Van hart
tot hart
De lichtstad in het duister
voor a» Jeugd jecj Qp onbekende eiland
Een stukje
natuur in huis
Kamerplanten in Sepf.
Zeventien minuten over twaalf
Door de wapenen der gerechtig
heid aan de rechter en aan de lin
kerzijde01 Cor. 8-70)
geschiedenis der mensheid is een
historie van strijd, oorlog en geruch
ten van oorlogen Een trieste historie
van een voortdurend misbegrijpen van
de menselijke roeping. Want, gedachte
dat de mens tot oorlog en vernietiging
geroepen zou zijn mogen wij wel als een
Jammerlijke vergissing beschouwen. In
de oorlog spreekt het dier luider, dan
dat het in het redeloze beest ooit zou
kunnen spreken. De zondeval om
eens theologische term te gebruiken
fan den mens, is wel heel groot.
AU er iets zedelijk geoordeeld is, is
het toch zeker wel der mensen oor
logsbedrijf. Het is mens- en God-ont-
erend. En toch blijft deze zelfkastijding
de mensheid teisteren. Toch valt de
mensheid steeds weer in haar zonden
lerug.
Tegenover dat alles staat het christe
lijk evangelie met de uitspraak: God is
liefde!
Geen Jahoe, geen God der wrake,
fraar de goddelijke grootheid van een
universele liefde en een alles omvatten
de gerechtigheid. Voelt U iets van het
nieuwe? Van de grote triomf, die In
dit alles gelegen is?
Joch, hoe weinig heeft dit alles In de
wereld nog uitgewerkt? Hoe gering
fa het aantal van hen, die de zin ervan
hebben verstaan. Tweeduizend jaren
2ijn voorbijgegaan en van liefde en ge
rechtigheid is in de wereld nog niet
Veel te bespeuren.
t t
£joms zou men geloven, dat het liefde
gebod feitelijk te simpel is. De mens
2oekt het vaak liever in hei gecompli
ceerde. Hij bouwt zich zeer «ngewikkel-
de werelden op, welker krachten hij
als het er op aan gaat komen, niet kan
beheersen .En dan gaat het mis en staat
hij als een stoute Jongen bil het gebro
ken glas en stamelt zijn „ik kan er niets
aan doen".
Ja, alles goed en wel, maar evenals
'die jongen verdient hij een flink pak
1 voor zijn broek. De mens is hardleers'
Zelfs ja Juist in het leren van de
allereenvoudigste waarheden.
J?n zo ls de gang der mensheid, dan
van oorlog tot oorlog Men kan deze
toestand gelaten accepteren onder het
tnotto: „het is altijd zo geweest, het zal
altijd wel zo blijven". En dan kan men
er nog een verheven tintje aan geven
en spreken van overheden, die het
2waard niet tevergeefs dragen.
Een dergelijk fatalisme ligt ons niet
en nog minder het plomp» boerenbe
drog van die niet tevergeefs het zwaard
dragende overheid.
Wij protesteren hiertegen met alle
kracht, die in ons is. Het gaat om
liefde en gerechtigheid Orh niets meer.
Maar ook om niets m'nderl
Wil de mensheid nog toekomst heb
bel dan zal zij het wapen der gerech
tigheid hebben aan te gorden en stel
ling hebben te nemen tegen allen, die
ir. de oorlog meer geloven, dan in de
frede.
Wij willen een nieuwe wereld bou
tven. Niet met de wapenen van oorlog
en geweld, maar met de wapenen der
gerechtigheid aan de rechterzijde en aan
de linkerzijde.
DEWI.
PARIJS 1946
DK Sctnc-bruggen. waarover vóór d»
oorlog dag en nacht de auto's raas
den. liggen verlaten. Langs de straten
haasten zich nog enkele late Parijze-
naars naar hnis. De c*fé'« slnlten, de
stoeien en de tafels van de terrassen
worden opgeruimd Hier en daar schijnt
een lantaarn zijn flets licht nit over de
graawe asfalt. Het is ongeveer midder
nacht. Parijs slaapt.
J|ET Parijs van 1946 ls nog lang niet de
lichtstad van 1939, waar het leven dag
en nacht voortging. In onafgebroken
stroom trokken de reizigers van uit
heel de wereld daarheen om met volle
teugen te genieten van wat deze wereld
stad te bieden had. Nu zijn het alleen de
diplomaten en politici, de „vrede-ma-
kers", die er goede sier maken. De an
dere buitenlanders, die enkele dagen in
Parijs doorbrengen, beschikken over te
weinig deviezen om wat leven in. de
stad te brengen.
Van de echte Parijse drukte, die zich
's nachts vooral concentreerde in Mont-
martre en Montparnasse is niets over
gebleven. Parijs is in de avondureu.een
grote provinciestad, die teert op oude,
voorbije glorie.
QVERDAG ziet men de Parijzenaars,
vroeger zo vitaal en taal. vermoeid
en moedeloos naar hun werk gaan. Hun
zorgen zijn dan ook groot. Nog steeds
laat de voedselpositie veel te wensen
over en zijn de prijzen van meest es
sentiële levensmiddelen veel te hoog in
verhouding tot de lonen. De zwarte
handel tiert nog welig en zwart is al
les te koop, wat op de bon schaars Is
of geheel niet wordt verstrekt,
krijgt een Fransman maar 2 liter wiji)
per maand, terwijl hij vroeger ongeveer
een liter per dag van dit edele vocht
verwerkte. In de café's en bistro's ech
ter kan hij zoveel wijn drinken als hij
wil, maar hij kan de hoge prijs daar
niet betalen. In een klein kroege kost
een glas wijn 15 k 20 francs. Ook
zeep is een enorm gebrek, op de bon
wordt het practisch niet verstrekt Op
de zwart* markt echter ls dit artikel
volop voorradig en iedereen, van hoog
tot laag, schaft het zich daar aan. Nood
gedwongen.
MAAR niet alleen de vele materiële
zorgen drukken de stemming van den
Parijzenaar beneden peil. In het midden
der stad, in het Luxemburgpaleis, wordt
.vrede" gemaakt. De manier waarop dit
gebeurt geeft genoeg redenen tot onge
rustheid, vooral aan hen, die het van
dichtbij mee kunnen maken. Het ge
sprek van de dag is dan ook: „Zal de
volgende oorlog binnen twee of drie
jaar of binnen vijf of zes uitbreken?
Een dergelijke sfeer is nu niet direct
bevorderlijk voor de snelle opbouw van
het land.
JJlTERLIJK is Parijs weinig veranderd.
De laatste oorlogsdagen, waarin de
Parijzenaars hun 6tad zelf schoon veeg-
PARIJS - HANDEL OP STRAAT.
PARIJS - DE SORBONNE.
den, brachten wel wat schade toe, maar
niet zo groot dat er nu nog wat te zien
is. Meer en meer concentreert zich de
handel „in 't klein" nu langs de straten
en boulevards, waar de kooplieden in
stalletjes of van achter een eenvoudige
tafel hun waren aan den man zien te
brengen. Zakkammen en allerlei Imita
tie-bijouterieën vormen de hoofdschotel
van de nogal dure artikelen.
Ook de bekende boekenstalletjes langs
de Selne, vooral in de buurt van de
,Notre Dame", zijn weer zoals vroeger
goed voorzien van lectuur. Maar ook
daar valt direct de sterk gestegen prijs
op en om „koopjes" te vinden ben Je
er aan een verkeerd adres.
Het valt op, dat overdag evenals
's avonds de café'», zowel binnen als
op de terrassen, practisch leeg zijn. De
Parljzenaar heeft geen geld meer om
daar uit te geven.
De étalages van de talloze winkels
zijn goed gevuld. Het zijn echter veel
al luxe artikelen die er uitgestald lig
gen. Textiel is schaars, schaarser zelfs
dan hier en de prijzen zijn zeker twee
maal zo hoog als in ons land.
yooR de oorlog was Parijs ook be
kend (of berucht) om zijn vele daklo
zen, uitgestotenen uit de maatschappij,
die langs de straten zwierven en op
de banken der parken, op de trappen
van de metro-ingangen of onder de
bruggen van de Selne sliepen. Zij aten
uit de vuilnisbakken of trachtten op
allerlei manier en ergens een brok
brood te bemachtigen. Zij zijn uit het
stadsbeeld, waarmee ze zo langzamer
hand vergroeid waren, verdwenen.
Vraag een Parijzenaar waar ze geble
ken zijn en hij zal je alleïn maar ant
woorden dat ze in de oorlog eenvou
dig gekrepeerd zijn. De Duitsers trach
ten deze paria's onder te brengen in
huizen en barakken. Maar het lukte
niet. Ze verdwenen weer. de een na de
ander, zocht de vrijheid op. Toen de
voedselpositie al slechter werd vielen
op de eerste plaats bij deze toch
reeds ondervoede mensen de slachtof
fers. Men vond ze dood, gestorven van
honger en koude, op de plaatsen waar
ze een groot deel van hun leven had
den doorgebracht. Met hen is een stuk
Parijs' leven verdwenen.
pARIJS is nog lang Parijs niet, dat wil
zelfs een Parijzenaar wel toegeven.
Maar hij wijst met een overtuigend ge
baar naar de ontelbare taxi's die weer
kris en kras, door elkaar rijden, naar
de rijen auto's, die zich e»n weg ba
nen door de stad. Het leven begint
weer wat terug te komen. Vooral ver
geleken bij de toestand van voor en
kele maanden is er een grote vooruit-
29. De volgende morgen was het een
prachtige dag. Uit alle delen van het
eiland waa het Wandy-volkje samen
gestroomd. om de grote Alymplode te
gaan zien. In optochten kwamen ze na
derbij en ze droegen grote borden die
uiting gaven aan hun geestdrift. Want
om heel eerlijk te zijn, de tegenwoordige
koning, die niet eens de echte kroon had
willen dragen, maar een hoge hoed veel
mooier vond, was nu niet zo heel erg po
pulair.
Bij de startplaats stonden de mededin
gers opgesteld en wachtten op de start-
schreeuw van Richard. Ja, Rlchard stor.d
hoog in ere bij het Wandy-volkje, want
zo gauw viel de grote steen op zijn staart,
of hij uitte een doordringende gil.
Zonder Rlchard was een goed geslaagde
Alymplode niet mogelijk.
gang. Toen was Parijs ook overdag 'n
stille, trieste stad, waar je zonder enig
gevaar voor je lev»n rustig de straat
kon oversteken. Het was toen niet nodig
tussen de met grote spijkerkoppen af
gebakende banen te lopen om veilig
aan de andere kant van de straat te
komen.
RU geleidelijk aan de Internationale
verbindingen per spoor en door de
lucht beter «n sneller worden, gaan
ook steeds meer reizigers naar de nog
duistere ..lichtstad". Parijs, het een
trum van de wereld, is de eerste pleis
terplaats voor de zwervers en de dag
jesmensen. Hoe ze allemaal aan francs
komen zal nog wel lange tijd een raad
sel blijven. Via kennissen en relaties,
via ponden <en dollars, via sigaretten
en spek, tracht de vreemdeling het
Franse geld te bemachtigen, dat in
Frankrijk zelf niet erg veel waard is.
^ANNEER we weer In normale tijds
omstandigheden leven zullen, zal Pa
rijs ook Weer de lichtstad zijn, die
iedere reiziger wel minstens eenmaal
bezocht moet hebben. Dan zal Parijs
weer in volle glorie de plaats innemen,
die deze millioenenstad toekomt:
hoofdstad niet alleen aan Frankrijk.
nf-»t alleen zelfs van Europa, mear van
de gehele beschaafde wereld.
In de tempel van Caïssa
PROBLEMEN. r
Oplossingen: no. 15: 1. Dd8. F. P. Hek-
ker (Velsen-N.), M. de Vries (Alkm.), M
Hoekma (Alkmaar), P. en F. Hoekstra
(Alkmaar), F. Hildama (Hoorn), D. de
Boer (Alkmaar).
No. 16: 1. Pg8. Als boven plus O-
Paardenkooper (Beverwijk) en V. Veer
(Andijk).
Prijsvraag (Verbetering probleem no
14): pionnen op g3 en g5. Oplossers: M.
de Vries, P. en F. Hoekstra, D. de Boer
en N. J. Pul (Alkmaar). Bij loting ls
het duo P. en F. Hoekstra te Alkmaar
prijswinnaar.
No 17 (driezet).
J. H. B. Feldbrngge, Montfoort 1937.
Wit: koning g8, dame b3, lopers bl en
b4, paarden f7 en h5.
Zwart: koning e6, loper c7. pionnen b5,
b7, d5, g4, g7, h6.
No. 18 (tweezet).
S. P. Kri|j tschkoff. Moskou 1937.
Wit koning a2, dame e3, torens a5 en
f5, lopers e5 en g4, paarden dB en e7,
pionnen c4. f8 en f7.
Zwart: koning e6, dame g7, torens a7
en h3, lopers el en e2, paarden f4 en g8.
pionnen a4, d3, d7, g2 en h7.
Correspondentie: V. te Andijk. Uw
oplosing no. 15 klopt niet, daar na 1-
Lc3t. Kf4: 2. Df2 faalt wegens 2Pf3.
Vr. dank voor uw dichterlijke ontboe-
i 1
i-
i"®
-
i
0
T
5»
i
m
m
fj
m
m
1
Wm
8
7
6
5
4
3
2
1
a bede 1 g h
zeming. Plaatsgebrek Is oorzaak, dat dit
niet gepubliceerd kan worden.
F. P H. te Velsen: Opl. prijsvraag is
foutief; Indien de pionnen op g3 en f5
staan, speelt zwart op 1. Ld3, Ke3, waar
na mat uitgesloten ls.
G. P. te B'wijk: Uw opl. no .15 1. Kc3
faalt op verschillende manieren.
D. de B. te Alkmaar: Uw opmerking
ls juist.
M. H. te Alkmaar: Uw opmerking, dat
Tel tussen de zwarte koning en de 3
aangegeven zetten geplaatst kan worden,
houdt geen steek, daar Tc3—C4 mat
volgt.
N. J. P. Alkmaar: Vr. dank voor de
eindspelstudies. T.z.t. hoop ik deze te
publiceren.
DEENSE LANDBOUW IN ENGELAND
De handelsovereenkomst tussen Enge
land en Denemarken heeft ln belde lan
den critlek opgewekt. De Britse boeren
zijn er op tegen, dat de Denen zulke
grote en langdurige contracten krijgen,
die bovendien beginnen met een prijsstij
ging te veroorzaken, terwijl in Denemar
ken dè mening heerst, dat de regering te
goedkoop verkocht heeft. Om de export
op deze basis te financieren zal nl. aan
de Deense landbouw over de lopende
termijn nog M millioen gulden aan sub
sidies moeten worden uitgekeerd Belde
regeringen zijn echter voldaan over het
bereikte, Engeland heeft beslag gelegd cp
het leeuwendeel van de Deense agrarische
export tot en met Itt9 en daarmee het
gevaar van vet- en bacontekorten afge
wend, terwijl Denemarken nu een solide
grondslag voor een productieprogramma
heeft en dus al zijn krachten kan wijden
aan de verlaging der productiekosten.
Tenslotte doen wij enkele grepen uit
deze overeenkomst. In de resterende
maanden van 1946 zal de boterexport zo
ver worden vergroot, dat Engeland ln
totaal over dit Jaar 40060 ton ontvangt. De
prijs bedraagt 220 s per cwt f.o.b. (deze
prijs ls nog iets lager dan die. welke aan
Rusland berekend was, nl. t 2.50 per kg).
Aan bacon zal ln 1946 41000 ton worden
geleverd, in 1947 minstens 90 van het
exportoverschot en ln 1948.49 100.000 ton.
Van de Deense eierproductle neemt En
geland het gehele exportaanbod min F25
ton af. Wat de productie betreft kunnen
de Denen dus voorlopig vooruit.
De Herfst staat voor de deur. De nach
ten worden langzamerhand kouder. In da
tuintjes prijken nog talloze kamerplanten
ln hun bonte kleuren. Het ls echter zeer
belangrijk wil men zijn planten behou
den ze tegen 15 September binnen te
halen, vooral de tere planten kunnen het
eerstdaags bulten niet meer uithouden.
In de eerste plaats moeten wij aan cie
kleine cactussen en andere succulenten
denken, de grot- planten kunnen nog
wel een paar w ouiten blijven staan.
Om het oni van rotplekken, d e
de plant sterk eren, te voorkomen,
ls het zeer belangrijk ze op een droga
zonnige plaats te zetten.
Wanneer u de potten terstond ln huls
haalt, is het zaak de potten eerst goed
schoon te maken (Een nette hulsvrouw
doet dit trouwens automatisch).
Als op de bovenste aardlsag een harde
korst is ontstaan, moet men die voorzich
tig verwijderen zonder de wortels te
kwetsen of andere tere delen te bescha
digen.
Een vers laagje aarde er bovenop en
uw plantje kan weer de gehele winter
welig tieren.
De bladeren van de plant worden met
een kwastje van stof of zand gereinigd,
het bespuiten der planten levert veelal
schade aan tere delen op, dit ls ten sterk
ste af te raden. Vooral tere planten zijn
zeer kwetsbaar en kunnen de straal niet
verdragen
De planten ineens van bulten naar bin
nen te brengen ls niet aan te bevelen,
daar de overgang te groot ls. Als u een
lege broeibak heeft, brengt u daar da
planten voorlopig ln onder. Overdag het
glas er af nemen, terwijl u ze des nachts
er weer mee afdekt. Ook bij hevige
plensregens en storm of ruw weer meet
u de bak gesloten houden.
Als u niet ln het gelukkige bezit bent
van een broeibak en u niet op een of
andere wijze een geïmproviseerde bak
kunt maken, dan raad ik u aan de plan
ten 's nachts binnen te halen en ze over
dag weer ln het herfstzonnetje, dat nog
heerlijk warm kan zijn, te zetten Na
tuurlijk ls dit alleen maar uitvoerbaar als
u over een kleine collectie planten be
schikt.
Een grote partij planten kan men het
beste langs een muur of schutting, waar
veel zon overdag komt, zetten, 's Nachts
moeten ze dan afgedekt worden met een
houten raampje of een paar planken,
waarover een stuk pakllnnen moet wor
den gespannen. Enfin u ziet maar. hoe
of u het beste uw planten voor het ko
mende koude Jaargetijde kunt behoeden.
„yiERDE perron Westzijde, zoals
altijd", zei inspecteur Lantinga tot
Zijn collega Duyvis toen ze de tun-
hel van het Centraal Station
liepen.
De aangesprokene geeuwde sla
perig, doch antwoordde niet. En
Lantinga wachtte ook helemaal niet
op antwoord; hij was wel gewend,
dat een slaperige Duyvis niet op
2'n scherpzinnigheden te reageren
placht. Zwijgend bestegen de twee
dus de trap die naar het perron
Voerde, waar de laatste trein naar
Alkmaar al onder stoom stond.
Een lege coupé was weldra gevon
den en een slaperig mens heeft
's avonds om kwart voor twaalf niet
veel comfort nodig om in te dutten.
De trein was dan ook al een flink
eind de Noord in toen Lantinga
wakker werd. Hij keek verbaasd
haar z'n medereiziger, die nog steeds
in de toestand verkeerde, die een
goed Hollander met „maffen" of
tukken" pleegt aan te duiden en
wendde vervolgens zijn blik naar
buiten met de bedoeling aan de
■weet te komen, waar ergens tussen
Amsterdam en Alkmaar de trein
zich ophield. Deze onderzoeking
kostte hem niet veel hoofdbrekens,
Want de trein reed juist een station
binnen. „Wormerveer", kon Lantin
ga nog juist ontcijferen op het witte
bord midden op het perron. Hy trok
het raampje naar beneden en stak
z'n hoofd naar buiten. Doch de
schaarse reizigers op het perron
blieven onder Lantinga's speurend
oog even slaperig kijken als tevo
ren. Alleen een ijverige conducteur
liep langs de coupé's. terwijl hij de
portierkrukken dichtdraaide. Juist
wilde de inspecteur zijn hoofd weer
terugtrekken, toen zijn oog viel op
de stationsklok, diie tien minuten
over het middernachtelijk uur aan.
wees. „Bestaat niet", bromde Lan
tinga en hij haalde z'n grote kope
ren knol uit z'n zak, die op twintig
over twaalf stond. „Wie heeft er nu
gelijk?" vroeg hij zich mopperend
af. De stationschef, die plotseling
uit het duister opdook gaf ant
woord: „Ja, die klok is tien minu
ten geleden stil blijven staan, me-
heer. Defect in de leiding." En hij
zwaaide z'n groene lichtje een paar
maal op en neer
„Juist", zei Lantinga, „ik kan me
tenminste niet voorstellen, dat m'n
goeie ouwe wekker me in de steek
had gelaten." De chef was echter
alweer in het duister verdwenen en
de trein stoomde langzaam op.
Lantinga zakte weer terug in de
donkere coupé, waar z'n collega nog
steeds scheefgezakt in zijn hoekje
lag te snurken. Behalve dit was de
nacht volmaakt stil. Maar deze stil
te duurde niet lang, want plotseling
klonk uit de aangrenzende coupé een
gesmoorde gil, gevolgd door een lu
guber gerochel. Lantinga veerde
overeind en stompte Duyvis wakker
„Kerel, hou op met die herrie",
fluisterde hij. Duyvis keek slaperig
rond en wreef vervolgens zijn ogen
uit. Maar voor hij een langgerekte
geeuw kon doen horen of wezenloos
vragen: „Waar zijn we?", had Lan
tinga z'n hand op de mond van z'n
mede-reiziger gelegd. [Niettemin
klonk er toch een geeuw, zij het
enigszins gedempt, zodat Lantinga
zich gedrongen voelde een uitleg
van de situatie te geven, om Duyvis
tot bedaren te brengen. Met een
paar woorden stelde hij hem op de
hoogte, waarop Duyvis plotseling
actief werd.
Hy greep de knop van het portier
en draaide hem om. De deur sloeg
open en een koude luchtstroom woei
naar binnen. „Wat een geluk, dat
het geen electrische trein is", fluis
terde Duyvis. „Nu kunnen we ten
minste overstappen naar de vol
gende coupé." Terwijl hij op de tree
plank stond nam hij de situatie op.
Hun coupé was de eerste van een
hele wagen. Aan z'n rechterhand
bevonden zich de koppelingen van
het volgende rijtuig, zodat hij dus
wel gedwongen was om naar links
te gaan.
Lantinga volgde hem tevreden,
want van die kant was ook het ge
luid gekomen.
De volgende coupé scheen leeg. op
de vloer smeulde echter een licht
puntje. Duyvis opende het portieT
en hees zich omhoog. Lantinga volp-
dA. Het lichtpuntje bleek afkomstig
te zijn van «en sigaret, Duyvis trap.
te het uit, doch z'n collega raapte
het op en onderzocht het. „Wie
rookt in deze tyd nog Rhodesia",
mopperde hij en als protest haalde
hij een pakje Lucky Strike (zwart
gekocht) voor de dag. Hij hield
Duyvis uitnodigend het pakje voor,
doch deze liet plotseling het licht
van z'n zaklantaarn in de verst ver.
wijderde hoek schijnen. Daar lag
iets op de bank, dat veel overeen
komst vertoonde met een vormloze
zak aardappelen. Ook Lantinga werd
by het zien van dit voorwerp actief;
zó zelfs, dat hy vergat z'n sigaret
aan te steken. En daar was reden
voor, want de aardappelzak bleek
by nader onderzoek toch geen aard.
appelzak te zijn, maar een menstlijk
lichaam. Een korte blik bij het licht
der zaklantaarn was voldoende voor
Lantinga om te constateren, dat de
man dood was: gewurgd. Het on
derzoek van de coupé leverde niets
op. „Waarschijnlijk is de moorde.
Een nieuw avontuur
van inspecteur Lantinga
door
Karei Viaar
naar gegaan en gekomen langs de
zelfde weg waarlangs wjj gekomen
zijn en weer gaan zullen", zei de
inspecteur. De daad bij het woord
voegend stapte hy weer op de tree
plank en liep, zich zorgvuldig aan
de ijzeren stangen vasthoudend,
verder naar de volgende coupé.
Een verbaasd gezicht keek hem
tegemoet, toen hy het portier open
deed en binnenstapte.
De man, die knus in een hoekje
zat gedoken, bleek echter voor hu
mor vatbaar
„Ook goeienavond", zei hy. „Nog
zo laat aan de wandel*?" Z'n stem
klonk enigszins geforceerd, doch
z'n verbazing scheen zeer oprecht,
toen hy vernam wat het doel van de
twee nachtelijke wandelaars was
De man, die handelsreiziger bleek
te zijn, kwam uit Amsterdam en
had de hele reis zitten slapen. „Ik
werd echter wakker door een on
rustig gevoel", luidde zijn verkla.
ring. „Ik hoop niet, dat u my e^an
verdenkt, want een alibi of hoe ze
dat noemen, heb ik natuurlijk niet",
voegde hij eraan toe. „Waar moet u
eruit?" informeerde Lantinga haas.
tig, want hij voelde, dat de trein
vaart minderde en hij wilde zo mo
gelijk voordat de trein in Kromme
nieAssendelft zou stoppen, alle
coupé's bezocht hebben. „Alkmaar",
was het antwoord.
„Mooi, dan blijft u in dezelfde
coupé zitten, want misschien heb ik
u nog nodig", baste Lantinga. De
handelsreiziger bleef alleen achter
in de coupé, terwijl het tweetal
weer op de treeplank stapte.
De trein reed echter een station
binnen en de inspecteurs zagen
zich genoodzaakt, teneinde geen last
met de Nederlandse Spoorwegen te
krijgen, hun standplaats te verlaten.
Zij sprongen daartoe op het perron,
nog vóór de trein tot stilstand ge
komen was. He was echter: er af en
er op, want Lantinga, die weer ge
heel de leiding van het onderzoek
op zich genomen had, stortte zich op
het portier van de één na laatste
coupé van het rijtuig, waarin de
moord gebeurd was, zoals een ade
laar op zijn prooi valt. Duyvis volg_
de enigszins verbouwereerd, want
hij kon niets aan de coupé opmer
ken, dat deze onverwachte belang
stelling rechtvaardigde. Maar Lan
tinga had de deur al geopend en
stapte naar binnen.
Vier ogen keken hem aan: twee
blauwe vanuit het blozende gezicht
van een forse dame, die ondanks
haar pogingen er jonger uit te zien,
toch niet kon verhinderen, dat de
inspecteur, die veel mensenkennis
bezat, haar op veertig schatte en
twee bruine vanuit een verweerd
gezicht, dat toebehoorde aan een
mannelijk persoon, die er uit zag
als veekoopman. Deze confrontatie
duurde echter maar een ogenblik,
want de twee begonnen een ge
sprek, dat, aangezien het fluisterend
gevoerd werd, blijkbaar een intiem
karakter droeg.
Lantinga schraapte z'n keel en
fluisterde toen bedeesd: „Pardon,
mevrouw, mijnheer, zou ik u wal
mogen vragen?" „Welja, vragen
staat vitf!" bulderde de veekoop
man. De dame wendde het hoofd al
en schuifelde enigszins zenuwachtig
haar rechtervoet heen en weer.
„Het is helemaal niet belangrijk",
praatte de inspecteur goedig verder,
„ik zou alleen graag de juiste tijd
willen weten, want ik zie geen klok
op het station. M'n vrouw wacht op
me, ziet -u en ik heb me nogal ver
laat
Duyvis, die evenals z'n metgezel
tegenover de twee was gaan zitten,
haalde z'n schouders op. „Gekke
vent", dacht hij by zichzelf, „moet
nou altijd en eeuwig comedie spe
len. Toch wel lollig, 'k snap alleen
niet waar het goed voor is."
Boven het lawaai van de trein,
die zijn nachtelijke tocht inmiddels
weer hervat had, bulderde de vee
koopman de juiste tijd: „Zeventien
minuten over twaalf, meneer! En
die tyd is goed, want ik heb m'n
klokkie in Amsterdam op het sta.
tion gelyk gezet."
Lantinga haalde z'n horloge te
voorschijn, keek er op en borg het
weer weg.
„Ja, zo laat heb ik 't ook, dank u
wel", zei hij. „Tot uw dienst, me
neer", bulkte de man terug. De da
me, hervatte op fluisterende toon
het afgebroken gesprek, maar Lan
tinga scheen nog niet tevreden. Z'n
stem had echter alle zoetsappigheid
verloren, toen hy zei: „Het spijt me
dat ik u weer moet storen, meneer,
maar ik zie me helaas genoodzaakt
u te arresteren."
„W waarom?" stotterde de vee
koopman.
„Verdacht van moord" zei Lan
tinga scherp.
De dame slaakte een gilletje.
yOEN de beide Inspecteurs door
de nachtstille straten naar huls
liepen, nadat ze den arrestant een
solide kamertje op het politiebureau
hadden bezorgd, kon Duyvis z'n
nieuwsgierigheid niet langer be
dwingen.
„Neem me niet kwalijk, Lant",
vroeg hij, „maar hoe wist je in
's hemelsnaam dat
„Och heel eenvoudig", knorde de
gevraagde, ..omdat je hebt zitten
slapen, begrijpt je 't niet. Nee maat
ogen altijd ooen, dat is mijn devies,
dat weet je!"
.,Ik dacht toch, dat jij ook
wierp Duyvis aarzelend tegen.
„Nonsens", zei Lantinga resoluut.
„Nou, vertel dan maar op", no
digde Duyvis uit, nóg niet geheel
overtuigd van 's collega's waakzaam
heid.
„Nou, kijk es", begon de inspec
teur, „toen jij zat te maffen ontdek,
te ik dat de stationsklok in Wor
merveer stil was blijven staan. Het
verschil in tyd was tien minuten. Ik
schonk er geen aandacht aan, maar
je weet, 't is m'n gewoonte om alles
wat ik zie of hoor enige tyd in m'n
geheugen te bewaren. Zo ontging
hét me ook niet, dat-de conducteur
in Wormerveer alle portieren van
onze wagen langs liep om de krukken
omhoog te draaien. Als je een por
tier namelijk dichtslaat, moet je al
tijd nog even de kruk omhoog trek
ken. Dat is veiliger.
Toen we dus dat lijk in die coupé
naast ons ontdekten, trok ik de con.
clusie dat de moordenaar in Wor
merveer bij het slachtoffer inge
stapt moest zijn en later via de
treeplank naar een andere coupé
verhuisd was. Die conclusie bleek
juist te zijn. Het was me echter toen
nog een raadsel, hoe ik den vent zou
moeten vinden. In Krommenie ont
dekte ik het: de kruk van de coupé
waar we den moordenaar vonden,
stond naar beneden, hoewel de con
ducteur hem in Wormerveer naar
boven had geduwd!
Conclusie: de deur was epen geweest
tussen Wormerveer en Krommenie
om iemand uit en in of alleen in te
laten. Dat komen we nog wel aan
de weet. Toen we bij dat geheim
zinnige tweetal in de coupé zaten,
meende ik te zien dat 's mans arm
bandhorloge tien minuten achter
liep. Voor de zekerheid vroeg ik het
eerst nog en m'n vermoeden bleek
bevestigd. De man beweerde z'n
horloge in Amsterdam gelijk gezet
te hebben, maar hy had het in
Wormerveer gedaan. Die tien minu.
ten verschil deden hem de das om!"
Lantinga zweeg en Duyvis zuchtte
vol respect voor z't. collega.
Zwijgend liep het tweetal verder.
Bij de hoek, waar Lantinga rechts
en Duyvis links moest, namen ze af
scheid met een klap op eikaars
schouder en een hartelijk „Welte
rusten".
Het geluid van hun voetstappen
stierf langzaam weg.