JCoucLc NEERLANDS BLOEM TEN ONDER GAAT *„U '.Cf'1' v tóv v De fatale gevolgen voor de 1 gezondheid Voorlichting noodig 2)e &ista\U Aas.(eaftj HELDENDADEN OP HET IJS aan de Cóte d'Azur 4 - y '.fr &',x/-'s.ïiï!; '17 |Vf/'IJ hebben op onze tochten door Amsterdam ons niet alleen bepaald tot een bezoek aan achterbuurten, danspaleizen, café's-chantant en andere [tl dan niet luxueuze gelegenheden, waar jonge en oudere vrouwen, verloopen rpes en kwasi.monda'ne meisjes mét bedoelingen aanwezig zijn. Ook in de ;en van de bestrijders van de prostitutie en dat zijn er meer dan wij ivankelijk dachten hebben wy verkeerd. Wij hebben gesproken met be. inrsleden van jeugdvereenigingen en diverse organisaties in Amsterdam, die igen te redden wat mogelijk te redden is. En wij hebben gesproken met iren, verbonden aan ziekenhuizen, en andere geneesheeren, die de vaak svaarlyke gevolgen van het verkeer met deze vrcuwen te behandelen igen: de geslachtsziekten. Van deze geslachtsziekten is de syphilis het leest verbreid. Een ziekte, die lever, oogen, hersenen en ruggemerg aantast blindheid en krankzinnigheid ten gevolge kan hebben. En nu eeti cijfer! [et aantal geslachtszieken in ons land is sinds Mei 1940 volgens de officieele te onzer beschikking staande cijfers gestegen met2000%. Met k'em wijzen wij erop, dat de ziekten zich cok ten plattelande onrutsbareud uitwei den. Een dokter uit 'n dorp tusschen Alkmaar en Hoorn meldt ons naar aan leiding van deze artikelenserie, dat h(j den laatsten tijd met m.nder dan dertig jongemannen moest behandelen. I>it wat betreft het zooveel eenvou diger plattelandUit berichten, die wij uit vele groote en kleine plaatsen Ir. Noordholland ontvingen, blijkt overigens duide'ijk dat het aantal besmette jonge en zeker ook oudore marhien sinds 1910 algemeen belangrijk gestegen is. Niet genoog kan gewezen worden öp de ontste lend groote gevaren, die der.e ziekte in zich hergt. En het moet droevig genoemd worden, dat het voorlich tingsorgaan bij uitnemendheid, de groote Nederiandsche pers, zich tot nu toe onthouden heeft van iedere waarschuwing. Willens en wetens vaak! Want op 11 Januari werd te Utrecht een persconferentie belegd, waar vertegen woordigers van de landelijke pers aanwezig waren om in extenso de waarschu wingen van ter zake kundige sprekers te noteeren. In geen enkel blad ver- icheen ooit een uittreksel van het daar gesprokene. Men vond deze zaak» ifaarschijnlijk te „onkiesch", om onder de aandacht van het Nederlandsche volk te brengen, een volk, dat, hoe ontwikkeld ook op velerlei punten, voor het overgroote deel onkundig is van de gevaren, die het bedreigen. Maar dat ditzelfde volk wel ontvankelijk is voor deze voorlichting blijkt overduidelijk uit de Instemming, die wij ontvingen na het publiceeren van het tweede artikel in onze serie, waarin wy spraken over de gevolgen van de zedelijke verwildering in de na.ooriogsche dagen. rondhangen in obeeore gelegenheden. vormen tot wat het by-velen niet meer TTET onderwerp ls niet gemak- n l een harleiyke betrekking tus- kelijk voor ouders en jeugd ver- eenigingsleiders, maar niet genoeg kan geattendeerd worden op het nuchtere feit: vertel de jeugd aan welke gevaren zij blootstaat, vertel Uw zonen en dochters, wat de gevolgen kunnen zyn vhn zon digen omgang. Ga ook na hoe en waar zij hun vrijen tijd doorbren gen. Twintig maal -zooveel geslachtszieken •ls voor den oorlog, moet voor een ieder boekdeelen spreken. En dat dit [«ijfer noopt tot ingrijpen van de zyde der regeering, hoo dan ook, behoeft geen betoog. Als één meisje van - schrik niet 16 jaar in meerbedoeld dorp in staat is dertig jongemannen ziek te maken, met wie weet welke ge volgen voor 'n onverhoopt, maar altijd nog niogelyk nageslacht, dan moot hier worden ingegrepen. Als een meis je in Amsterdam twee-en-dertig man nen onder doktersbehandeling brengt, dan mag niet gewacht worden met te genmaatregelen. Vooral in een land alg het onzo, waar mon altyd zoo trotseh was op de betrekkelijk goede gezondheid. Wy komen woor terug in Amster dam. In het maandblad' voor Geeste lijke Volksgezondheid, lazen wy e-n artikel van de hand van mr. A. Bou- man, waarin deze eed romantische be schouwing van den dichter KlausMann aanhaalt. Deze dichter, die waarschijn lijk slechts romantiek ontdekte in Jon ker Amsterdam, bezag daar de roodo lampen en het spiegelende water in de grachten bij avond, hy hoorde de wee moedige muziek in een zomernacht, muziek uit een kroeg. En hy meende, dat Amsterdam toch wel zéér roman, tisch was. Hy bezag de prostitutie als •en« der folkloristische merkwaardig heden van Amsterdam. „De prostitu- zoo gaat het artikel verd.tr, „houdt echter met meer verband dan met folklore alleen. Sinds oeroude ty- den^ is zy samengekoppeld met do volksgezondheid". En deze volksge zondheid Ir nog steeds een der groot ste waarden. Een algcbeele uitroeiing van do ontucht, zal wel een vrome wensch blijven. Vele factoren zijn daarvoor aan te wijzen. Het geld speeh een groote rol, zooals met zoo. vele zaken in dit leven. En zoolang er nog geld geboden wordt aan meis jes en vrouwen, die met dit gold vol gens hen eon „gemakkelijk" loven leiden, zal de ontucht blyven bestaan. Maar drastische beperking is mogelijk. Hiervoor zijn vele middelen, zooals in grijpen van rijks, en gemeentewege eD opvoeding van de jeugd waarvan een deel nog steeds niets anders doet dan schen man, vrouw en" kinderen. Het gezin is ten deze de kurk, waarop de Nederlandsche volksgemeenschap moet dryven. TJOE komt het, dat zoovele jon. gens en meisjes, diep teleur- gesteld in dit leven, het lichte ver maak zoeken? Omdat zjj het moe zijn het eeuwiga gtkrakcel tus schen vader en moeder aan te hoo- ren. Omdat zij het huwe ijksleven thuis tusschen vader en moeder als een hoogst onaangename ver bintenis zullen beschouwen. Dan komt het meisje, dat misschien a's veertien arige de oorlogsjaren inging en meestal niets dan e'len. de heeft beleefd, het meisje, dat alleen maar de hardheid van dit bestaan in haar jonge leven on dervond en s_ms geen ge'egenheid had ook moar iets goeds te vin den, alleen te staan en zoekt het gezelschap. Of, er zijn, zooals in '45, soldaten, die haar al'erlei be- geerenswaardige artikelen aanbie- don. En deze soldaten, die ddor geheel Europa zwierven, in toe standen leefden, dis met hygiëne niets te maken hadden, zij besmet, ten op hun beurt een deel van het opgroeiende vrouwelijk geslacht, niet alleen lichame'ijk, ook geeste. lük. De teerling was geworpen, deze meisjes hebben weer hun Hol- lanclsche „vrienden" geïnfecteerd, by tien- twintig, en dertigtallen. En daarom zal hier ingegrepen moeten worden, krachtdadig en spoedig in naam van de Neder landsche volksgezondheid! Want tw'ntig maal zóóveel als voor Mei 1910 is verbijsterend en fataal, wijl de gevolgen zich naar het Bij belwoord vaak meedee'.en tot aan het zevende geslacht. Traditioneele wedstrijden in het balgooien DE RIJP. Een halve eeuw ge leden, op een heldere wintermiddag, heerschte daar op de Gouw, dat breede water achter den herberg „Het stadhuis van Amsterdam", een gezellige drukte. Hardrijden en bal gooien, voor zoo'n feest waren de Rijpers te vinden. Hardrijden om vijf pond spek, een zak turf of een paar pond gort, liefhebbers, al wa ren het lang niet allen schaatsen rijders, genoeg. Maar balgooicn, ongelooflijk wa ren de heldendaden die verricht werden. Vluchten van 40 en 50 m, worpen waarbij de bal zelfs geheel uit het gezicht verdween. Treffers op de centimeter afgepast en met een effect dat een rasbiljarter er stom verwonderd van stond. Dien middag zou er iets buitenge woons plaats vinden, de twee beste tweetallen zouden den strijd met el kander aanbinden. De belangstelling was enorm- Het zou zoo iets wor den als de strijd van de Groote We reld tegen den Kleinen Man. Bur gemeester Muiier, een man van bui tengewone lichaamskracht, en pastoor Vroomestein, die als treffer niet te evenaren was, waren part ners, zooals dat meestal het geval was. Hun tegenstanders waren Har- men Hoek en „De Slang". Harmen was een der beste gooiers van De Rijp, „scheepsladingen dikkertjes" had hij in den loop der jaren ge wonnen. „De Slang" was als gooier minder, maar hij was gewiekst en verstond de kunst van afstand be rekenen. Een sliert volk vergezelde de gooiers bij hun tocht om het Jo denkerkhof. Harmen had de uitgooi. In postuur en op kousen, 'n Pracht? gooi. Burgemeester Muiier volgde. Fantastisch, wat was die burger vader één krachtmensch, een vlucht van meer dan 40 m, niet te hoog, niet te laag, buitengewoon wat liep die bal. Pastoor en „De Slang" ke ken elkander aan en dachten „Wat doen wij in de kou?" „Vooruit Slang, neem eerst een versche pruim en geef 'm een jetje". Om kort te zijn, tot groote teleurstelling van het pro letariaat, won de Groote Wereld, door een uitgekiende treffer van pastoor Vroomestein, die dan ook door de sportieve Rijpers geestdrif tig werd toegejuicht. Februari 1947. Groote wedstrijd in balgooien op de Gouw. Eén koude N.O. wind jaagt over den Dam. Ge lukkig, daar heeft de moderne tijd nog niets verknoeid. Integendeel, schuin tegenover dat onvolprezen bouwwerk van Leegwater Het Raadhuis staat nog „Het stadhuis van Amsterdam", opnieuw ge restaureerd in 17en eeuwschen stijl door architect N. Oudejans van de Beemster. De familie Blokdijk, die reeds 130 jaren in het stadhuis de scepter zwaait, heeft eer van haar werk door deze opdracht. Wij gaan door de steeg met den stroom mee en komen op de Gouw. „Is er ani mo, wedstrijdleider?" „En of, 64 deelnemers". „Hoe is de route?" „Vanouds, Jodenkerkhof, lange- sloot". 64 Deelnemers, die de traditie van hun vaders en grootvaders moeten overdragen op hun kinderen. Tenzij de verkaveling eenmaal roet in het eten zal gooien. Maar zoover is het nog niet. Wie gooit er het eerst: Cor Zomerdijk, een meester met de ivo ren ballen. „Mooi, een uitstekende worp met de rubberbal. Jij, Piet van Straaten, jouw wieg stond in het hartje van De Rijp, jij hebt vluchten en treffers met de moedermelk in gezogen, gooi op. Ai, ik dacht al, er mankeert iets aan. O!, dat Koek-en- Zopie van Kachi Hoek, zijn salie melk en die Rijper delicatesse de blauwe dikkertjes. Waarom staat er geen standbeeld van jou en je kraampje midden in den Eilands polder. Nee, dat kissie met gevulde koeken was maar een poover surro gaat voor dien zaligen koek- en sa- lictempel". mei menschen van allen dag De kellner. JJET beroep van kellner is een wonderlijk beroep. Over de ge- heele wereld zult gij standbeelden aantreffen van groote mannen, den kers, staatslieden en andere mm ot meer groote geesten uit het verleden- Enkele kranige vrouwenfiguren vul len zij het op bescheiden wijze dit arsenaal van brons, marmer en steen aan. Maar van een kellner zult ge nimmer een standbeeld vinden. Trouwens, ook de groente- en melk- boeren, kruideniers en slagers dee- len in dit tekort aan vereering. Doch deze laatsten hebben nog een naam, desgewenscht gepubliceerd op kar ren en étalage's. De kellner daar entegen is naamloos, soms zelfs een nummer. Buitenmenschen noemen hem vaak „ober" en dan zal hij zich misschien gevleid gevoelen. Maar niemand zal hem meneer Jansen, ot meneer Van den Berg noemen. De kellner is de bekende onbekende, die met onbegrijpelijke handigheid zijn bestellingen over de hoofden van de bezoekers naar het tafeltje balan ceert, waar een klein nummer staat. Er zijn niet zoo veel menschen, die bedenken, dat een kellner een mensch als ieder ander is. Een man met een. huisgezin, met zijn ups anj downs, met zijn zorgen en kleine verdrietelijkheden. Is' het vak van kellner een roe ping? Deze vraag stelden wij deze week aan zoo'n zwartgerokten man, toen hij even in een hoekje van d. enorme zaal tot rust kwam. „Een roeping niet direct", zei hij en boog zich gewoonte-getrouw, discreet naar ons over. „Maar ge makkelijk werk is het ook niet. Er komt heel wat voor kijken voor je een goed kellner bent". „Lijkt U dit werk interessant", vroegen wij. „Je doet geweldig veel menschen- kennis op ais kellner en wij zien meer dan de doorsnee-bezoeker. Als ik U alles vertelde wat :k mee gemaakt heb in den tijd, dat ik in dit vak ben, daar zou ik een boek mee kunnen vullen". „Vooral in dezen tijd", voegt hij er aan toe „Bestaat het ook tegenwoordig nog, dat U niet in loondienst bent, maar bijbetalen moet aan Uw di rectie?" Want er is een tijd geweest, dat de kellner ruimschoots van de fooien, die wij met een achteloos gebaar in zijn handen drukten, kon leven. ,Die tijd is voorbij", zei hij, „weet U wat ik hier verdien? Vijf gulden per maand!" „Da's niet veel. Komt U er mee toe?" *Wij hebben een besten tijd ach ter den rug, meneer. Goud verdiend! Direct na de bevrijding, een pracht tijd. Maar 't zakt af. Er is geen geld meer en wij zakken mee Er is inderdaad niet veel bezoak in het gebouw en wij zien minstens vijf kellners werkloos staan. De goede dagen zijn voorbij. De mas sa keert weer noodgedwongen? naar den eigen haard terug. De kellner is een der eersten, die de klap opvangt. Want vijf gulden in de maand is geen sterke bas;s om op voort te bouwen. „Moment, meneer", zegt de kell ner. En met zijn gewoontestem zegt hij tegen de dame en den heer aan het naburige tafeltje: „Goedenavond mevrouw, me- neerAlstublieftGoed me vrouwJawel, meneer". En met een correcte buiging stapt hij naar het buffet. Een heer. In rok. Ma3i onbekend. Een nummer. voor loonploeg- en loonmaai- bedrijven Sedert enkele maanden stellen de Kamers van Koophandel voor inschrij ving van loonploeg- en loonmaaibe- drijven in het Handelsregister als voor waarde een vestigingsvergunning krachtens het Besluit Algemeen Vesti gingsverbod Kleinbedrijf 1941. Deze voorwaarde kan nu als vervallen wor den beschouwd, daar in verband met een uitspraak van den Hoogen Raad loonploegers en loonmaaiers niet ge acht worden een „ambacht" uit te oefenen. Voor de vestiging van een loonploeg- en loonmaaibedrijf is dus. behoudens de normale wettelijke bepa lingen, geen vestigingsvergunning meer vereischt. Wij zijn den weg van Jodenkerk hof weer gegaan. Tienduizenden voetstappen van vele Rijper ge dachten zijn dezelfden weg gegaan. Als wij, hebben zij het balgooien be oefend en bewonderd. Vluchten en treffer hadden hun onverdeelde be langstelling. Schouwtooneel en spel zijn het zelfde gebleven, alleen de spelers zijn anderen en er ontbreekt iets aan de entourage. En toch, toch- heb ik ze 's middags in mijn verbeelding gezien, die illustere legendarische Rijpers Kaki-Merg, Alpenka, Kad- des, Pieuwe en hoe ze verder heeten mogen. 4 T- INDRUKKEN VAN DE RIVIÈRA MENTON. 10 F tbr. '47 P*R zijn van die gebieden waar nu eenmaal veel om gestreden moet worden. Duitschland tracht steeds Elzas-Lotharingen van Frankrijk los te peuteren en in het Zuiden is de landstreek van Niee tot de grens een even grooten twistappel. Hier is Italië de bela ger. Toen de Italianen in den af- geloopen oorlog nog een grooten mond konden opzetten, haastten zij zich dit gebied te anncxeeren. Eerst de bevrijding bracht het weer terrg aan Frankrijk. En zoo steat het wapen van Nice afge beeld op éc.n van de vier zegels, die de Fransche Posterijen als her inneringsserie uitgeven. De serie bestaat uit: Nice, Elzas, Lotharin gen en Corsica. Dit deel van de Cóte d' Azur is dus Fransch, maar de Italiaansche invloe den zijn er goed merkbaar. De bouw der huizen met een veeial protserige versiering met vogel- en bloemmotie ven op zijn muren, de zoete echt Ita liaansche kleuren, het type mensch met zwarte haren en oogen, druk, beweeg lijk en luidruchtig, evenals het inheem se he taaltje, dat voor Fransch moet doorgaan, maar te dicht bij het Itali- aansch heeft gelegen, waardoor het een plat mengelmoesje is geworden, dat alles is onmiskenbaar Italiaansch. Bo vendien is de clandestiene infiltratie van Italianen, voor wie Frankrijk een soort beloofd land is, nog steeds niet afgeloopen. Wat Frankrijk naar het schijnt met een hand voor de oogen toelaat, omdat men hier best werk krachten gebruiken kan. De invloeden van wijlen Mussolini's landje, hebben hun stempel natuurlijk het sterkst ge drukt op de meest nabij gelegen plaat sen, waarvan Menton het om zoo te zeggen uit de eerste hand heeft. Ver derop in de Cóte d' Azur, flauwt dat natuurlijk af J)AT woordje Cóte d' Azur is echt Fransch. In goed Neder- landsch omgezet beteekent het „blauwe kust" en onwillekeurig brengt dat zoo'n vaag gevoel van warmte in ons gemoed. Het doet denken aan iets, dat ver weg ligt, iets romantisch, bekoorlijks, Zuide lijks, haast mysterisch; aan palm- boomen, donkere menschen en een warm klimaat. Vooral dit laatste. Maar op het moment dat ik deze woorden aan het papier toever trouw, klinkt het als een hoon. Want m'n neus en handen zijn pimpelpaars van de koude en ik heb alle gevoel uit m'n voeten verloren. We hebben hier nu zoo langzamerhand een phase bereikt, waarin we zijn gaan gelooven, dat de winter zich vergist heeft Of het is een samenzwering, met het doel ons een poets te bak ken. Wijlen de zon (zaliger nage dachtenis), is dan ook vast in het complot want sinds veertien da gen heeft ze zich niet meer ver toond. In plaats daarvan kregen we sneeuw, toen regen, daarna vorst en eergister... sneeuwstorm! We wachten met belangstelling wat de volgende verrassing is. En daar de kolenpositie hier ook tot den bodem van het hok is gedaald, lijden we kou. Maar ja, we mogen niet mopperen, want we zitten in het warme Zuiden, aan die heerlijk warme Rivièra, weet U. De eenige troost voor ons ls, dat de Middel- landsche Zee niet zal dichtvriezen, zooals het IJselmeer in Holland, en dat hoogstens het drinkwaterbakje van de kippen een miniatuur ijs baantje wordt Voor den zakenman hier, zit ec ech ter nog een andere kant aan deze. kou. Met de Kerst behoort het eigenlijke seizoen te beginnen. Alle koudkleumen uit het Noorden (die het betalen kun nen aithans), zoeken dan de Rivièra op en de hotels stroomen vol. De ge heele Cóte d' Azur is dan één toerist al toerist. Ze brengen geld in het laat je van de hotels en alles wat daar bijbehoort, de zaken in de steden va ren wel en tenslotte profiteert de stad zelf ook, dank zij den Casino's. Dat was de gang van zaken voor den oorlog, maar het is nu even anders. Voor dit seizoen had men vele verwachtingen. De hotels waren met groote kosten van hun oorlogsschade hersteld, winkels en gebouwen opgeknapt, restaurants en eethuizen opnieuw ingericht en een programma van feestelijkheden bekend gemaakt. Maar dat alles ten spijt: de gasten kwamen niet. üf dit door de kou komt of door de deviezen (waar Monte Carlo overigens geen last van schijnt te hebben), doet er nie< toe, vast staat, dat het seizoen volkomen is mislukt en Menton zoo dood is als een pier. Kom 's middags of 's avonds in de stad of op de boulevard, het is er niet veel drukker dan in de Langestraat te Alkmaar, de Breestraarte Beverwijk of de Groote Noord te Hoorn Zondags morgens zeven uur. En aan alle kanten klaagt men steen en been. De hotels, met moeite klaargestoomd, zijn leeg. het Casino heeft geen klanten, de fees telijkheden zijn een fiasco. Menton is een doode stad. Voor ons buitenlanders heeft het ook een gevolg. We verdenken de hee- ren van den Distnnutiedienst er van dat ze wraak hebben genomen. Tot nu toe werden we erg voorgetrokken bo ven de inboorlingen en kregen we van sommige artikelen veel meer- „Ho", zeiden de heeren, „dat moet nu maar afbreken". Wijn (voorheen zes liter per maand tegen de Mentoneezen slechts één), krijgen we niet meer, evenmin als macaroni, terwijl het vet- rantsoen is gedaald van 50 op 20 gram. Als ze nu maar van ons rantsoentje (net als in Holland 50 gram) rook artikelen afblijven, want anders komt er revolutie Gevolgen 1"\AT deze débacle gevolgen heeft, bewijst het volgende. Er staan 111 Menton vele groote hotels. Hopeloot leelijke kolossen met soms 3 a 400 ka mers. De eigenaars daarvan zien de toekomst van de Cóte d' Azur blijk baar zeer donker in. Ze rekenen niet meer op terugkeer van voor-oorlogsche tijden met invasies van kapitalisten, want ze gaan over tot verkoop van hun hotels. Niet de heele zaak ineens, maar etrst (voor zoover nog aanwezig) het meubilair en dan kamer voor kamer. Dat ze daarbij enorme winsten maken, mag blijken uit het volgende voorbeeld. Een groote glazen kroon, door den eigenaar in 1936 van het beroemde „Rivièra Palace" te Monte Carlo ge kocht, voor 5000 frs., wordt nu ver kocht voor 180.000 fr. Een slaapkamer ameublement gaat weg voor 40.000 50.000 fr.; het bed alleen doet al 11000 toi 17000 fr. De kamers worden ver kocht voor 50.000 fr. het stuk. Meestal gaan ze bij drie tegelijk en er bestaat groote belangstelling voor. Regelmatig z.et men bij den ingang tientallen prachtige auto's staan. Dan is er weer verkooping. Aan de hand van deze cij* fers kunt U zelf nu gemakkelijk uit rekenen de enorme winsten, die ge maakt worden. Het is een glashelder bewijs, dat de toekomst van dit weeldeland niet meer afhankelijk zal zijn van de bour geoisie. De kleinere hotels zijn nu in staat hun zaken rendabel te maken en zij hebben de meeste kansen. Want de zen zomer konden we reeds zien, dat meer en meer de Fransche arbeider, daarbij geholpen door de Arbeiders Reisvereenigingen, zijn vacantie gaat doorbrengen in dit zonnige land met z'n heerlijke klimaat. Het moet moge lijk zijn de komende jaren grootere gioepen arbeiders hiervan te laten pro- fiteeren. Alleen is het niet ie hopen, dat de weergoden ook dan den kolder in hun kop zullen hebben, zooals thans het geval is. Menton, 29 Januari 1947. A. A. ROOS Godiva van Covantry TTET was in den nacht van den 14den November 1940, dat de Engelsche stad Coventry door de dood en verderf zaaiende lucht macht van wijlen Hitier en Goe- ring werd aangevallen .De verwoes ting was verschrikkelijk. Er waren in de kleine stad niet minder dan zea honderd dooden en zwaar ge wonden. De Duitsche Kulturhelden had den zoo veel plezier in het geval, dat zij het werkwoord „koventrie- ren" uitvonden en wanneer aniere steden gebombardeerd waren, el kaar toeriepen dat b.v. Manchester of Bristol „auch koventriert" was. Daardoor werd de stad, die tot dan voor velen vrijwel onbekend was, plotseling wereldbekend. Doch daarover thans niet meer. In het midden der elfde eeuw leefde in Coventry graaf Leofric van Chester, een tyran van de ergste soort. Hy was gehuwd met Godiva, een jonge schoone vrouw, die door Leofric vaak ergerlijk werd mishandeld. Zy was goed en menschlievend eu stichtster van het klooster der stad. Op zokeron dag, toen haar bar- baarsche echtgenoot de stad, om een of andere onbeduidende reden, een zware geldboete had opgelegd, smeekte Godiva hem de arme be volking te sparen en zyn bevel in te trekken. Grijnslachend antwoordde de on- raenach haar, dat hy bereid was haar verzoek in te willigen, wan- neor zy zondèr eenig kleedingstuk aan te paard de geheele stad wilde doorrijden. Om de bevolking te hulp te ko men, accepteerde Godiva de voor haar zoo onteerende conditie. Doch, toen zij den volgenden dag geheel ontkleed op haar schim- mei door de straten reed, had de geheele bevolking zich in haar hui. zon teruggetrokken en alles geslo ten, zoodat de graaf niet veel plei- zier van zyn wreedheid had. Nog heden ten dage viert Coven try jaarlijks een groot feest ter herdeuking van deze gebeurtenis.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1947 | | pagina 3