Koloniale politiek van 1918 tot 1942
was een mislukking
Variaties naar een
A. Roland Holst
thema
van
H. W. J. Bosman
Zorg voor de slijmvliezen
het kleine kind
bij
door
D: Grondwet sprak vóór 1922 in
artikel 1 van „koloniën en be-
Xlttingen". In dat jaar werd de aan
hef echter: „Het Koninkrijk der Ne
derlanden omvat het grondgebied
tan Nederland, Nederlandsch.indië,
Suriname en Curagao", zoodat in de.
zen zin niet meer van een onder
schikking, maar van een nevenschik
king sprake^was. In feite was, zooals
ook uit mijn vorig artikel bleek, Ne
derland de toonaangevende macht in
de andere deelen van het Koninkrijk.
Toch werd er'gaandeweg meer ge
discussieerd over de instelling van
rijksorganen, die alle belangen van
het Rijk zouden behartigen en daar
naast organen voor de afzonderlijke
gebiedsdeelen. Zoo is bv, voorge
steld Indische afgevaardigden in de
Staten-Generaal te brengen.
Het vraagstuk werd in het middel
punt der belapgstelling geplaatst
doordat de heer Soetardjo in den In-
dischen Volksraad een motie indien
de, waarin de Nederlandsch^ regee
ring en den Staten-Generaal verzocht
werd een Rijksconferentie te doen
houden. Deze conferentie, samenge
steld uit vertegenwoordigers van
Nederland ën Indië, zou een plan
moeten opstellen om binnen tien
jaar Indonesië zelfstandigheid te ver
kenen binnen Je grenzen van artikel
1 der Grondwet. De Rijkseenheid zou
dus behouden blijven. De voorsteller
baseerde zieh op de noodzaak van
een samenwerking tusschen beide
gebiedsdeelen op grond van de
historisch gegroeide verbondenheid.
Onverschilligheid
MEN constateerde echter een
groeiende politieke onverschil
ligheid bij de massa en achtte deze
funest voor den opbouw van het
land. Na uitvoerige beschouwingen
nam de Volksraad de motie aan met
26 tegen 20 stemmen. Dit vond
plaats in de zittih, van 1936/37.
Toen had merr een kans gehad om
samen met de bewuste Indonesiërs
een nieuw statuut in het léven te
roepen, een statuut, dat zou aanslui
ten bij het verlangen naar een groo.
tere zelfstandigheid van de Aziati
sche landen en dat toch ee blijven
de samenwerking met Nederland
zou hebben vastgelegd. Maar neen;
In 1938 werci bij. Koninklijk Besluit
afwijzend op de petitie beschikt.
Men weet, dat in ons staatsrecht
de Koningin onschendbaar is en de
ministers verantwoordelijk. De toen
malige minister v.-n Koloniën was de
•heer Ch. Weiter. In de raotiveering
zei .deze o.a., dat een Rijksconferen.
tic ia strijd is met ons staatsrecht en
dat ontwikkeling vM Nederlandsch-
Indië niet kan worden verhaast.
Vooral op dit moment miste Neder
land de bus.
Vergelijken wij 'deze gebeurtenis
•met de aankond'.ring van een Rijks
conferentie door den gouverneur-ge
neraal in Juni 4941. Het was toen
nog maar kort voor den aanval van
Japan. Ook toen was Weiter minis
ter-van Koloniën. Onder invloed van
den oorlog nam het verlangen naar
hervormingen onder de Indonesische
nationalisten steeds toe. Men- dacht
met een belofte van een conferentie
na den oorlog den stroom te kunnen
indammen. Waarom werd toen wèl
een Rijksconferentie aangekondigd
en waaróm kon het in 1937 niet?
Wel ter
NA dezen oorlog heeft de heer
Weltei zich op den grondslag
van de beroemde rede van 7 De
cember 1942 gesteld. Op dezen da
tum was de veel gesimde Dr. Van
Mook minister van Koloniën in het
Londensche ka' inet. Deze Koninklij
ke rede stelde zich eindelijk op het
standpunt van het „volledig deelge-
nootschm" vO „vrijwiuigsamen.
gaan". De rede, die met instemming
door de Indonesische nationalisten in
Nederland was ontvangen, is in In
donesië weinig bekend geworden en
hééft niet veel invloed gehad.
Tijdens de periode, dat Nederland
reeds be-et was, maar Indonesië
nog niet, dus van Mei 1940 tot
Maart 1942 is er in den Volksraad
nog veel gesproken over de moge
lijkheid van staatkundige veranderin.
gen. De regeering meende echter
hiermee te móeten wachten, tot het
geheele Koninkrijk zou zijn bevrijd,
alleen stelde zij een commissie in,
die de w~ >schen en verlangens in
Indonesië zou samenvatten. Deze
commissie-Visman heeft nog vóór de
capitulatie een rapport overgelegd.
Ik heb mij beperkt tot de staat
kundige kwesties. Ook op ander ge
bied heeft onze koloniale politiek
fouten begaan; men denke aan de
beruchte exorbitante rechten, waar
door vele- Indonesische fèiders in
gevangenkampen terecht kwamen.
Het bovenstaande is echter voldoen
de om de conclusie te wettigen, dat
wij steeds te laat kwamen met.onze
hervormingen. Mede daardoor ls de
Veel narigheid bij volwassenen
kan worden voorkomen, door be
tere bekendheid van de moeder
met geringe afwijkingen bij het
kleine kind. Gelukkig is in ons land
voor de zuigeling nu overal gele
genheid tot regelmatige contróle.
Behalve de regeling %der voeding
komt daar ook het volledige toe
zicht op de hele ontwikkeling van
het kindje tot zijn recht. Iets min
der gelegenheid bestaat er voor de
kleuter en juist in de kleutertyd*
treden nogal eens verschijnselen
op, welke slechts bij grote oplet
tendheid worden waargenomen.
Daar is in de eerste plaats het
loopoor. Na een lichte verkoudheid
klaagt het kind enkele dagen over
pijn in het oortje, soms zelfs
Klaagt het helemaal niet. Dan ziet
moeder plotseling was vocht op
het hoofdkussen: het trommelvlies
ls doorgebroken en de etterige of
Blijmige ontsteking er achter heeft
zich een weg naar buiten gebaand.
De oude methode met bruisdrup
pels en phenololie wordt over het
algemeen nog steeds toegepast,
hoewel de moderne arts liever de
oren droog houdt, eventueelmet
poeder behandelt.
Hoe het zij, het loopoor vereist
regelmatige en
Medische briet zorgvuldige me
dische contróle
VCin en dient bin-
IOIFS - Arts nen drie weken
b. JULCO Aris genezen tezyn.
Anders bestaat er kans op, dat het
chronisch wordt en dat het kind er
voor de re3t van zyn leven last
van zal houden.
Ook een kleuter, die altyd een
vuil neusje heeft, moet bekeken
worden. Een te grote derde aman
del, een scheef neustussenschot, po
llepen of een overgevoelig slijm
vlies kunnen de oorzaak zijn. By
vroegtgdige behandeling kwalen,
die te verhelpen zyn, bij verwaar
lozing bronnen van chronische el
lende.
Snurken
Als de kinderen snurken of met
open mond slapen, wordt er in de
regel gauw genoeg aandacht aan
besteed. Het Is de grote vraag
echter of men het kind. veel goed
doet met het zogenaamde „knip
pen" van de amandelen. Er biyven
dari gedeelten zitten, waarin zich
dlkwyis een chronische ontsteking
ontwikkelt. Beter is het, wanneer
de amandelen te groot zijn, deze
in hun geheel te verwijderen door
een iets grotere ingreep, die dan
•chter. ook radicaal is.
Nu we het toch over de slijm*
vliezen en hun ontsteking hebben,
wil ik ook de aandacht vragen voor
6* afscheiding van de kleine meis
jes die men de laatste tijd nogal
céhs ziet. Het onderwerp is zo be
langrijk, dat ik er hier niet over
wil zvrijgen. Veelal op onbekende
wyze krijgt het kind hetzy door
een washandje of een spons, hetzy
door verontreinigde handen van een
volwassene, die het kind wast,
een infectie waarvan men in het
begin weinig merkt. Als het kind
gaat klagen over jeuk en brande
righeid, wordt veelal volstaan met
wat extra wassen of een zalfje. De
aandoening kan echter leiden tot
een zeer chronische, niet onschul
dige ontsteking, kan zelfs later
steriliteit ten gevolge hebben. Het
isv daarom van belang de dokter
onmiddellijk te raadplegen in een
dergelijk geval.
Elk siymvlies heeft zyn eigen
bouw, zyn eigen siy'mkliertjes en
functie. Treedt er een stoornis op
in de functie, komt er een infectie
op het tere weefsel en beginnen de
ziektekiemen hun verwoestend
werk, dan zyn al. spoedig bouw en
functie in de war en op de duur
ontstaat blijvende beschadiging.
KLEINE PROBLEMEN
DEZER DAGEN
Geknoei en smokkel
ls bpt U ook opgevallen dat Je
kranten de laatste tijd zoveel be
richten van zwendel met bonnen
voor alle mogelijke artikelen on
smokkel van vee, koffie, verdoven
de artikelen, machines, radio's enz.
vermelden? Men kan daaruit twee
conclusies (rekken: óf de ambtena
ren zijn actiever geworden óf het
geknoei op alle gebied neemt on
rustbarend tce. Misschien zijn beide
gevolgtrekkingen juist!
Schier alle bonafide critici vaa
het regeringsbeleid, hetzij van links
of van rechts, zyn het, ondanks Je
vele gebreken die zy menen te ont
dekken, hierin met elkaar eens: „De
ministers werken bard en trachten
van hun taak te maken wat er van
te maken valt". Dat ZÜ D>et
problemen kunnen oplossen, in Je
geest zoals tij zelf bet wensen, k-n
men dat hun verwyten vooral als
men merkt,-hoe zij van alle zijden
worden tegengewerkt? v
Zie dat geknoei, zie deze smok
kelhandel waaraan niet alleen de
verkopers, maar ook de k.oers mc
werken. De hardnekkigste zwart
handelaars en hun klanten zyn dik
wijls de felste mopperaars. Laten «y
hun handen in eigen boézem steken.
revolutie van thans ontstaan. Nóch
diegenen, die in de Republiek een
apansch maaksel zien, nóch zij, die
er alleen een zuivere uiting van het
Indonesische nationalisme in onder
kennen hebben gelijk. Ongetwijfeld
hebben de Jappen de haat tegen de
blanke en vooral tegen de Nederlan
ders aangewakkerd; ongetwijfeld
kleven aan de Republiek nog vele Ja-
pansche smetten. Ook echter onze
koloniale politiek van vroeger is aan
deze ontwikkeling schuldig. Mdfinen
als Sjahrir en Sjarifoedin, die niet
met de Japanners hebben samenge
werkt, bekleeden leidende posten in
de Republiek en ook hen heeft de
Indische regeering vóór den oorlog
geïnterneerd.
Critiek
EN zij, die voor deze ontwikkeling
de grootste verantwoordelijkheid
dragen, hebben thans de meeste cri-
tiek op de regeering-Beel, die er hef
beste van tracht te maken. Wij ver
meldden reeds den heer Weiter, die
in 1938 „den tijd voor staatkundige
hervormingen nog niet gekomen
achtte", maar thans de Koninklijke
rede aanhangt en de regeering be
strijdt.
Dr. Feuilletau de Bruyn stelde in
1938 een Rijksraad voor, bestaande
uit 25 leden, waarvan drie Indo
nesiërs! Ook hij wil thans „hervor
mingen op grondslag van de 7 De-
cember-rede
Maar diep zit de zin van deze rede
nog niet bij hem, want hij pleegt,
in 1947, nog steeds te zeggen: „Als
wij Indië verliezen." Alsof Indië van
ons is
Nog éénmaal de
boomgaard rond...
De merries zijn weer begonnen mei de draaftraining van haar kroost
Hei veulen rept zijn ranke benen om moeder te kunnen bijhouden. De
vorderingen zijn bevredigend en straksls het zoet rusten in het prille
groen onder de vruchtbomen.
MANIFEST VAN EEN 69-JARIGE
Gerard van Eckeren De
paarden van Holst. (Twee
de druk; Hollandia, Baarn
1946).
Gerard van eckeren
(pseudoniem voor Maurits Es-
ser) werd In 1876 geboren en publi
ceerde in 1900 zyn eersten roman:
„Ontwyding". Hij was dus 69 jaar.
oud, toen nij „De paarden van
voltooide, dat gedurende de
1940—1945
Holst'
bezettingsjaren 19401945 ge
schreven werd en waarvan reeds
een tweede druk het licht zag.
Dit is meer dan enkel een anec-
dotische byzonderheid; in zekeren
zin vormt het de sleutel tot dit
werk.
Biykbaar heeft Van Eckeren de
laren vóór den tweeden wereldoor
log intena beleefd. Met de bezo»;?eh-
heid van zyn Ieeftyd trachtt% Ihtf
zich scjierp rekerfSchap te geven
van aljes wat er om hem heen ge
beurde en aan het veranderen was.
Daarby kwamen allerlei vragen in
hem op, die drongen om een oplos
sing. Zijn boek is de vormgeving
van deze bezinning, en tevens een
poging om de oplossing te formu
leeren die hy voor zichzelf gevon
den heeft.
Tevens echter bleef ook de mo
derne literatuur in binnen- en bui
tenland zUn aandacht boeien, en de
invloed daarvan is op zyn vormge
ving merkbaar ook al bleef Van
Eckeren nauw verbonden met zyn
literaire verleden, waaruit wy hem
kennen als schryver van psycholo-
gisch-realistische romans. Het is
dan ook niet zoo heel gemakkelyk
•om dit nieuwe boek met een enkel
woord te typeeren. Voor een groot
deel (ik denk aan dc hoofdfiguren
Frits Doma, zyn vriend Wim Hes-
selman en den leeraar dr. Be-
versma) sluit het aan by den vroe-
feren psychologischen roman. Door
e principleele vragen waarvoor het
ons stelt (de verhouding tusschen
jongeren en ouderen, de zin van
net leven tegenover don dood) is
het echter tevens een problemen
roman. De invloed die de politieke
gebeurtenissen uitoefenen (het ver
aal speelt in de laatste jaren vóór
de catastrophe van 19391940)
stempelt het bovendien nog tot een
tijdsroman.
Eenzelfde verscheidenheid vinden
wij terug in den uiterlijken vorm.'
De uitvoerige beschfyving van een
psychologisch proces, de realisti
sche aandacht voor het détail; de
trage gang van het verhaal, dat
alles herinnert aan het verleden.
Maar er wordt ook gebruik ge
maakt van het filmisch effect uit
den modernen roman en van de ab
rupte, nuchtere beknoptheid dec
nieuwe zakelijkheid; de gesprekken
tusschen Frits Doma en zijn vriend
#doen soms denken aan moderne
Fransche auteurs (b.v. aan Jules
Romains, aan wien ook het „Over
zicht van den inhoud" herinnert).
In het' algemeen is dez^ vereeni-
ging van het oude met het nieuwe
verrassend goed geslaagd. Zy ver
leent aan dit boek een eigenaardige
charme: de charme van een gesprek
met een oud man, bij wien men een
open oog en een volledig begrip
ontdekt voor de moellykheden van
het heden en met wien het een
vreugde is daarover van gedachten
te wisselen ook al blijven wy ons
door de wtjze, waarop hij zich uit
drukt, bewust van een verschil in
generatie. (Tot deze charme wordt
echter niet bijgedragen door het
gebruik van absolute constructies
zooals het Nederlands die niet kent:
„Het meisje verdwenen, ging, roe
rend in zyn thee, de leeraar
voort
Vrije paarden
VAN ECKERENS boek ontleent
zyn pakkenden symbolischen
titel aan de beginregels uit een es
say van den dichter A. Roland
Holst: „Wie ooit, al was het maar
ln een vroege verte, van de verruk
kingen der zielskracht het wild en
helder hinniken hoorde, weet wel,
dat die vrije paarden maar weinige
ruiters zullen duldenDe
leeraar Beversma (ih wien wij voor
een groot deel wel den schryver
zelf zullen mogen herkennen) komt
er voor het eerst mee in aanraking
wanneer hy onder de les Frits Do-
ma dit boekje heeft moeten afne
men. Het beeld van die vj*ye paar
den der zielskracht maakt in de
depressie, waarin hy dan juist ver
keert zoowel om persoonlyke re-
t om de toene-
ROLAND IIOLST
inspireerde Van Eckeren
denen als uit onrus
mende oorlogsdreiging diepen
indruk op hem. Hij gaat er door in
zien, hoezeer hy geesteiyk reeds
buiten het eigenlijKe leven is ko
men te staan, waardoor dit bezig
is voor hem zyn zin té verliezen.
Tevergeefs poogt hy aan dit druk
kende besef te ontkomen door zich
te verliezen ln herinneringen aan
zyn jeugd; werkelijk steun vindt hn
tenslotte slechts in de aanwezigheid
van Frits Doma in zijn klas. Want
in dezen jongen ziet hy Holst's
ideaal verwezeniykt„Er was in
jou iets"., bekent hy hem later,
„dat ik miste en graag bezitten zou,
en ik geloof dat ik het zielskracht
moet noemen, met dat woord dat
ik eigenlyk eerst door Holst begré-
pen neb".
De figuur van Beversma, hoe uit
voerig ook beschreven, dient echter
slechts om den eigenlhken hoofdper
soon des te beter te doen uitkomen.
Het gaat uitelndeiyk om Frits
Doma, die In dit boek de vertegen
woordiger Is van de besten en zui-
versten onder onze voor-oorlogsche
jeugd, en op wien Beversma (en in
hem Van Eckeren) zyn eenige hoop
voor de toekomst grondt. Hy is de
zoon van ryke en oppervlakkige-
ouders worden deze niet al te
achteloos en eenzydlg ge
schetst?, maar by hem is van
oppervlakkigheid geen sprake. Hy
zoekt eerder de problemen op dan
ze uit den weg te gaan. Rationalis
tisch aangelegd, wfl hy steeds door
dringen tot de kern der dingen;
van schijn en groote woorden heeft
hy 'n intuïtieven afkeer; weerstand
is hem welkom, omdat hy daaraah
zijn eigen (span)kracht meten kan.
In zyn gymnasiumjaren stelt hy
met enkele van zHn vrienden een
„Manifest van de jeugd" op, waarin
deze haar wantrouwen uitspreekt
in de volwassenen, in zichzelf, in
den staat in Alles tenslotte,
„behalve (in) denwiltege-
looven in onszelf'. Het is
een even zwaarwichtig als naïef
manifest, waarin het negatieve al
lerminst een voldoende tegenwicht
vindt in het eenige positieve: „de
wil te geloovpn in onszelf". Maar
het typeert Frits ala een strHder,
en daarom doet juist dit manifest
Beversma in hem den ruiter op de
paarden van Holst zien.
Als student in Delft maakt Frits
een moeilijken tijd door. De plotse
linge dood van zyn meisje Hester,
na alle tegenwerking die Jiun liefde
had ondervonden, brengt hem in
een psychische depressie, waarin hy
hopeloos worstelt met het probleem
van den zin van leven en dood; als
paganist mist hy daarby eiken re
ligieuzen steun. Eerst een gesprek
met zijn oud-leeraar Beversma doet
hém zichzelf hervinden. Als ant
woord op Frits wanhopige vraag:
„maar de dood, waarna geen leven
meer komt, waarmee, voor ons, het
leven o p h ó»u d t herinnert
deze hem aan de paarden van Holst:
de zielskrachthet is het leven
zelf, dat zich in een mensch open
baart en hem als werktuig ge
bruiktHet is, van den mensch
uit gezien, misschien eenvoudig een
gelóóf, een sterk gelóóf in het léven
(het Leven met een hoofdletter,
Frits!) het leven, dat vormen
schept en vormen breekt, omdat
het meer is dan iedere vcrschy-
ning".
G. VAN ECKEREN
(Maurits Esser)
Hierdoor en door zyn geloof in
hem, geeft Beversma aan Frits te
rug wat deze sedert zyn" manifest
verloren had: „hij maakte, dat lk
weer kon gelooven in
m y z e 1 fEn daarmee gaat Frits
dan den oorlog in; in 1943 treedt hij
tot de verzetsbeweging toe en vindt
den dood voor het vuurpeleton. Van
Eckeren duidt difc laatste in slechts
enkele woorden aan, zonder ons ook
deze jaren met Frits te doen mee
beleven. zyn verhaal eindigt, wan
neer Frits zichzelf gevonden heeft
en klaar staat.
Niet overtuigd
P)E belangryke probleemstelling
1 van dit boek en de wyze waarop
deze uitgewerkt wordt, doen onder
het lezen aanvankeiyk de verwach
ting in gns opkomen dat deze ro
man iets byzonders zal biyken.
Toch worden wh in deze verwach
ting tenslotte teleurgesteld: meer
dan „een goed boek" is hij niet ge
worden. Ik heb my lang afge
vraagd, wat daarvan de oorzaak
was. Niet de vermenging van oud
en nieuw in de vormgeving, die in
tegendeel» iets charmants heeft
Ook niet het afbreken van het ver
haal wanneer de oorlog begint: de
inneriyke geschiedenis van Frits is
dan inderdaad ten einde. Tenslotte
ben ik tot de conclusie gekomen,
dat de oorzaak gezocht moet wor
den in het antwoord dat hier op
de gestelde problemen gegeven
wordt De belangrijkheid van een
boek hangt immers niet zoozeer af
van de problemen die een auteur te
berde brengt, als van de visie die
hy daarop weet te geven: het ant
woord dat hy ons suggereert. Zulk
een antwoord kan positief of nega
tief zijn. Oók negatief:.ik herinner
daarby aan het aangrijpende „Ik
weet het niet", waarmee Vercors
zyn „Les armes de la nult" beëin
digt! Wanneer echter een positief
antwoord gegeven wordt, dan moet
dit ook inderdaad een tegenwicht
vormen voor het probleem. En dat
is, hier niet het gevaL W(j raken er
„Wie ooital was het maar
in een vroege verte, van de ver-
j rukkingen der zielskracht het
wild en helder hinniken hoor-
j de, weet wel, dat die vrije paar-
den maar weinig ruiters zullen
l dulden..."
A. ROLAND HOLST,
Uit Z*lfoehoud
niet werkelijk van overtuigd, dat
Beverama's verwijzing naar de
zielskracht (de paarden van Holst)
en zyn vertrouwen in Frits, vol
doende zijn om dezen er toe te
brengen weer zoozeer in het Leven
en in zichzelf te gaan gelooven? dat
de moeihjlcheden daarmee voor hem
in principe overwonnen zyn. wy
houden het gevoel, dat dit beroep
op de zielskracht tegenover de aan
geroerde problemen even vaag en
onvoldoende blijft als het laatste
positieve zinnetje in Frits' gymna
siasten-manifest tegenover al het
negatieve dat daaraan voorafging.
Men versta mij hier niet verkeerd.
Ik twyfel er geen oogenblik aan. of
Gerard van Eckeren geeft ons hier
zyn oplossing, welke voor hem in
derdaad een „oplossing" beteckent.
Ik geloof zelfs, dat hy deze in zijn
boek wilde poneeren als een soort
manifest van levensgeloof tegen
allen twiifel en pessimisme in. Maar
evenals dat van Frits werd ook zijn
manifest een teleurstelling. In beidé
gevallen bleef het een persoonlyke
belijdenis, die voor de opstellers on
getwijfeld haar waarde had, .maar
.waarvan geen bezielende bijna
zou ik schrijven: evangeliseerendo
kracht op anderen uitgaat. Om
dat zij niet uitwijst boven en
slechts terugwyst naar den
mensch.
Prof. Dr. W. A. P. Smit
Wij worden steeds
geleerder
ln regelmatig versneld
tempo
Een Amerikaanscb psycholoog,
prof. Lehman, heeft een aantal gra
fieken gepubliceerd, waaruit biykt,
dat w(J verbazend snel geleerder
worden. De vooruitgang op het ge
bied der kennis is de laatste 300 jaar
elke eeuw dubbel zoo groot geweest
als de voorafgaande eeuw.
Deze vooruitgang bad plaats op
bet'gebied der scheikunde, geologie,
mathematische wetenschappen, het
onderwy'8, de economie, de weten
schap der politiek, de insectenkun-
de, de plantkunde, de operamuziek,
de wijsbegeerte, dc genetische bio
logie, de literatuur on de orchestralo
en symphonische muziek.
Lehman deelde mede, dat elke
eeuw de tendenz vertoont, op elk
dezer gebieden het geheele verleden
(e verdubbelen.
„De curven" zei hij „toonen
grafisch de steeds toenemende snel
heid aan van do vooruitgang op
verscheidene gebieden der bescha
ving gedurende de laatste eeuwen.
Zy doen tevens vermoeden, dat de
ontdekkingen en uitvindingen der
mcnscbheid gedurende de eerstko
mende eeuwen waarschijnlijk in een
nog sneller tempo zullen toenemen
dan in het verleden het geval in
geweest".
Lehman herinnerde er aan, dat
soms wordt gtzegd, dat bet begaaf
de individu, aangezien zooveel werK
dooi machines is overgenomen,
steeds minder mogelijkheden - tof
ontplooiing van zyn Hoogste be
kwaamheden vindt. Het is een moei-
lyk probleem voor Hen, arbeid ti
vinden, die 'iem in staat stelt zio®
naar ver? rand en geest verder té
ontwikkelen,*z'egt de professor.