JCoucLc
NEERLANDS BLOEM
TEN ONDER GAAT
*„U '.Cf'1'
v tóv v
De fatale gevolgen voor de
1 gezondheid
Voorlichting noodig
2)e &ista\U Aas.(eaftj
HELDENDADEN OP HET IJS
aan de Cóte d'Azur
4 - y
'.fr
&',x/-'s.ïiï!;
'17
|Vf/'IJ hebben op onze tochten door Amsterdam ons niet alleen bepaald tot
een bezoek aan achterbuurten, danspaleizen, café's-chantant en andere
[tl dan niet luxueuze gelegenheden, waar jonge en oudere vrouwen, verloopen
rpes en kwasi.monda'ne meisjes mét bedoelingen aanwezig zijn. Ook in de
;en van de bestrijders van de prostitutie en dat zijn er meer dan wij
ivankelijk dachten hebben wy verkeerd. Wij hebben gesproken met be.
inrsleden van jeugdvereenigingen en diverse organisaties in Amsterdam, die
igen te redden wat mogelijk te redden is. En wij hebben gesproken met
iren, verbonden aan ziekenhuizen, en andere geneesheeren, die de vaak
svaarlyke gevolgen van het verkeer met deze vrcuwen te behandelen
igen: de geslachtsziekten. Van deze geslachtsziekten is de syphilis het
leest verbreid. Een ziekte, die lever, oogen, hersenen en ruggemerg aantast
blindheid en krankzinnigheid ten gevolge kan hebben. En nu eeti cijfer!
[et aantal geslachtszieken in ons land is sinds Mei 1940 volgens de officieele
te onzer beschikking staande cijfers gestegen met2000%. Met k'em
wijzen wij erop, dat de ziekten zich cok ten plattelande onrutsbareud uitwei
den. Een dokter uit 'n dorp tusschen Alkmaar en Hoorn meldt ons naar aan
leiding van deze artikelenserie, dat h(j den laatsten tijd met m.nder dan
dertig jongemannen moest behandelen. I>it wat betreft het zooveel eenvou
diger plattelandUit berichten, die wij uit vele groote en kleine plaatsen
Ir. Noordholland ontvingen, blijkt overigens duide'ijk dat het aantal besmette
jonge en zeker ook oudore marhien sinds 1910 algemeen belangrijk gestegen is.
Niet genoog kan gewezen worden öp de ontste lend groote gevaren, die der.e
ziekte in zich hergt. En het moet droevig genoemd worden, dat het voorlich
tingsorgaan bij uitnemendheid, de groote Nederiandsche pers, zich tot nu toe
onthouden heeft van iedere waarschuwing. Willens en wetens vaak! Want
op 11 Januari werd te Utrecht een persconferentie belegd, waar vertegen
woordigers van de landelijke pers aanwezig waren om in extenso de waarschu
wingen van ter zake kundige sprekers te noteeren. In geen enkel blad ver-
icheen ooit een uittreksel van het daar gesprokene. Men vond deze zaak»
ifaarschijnlijk te „onkiesch", om onder de aandacht van het Nederlandsche
volk te brengen, een volk, dat, hoe ontwikkeld ook op velerlei punten, voor
het overgroote deel onkundig is van de gevaren, die het bedreigen. Maar
dat ditzelfde volk wel ontvankelijk is voor deze voorlichting blijkt
overduidelijk uit de Instemming, die wij ontvingen na het publiceeren van
het tweede artikel in onze serie, waarin wy spraken over de gevolgen van
de zedelijke verwildering in de na.ooriogsche dagen.
rondhangen in obeeore gelegenheden.
vormen tot wat het by-velen niet meer
TTET onderwerp ls niet gemak- n l een harleiyke betrekking tus-
kelijk voor ouders en jeugd ver-
eenigingsleiders, maar niet genoeg
kan geattendeerd worden op het
nuchtere feit: vertel de jeugd aan
welke gevaren zij blootstaat,
vertel Uw zonen en dochters, wat
de gevolgen kunnen zyn vhn zon
digen omgang. Ga ook na hoe en
waar zij hun vrijen tijd doorbren
gen.
Twintig maal -zooveel geslachtszieken
•ls voor den oorlog, moet voor een
ieder boekdeelen spreken. En dat dit
[«ijfer noopt tot ingrijpen van de zyde
der regeering, hoo dan ook, behoeft
geen betoog. Als één meisje van -
schrik niet 16 jaar in meerbedoeld
dorp in staat is dertig jongemannen
ziek te maken, met wie weet welke ge
volgen voor 'n onverhoopt, maar altijd
nog niogelyk nageslacht, dan moot
hier worden ingegrepen. Als een meis
je in Amsterdam twee-en-dertig man
nen onder doktersbehandeling brengt,
dan mag niet gewacht worden met te
genmaatregelen. Vooral in een land
alg het onzo, waar mon altyd zoo
trotseh was op de betrekkelijk goede
gezondheid.
Wy komen woor terug in Amster
dam. In het maandblad' voor Geeste
lijke Volksgezondheid, lazen wy e-n
artikel van de hand van mr. A. Bou-
man, waarin deze eed romantische be
schouwing van den dichter KlausMann
aanhaalt. Deze dichter, die waarschijn
lijk slechts romantiek ontdekte in Jon
ker Amsterdam, bezag daar de roodo
lampen en het spiegelende water in de
grachten bij avond, hy hoorde de wee
moedige muziek in een zomernacht,
muziek uit een kroeg. En hy meende,
dat Amsterdam toch wel zéér roman,
tisch was. Hy bezag de prostitutie als
•en« der folkloristische merkwaardig
heden van Amsterdam. „De prostitu-
zoo gaat het artikel verd.tr,
„houdt echter met meer verband dan
met folklore alleen. Sinds oeroude ty-
den^ is zy samengekoppeld met do
volksgezondheid". En deze volksge
zondheid Ir nog steeds een der groot
ste waarden. Een algcbeele uitroeiing
van do ontucht, zal wel een vrome
wensch blijven. Vele factoren zijn
daarvoor aan te wijzen. Het geld
speeh een groote rol, zooals met zoo.
vele zaken in dit leven. En zoolang
er nog geld geboden wordt aan meis
jes en vrouwen, die met dit gold vol
gens hen eon „gemakkelijk" loven
leiden, zal de ontucht blyven bestaan.
Maar drastische beperking is mogelijk.
Hiervoor zijn vele middelen, zooals in
grijpen van rijks, en gemeentewege eD
opvoeding van de jeugd waarvan een
deel nog steeds niets anders doet dan
schen man, vrouw en" kinderen. Het
gezin is ten deze de kurk, waarop de
Nederlandsche volksgemeenschap moet
dryven.
TJOE komt het, dat zoovele jon.
gens en meisjes, diep teleur-
gesteld in dit leven, het lichte ver
maak zoeken? Omdat zjj het moe
zijn het eeuwiga gtkrakcel tus
schen vader en moeder aan te hoo-
ren. Omdat zij het huwe ijksleven
thuis tusschen vader en moeder
als een hoogst onaangename ver
bintenis zullen beschouwen. Dan
komt het meisje, dat misschien
a's veertien arige de oorlogsjaren
inging en meestal niets dan e'len.
de heeft beleefd, het meisje, dat
alleen maar de hardheid van dit
bestaan in haar jonge leven on
dervond en s_ms geen ge'egenheid
had ook moar iets goeds te vin
den, alleen te staan en zoekt het
gezelschap. Of, er zijn, zooals in
'45, soldaten, die haar al'erlei be-
geerenswaardige artikelen aanbie-
don. En deze soldaten, die ddor
geheel Europa zwierven, in toe
standen leefden, dis met hygiëne
niets te maken hadden, zij besmet,
ten op hun beurt een deel van het
opgroeiende vrouwelijk geslacht,
niet alleen lichame'ijk, ook geeste.
lük. De teerling was geworpen,
deze meisjes hebben weer hun Hol-
lanclsche „vrienden" geïnfecteerd,
by tien- twintig, en dertigtallen.
En daarom zal hier ingegrepen
moeten worden, krachtdadig en
spoedig in naam van de Neder
landsche volksgezondheid! Want
tw'ntig maal zóóveel als voor Mei
1910 is verbijsterend en fataal,
wijl de gevolgen zich naar het Bij
belwoord vaak meedee'.en tot aan
het zevende geslacht.
Traditioneele wedstrijden in
het balgooien
DE RIJP. Een halve eeuw ge
leden, op een heldere wintermiddag,
heerschte daar op de Gouw, dat
breede water achter den herberg
„Het stadhuis van Amsterdam", een
gezellige drukte. Hardrijden en bal
gooien, voor zoo'n feest waren de
Rijpers te vinden. Hardrijden om
vijf pond spek, een zak turf of een
paar pond gort, liefhebbers, al wa
ren het lang niet allen schaatsen
rijders, genoeg.
Maar balgooicn, ongelooflijk wa
ren de heldendaden die verricht
werden. Vluchten van 40 en 50 m,
worpen waarbij de bal zelfs geheel
uit het gezicht verdween. Treffers
op de centimeter afgepast en met
een effect dat een rasbiljarter er
stom verwonderd van stond.
Dien middag zou er iets buitenge
woons plaats vinden, de twee beste
tweetallen zouden den strijd met el
kander aanbinden. De belangstelling
was enorm- Het zou zoo iets wor
den als de strijd van de Groote We
reld tegen den Kleinen Man. Bur
gemeester Muiier, een man van bui
tengewone lichaamskracht, en
pastoor Vroomestein, die als treffer
niet te evenaren was, waren part
ners, zooals dat meestal het geval
was. Hun tegenstanders waren Har-
men Hoek en „De Slang". Harmen
was een der beste gooiers van De
Rijp, „scheepsladingen dikkertjes"
had hij in den loop der jaren ge
wonnen. „De Slang" was als gooier
minder, maar hij was gewiekst en
verstond de kunst van afstand be
rekenen. Een sliert volk vergezelde
de gooiers bij hun tocht om het Jo
denkerkhof. Harmen had de uitgooi.
In postuur en op kousen, 'n Pracht?
gooi. Burgemeester Muiier volgde.
Fantastisch, wat was die burger
vader één krachtmensch, een vlucht
van meer dan 40 m, niet te hoog,
niet te laag, buitengewoon wat liep
die bal. Pastoor en „De Slang" ke
ken elkander aan en dachten „Wat
doen wij in de kou?" „Vooruit Slang,
neem eerst een versche pruim en
geef 'm een jetje". Om kort te zijn,
tot groote teleurstelling van het pro
letariaat, won de Groote Wereld,
door een uitgekiende treffer van
pastoor Vroomestein, die dan ook
door de sportieve Rijpers geestdrif
tig werd toegejuicht.
Februari 1947. Groote wedstrijd
in balgooien op de Gouw. Eén koude
N.O. wind jaagt over den Dam. Ge
lukkig, daar heeft de moderne tijd
nog niets verknoeid. Integendeel,
schuin tegenover dat onvolprezen
bouwwerk van Leegwater Het
Raadhuis staat nog „Het stadhuis
van Amsterdam", opnieuw ge
restaureerd in 17en eeuwschen stijl
door architect N. Oudejans van de
Beemster. De familie Blokdijk, die
reeds 130 jaren in het stadhuis de
scepter zwaait, heeft eer van haar
werk door deze opdracht. Wij gaan
door de steeg met den stroom mee
en komen op de Gouw. „Is er ani
mo, wedstrijdleider?" „En of, 64
deelnemers". „Hoe is de route?"
„Vanouds, Jodenkerkhof, lange-
sloot".
64 Deelnemers, die de traditie van
hun vaders en grootvaders moeten
overdragen op hun kinderen. Tenzij
de verkaveling eenmaal roet in het
eten zal gooien. Maar zoover is het
nog niet. Wie gooit er het eerst: Cor
Zomerdijk, een meester met de ivo
ren ballen. „Mooi, een uitstekende
worp met de rubberbal. Jij, Piet van
Straaten, jouw wieg stond in het
hartje van De Rijp, jij hebt vluchten
en treffers met de moedermelk in
gezogen, gooi op. Ai, ik dacht al, er
mankeert iets aan. O!, dat Koek-en-
Zopie van Kachi Hoek, zijn salie
melk en die Rijper delicatesse de
blauwe dikkertjes. Waarom staat er
geen standbeeld van jou en je
kraampje midden in den Eilands
polder. Nee, dat kissie met gevulde
koeken was maar een poover surro
gaat voor dien zaligen koek- en sa-
lictempel".
mei
menschen
van allen dag
De kellner.
JJET beroep van kellner is een
wonderlijk beroep. Over de ge-
heele wereld zult gij standbeelden
aantreffen van groote mannen, den
kers, staatslieden en andere mm ot
meer groote geesten uit het verleden-
Enkele kranige vrouwenfiguren vul
len zij het op bescheiden wijze
dit arsenaal van brons, marmer en
steen aan. Maar van een kellner zult
ge nimmer een standbeeld vinden.
Trouwens, ook de groente- en melk-
boeren, kruideniers en slagers dee-
len in dit tekort aan vereering. Doch
deze laatsten hebben nog een naam,
desgewenscht gepubliceerd op kar
ren en étalage's. De kellner daar
entegen is naamloos, soms zelfs een
nummer. Buitenmenschen noemen
hem vaak „ober" en dan zal hij zich
misschien gevleid gevoelen. Maar
niemand zal hem meneer Jansen, ot
meneer Van den Berg noemen. De
kellner is de bekende onbekende, die
met onbegrijpelijke handigheid zijn
bestellingen over de hoofden van de
bezoekers naar het tafeltje balan
ceert, waar een klein nummer staat.
Er zijn niet zoo veel menschen, die
bedenken, dat een kellner een
mensch als ieder ander is. Een man
met een. huisgezin, met zijn ups anj
downs, met zijn zorgen en kleine
verdrietelijkheden.
Is' het vak van kellner een roe
ping? Deze vraag stelden wij deze
week aan zoo'n zwartgerokten man,
toen hij even in een hoekje van d.
enorme zaal tot rust kwam.
„Een roeping niet direct", zei hij
en boog zich gewoonte-getrouw,
discreet naar ons over. „Maar ge
makkelijk werk is het ook niet. Er
komt heel wat voor kijken voor je
een goed kellner bent".
„Lijkt U dit werk interessant",
vroegen wij.
„Je doet geweldig veel menschen-
kennis op ais kellner en wij zien
meer dan de doorsnee-bezoeker.
Als ik U alles vertelde wat :k mee
gemaakt heb in den tijd, dat ik in
dit vak ben, daar zou ik een boek
mee kunnen vullen".
„Vooral in dezen tijd", voegt hij
er aan toe
„Bestaat het ook tegenwoordig
nog, dat U niet in loondienst bent,
maar bijbetalen moet aan Uw di
rectie?"
Want er is een tijd geweest, dat
de kellner ruimschoots van de
fooien, die wij met een achteloos
gebaar in zijn handen drukten, kon
leven.
,Die tijd is voorbij", zei hij, „weet
U wat ik hier verdien? Vijf gulden
per maand!"
„Da's niet veel. Komt U er mee
toe?"
*Wij hebben een besten tijd ach
ter den rug, meneer. Goud verdiend!
Direct na de bevrijding, een pracht
tijd. Maar 't zakt af. Er is geen geld
meer en wij zakken mee
Er is inderdaad niet veel bezoak
in het gebouw en wij zien minstens
vijf kellners werkloos staan. De
goede dagen zijn voorbij. De mas
sa keert weer noodgedwongen?
naar den eigen haard terug.
De kellner is een der eersten, die
de klap opvangt. Want vijf gulden
in de maand is geen sterke bas;s
om op voort te bouwen.
„Moment, meneer", zegt de kell
ner.
En met zijn gewoontestem zegt
hij tegen de dame en den heer aan
het naburige tafeltje:
„Goedenavond mevrouw, me-
neerAlstublieftGoed me
vrouwJawel, meneer". En met
een correcte buiging stapt hij naar
het buffet. Een heer. In rok. Ma3i
onbekend. Een nummer.
voor loonploeg- en loonmaai-
bedrijven
Sedert enkele maanden stellen de
Kamers van Koophandel voor inschrij
ving van loonploeg- en loonmaaibe-
drijven in het Handelsregister als voor
waarde een vestigingsvergunning
krachtens het Besluit Algemeen Vesti
gingsverbod Kleinbedrijf 1941. Deze
voorwaarde kan nu als vervallen wor
den beschouwd, daar in verband met
een uitspraak van den Hoogen Raad
loonploegers en loonmaaiers niet ge
acht worden een „ambacht" uit te
oefenen. Voor de vestiging van een
loonploeg- en loonmaaibedrijf is dus.
behoudens de normale wettelijke bepa
lingen, geen vestigingsvergunning meer
vereischt.
Wij zijn den weg van Jodenkerk
hof weer gegaan. Tienduizenden
voetstappen van vele Rijper ge
dachten zijn dezelfden weg gegaan.
Als wij, hebben zij het balgooien be
oefend en bewonderd. Vluchten en
treffer hadden hun onverdeelde be
langstelling.
Schouwtooneel en spel zijn het
zelfde gebleven, alleen de spelers
zijn anderen en er ontbreekt iets aan
de entourage. En toch, toch- heb ik
ze 's middags in mijn verbeelding
gezien, die illustere legendarische
Rijpers Kaki-Merg, Alpenka, Kad-
des, Pieuwe en hoe ze verder heeten
mogen. 4 T-
INDRUKKEN VAN DE RIVIÈRA
MENTON. 10 F tbr. '47
P*R zijn van die gebieden waar
nu eenmaal veel om gestreden
moet worden. Duitschland tracht
steeds Elzas-Lotharingen van
Frankrijk los te peuteren en in het
Zuiden is de landstreek van Niee
tot de grens een even grooten
twistappel. Hier is Italië de bela
ger. Toen de Italianen in den af-
geloopen oorlog nog een grooten
mond konden opzetten, haastten
zij zich dit gebied te anncxeeren.
Eerst de bevrijding bracht het
weer terrg aan Frankrijk. En zoo
steat het wapen van Nice afge
beeld op éc.n van de vier zegels,
die de Fransche Posterijen als her
inneringsserie uitgeven. De serie
bestaat uit: Nice, Elzas, Lotharin
gen en Corsica.
Dit deel van de Cóte d' Azur is dus
Fransch, maar de Italiaansche invloe
den zijn er goed merkbaar. De bouw
der huizen met een veeial protserige
versiering met vogel- en bloemmotie
ven op zijn muren, de zoete echt Ita
liaansche kleuren, het type mensch met
zwarte haren en oogen, druk, beweeg
lijk en luidruchtig, evenals het inheem
se he taaltje, dat voor Fransch moet
doorgaan, maar te dicht bij het Itali-
aansch heeft gelegen, waardoor het een
plat mengelmoesje is geworden, dat
alles is onmiskenbaar Italiaansch. Bo
vendien is de clandestiene infiltratie
van Italianen, voor wie Frankrijk een
soort beloofd land is, nog steeds niet
afgeloopen. Wat Frankrijk naar het
schijnt met een hand voor de oogen
toelaat, omdat men hier best werk
krachten gebruiken kan. De invloeden
van wijlen Mussolini's landje, hebben
hun stempel natuurlijk het sterkst ge
drukt op de meest nabij gelegen plaat
sen, waarvan Menton het om zoo te
zeggen uit de eerste hand heeft. Ver
derop in de Cóte d' Azur, flauwt dat
natuurlijk af
J)AT woordje Cóte d' Azur is
echt Fransch. In goed Neder-
landsch omgezet beteekent het
„blauwe kust" en onwillekeurig
brengt dat zoo'n vaag gevoel van
warmte in ons gemoed. Het doet
denken aan iets, dat ver weg ligt,
iets romantisch, bekoorlijks, Zuide
lijks, haast mysterisch; aan palm-
boomen, donkere menschen en een
warm klimaat. Vooral dit laatste.
Maar op het moment dat ik deze
woorden aan het papier toever
trouw, klinkt het als een hoon.
Want m'n neus en handen zijn
pimpelpaars van de koude en ik
heb alle gevoel uit m'n voeten
verloren. We hebben hier nu zoo
langzamerhand een phase bereikt,
waarin we zijn gaan gelooven,
dat de winter zich vergist heeft
Of het is een samenzwering, met
het doel ons een poets te bak
ken. Wijlen de zon (zaliger nage
dachtenis), is dan ook vast in het
complot want sinds veertien da
gen heeft ze zich niet meer ver
toond. In plaats daarvan kregen
we sneeuw, toen regen, daarna
vorst en eergister... sneeuwstorm!
We wachten met belangstelling
wat de volgende verrassing is. En
daar de kolenpositie hier ook tot
den bodem van het hok is gedaald,
lijden we kou. Maar ja, we mogen
niet mopperen, want we zitten in
het warme Zuiden, aan die heerlijk
warme Rivièra, weet U. De eenige
troost voor ons ls, dat de Middel-
landsche Zee niet zal dichtvriezen,
zooals het IJselmeer in Holland, en
dat hoogstens het drinkwaterbakje
van de kippen een miniatuur ijs
baantje wordt
Voor den zakenman hier, zit ec ech
ter nog een andere kant aan deze. kou.
Met de Kerst behoort het eigenlijke
seizoen te beginnen. Alle koudkleumen
uit het Noorden (die het betalen kun
nen aithans), zoeken dan de Rivièra
op en de hotels stroomen vol. De ge
heele Cóte d' Azur is dan één toerist
al toerist. Ze brengen geld in het laat
je van de hotels en alles wat daar
bijbehoort, de zaken in de steden va
ren wel en tenslotte profiteert de stad
zelf ook, dank zij den Casino's. Dat was
de gang van zaken voor den oorlog,
maar het is nu even anders. Voor dit
seizoen had men vele verwachtingen.
De hotels waren met groote kosten van
hun oorlogsschade hersteld, winkels en
gebouwen opgeknapt, restaurants en
eethuizen opnieuw ingericht en een
programma van feestelijkheden bekend
gemaakt. Maar dat alles ten spijt: de
gasten kwamen niet. üf dit door de
kou komt of door de deviezen (waar
Monte Carlo overigens geen last van
schijnt te hebben), doet er nie< toe,
vast staat, dat het seizoen volkomen is
mislukt en Menton zoo dood is als een
pier. Kom 's middags of 's avonds in
de stad of op de boulevard, het is er
niet veel drukker dan in de Langestraat
te Alkmaar, de Breestraarte Beverwijk
of de Groote Noord te Hoorn Zondags
morgens zeven uur. En aan alle kanten
klaagt men steen en been. De hotels,
met moeite klaargestoomd, zijn leeg.
het Casino heeft geen klanten, de fees
telijkheden zijn een fiasco. Menton is
een doode stad.
Voor ons buitenlanders heeft het
ook een gevolg. We verdenken de hee-
ren van den Distnnutiedienst er van
dat ze wraak hebben genomen. Tot nu
toe werden we erg voorgetrokken bo
ven de inboorlingen en kregen we van
sommige artikelen veel meer- „Ho",
zeiden de heeren, „dat moet nu maar
afbreken". Wijn (voorheen zes liter
per maand tegen de Mentoneezen
slechts één), krijgen we niet meer,
evenmin als macaroni, terwijl het vet-
rantsoen is gedaald van 50 op 20 gram.
Als ze nu maar van ons rantsoentje
(net als in Holland 50 gram) rook
artikelen afblijven, want anders komt
er revolutie
Gevolgen
1"\AT deze débacle gevolgen heeft,
bewijst het volgende. Er staan 111
Menton vele groote hotels. Hopeloot
leelijke kolossen met soms 3 a 400 ka
mers. De eigenaars daarvan zien de
toekomst van de Cóte d' Azur blijk
baar zeer donker in. Ze rekenen niet
meer op terugkeer van voor-oorlogsche
tijden met invasies van kapitalisten,
want ze gaan over tot verkoop van hun
hotels. Niet de heele zaak ineens, maar
etrst (voor zoover nog aanwezig) het
meubilair en dan kamer voor kamer.
Dat ze daarbij enorme winsten maken,
mag blijken uit het volgende voorbeeld.
Een groote glazen kroon, door den
eigenaar in 1936 van het beroemde
„Rivièra Palace" te Monte Carlo ge
kocht, voor 5000 frs., wordt nu ver
kocht voor 180.000 fr. Een slaapkamer
ameublement gaat weg voor 40.000
50.000 fr.; het bed alleen doet al 11000
toi 17000 fr. De kamers worden ver
kocht voor 50.000 fr. het stuk. Meestal
gaan ze bij drie tegelijk en er bestaat
groote belangstelling voor. Regelmatig
z.et men bij den ingang tientallen
prachtige auto's staan. Dan is er weer
verkooping. Aan de hand van deze cij*
fers kunt U zelf nu gemakkelijk uit
rekenen de enorme winsten, die ge
maakt worden.
Het is een glashelder bewijs, dat de
toekomst van dit weeldeland niet
meer afhankelijk zal zijn van de bour
geoisie. De kleinere hotels zijn nu in
staat hun zaken rendabel te maken en
zij hebben de meeste kansen. Want de
zen zomer konden we reeds zien, dat
meer en meer de Fransche arbeider,
daarbij geholpen door de Arbeiders
Reisvereenigingen, zijn vacantie gaat
doorbrengen in dit zonnige land met
z'n heerlijke klimaat. Het moet moge
lijk zijn de komende jaren grootere
gioepen arbeiders hiervan te laten pro-
fiteeren.
Alleen is het niet ie hopen, dat de
weergoden ook dan den kolder in hun
kop zullen hebben, zooals thans het
geval is.
Menton, 29 Januari 1947.
A. A. ROOS
Godiva van Covantry
TTET was in den nacht van den
14den November 1940, dat de
Engelsche stad Coventry door de
dood en verderf zaaiende lucht
macht van wijlen Hitier en Goe-
ring werd aangevallen .De verwoes
ting was verschrikkelijk. Er waren
in de kleine stad niet minder dan
zea honderd dooden en zwaar ge
wonden.
De Duitsche Kulturhelden had
den zoo veel plezier in het geval,
dat zij het werkwoord „koventrie-
ren" uitvonden en wanneer aniere
steden gebombardeerd waren, el
kaar toeriepen dat b.v. Manchester
of Bristol „auch koventriert" was.
Daardoor werd de stad, die tot
dan voor velen vrijwel onbekend
was, plotseling wereldbekend. Doch
daarover thans niet meer.
In het midden der elfde eeuw
leefde in Coventry graaf Leofric
van Chester, een tyran van de
ergste soort. Hy was gehuwd met
Godiva, een jonge schoone vrouw,
die door Leofric vaak ergerlijk
werd mishandeld. Zy was goed en
menschlievend eu stichtster van
het klooster der stad.
Op zokeron dag, toen haar bar-
baarsche echtgenoot de stad, om
een of andere onbeduidende reden,
een zware geldboete had opgelegd,
smeekte Godiva hem de arme be
volking te sparen en zyn bevel in
te trekken.
Grijnslachend antwoordde de on-
raenach haar, dat hy bereid was
haar verzoek in te willigen, wan-
neor zy zondèr eenig kleedingstuk
aan te paard de geheele stad wilde
doorrijden.
Om de bevolking te hulp te ko
men, accepteerde Godiva de voor
haar zoo onteerende conditie.
Doch, toen zij den volgenden
dag geheel ontkleed op haar schim-
mei door de straten reed, had de
geheele bevolking zich in haar hui.
zon teruggetrokken en alles geslo
ten, zoodat de graaf niet veel plei-
zier van zyn wreedheid had.
Nog heden ten dage viert Coven
try jaarlijks een groot feest ter
herdeuking van deze gebeurtenis.