belangrijk wil men zijn planten behou den ze tegen 15 September binnen te halen, vooral de tere planten kunnen het eerstdaags bulten niet meer uithouden. In de eerste plaats moeten wij aan cie kleine cactussen en andere succulenten denken, de grot- planten kunnen nog wel een paar w ouiten blijven staan. Om het oni van rotplekken, d e de plant sterk eren, te voorkomen, ls het zeer belangrijk ze op een droga zonnige plaats te zetten. Wanneer u de potten terstond ln huls haalt, is het zaak de potten eerst goed schoon te maken (Een nette hulsvrouw doet dit trouwens automatisch). Als op de bovenste aardlsag een harde korst is ontstaan, moet men die voorzich tig verwijderen zonder de wortels te kwetsen of andere tere delen te bescha digen. Een vers laagje aarde er bovenop en uw plantje kan weer de gehele winter welig tieren. De bladeren van de plant worden met een kwastje van stof of zand gereinigd, het bespuiten der planten levert veelal schade aan tere delen op, dit ls ten sterk ste af te raden. Vooral tere planten zijn zeer kwetsbaar en kunnen de straal niet verdragen De planten ineens van bulten naar bin nen te brengen ls niet aan te bevelen, daar de overgang te groot ls. Als u een lege broeibak heeft, brengt u daar da planten voorlopig ln onder. Overdag het glas er af nemen, terwijl u ze des nachts er weer mee afdekt. Ook bij hevige plensregens en storm of ruw weer meet u de bak gesloten houden. Als u niet ln het gelukkige bezit bent van een broeibak en u niet op een of andere wijze een geïmproviseerde bak kunt maken, dan raad ik u aan de plan ten 's nachts binnen te halen en ze over dag weer ln het herfstzonnetje, dat nog heerlijk warm kan zijn, te zetten Na tuurlijk ls dit alleen maar uitvoerbaar als u over een kleine collectie planten be schikt. Een grote partij planten kan men het beste langs een muur of schutting, waar veel zon overdag komt, zetten, 's Nachts moeten ze dan afgedekt worden met een houten raampje of een paar planken, waarover een stuk pakllnnen moet wor den gespannen. Enfin u ziet maar. hoe of u het beste uw planten voor het ko mende koude Jaargetijde kunt behoeden. „yiERDE perron Westzijde, zoals altijd", zei inspecteur Lantinga tot Zijn collega Duyvis toen ze de tun- hel van het Centraal Station liepen. De aangesprokene geeuwde sla perig, doch antwoordde niet. En Lantinga wachtte ook helemaal niet op antwoord; hij was wel gewend, dat een slaperige Duyvis niet op 2'n scherpzinnigheden te reageren placht. Zwijgend bestegen de twee dus de trap die naar het perron Voerde, waar de laatste trein naar Alkmaar al onder stoom stond. Een lege coupé was weldra gevon den en een slaperig mens heeft 's avonds om kwart voor twaalf niet veel comfort nodig om in te dutten. De trein was dan ook al een flink eind de Noord in toen Lantinga wakker werd. Hij keek verbaasd haar z'n medereiziger, die nog steeds in de toestand verkeerde, die een goed Hollander met „maffen" of tukken" pleegt aan te duiden en wendde vervolgens zijn blik naar buiten met de bedoeling aan de ■weet te komen, waar ergens tussen Amsterdam en Alkmaar de trein zich ophield. Deze onderzoeking kostte hem niet veel hoofdbrekens, Want de trein reed juist een station binnen. „Wormerveer", kon Lantin ga nog juist ontcijferen op het witte bord midden op het perron. Hy trok het raampje naar beneden en stak z'n hoofd naar buiten. Doch de schaarse reizigers op het perron blieven onder Lantinga's speurend oog even slaperig kijken als tevo ren. Alleen een ijverige conducteur liep langs de coupé's. terwijl hij de portierkrukken dichtdraaide. Juist wilde de inspecteur zijn hoofd weer terugtrekken, toen zijn oog viel op de stationsklok, diie tien minuten over het middernachtelijk uur aan. wees. „Bestaat niet", bromde Lan tinga en hij haalde z'n grote kope ren knol uit z'n zak, die op twintig over twaalf stond. „Wie heeft er nu gelijk?" vroeg hij zich mopperend af. De stationschef, die plotseling uit het duister opdook gaf ant woord: „Ja, die klok is tien minu ten geleden stil blijven staan, me- heer. Defect in de leiding." En hij zwaaide z'n groene lichtje een paar maal op en neer „Juist", zei Lantinga, „ik kan me tenminste niet voorstellen, dat m'n goeie ouwe wekker me in de steek had gelaten." De chef was echter alweer in het duister verdwenen en de trein stoomde langzaam op. Lantinga zakte weer terug in de donkere coupé, waar z'n collega nog steeds scheefgezakt in zijn hoekje lag te snurken. Behalve dit was de nacht volmaakt stil. Maar deze stil te duurde niet lang, want plotseling klonk uit de aangrenzende coupé een gesmoorde gil, gevolgd door een lu guber gerochel. Lantinga veerde overeind en stompte Duyvis wakker „Kerel, hou op met die herrie", fluisterde hij. Duyvis keek slaperig rond en wreef vervolgens zijn ogen uit. Maar voor hij een langgerekte geeuw kon doen horen of wezenloos vragen: „Waar zijn we?", had Lan tinga z'n hand op de mond van z'n mede-reiziger gelegd. [Niettemin klonk er toch een geeuw, zij het enigszins gedempt, zodat Lantinga zich gedrongen voelde een uitleg van de situatie te geven, om Duyvis tot bedaren te brengen. Met een paar woorden stelde hij hem op de hoogte, waarop Duyvis plotseling actief werd. Hy greep de knop van het portier en draaide hem om. De deur sloeg open en een koude luchtstroom woei naar binnen. „Wat een geluk, dat het geen electrische trein is", fluis terde Duyvis. „Nu kunnen we ten minste overstappen naar de vol gende coupé." Terwijl hij op de tree plank stond nam hij de situatie op. Hun coupé was de eerste van een hele wagen. Aan z'n rechterhand bevonden zich de koppelingen van het volgende rijtuig, zodat hij dus wel gedwongen was om naar links te gaan. Lantinga volgde hem tevreden, want van die kant was ook het ge luid gekomen. De volgende coupé scheen leeg. op de vloer smeulde echter een licht puntje. Duyvis opende het portieT en hees zich omhoog. Lantinga volp- dA. Het lichtpuntje bleek afkomstig te zijn van «en sigaret, Duyvis trap. te het uit, doch z'n collega raapte het op en onderzocht het. „Wie rookt in deze tyd nog Rhodesia", mopperde hij en als protest haalde hij een pakje Lucky Strike (zwart gekocht) voor de dag. Hij hield Duyvis uitnodigend het pakje voor, doch deze liet plotseling het licht van z'n zaklantaarn in de verst ver. wijderde hoek schijnen. Daar lag iets op de bank, dat veel overeen komst vertoonde met een vormloze zak aardappelen. Ook Lantinga werd by het zien van dit voorwerp actief; zó zelfs, dat hy vergat z'n sigaret aan te steken. En daar was reden voor, want de aardappelzak bleek by nader onderzoek toch geen aard. appelzak te zijn, maar een menstlijk lichaam. Een korte blik bij het licht der zaklantaarn was voldoende voor Lantinga om te constateren, dat de man dood was: gewurgd. Het on derzoek van de coupé leverde niets op. „Waarschijnlijk is de moorde. Een nieuw avontuur van inspecteur Lantinga door Karei Viaar naar gegaan en gekomen langs de zelfde weg waarlangs wjj gekomen zijn en weer gaan zullen", zei de inspecteur. De daad bij het woord voegend stapte hy weer op de tree plank en liep, zich zorgvuldig aan de ijzeren stangen vasthoudend, verder naar de volgende coupé. Een verbaasd gezicht keek hem tegemoet, toen hy het portier open deed en binnenstapte. De man, die knus in een hoekje zat gedoken, bleek echter voor hu mor vatbaar „Ook goeienavond", zei hy. „Nog zo laat aan de wandel*?" Z'n stem klonk enigszins geforceerd, doch z'n verbazing scheen zeer oprecht, toen hy vernam wat het doel van de twee nachtelijke wandelaars was De man, die handelsreiziger bleek te zijn, kwam uit Amsterdam en had de hele reis zitten slapen. „Ik werd echter wakker door een on rustig gevoel", luidde zijn verkla. ring. „Ik hoop niet, dat u my e^an verdenkt, want een alibi of hoe ze dat noemen, heb ik natuurlijk niet", voegde hij eraan toe. „Waar moet u eruit?" informeerde Lantinga haas. tig, want hij voelde, dat de trein vaart minderde en hij wilde zo mo gelijk voordat de trein in Kromme nieAssendelft zou stoppen, alle coupé's bezocht hebben. „Alkmaar", was het antwoord. „Mooi, dan blijft u in dezelfde coupé zitten, want misschien heb ik u nog nodig", baste Lantinga. De handelsreiziger bleef alleen achter in de coupé, terwijl het tweetal weer op de treeplank stapte. De trein reed echter een station binnen en de inspecteurs zagen zich genoodzaakt, teneinde geen last met de Nederlandse Spoorwegen te krijgen, hun standplaats te verlaten. Zij sprongen daartoe op het perron, nog vóór de trein tot stilstand ge komen was. He was echter: er af en er op, want Lantinga, die weer ge heel de leiding van het onderzoek op zich genomen had, stortte zich op het portier van de één na laatste coupé van het rijtuig, waarin de moord gebeurd was, zoals een ade laar op zijn prooi valt. Duyvis volg_ de enigszins verbouwereerd, want hij kon niets aan de coupé opmer ken, dat deze onverwachte belang stelling rechtvaardigde. Maar Lan tinga had de deur al geopend en stapte naar binnen. Vier ogen keken hem aan: twee blauwe vanuit het blozende gezicht van een forse dame, die ondanks haar pogingen er jonger uit te zien, toch niet kon verhinderen, dat de inspecteur, die veel mensenkennis bezat, haar op veertig schatte en twee bruine vanuit een verweerd gezicht, dat toebehoorde aan een mannelijk persoon, die er uit zag als veekoopman. Deze confrontatie duurde echter maar een ogenblik, want de twee begonnen een ge sprek, dat, aangezien het fluisterend gevoerd werd, blijkbaar een intiem karakter droeg. Lantinga schraapte z'n keel en fluisterde toen bedeesd: „Pardon, mevrouw, mijnheer, zou ik u wal mogen vragen?" „Welja, vragen staat vitf!" bulderde de veekoop man. De dame wendde het hoofd al en schuifelde enigszins zenuwachtig haar rechtervoet heen en weer. „Het is helemaal niet belangrijk", praatte de inspecteur goedig verder, „ik zou alleen graag de juiste tijd willen weten, want ik zie geen klok op het station. M'n vrouw wacht op me, ziet -u en ik heb me nogal ver laat Duyvis, die evenals z'n metgezel tegenover de twee was gaan zitten, haalde z'n schouders op. „Gekke vent", dacht hij by zichzelf, „moet nou altijd en eeuwig comedie spe len. Toch wel lollig, 'k snap alleen niet waar het goed voor is." Boven het lawaai van de trein, die zijn nachtelijke tocht inmiddels weer hervat had, bulderde de vee koopman de juiste tijd: „Zeventien minuten over twaalf, meneer! En die tyd is goed, want ik heb m'n klokkie in Amsterdam op het sta. tion gelyk gezet." Lantinga haalde z'n horloge te voorschijn, keek er op en borg het weer weg. „Ja, zo laat heb ik 't ook, dank u wel", zei hij. „Tot uw dienst, me neer", bulkte de man terug. De da me, hervatte op fluisterende toon het afgebroken gesprek, maar Lan tinga scheen nog niet tevreden. Z'n stem had echter alle zoetsappigheid verloren, toen hy zei: „Het spijt me dat ik u weer moet storen, meneer, maar ik zie me helaas genoodzaakt u te arresteren." „W waarom?" stotterde de vee koopman. „Verdacht van moord" zei Lan tinga scherp. De dame slaakte een gilletje. yOEN de beide Inspecteurs door de nachtstille straten naar huls liepen, nadat ze den arrestant een solide kamertje op het politiebureau hadden bezorgd, kon Duyvis z'n nieuwsgierigheid niet langer be dwingen. „Neem me niet kwalijk, Lant", vroeg hij, „maar hoe wist je in 's hemelsnaam dat „Och heel eenvoudig", knorde de gevraagde, ..omdat je hebt zitten slapen, begrijpt je 't niet. Nee maat ogen altijd ooen, dat is mijn devies, dat weet je!" .,Ik dacht toch, dat jij ook wierp Duyvis aarzelend tegen. „Nonsens", zei Lantinga resoluut. „Nou, vertel dan maar op", no digde Duyvis uit, nóg niet geheel overtuigd van 's collega's waakzaam heid. „Nou, kijk es", begon de inspec teur, „toen jij zat te maffen ontdek, te ik dat de stationsklok in Wor merveer stil was blijven staan. Het verschil in tyd was tien minuten. Ik schonk er geen aandacht aan, maar je weet, 't is m'n gewoonte om alles wat ik zie of hoor enige tyd in m'n geheugen te bewaren. Zo ontging hét me ook niet, dat-de conducteur in Wormerveer alle portieren van onze wagen langs liep om de krukken omhoog te draaien. Als je een por tier namelijk dichtslaat, moet je al tijd nog even de kruk omhoog trek ken. Dat is veiliger. Toen we dus dat lijk in die coupé naast ons ontdekten, trok ik de con. clusie dat de moordenaar in Wor merveer bij het slachtoffer inge stapt moest zijn en later via de treeplank naar een andere coupé verhuisd was. Die conclusie bleek juist te zijn. Het was me echter toen nog een raadsel, hoe ik den vent zou moeten vinden. In Krommenie ont dekte ik het: de kruk van de coupé waar we den moordenaar vonden, stond naar beneden, hoewel de con ducteur hem in Wormerveer naar boven had geduwd! Conclusie: de deur was epen geweest tussen Wormerveer en Krommenie om iemand uit en in of alleen in te laten. Dat komen we nog wel aan de weet. Toen we bij dat geheim zinnige tweetal in de coupé zaten, meende ik te zien dat 's mans arm bandhorloge tien minuten achter liep. Voor de zekerheid vroeg ik het eerst nog en m'n vermoeden bleek bevestigd. De man beweerde z'n horloge in Amsterdam gelijk gezet te hebben, maar hy had het in Wormerveer gedaan. Die tien minu. ten verschil deden hem de das om!" Lantinga zweeg en Duyvis zuchtte vol respect voor z't. collega. Zwijgend liep het tweetal verder. Bij de hoek, waar Lantinga rechts en Duyvis links moest, namen ze af scheid met een klap op eikaars schouder en een hartelijk „Welte rusten". Het geluid van hun voetstappen stierf langzaam weg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 3