mips wöcent „Wat Duitsers zeggen en denken'' Als „tramp" door Duitsland vanaf „De Gouden Slang" Gil.... zijl het zout der aarde. Matt. 5 ISa) WIJ beleven een moeilke, maar ook 1 een bizondere tijd Oude waarden schijnen vaak hun geldigheid meer en mee te verliezen. Soms treden daar voor nieuwe waarden in de plaats. Soms ook blijkt er een angtig luchtledig te gapen. Nu ie er bij dit alles ongetwijfeld veel ■chijn, die bedriegt. Midden in de gis ting is het schier onmogelijk een juist beeld van de toestand te vormen, laat staan van de ontwikkellng.Daarom, al tien wij het niet steeds, moeten wij blijven geloven, dat een betere wered- orde, een harmonische mensengemeen schap mogeijkl s. VEEL zal bij de vestiging van die 1 niuewe wereldorde afhangen van de trouw en de vasthoudendheid van hen. die de komst van deze orde nastre ven. Li de bange Jaren van de bezetting hebben wij onvoorwaardelijk ons ver trouwen daarop gevestigd. De bevrijding heeft menige teleurstelling gebracht. Het zou dwaas zijn deze waarheid te verbergen. Wij hebben ontdekt, dat het nog veel strijd zal kosten, eer onze hoge doeleinden zijn bereikt. De machten van het oude zijn ook nu nog zeer sterk. En dat oude, laten wij dat niet vergeten, bracht ona de oorlog en leidde tot tyrannie. die ons land vijf jaren heeft geteisterd. £R zijn er onder ons, die alle verraad en alle daarmede gepaard gaande ellende maar wllen vergeten. Die dat aes maar met de mante der liefde wil len bedekken. Zover het daarbij gaat om mensenwaarde is dit volkomen te recht. Er mfoet een vergeving mogelijk zijn, die een nieuw begin toelaat. Maar dan moeten er ook voldoende garanties zijn, dat dit nieuwe begin niet leidt tot het oude noodlottige einde Dan zal het zo moeten zijn, dat de komst van een nieuwe, betere tijd niet door krachten van het oude weersteefd kan worden. £N het kan noodlottig worden, dat vele van deze krachten van het oude in deze moeilijke tijd hun kop weer opsteken. Soms gebeurt dit openlijk. meer echter met de nodige camouflage. Hier hebben wij op onze hoede te zijn. Hebben wij te weten welke dingen er op het spel staan. Hebben wij ook met taaie vasthoudendheid ons te verzetten tegen al die verfoeilijke tendensen in het openbare leven, die een ieder, die daar oog voor heeft, op dit ogenblik i kan constateren. Het gaat hier niet om kleine dingen, maar om Recht en Ge rechtigheid. En dat zijn zaken van de hoogste orde. Tegen alles in, als het noodzakelijk is. hebben wij te tonen, dat wij het zout der aarde zijn. Wanneer wij voor de keus worden gesteld, mogen wij niet weifelen. Want, indien het zout smakeloos wordt, waarmede zou het dan gezouten worden. Het dient tot niets meer, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. DEWI. Weerstation» in de Atlantische Oceaan 1 In het Noord-Atlantische gebied zul len het Verenigd Koninkrijk. Belgié, Canada, Frankrijk, Elre, Nederland, Noorwegen, Zweden en da V. 8., een direct aandeel nemen in de leiding of de financiering van de dertien weer stations, welke In het Noordelijk gebied van de' Atlantische Oceaan worden in gericht. Men hoopt per Juli 1847 da plannen volledig ten uitvoer gebracht te heb ben. De dertien weerstations zullen door speciale schepen bediend worden Op deze schepen zullen meteorologische oppervlaktewaarnemingen gedaan wor den tenminste achtmaal per dag, voorts waarnemingen betreffende da luchtstro mingen in hoger sferen, luchtdruk, tem peratuur en vochtigheidsgraad. Hlerb'j ral gebruik gemaakt worden van bal lons en van radar, ter bepaling van de koers der ballons. fferr Boernert NU ik er nog eens over nadenk, is het gesprek, waaraan lk het ïneeste gehad heb gedurende mijn verblijf van zes weken in Duitsland, niet ge voerd in een overheidsbureau, maar in een karig gemeubelae kamer in een door bommen vernield huis in Ham burg. In dia Hamburgse kamer vond lk alle elementen terug van de discussie, die iedere Duitser op het ogenblik voert met zichzelf en zijn buren. Want de Duitsers, die een jaar ge leden doodsbang gemaakt werden voor de barbaarsheden van de Ru6sen en de wetteloosheia van hun regiem en die zich in de armen wierpen van de Westerse mogendheden, beginnen nu met belangstelling naar de Oostelijke zóne te kijken. Wij waren met ons vijven, we dron ken Schnapps (in Hamburg voor Duit sers alleen op de zwarte markt te krijgen) en we aten een waterig bord je pap- Rolverdeling. DE rolverdeling was als volgt: Bengt, een 38-jarige SS-lelder en voormalig redenaar van de nazi-partij Hij was ondergedoken om aan inter nering te ontkomen HIJ had zijn naam veranderd en'leefde van een beetje vertaalwerk ?n een beetje zwarte ban de1- Hans Dietrich. een 25-jarige duik boot-commandant. die verslaggever van een krant was geworden. Als ex- officier van de Duitse marine was het hem door de denaziflcering en de de- mobilisatiewetten onmogelijk gemaakt om esn baantje te vinden met poli- lek verantwoordelijkheid Maar hij was onderdak gekomen bij het Com munistische blad „Volksstimme". „Geen enkel blad wilde mij heb ben". zei Hana-Dietrich. „alleen óe .,Volks$timme" vroeg niets. Het enige wat zij zeiden was, dat lk verzekerd was van e?n baan als ik mijn werk behoorlijk verrichtte". Christian, een jong opscheppertje van het Hamburgse Huisvestingsbu reau, wae uitgenodigd omdat Madou. de vrouwelijke fotograaf die het feestje gaf, zijn hulp wilde inroepen voor het verkrijgen van een vergun ning om in deze kamer te mogen blij ven zittan. Herr Doerner EN verder ik zelf. Madou, die mijn ware identiteit kende, had mij voor gesteld als Heer Doerner. wat vol doende leek op Herr Delmer, om te kunnen zeggen dat mtn haar verkeerd verstaan had, wanneer ik mij zou verraden. Mijn verhaaltje was hetzelfde als Ik altijd gebruikte wanneer lk als Duit- aer reisde: ik was verslaggever van een Berlijnse krant en ik reisde door Duitsland om de lezers een Idee te ge ven van het leven in de andere ste den. Ik gelopf, dat wat in deze kamer ge zegd werd, typerend was voor wat duizenden jonge Duitsers tegenwoor dig in heel Duitsland zeggen en den ken. Bengt, de SS-man, die uit Kénigsberg kwam, dat nu bezet was door de Rus sen, beweerde aan het begin van ons gesprek fel anti-communist te zijn. Maar het was duidelijk, dat de woor den van Hans-Dietrlch indruk op hem begonnen te maken. „Zij zijn de enigen, die voldoende vertrouwen in hun eigen kracht heb ben om mensen als mij te gebruiken en een toekomst voor mij te ope nen", zei Dietrich. „Ik houd niet van de communiaten en ik vind het afgrij selijk om de Russen in Duitsland te tien, maar naar wat ik bij de „Volks stimme" zie geloof ik dat alleen zij ons een toekomst kunnen bieden. Zij Ik heb heel Duitsland rond ge reisd als Duitser onder de Duitsers. Urenlang heb ik in vuile, overvolle treinen gestaan en ik heb gegeten op de Duitse reizigersbonkaarten in wachtkamers waar zij mij tien Mark statiegeld vroegen voor een mes en een vork met een bord Ik heb met de reizende Duitsers [gesproken over hun leven, hun moei lijkheden, hun verwachtingen. Ik heb hun gastvrijheid genoten. Ik heb op een veldbed in een gebom bardeerd huis geslapen en in een feodaal Beiers kasteel. En ik heb als een doodgewone Britse verslagge ver met Duitse autoriteiten gespro ken over hun moeilijkheden. Hier vind U mijn eerste con clusie. zijn de enigen, die gebruik van ons zullen kunnen maken. De anderen zijn te bang voor ons verleden voor jouw en mijn verleden als offiiceren van een land van strijdlustige impe rialisten". Rusland of het Westen? WIJ spraken over heel wat onder werpen, maar altijd kwamen wij te rug op hetzelfde thema en wel Duits- lands keus tussen de Russen en het Westen. Zoals Hans-Dietrich het uit drukte. „De Russen hebben ons ge plunderd, maar ze zetten ons aan het werk en brengen onze productie op gang. En het geeft niets of het voor herstelbetaling is, in leder geval krij gen wij er ook een deel van. Het „Westen", zei hij, „laat ons langzaam verreken, opdat hun monopolies geen concurrentie van onze industrieën be hoeven te duchten". Ik vind wat deze jonge mensen te zeggen hadden heel belangrijk, omdat: 1. Wat zij zeggen kenmerkend is voor wat de mannen van hun gene ratie en hun ervaring over geheel Duitsland zeggen, vooral in Britse en Amerikaanse zónes. 2.TenziJ wij onze economische poli tiek ten opzichte van westelijk Duits land en onze houding ten opzichte van de Duitse administratie herzien, de Duitse openbare mening onder de in vloed zal komen van deze jonge men sen, die nog door en door nazi zijn. Op het ogenblik is de Duitse open bare mening op het gebied van de grote politieke gebeurtenissen nog 'n onbeschreven blad. In geen enkel van de vele trelngesprekken, die ik afluis terde. werd gesproken over de Pariise conferentie, nationalisatie of herver deling vair het land. Ik kwam tot de slotsom, dat de gewone man en vrouw alleen belang stellen in de onmiddel lijke problemen van hun dagelijkse strijd om het bestaan. Vaak zat ik in een kroegje achter mijn glas waterig bier naar de radio te luisteren en dan lette lk op de reactie van 't publiek. Het buitenlandse nieuws, dat indruk maake, was een verslag uit Calcutta, waar de honger-lijdende ïndieëers naar bulten trokken om zelf voedsel te gaan halen. „Dat moesten wij ook doen"., zei 'n luisteraar, „dat is nou net wat wij ook moesten doen. Gewoon allemaal samen naar buiten trekken en halen wat zij ons onthouden". Neurenberg? Neen, kaas! Maar toen er een speciale reportage kwam van het proces te Neurenberg, begonnen zij over de kaas te spreken, waarop zij al esn week zaten te wach ten. Negen van de tien mensen met wie lk in een trein zat waren op reis voor voedseL Maar al die voedsel- «n kledingpro blemen worden vergezeld door een bitter pessimisme over oe toekomst. De doorsnee man of vrouw gelooft niet. dat het beter zal worden, ont dekte ik, omdat men gelooft, dat het helemaal de bedoeling van de Engel se niet ls, dat het beter zal worden. De vordering van huizen en meubi lair voor de Britse vrouwen van mi litairen, vlak na de verlaging der rantsoenen deze zomer, doet het pu bliek in het Westen geloof hechten aan de wildste verhalen over de Britse toekomstplannen. En het heeft geen enkele zin om die in de kranten tegen te spreken. Geen verschil. De gewone man ziet geen verschil tussen de kranten. die geschreven worden in opdracht van het militair gezag en de krantïn die in opdracht van Goebbels geschreven worden. Wat hem betreft is alles een pot nat, Ze zien er n,et zoo uit en zij liegen even hard'. Mensen als Hans-Dierich, die zo half pro-communisme zijn en niet zo heel erg anti-nazi, maken daarvan ge bruik. Antl-comuni^n als Bengt en Christian beginnen er naar te luiste ren, En de tijd zal niet ver meer zijn, dat zij overtuigd raken zoals Bengt het dien avond al was naar mijn gevoe len. In het volgend' artikel laat Selfton Delmer zijn licht schijnen op de zwar te markt, de plaats waar hij de ver dwenen nazi's zoekt Goed. goedkoop en tuinlg licht voor iedereen. Goed goedkoop en zuinig licht voor iedereen. Goed, goedkoop en zuinig licht voor ledereeivGoed. goedkoop en s lon'l iedereen, goedkoop en zuinig licht voo? iedereen. Goed, goedkoop en zuinig licht voor iedereen. Goed, goed koop en zuinig licht voor iedereen (Ingez. mededeling) U eet toch niet te veel? Het is merkwaardig, dat een dok ter tot een zieke kan zeggen: „U lijdt aan deze of gene ziekte", zonder te gengesproken te worden, vooropge steld, dat de zieke ean vertrouwens- waardiger arts, maar zodra de dokter spreekt van teveel eten, kan hij er staat op maken wie hij ook zijn mag, tegengesproken te worden met klem van redenen en onder het oproepen van de meest vertrouwenswekkïnde geuigen. als daar zijn echtgenoten en kinderen. Deze tegenspaak ia in het verleden op de dokters dan ook niet zonder uitwerking gebleven, want in de dokters leerboeken zult U de ziek te van het teveel etïn tevergeefs zoe ken, maar wel de ziekte, genaamd: vetzucht. Deze naam lijkt bedenkelijk veel op geelzucht, waterzucht en bleekzucht, wanneer je daaraan lijdt, kun je dat niet helpen, er ligt meest al geen schuld in aan zoiets te lijden, men is meer beklagenswaardig. Zo ook met vetzucht Is het niet erg. aan een zucht te lijden, waardoor je zelfs van water dik wordt, ja, vooral van water? „Ik zal bij het eten wat minder gaan drink »n, dokter", zeggfn de vetzuchtigen. Het is dan ook stellig op aanraden der zieken geweest, dat vroegere dok ters in hun voorschriften tegen vet zucht hebben opgenomen de raadge ving: niet drinken tijdens de maaltij den. Hoewel toegegeven moet worden, dat deze raadgeving niet altijd van nuttigheid ontbloot behoeft te zijn, want de de lijder(es) kan dan ook geen melk drinken tijdens de maaltijden, of koffie met slagroom. De vetzucht is een ziekte, die je erft van Je voor vaderen, die veroorzaakt wordt door schildklier, de kiemklieren, het her een onvoldoende werking van de senaanhangse] sn het gezond verstand. Wat is het nu: vetzucht of zucht tot teveel eten? MEDICUS. Sefton Delmer „Herr Doerner". Ar melijk gekleed zwierf de eerste verslag gever van de „Daily Express", vloeiend Duits spreekt en het Duitse volk kent als geen ander, door de be zette zónes van Duitsland: een Duitser, die ogenschijnlijk de zorgen en noden van het huidige Duitse volk deelt. Als ..Herr Doerner" voerde hij tientallen gesprekken met mensen, die geen blad voor de mond namen. Wat denken en zeggen de Duitsers op dit ogenblik? „Herr Doerner" geeft het antwoord op deze vraag ln de vorm van een drietal speciaal voor ons blad geschreven ar tikelen. waarin hij zijn bevindingen, opgedaan tijdens zijn zes weken duren- den zwerftocht, heeft neergelegd! Erkent India de Indonesische republiek? Pandit Nehru heeft verklaard dat de Brits-üidiische regering voor 100 pet. sympathie met de Indonesi ërs heeft. „Wij wensen, dat zij hun doel zullen bereiken en hun vrij heid zullen vestigen en wjj wensen hen op elke wijze te helpen en bü te staan." Reuter voegt hier aan toe, dat deze uitlating in de praktijk neer komt op een erkenning van de In donesische republiek door de voor lopige Brits-Indische regering. ONZE JEVGDHOEK Van alles wat. 1. Op de tafel staan vijf kaarsen. Ik blaas er twee uit. Hoeveel blijven er nu over? 't Antwoord dadelijk zeggen, hoor! I. Met k ben ik een dier; met r even zo en wel de vijand van het eerste: met g ben lk een- opening; met m Hg lk ln do gang; met d ben ik een aanwijzend voornaamwoord; met f een tjdel heertje; met 1 ben ik lang en van hout; met v dien ik tot berging en met n heb Ik dringend een handdoek nodig. Weet je •I al? 3. Een vrouw heeft 8 L petroleum In een kruik, die precies 8 liter kan be vatten. Haar buurvrouw neemt de helft van haar over, maar die heeft niet an ders dan een kruik van 8 en één van S liter. Hoe kunnen de twee vrouwen nu toch samen delen, zonder andere ma ten te gebruiken? Er zijn twee oplossin gen mogelijk. 4. Of 't waar gebeurd ls. dat weet lk niet. Maar éls 't waar gebeurd ls. dan zal 't toch wel een aardig poosje ge leden zijn! Een reiziger stond eens ln een heel klein plaatsje op 't perronne tje van 't stationnetje op de trein t© wachten. Maar de trein kwam niet. En oen hij al meer dan een half uur over tijd was, werd de reiziger ongeduldig. Hij stapte naar den chef en Informeerde, hoe dat nou eigenlijk zat! Op datzelfde moment kwam er een hond aanhollen, langs de spoorbaan. De chef lachte te vreden. en hij zei, op de hond wijzend: „Nou zal 't vast niet lang meer duren, meneer kijk, daar heb je 't hondje van den machinist all" 5. Ik sta vooraan ln 't korenveld, En midden ln de beker. Bij den bakker ben ik meer bekend. Dan bij den apotheker. Geen kloppartij, of 'k ben erbij. Geen kermis zelfs kan zonder mij. Was ik er niet, Je sou nóóit ziek En nooit verkouden wezen. En als lk wegliep, zou Je nooit Een boek zelfs kunnen lezen In de kamer, ln de keuken. Overal ben 'k de eerste man. Maar er is niemand ln Den Helder, Die mij vinden kan! Als je wilt, mag je je oplossingen In* zenden naar Leonard Roggeveen, Mee- I zenlaan 17. Den Haag. 1 „GEPIEPTE KASTANJES"; Vroeger een bekende figuur in de straten onzer groote steden. De venter met zijn galmenden roept „Gepiepte kastanjes". Tegen het vallen van den avond zag men. den rossigen gloed van het ka-| cheltje, waarop de kastanjes ge piept werden. En voor enkele, centen kon men genieten van heete, gepofte kastanjes. Een kastanje is geen koffieboon,1 maar in de zeventiende eeuw roosterde men in Amsterdam do koffieboonen op een dergelijke manier. Een ijzeren cylinder met. handvaten werd boven een open| vuur gedraaid en zoo werden doj kostb.are boonen „gebrand". Later heeft men geleerd dat het branden] van deze edele boonen meer zorg, vereischte. De kwaliteit van een kop koffie is grootendeels afhan-1 kelijk van de ervaring en kennis van den koffiebrander en van de moderne installaties. De vak- menschen vaa de Gruyter hebben die onmisbare kennis en de jaren lange ervaring. Daarom is de Gruyter's koffie zoo opvallend geurig en fijn van smaak. Alle goede eigenschappen van versch gebrande koffie blijven voor U behouden door de speciale aroma beschermende koffiesilo's. Trac- teert U zelf en Uw gasten. Er is weer de Gruyter's koffie. U ge niet als vroeger en U spaart nog door de Gruyter's 10 pCu korting. (Ingezonden mededeling) Apotheek naar het Frans, van GASPARD LENóTRE. 1» Het spreekuur was voorbij. De laatste cliënt van Mèitre Edmondi Bertin was vertrokken. De advo caat, die hem tot de deur had bege leid, keerde naar zijn schrijftafel terug en keek staande een paar brieven door. Daarop liep hij naar het open slaande venster en zette het wyd open. Het licht van een heldere Octobermorgen viel als een brede golf naar binnen en verhoogde de glans van de diepblauwe en goud bruine kleuren, waarin de kamer gehouden was en die er een warme stemming aan gaven. In gedachten liet Maitre Bertin zijn blikken door het ruime vertrek gaan dat onge woon smaakvol en met opmerke lijke schoonheidszin was ingericht; het leek werkelijk niets op de za kelijke werkkamer van een advo caat. De klok aan de muur in haar eiken kast sloeg met sonore meta len stem tien. v Maitre Bertin liep, de handen op de rug, de kamer op en neer. „Ja, ja, die juristerij", peinsde hjj, „een droge liefhebberjj eigen lijk De klare herfstzon, die een grote gouden vierhoek op het vloerkleed schilderde, trok hem onweerstaan baar naar buiten. Vrij van het juk voor een paar uur!, besloot hij en er kwam een opgewekter uitdrukking op zijn gezicht. En als er nog iemand komt, wél waarvoor heb ik Gillot anders Hij drukte tweemaal op de knop van de electrische bel. De jongste bediende verscheen. „Er wacht zeker niemand meer?" De bediende schudde ontkennend het hoofd. Hoe laat dient de zaak Boulan- ger?" „Om één uur." „Mooi Dan heb ik nog even tijd. Vraag aan Monsieur Gillot of hij even hier komt." De bediende verdween, maar verscheen na een ogenblik weer in de deur. „Wel, wat is er?" „Monsieur Brunot is er, de apo theker, en hij laat vragen of u hem nog ontvangen kunt." Edmond Bertin bedacht zich een moment; het liefst zou hij er zo gauw mogelijk vandoor zijn ge gaan. Maar toen zei hij: „Vraag meneer binnen te komen." Even later stond de bezoeker in de deur, die hij geruisloos achter zich dichtdeed. De heren drukten elkaar de hand. Brunot was, evenals Maitre Bertin, vóór in de dertig Zijn figuur, of schoon van middelbare grootte, leek klein naast de ongewoon rijzige, slanke gestalte van den advocaat, doch uit zijn optreden sprak de ge wichtigheid van een algemeen ge acht man. „Neemt u mij niet kwalijk, heer Maitre. dat ik na afloop van uw spreekuur uw tijd nog in beslag kom nemen, maar het betreft een dringende aangelegenheid. Anders was ik wel vanmiddag gekomen." „U hoeft u niet te execuseren." antwoordde Bertin vriendelijk, „ik ben gaarne tot uw dienst. Gaat u zitten." Brunot nam plaats in een van de diepe leren clubfauteuils, terwijl de advocaat zich achter zijn bureau zette. „Ik kan, geloof ik, wel vermoe den waarvoor u komt", hernam de laatste. „Ah dus u hebt het gelezen?" „Ja, de „Courier" is mijn gewone morgenlectuur Brunot haalde een opgevouwen courant uit de binnenzak van zijn colbert. Wij beginnen vandaag met de pu blicatie van een feuilleton, welk el ke Donderdag en aterdag zal wor den vervolgd. Wij zijn er in geslaagd hiervoor een roman van de bekende Franse romancier Gaspard Lenötre te be machtigen. die ongetwijfeld in de smaak van onze lezer* zal vallen. „Hier hebt u het ochtenblad Wat zegt u ervan?" „Laat het mij nog even zien," ver zocht Bertin Hij nam het blad aan, vouwde het open en vond sDoedip de adveTten tie, die met rood potlood was aange streept. Halfluid las hij, langzaam en nadenkend: „Den zesden September overleed hier ter stede, ten huize van zijn fa milie. in de apotheek „Le Serpent d'Or" Rue Maréchal Foch 4, de schilder Marcel Brunot, Ieder, die in staat Is over de laatste tijd van zijn leven en persoonlijke betrek kingen betrouwbare inlichtingen te geven, wordt verzocht deze, onder verzekering van de strikste discre tie, persoonlijk aan ondergetekende te willen meedelen, 's middags tus sen 4 en 6. Valéry Bergeret, Avenue du Pare 17, 8e étage. Brunot wachtte in spanning tot de advocaat iets zeggen zou, en toen deze seconden lang bleef zwijgen, herhaalde hij met kennelijk ongeduld: „Nu, wat zegt u ervan?" Bertin antwoordde met een weder vraag. „Valéry Bergeret? Is dat die bekende schilderes?" En toen Brunot bevesti gend knikte: „Kent u haar?" „Oppervlakkig", was het antwoord En zich snel verbeterend: „Dht wil zeg gen, door haar relatie met mijn over leden neef heb ik haar voldoende leren kennen om mij een oordeel over haar te permitteren, dat niet bepaald in haar voordeel uitvalt." Uit die oproep zou men afleiden," concludeerde Bortin, „dat zij uw neef zeer na moet hebben gestaan. Wijlen Marcel Brunot woonde helemaal bij u in, nietwaar?" „Ja. na de dood van zijn vader is hij bij ons in huis gekomen Hij had een sterke behoefte aan gezelschap, aan aan sluiting en leefde daarom liever in een fam'l'ekring dan alleen Ook had hij in ons huis een geschikte ruimte voor atelier. IT hebt hem immers gekénd, monsieur Bertin?" „Vluchtig. Hij was een aantrekkelij ke. boeiende persoonlijkheid. Ik heb zijn plotselinge dood oprecht betreurd." „Dan kunt u zich voorstellen, hoe smartelijk zijn plotseling verscheiden ons heeft getroffen. En nu komt bij al dat leed nog de verontwaardiging over deze belediging Want een belediging is het positief. Wat mijzelf betreft, Brunot hief met een zelfbewuste bewe ging het hoofd omhoog „ik hecht er niet zo buitengewoon veel gewicht aan. Ik troost mij met het bewustzijn dat de duidelijke kwaadwilligheid van de dame in kwestie, noch mij, noch mijn familie schaden kan Het aanzien van ons huis staat goddank op stevige grondslagen. Maar dat neemt niet weg, dat Iets der gelijks in mijn positie als lid van de gemeenteraad, toch ln elk geval niet aangenaam is. Ik ben overtuigd, dat deze geschiedenis in de kortst mogelijke tijd overal over de tong zal gaan en iedereen heeft nu eenmaal zijn vijanden en benijders, nietwar? Maar mijn moe der verkeert in opwinding, die haar bij na ziek maakt en aan hiér ben ik het in de eerste plaats verschuldigd deze zaak niet op haar beloop te laten. U kunt zich ongetwijfeld indenken, hoe rots wij allemaal zijn op de reputatie van onze algemeen geachte familie, waarop nooit de geringste schaduw is gevallen. En nu opeens die advertentie die de deur voorx allerlei kwaadspreke rij wagenwijd openzet." Bertin kon een nauw merkbaar ge amuseerd glimlachje niet bedwingen; hij bedacht onwillekeurig welke uit werking de annonce op de familie Bru not moest hebben gehad een familie die geen gelegenheid liet voorbijgaan om de aandacht te vestigen op de algemene achting die zij genoot Hij herinnerde zich. hoe Gaston Brunot hem, twee ja*r geleden, toen hij voor de eerste maal bij hem was gekomen om bijstand ln een juridische aangelegenheid, hem on geveer de hele kroniek van zijn ge slacht had opgedist. Opmerkzaam had hij de regels in de courant nog eens overgelezen, toen zei bij: „Het zou juister geweest zijn wanneer de bewuste dame zich met uw famtli© In verbinding had gesteld, voor zij een dergelijke ongewone stap deed. Er zit inderdaad iets hatelijks in...." „Ik wil u eerlijk bekennen." begon Brunot, „dat deze zelfmoord, hoe op recht ik die ook betreur, mij niet bui tengewoon verrast heeft. Mijn arme neef had een ongelukkige natuur. U zelf zult, ofschoon u hem maar vluchtig ge kend hebt, ongetwijfeld de indruk heb ben gekregen van een ln zichzelf ge keerde, tot zwaarmoedigheid neigend© persoonlijkheid, nietwaar?" Het antwoord klonk aarzelend. Ik weet niet de indruk, die ik van monsieur Marcel Brunot heb ge kregen was uitermate sympathiek; een echte kunstenaarsnatuur, bij welke het dromerige, weke, van zijn wezen heel wel paste." „Helaas," ging Gaston voort, „heeft hij niet de kunst verstaan zijn geluksster te dwingen; hij was het slachtoffer van zijn noodlot. Wat allang aan hem knaag de, was zijn voortdurend gebrek aan succes in zijn kunst. Hij was eerzuch tig; maar ontbrak het hem aan werke lijk talent of aan de kracht en het door zettingsvermogen om iets te bereiken? Ik durf die vraag niet te beantwoorden; ln elk geval gebeurde het maar zelden dat zijn schilderijen voor een tentoon stelling werden aangenomen; meestal wees de jury re af en altijd weer na dergelijke teleurstellingen zat hij da genlang in zijn atelier in zichzelf verzonken, apathisch voor zich uit sta rend en zonder meer dan het hoogno dige te zeggen, tot hij eindelijk weer al zijn energie bijeen raapte en weer aan het werk ging. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1946 | | pagina 3