Koloniale politiek van 1918 tot 1942 was een mislukking Variaties naar een A. Roland Holst thema van H. W. J. Bosman Zorg voor de slijmvliezen het kleine kind bij door D: Grondwet sprak vóór 1922 in artikel 1 van „koloniën en be- Xlttingen". In dat jaar werd de aan hef echter: „Het Koninkrijk der Ne derlanden omvat het grondgebied tan Nederland, Nederlandsch.indië, Suriname en Curagao", zoodat in de. zen zin niet meer van een onder schikking, maar van een nevenschik king sprake^was. In feite was, zooals ook uit mijn vorig artikel bleek, Ne derland de toonaangevende macht in de andere deelen van het Koninkrijk. Toch werd er'gaandeweg meer ge discussieerd over de instelling van rijksorganen, die alle belangen van het Rijk zouden behartigen en daar naast organen voor de afzonderlijke gebiedsdeelen. Zoo is bv, voorge steld Indische afgevaardigden in de Staten-Generaal te brengen. Het vraagstuk werd in het middel punt der belapgstelling geplaatst doordat de heer Soetardjo in den In- dischen Volksraad een motie indien de, waarin de Nederlandsch^ regee ring en den Staten-Generaal verzocht werd een Rijksconferentie te doen houden. Deze conferentie, samenge steld uit vertegenwoordigers van Nederland ën Indië, zou een plan moeten opstellen om binnen tien jaar Indonesië zelfstandigheid te ver kenen binnen Je grenzen van artikel 1 der Grondwet. De Rijkseenheid zou dus behouden blijven. De voorsteller baseerde zieh op de noodzaak van een samenwerking tusschen beide gebiedsdeelen op grond van de historisch gegroeide verbondenheid. Onverschilligheid MEN constateerde echter een groeiende politieke onverschil ligheid bij de massa en achtte deze funest voor den opbouw van het land. Na uitvoerige beschouwingen nam de Volksraad de motie aan met 26 tegen 20 stemmen. Dit vond plaats in de zittih, van 1936/37. Toen had merr een kans gehad om samen met de bewuste Indonesiërs een nieuw statuut in het léven te roepen, een statuut, dat zou aanslui ten bij het verlangen naar een groo. tere zelfstandigheid van de Aziati sche landen en dat toch ee blijven de samenwerking met Nederland zou hebben vastgelegd. Maar neen; In 1938 werci bij. Koninklijk Besluit afwijzend op de petitie beschikt. Men weet, dat in ons staatsrecht de Koningin onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk. De toen malige minister v.-n Koloniën was de •heer Ch. Weiter. In de raotiveering zei .deze o.a., dat een Rijksconferen. tic ia strijd is met ons staatsrecht en dat ontwikkeling vM Nederlandsch- Indië niet kan worden verhaast. Vooral op dit moment miste Neder land de bus. Vergelijken wij 'deze gebeurtenis •met de aankond'.ring van een Rijks conferentie door den gouverneur-ge neraal in Juni 4941. Het was toen nog maar kort voor den aanval van Japan. Ook toen was Weiter minis ter-van Koloniën. Onder invloed van den oorlog nam het verlangen naar hervormingen onder de Indonesische nationalisten steeds toe. Men- dacht met een belofte van een conferentie na den oorlog den stroom te kunnen indammen. Waarom werd toen wèl een Rijksconferentie aangekondigd en waaróm kon het in 1937 niet? Wel ter NA dezen oorlog heeft de heer Weltei zich op den grondslag van de beroemde rede van 7 De cember 1942 gesteld. Op dezen da tum was de veel gesimde Dr. Van Mook minister van Koloniën in het Londensche ka' inet. Deze Koninklij ke rede stelde zich eindelijk op het standpunt van het „volledig deelge- nootschm" vO „vrijwiuigsamen. gaan". De rede, die met instemming door de Indonesische nationalisten in Nederland was ontvangen, is in In donesië weinig bekend geworden en hééft niet veel invloed gehad. Tijdens de periode, dat Nederland reeds be-et was, maar Indonesië nog niet, dus van Mei 1940 tot Maart 1942 is er in den Volksraad nog veel gesproken over de moge lijkheid van staatkundige veranderin. gen. De regeering meende echter hiermee te móeten wachten, tot het geheele Koninkrijk zou zijn bevrijd, alleen stelde zij een commissie in, die de w~ >schen en verlangens in Indonesië zou samenvatten. Deze commissie-Visman heeft nog vóór de capitulatie een rapport overgelegd. Ik heb mij beperkt tot de staat kundige kwesties. Ook op ander ge bied heeft onze koloniale politiek fouten begaan; men denke aan de beruchte exorbitante rechten, waar door vele- Indonesische fèiders in gevangenkampen terecht kwamen. Het bovenstaande is echter voldoen de om de conclusie te wettigen, dat wij steeds te laat kwamen met.onze hervormingen. Mede daardoor ls de Veel narigheid bij volwassenen kan worden voorkomen, door be tere bekendheid van de moeder met geringe afwijkingen bij het kleine kind. Gelukkig is in ons land voor de zuigeling nu overal gele genheid tot regelmatige contróle. Behalve de regeling %der voeding komt daar ook het volledige toe zicht op de hele ontwikkeling van het kindje tot zijn recht. Iets min der gelegenheid bestaat er voor de kleuter en juist in de kleutertyd* treden nogal eens verschijnselen op, welke slechts bij grote oplet tendheid worden waargenomen. Daar is in de eerste plaats het loopoor. Na een lichte verkoudheid klaagt het kind enkele dagen over pijn in het oortje, soms zelfs Klaagt het helemaal niet. Dan ziet moeder plotseling was vocht op het hoofdkussen: het trommelvlies ls doorgebroken en de etterige of Blijmige ontsteking er achter heeft zich een weg naar buiten gebaand. De oude methode met bruisdrup pels en phenololie wordt over het algemeen nog steeds toegepast, hoewel de moderne arts liever de oren droog houdt, eventueelmet poeder behandelt. Hoe het zij, het loopoor vereist regelmatige en Medische briet zorgvuldige me dische contróle VCin en dient bin- IOIFS - Arts nen drie weken b. JULCO Aris genezen tezyn. Anders bestaat er kans op, dat het chronisch wordt en dat het kind er voor de re3t van zyn leven last van zal houden. Ook een kleuter, die altyd een vuil neusje heeft, moet bekeken worden. Een te grote derde aman del, een scheef neustussenschot, po llepen of een overgevoelig slijm vlies kunnen de oorzaak zijn. By vroegtgdige behandeling kwalen, die te verhelpen zyn, bij verwaar lozing bronnen van chronische el lende. Snurken Als de kinderen snurken of met open mond slapen, wordt er in de regel gauw genoeg aandacht aan besteed. Het Is de grote vraag echter of men het kind. veel goed doet met het zogenaamde „knip pen" van de amandelen. Er biyven dari gedeelten zitten, waarin zich dlkwyis een chronische ontsteking ontwikkelt. Beter is het, wanneer de amandelen te groot zijn, deze in hun geheel te verwijderen door een iets grotere ingreep, die dan •chter. ook radicaal is. Nu we het toch over de slijm* vliezen en hun ontsteking hebben, wil ik ook de aandacht vragen voor 6* afscheiding van de kleine meis jes die men de laatste tijd nogal céhs ziet. Het onderwerp is zo be langrijk, dat ik er hier niet over wil zvrijgen. Veelal op onbekende wyze krijgt het kind hetzy door een washandje of een spons, hetzy door verontreinigde handen van een volwassene, die het kind wast, een infectie waarvan men in het begin weinig merkt. Als het kind gaat klagen over jeuk en brande righeid, wordt veelal volstaan met wat extra wassen of een zalfje. De aandoening kan echter leiden tot een zeer chronische, niet onschul dige ontsteking, kan zelfs later steriliteit ten gevolge hebben. Het isv daarom van belang de dokter onmiddellijk te raadplegen in een dergelijk geval. Elk siymvlies heeft zyn eigen bouw, zyn eigen siy'mkliertjes en functie. Treedt er een stoornis op in de functie, komt er een infectie op het tere weefsel en beginnen de ziektekiemen hun verwoestend werk, dan zyn al. spoedig bouw en functie in de war en op de duur ontstaat blijvende beschadiging. KLEINE PROBLEMEN DEZER DAGEN Geknoei en smokkel ls bpt U ook opgevallen dat Je kranten de laatste tijd zoveel be richten van zwendel met bonnen voor alle mogelijke artikelen on smokkel van vee, koffie, verdoven de artikelen, machines, radio's enz. vermelden? Men kan daaruit twee conclusies (rekken: óf de ambtena ren zijn actiever geworden óf het geknoei op alle gebied neemt on rustbarend tce. Misschien zijn beide gevolgtrekkingen juist! Schier alle bonafide critici vaa het regeringsbeleid, hetzij van links of van rechts, zyn het, ondanks Je vele gebreken die zy menen te ont dekken, hierin met elkaar eens: „De ministers werken bard en trachten van hun taak te maken wat er van te maken valt". Dat ZÜ D>et problemen kunnen oplossen, in Je geest zoals tij zelf bet wensen, k-n men dat hun verwyten vooral als men merkt,-hoe zij van alle zijden worden tegengewerkt? v Zie dat geknoei, zie deze smok kelhandel waaraan niet alleen de verkopers, maar ook de k.oers mc werken. De hardnekkigste zwart handelaars en hun klanten zyn dik wijls de felste mopperaars. Laten «y hun handen in eigen boézem steken. revolutie van thans ontstaan. Nóch diegenen, die in de Republiek een apansch maaksel zien, nóch zij, die er alleen een zuivere uiting van het Indonesische nationalisme in onder kennen hebben gelijk. Ongetwijfeld hebben de Jappen de haat tegen de blanke en vooral tegen de Nederlan ders aangewakkerd; ongetwijfeld kleven aan de Republiek nog vele Ja- pansche smetten. Ook echter onze koloniale politiek van vroeger is aan deze ontwikkeling schuldig. Mdfinen als Sjahrir en Sjarifoedin, die niet met de Japanners hebben samenge werkt, bekleeden leidende posten in de Republiek en ook hen heeft de Indische regeering vóór den oorlog geïnterneerd. Critiek EN zij, die voor deze ontwikkeling de grootste verantwoordelijkheid dragen, hebben thans de meeste cri- tiek op de regeering-Beel, die er hef beste van tracht te maken. Wij ver meldden reeds den heer Weiter, die in 1938 „den tijd voor staatkundige hervormingen nog niet gekomen achtte", maar thans de Koninklijke rede aanhangt en de regeering be strijdt. Dr. Feuilletau de Bruyn stelde in 1938 een Rijksraad voor, bestaande uit 25 leden, waarvan drie Indo nesiërs! Ook hij wil thans „hervor mingen op grondslag van de 7 De- cember-rede Maar diep zit de zin van deze rede nog niet bij hem, want hij pleegt, in 1947, nog steeds te zeggen: „Als wij Indië verliezen." Alsof Indië van ons is Nog éénmaal de boomgaard rond... De merries zijn weer begonnen mei de draaftraining van haar kroost Hei veulen rept zijn ranke benen om moeder te kunnen bijhouden. De vorderingen zijn bevredigend en straksls het zoet rusten in het prille groen onder de vruchtbomen. MANIFEST VAN EEN 69-JARIGE Gerard van Eckeren De paarden van Holst. (Twee de druk; Hollandia, Baarn 1946). Gerard van eckeren (pseudoniem voor Maurits Es- ser) werd In 1876 geboren en publi ceerde in 1900 zyn eersten roman: „Ontwyding". Hij was dus 69 jaar. oud, toen nij „De paarden van voltooide, dat gedurende de 1940—1945 Holst' bezettingsjaren 19401945 ge schreven werd en waarvan reeds een tweede druk het licht zag. Dit is meer dan enkel een anec- dotische byzonderheid; in zekeren zin vormt het de sleutel tot dit werk. Biykbaar heeft Van Eckeren de laren vóór den tweeden wereldoor log intena beleefd. Met de bezo»;?eh- heid van zyn Ieeftyd trachtt% Ihtf zich scjierp rekerfSchap te geven van aljes wat er om hem heen ge beurde en aan het veranderen was. Daarby kwamen allerlei vragen in hem op, die drongen om een oplos sing. Zijn boek is de vormgeving van deze bezinning, en tevens een poging om de oplossing te formu leeren die hy voor zichzelf gevon den heeft. Tevens echter bleef ook de mo derne literatuur in binnen- en bui tenland zUn aandacht boeien, en de invloed daarvan is op zyn vormge ving merkbaar ook al bleef Van Eckeren nauw verbonden met zyn literaire verleden, waaruit wy hem kennen als schryver van psycholo- gisch-realistische romans. Het is dan ook niet zoo heel gemakkelyk •om dit nieuwe boek met een enkel woord te typeeren. Voor een groot deel (ik denk aan dc hoofdfiguren Frits Doma, zyn vriend Wim Hes- selman en den leeraar dr. Be- versma) sluit het aan by den vroe- feren psychologischen roman. Door e principleele vragen waarvoor het ons stelt (de verhouding tusschen jongeren en ouderen, de zin van net leven tegenover don dood) is het echter tevens een problemen roman. De invloed die de politieke gebeurtenissen uitoefenen (het ver aal speelt in de laatste jaren vóór de catastrophe van 19391940) stempelt het bovendien nog tot een tijdsroman. Eenzelfde verscheidenheid vinden wij terug in den uiterlijken vorm.' De uitvoerige beschfyving van een psychologisch proces, de realisti sche aandacht voor het détail; de trage gang van het verhaal, dat alles herinnert aan het verleden. Maar er wordt ook gebruik ge maakt van het filmisch effect uit den modernen roman en van de ab rupte, nuchtere beknoptheid dec nieuwe zakelijkheid; de gesprekken tusschen Frits Doma en zijn vriend #doen soms denken aan moderne Fransche auteurs (b.v. aan Jules Romains, aan wien ook het „Over zicht van den inhoud" herinnert). In het' algemeen is dez^ vereeni- ging van het oude met het nieuwe verrassend goed geslaagd. Zy ver leent aan dit boek een eigenaardige charme: de charme van een gesprek met een oud man, bij wien men een open oog en een volledig begrip ontdekt voor de moellykheden van het heden en met wien het een vreugde is daarover van gedachten te wisselen ook al blijven wy ons door de wtjze, waarop hij zich uit drukt, bewust van een verschil in generatie. (Tot deze charme wordt echter niet bijgedragen door het gebruik van absolute constructies zooals het Nederlands die niet kent: „Het meisje verdwenen, ging, roe rend in zyn thee, de leeraar voort Vrije paarden VAN ECKERENS boek ontleent zyn pakkenden symbolischen titel aan de beginregels uit een es say van den dichter A. Roland Holst: „Wie ooit, al was het maar ln een vroege verte, van de verruk kingen der zielskracht het wild en helder hinniken hoorde, weet wel, dat die vrije paarden maar weinige ruiters zullen duldenDe leeraar Beversma (ih wien wij voor een groot deel wel den schryver zelf zullen mogen herkennen) komt er voor het eerst mee in aanraking wanneer hy onder de les Frits Do- ma dit boekje heeft moeten afne men. Het beeld van die vj*ye paar den der zielskracht maakt in de depressie, waarin hy dan juist ver keert zoowel om persoonlyke re- t om de toene- ROLAND IIOLST inspireerde Van Eckeren denen als uit onrus mende oorlogsdreiging diepen indruk op hem. Hij gaat er door in zien, hoezeer hy geesteiyk reeds buiten het eigenlijKe leven is ko men te staan, waardoor dit bezig is voor hem zyn zin té verliezen. Tevergeefs poogt hy aan dit druk kende besef te ontkomen door zich te verliezen ln herinneringen aan zyn jeugd; werkelijk steun vindt hn tenslotte slechts in de aanwezigheid van Frits Doma in zijn klas. Want in dezen jongen ziet hy Holst's ideaal verwezeniykt„Er was in jou iets"., bekent hy hem later, „dat ik miste en graag bezitten zou, en ik geloof dat ik het zielskracht moet noemen, met dat woord dat ik eigenlyk eerst door Holst begré- pen neb". De figuur van Beversma, hoe uit voerig ook beschreven, dient echter slechts om den eigenlhken hoofdper soon des te beter te doen uitkomen. Het gaat uitelndeiyk om Frits Doma, die In dit boek de vertegen woordiger Is van de besten en zui- versten onder onze voor-oorlogsche jeugd, en op wien Beversma (en in hem Van Eckeren) zyn eenige hoop voor de toekomst grondt. Hy is de zoon van ryke en oppervlakkige- ouders worden deze niet al te achteloos en eenzydlg ge schetst?, maar by hem is van oppervlakkigheid geen sprake. Hy zoekt eerder de problemen op dan ze uit den weg te gaan. Rationalis tisch aangelegd, wfl hy steeds door dringen tot de kern der dingen; van schijn en groote woorden heeft hy 'n intuïtieven afkeer; weerstand is hem welkom, omdat hy daaraah zijn eigen (span)kracht meten kan. In zyn gymnasiumjaren stelt hy met enkele van zHn vrienden een „Manifest van de jeugd" op, waarin deze haar wantrouwen uitspreekt in de volwassenen, in zichzelf, in den staat in Alles tenslotte, „behalve (in) denwiltege- looven in onszelf'. Het is een even zwaarwichtig als naïef manifest, waarin het negatieve al lerminst een voldoende tegenwicht vindt in het eenige positieve: „de wil te geloovpn in onszelf". Maar het typeert Frits ala een strHder, en daarom doet juist dit manifest Beversma in hem den ruiter op de paarden van Holst zien. Als student in Delft maakt Frits een moeilijken tijd door. De plotse linge dood van zyn meisje Hester, na alle tegenwerking die Jiun liefde had ondervonden, brengt hem in een psychische depressie, waarin hy hopeloos worstelt met het probleem van den zin van leven en dood; als paganist mist hy daarby eiken re ligieuzen steun. Eerst een gesprek met zijn oud-leeraar Beversma doet hém zichzelf hervinden. Als ant woord op Frits wanhopige vraag: „maar de dood, waarna geen leven meer komt, waarmee, voor ons, het leven o p h ó»u d t herinnert deze hem aan de paarden van Holst: de zielskrachthet is het leven zelf, dat zich in een mensch open baart en hem als werktuig ge bruiktHet is, van den mensch uit gezien, misschien eenvoudig een gelóóf, een sterk gelóóf in het léven (het Leven met een hoofdletter, Frits!) het leven, dat vormen schept en vormen breekt, omdat het meer is dan iedere vcrschy- ning". G. VAN ECKEREN (Maurits Esser) Hierdoor en door zyn geloof in hem, geeft Beversma aan Frits te rug wat deze sedert zyn" manifest verloren had: „hij maakte, dat lk weer kon gelooven in m y z e 1 fEn daarmee gaat Frits dan den oorlog in; in 1943 treedt hij tot de verzetsbeweging toe en vindt den dood voor het vuurpeleton. Van Eckeren duidt difc laatste in slechts enkele woorden aan, zonder ons ook deze jaren met Frits te doen mee beleven. zyn verhaal eindigt, wan neer Frits zichzelf gevonden heeft en klaar staat. Niet overtuigd P)E belangryke probleemstelling 1 van dit boek en de wyze waarop deze uitgewerkt wordt, doen onder het lezen aanvankeiyk de verwach ting in gns opkomen dat deze ro man iets byzonders zal biyken. Toch worden wh in deze verwach ting tenslotte teleurgesteld: meer dan „een goed boek" is hij niet ge worden. Ik heb my lang afge vraagd, wat daarvan de oorzaak was. Niet de vermenging van oud en nieuw in de vormgeving, die in tegendeel» iets charmants heeft Ook niet het afbreken van het ver haal wanneer de oorlog begint: de inneriyke geschiedenis van Frits is dan inderdaad ten einde. Tenslotte ben ik tot de conclusie gekomen, dat de oorzaak gezocht moet wor den in het antwoord dat hier op de gestelde problemen gegeven wordt De belangrijkheid van een boek hangt immers niet zoozeer af van de problemen die een auteur te berde brengt, als van de visie die hy daarop weet te geven: het ant woord dat hy ons suggereert. Zulk een antwoord kan positief of nega tief zijn. Oók negatief:.ik herinner daarby aan het aangrijpende „Ik weet het niet", waarmee Vercors zyn „Les armes de la nult" beëin digt! Wanneer echter een positief antwoord gegeven wordt, dan moet dit ook inderdaad een tegenwicht vormen voor het probleem. En dat is, hier niet het gevaL W(j raken er „Wie ooital was het maar in een vroege verte, van de ver- j rukkingen der zielskracht het wild en helder hinniken hoor- j de, weet wel, dat die vrije paar- den maar weinig ruiters zullen l dulden..." A. ROLAND HOLST, Uit Z*lfoehoud niet werkelijk van overtuigd, dat Beverama's verwijzing naar de zielskracht (de paarden van Holst) en zyn vertrouwen in Frits, vol doende zijn om dezen er toe te brengen weer zoozeer in het Leven en in zichzelf te gaan gelooven? dat de moeihjlcheden daarmee voor hem in principe overwonnen zyn. wy houden het gevoel, dat dit beroep op de zielskracht tegenover de aan geroerde problemen even vaag en onvoldoende blijft als het laatste positieve zinnetje in Frits' gymna siasten-manifest tegenover al het negatieve dat daaraan voorafging. Men versta mij hier niet verkeerd. Ik twyfel er geen oogenblik aan. of Gerard van Eckeren geeft ons hier zyn oplossing, welke voor hem in derdaad een „oplossing" beteckent. Ik geloof zelfs, dat hy deze in zijn boek wilde poneeren als een soort manifest van levensgeloof tegen allen twiifel en pessimisme in. Maar evenals dat van Frits werd ook zijn manifest een teleurstelling. In beidé gevallen bleef het een persoonlyke belijdenis, die voor de opstellers on getwijfeld haar waarde had, .maar .waarvan geen bezielende bijna zou ik schrijven: evangeliseerendo kracht op anderen uitgaat. Om dat zij niet uitwijst boven en slechts terugwyst naar den mensch. Prof. Dr. W. A. P. Smit Wij worden steeds geleerder ln regelmatig versneld tempo Een Amerikaanscb psycholoog, prof. Lehman, heeft een aantal gra fieken gepubliceerd, waaruit biykt, dat w(J verbazend snel geleerder worden. De vooruitgang op het ge bied der kennis is de laatste 300 jaar elke eeuw dubbel zoo groot geweest als de voorafgaande eeuw. Deze vooruitgang bad plaats op bet'gebied der scheikunde, geologie, mathematische wetenschappen, het onderwy'8, de economie, de weten schap der politiek, de insectenkun- de, de plantkunde, de operamuziek, de wijsbegeerte, dc genetische bio logie, de literatuur on de orchestralo en symphonische muziek. Lehman deelde mede, dat elke eeuw de tendenz vertoont, op elk dezer gebieden het geheele verleden (e verdubbelen. „De curven" zei hij „toonen grafisch de steeds toenemende snel heid aan van do vooruitgang op verscheidene gebieden der bescha ving gedurende de laatste eeuwen. Zy doen tevens vermoeden, dat de ontdekkingen en uitvindingen der mcnscbheid gedurende de eerstko mende eeuwen waarschijnlijk in een nog sneller tempo zullen toenemen dan in het verleden het geval in geweest". Lehman herinnerde er aan, dat soms wordt gtzegd, dat bet begaaf de individu, aangezien zooveel werK dooi machines is overgenomen, steeds minder mogelijkheden - tof ontplooiing van zyn Hoogste be kwaamheden vindt. Het is een moei- lyk probleem voor Hen, arbeid ti vinden, die 'iem in staat stelt zio® naar ver? rand en geest verder té ontwikkelen,*z'egt de professor.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1947 | | pagina 3