Na langdurige onderhandelingen ziet de
regering de mogelijkheid voor een
gunstige wending
OVER WEST-FRIESLAND
DE REGERINGSVERKLARING
Wending fen goede!
De voorwaarden, waaraan de
republiek nog zal moeten voldoen
en de Wesi-Friezen
nog geen
Wiegende schotels
Gistermiddag om half vier
heeft de minister-president in
de Tweede Kamer een verkla
ring afgelegd over het Indische
beleid der regering. Dr. Becï
zei, dat dc regering thans de
mogelijkheid zag voor een wen
ding ten goede, zulks als resul
taat van de jongste ontwikke
lingen.
In een betrekkeiy korte, sober gestelde verklaring, heeft onze regering
roor het eerst sinds 21 Maart parlement en volk weer ingelicht over de
«tand van zaken in Indonesië. Langdurige onderhandelingen zjjn er ge
voerd tussen de Commissie-Geneaal enerzijds en de regering van de Indo
nesische republiek anderzijds en verschillende keren hetgeen nooit of
ficieel is toegegeven, maar wel steeds zijdelings doordruppelde blijken de
onderhandelingen te zijn gegaan langs het randje van de afgrond, een
afgrond, die voor twee volken de ondergang had kunnen betekenen. De
republiek heeft hardnekkig vastgehouden aan bepaalde eisen, die onze
regering op vrijwel geen enkel punt heeft willén inwilligen. Tenslotte is
de republiek mede op aandrang van Britten en Amerikanen ge
zwicht en heeft toegegeven aan de Nederlandse uitlegging van het ae-
coord van Linggadjati. Verschillende punten vragen echter nog om een
nadere regeling en zij werden door onze minister-president uitvoerig
aangegeven, punten, die ongetwijfeld nog wel eens wrijvingen zullen doen
ontstaan. De grondslag is echter gelegd en wanneer beide partijen de
overtuiging hebben, dat alle geschillen slechts op vredelievende wijze
moeten worden geregeld, dan kan over de afloop van het Indonesische
vraagstuk en dat blijft het voorlopig geen twijfel meer bestaan.
De voorgeschiedenis
De minist°r-president begon met
de roeringr 'klaring van 21 Maart
evenec"- in de Tweede Kamer af
gelegd, in herinnering te roepen.
Hij vervolgde met een kort histo
risch overzicht van de jongste ge
beurtenissen. Allereerst wees dr.
Beel op de nota van de Commissie-
Generaal van 27 Mei betreffende de
uitvoering van de overeenkomst van
Linggadjati, welke nota een ultima
tief karakter droeg o' dat de C.-G.
het eindstadium van haar onderhan
delingen bereikt achtte.
Dr. Beel riep het antwoord hier
op van de republikeinse delegatie,
d.d. 7 Juni, in herinnering en zei, dat
dit antwoord op de me.-st essentiële
punten onbevredigend was, zelfs, dat
zg van mening was, dat vrijwel van
een afwijzen van de nota kon worden
gesproken en legde overeenkomstig
de slotzin van haar nota van 27
Mei de vraag, wat er verder te ge
beuren stond, aan de Nederlandse
regering voor.
De regeringen van Oost-Indone3ië
en West-Borneo hadden in dezelfde
geest getuigd, nadat de Nederlandse
regering om hun oordeel had ver
docht.
Op 23 Juni heeft de landvoogd op
gezag van de Nederlandse regering de
republiek de conclusie medegedeeld,
vastgelegd in de aide-memoire, wel
ke dr. van Mook aan Sjahrir heeft
overhandigd.
Verder heeft de Lt.-G.G. het in
richt van de Nederlandse regering
nade. mondeling uiteengezet en In
overleg met Sjahrir heeft dr. van
Mook op Vrijdag 27 Juni om ant
woord verzocht.
Onhoudbare toestand
Toen zag de regering zich gesteld
voor de noodzaak eventueel de con
sequenties te trekken uit de voortdu
rende onmogelijkheid langs de weg
van onderhandeling tot een goede uit
voering van Linggadjati te geraken.
En ze hield er rekening mee, dat ze
gedwongen zou kunnen worden als
uiterste maatregel haar militair
machtsmiddel aan te wenden, zij het
zo beperkt mogelijk, zulks op
grond van de verantwoordelijkheid
welke zij draagt volgens Grondwet,
Handvest der Verenigde Naties en
overeenkomst van Linggadjati, niet
alleen principieel maar ook in laat
ste instantie in feite
He minister-president stelde vast,
dat de toestand zowel staatkundig als
economisch, financieel en monetair,
sociaal en militair onhoudbaar was
geworden. Een militaire actie van po
litionele aard zou het onhoudbaar ka
rakter van deze noodtoestand moeten
opheffen en betere voorwaarden ter
uitvoering van het staatkundig be
ginselprogram, dat in Linggadjati ligt
besloten, hebben moeten scheppen,
desnoods zonder medewerking van de
wederpartij.
De periode tussen 23 en 27 Juni
werd aldus besteed om op alle mo
gelijkheden voorbereid te zijn.
Vervolgens besprak Dr. Beel de
antwoord-nota van de president der
republiek Indonesia van 27 Juni, wel
ke geen of een onduidelijk, onbevre
digend antwoord gaf op de voorstel
len der Commissie-Generaal, hoewel
dit schrijven tegemoet kwam aan de
voorstellen der C.-G. van 27 Mei tot
instelling van een federale raad.
Goede raad van Amerika
Nog eenmaal, op 29 Juni, richtte
zich de landvoogd tot de president
van de republiek en verzocht ver
duidelijking, in het bijzonder ten aan
zien van een vijftal hoofdpunten en
bovendien ten aanzien van enige fei
telijkheden.
Inmiddels had de regering der Ver
enigde Staten een aide-memoire aan
de republikeinse regering doen toe
komen, waarin de visie van de Ame
rikaanse regering werd uiteengezet.
De vijfde Juli zond de nieuwe eer
ste minister der republiek een ant
woord aan de Ned.-Indische regering,
dat even onbevredigend was als dat
van 27 Juli, doch dank zij nadere
overweging in de boezem van de re
publiek en mede dank zij goede raad.
die aan de vertegenwoordigers der
republiek door de Amerikaanse en
Britse consuls-generaal werd gegeven,
werd op 8 Juli van de inhoud van
het antwoord van 5 Juli een nadere
precisering gegeven, welke weliswaar
niet in alle opzichten bevredigend is,
doch welke onder zeker voorbehoud
tot uitvoering van de overeenkomst
van Linggadjati kan medewerken.
Er is nog veel te regelen
De regering, zo ging de minister
president voort, is bereid in dit re
sultaat de mogelijkheid ener gunsti
ge wending te zien.
Dr. Beel zei, dat de regering voor
alles onmiddellgke staking van de
vijandelijkheden verwacht en staking
van alles wat de andere staten van
Indonesië miskent of aantast, voorts
opheffing van voedselblokkade, her
stel van verkeer over demarcatielij-
ner en voldoening ten aanzien van
de punten, waarop het antwoord van
8 Juli pog onbevredigend is. Dr. Beel
noemde in dit verband de misken
ning der unie-gedachte, de onvol
doende erkenning van onze uit
eindelijke verantwoordelijkheid in de
verdere ov rgangstijd voor orde en
rust, overal in Indonesië. Hg wees er
op, dat de ten onrechte gesloten ver
dragen dienen te vervallen.
Slechts op deze voorwaarde is be-
hoorlgke verwezenlijking van Ling
gadjati denkbaar.
sesoROMM PF «scwïwi"-, ttwr
oevtcuacH VAN Iffi
Op enkele punten bestaat tus
sen de Nederlandse en republi
keinse regering nog verschil van
mening. Deze punten werden
door dr. Beel achtereenvolgens
opgesomd en om duidelijk te la
ten uitkomen, aan welke voor
waarden de republiek nog zal
moeten vokloen, laten wjj hieron
der de woordelijke tekst uit dit
gedeelte van de rede volgen:
De regering verwacht echter thans
voor alles en onder meer de
onmiddeliyke staking van vijande
lijkheden met inbegrip van de ver
nielingen en de vijandelijke propa
ganda. Zij eerwacht de beëindiging
der infiltraties en al wat overigens
de andere staten van Indonesië mis
kent of aantast. Zij verwacht de on
middellijke verbreknig van onregel
matige buitenlandse betrekkingen. Zij
verwacht de onmiddellijke opheffing
der voedselblokkade en het herstel
van het verkeer over de demai'dWle-
lijnen.
Voorts verlangt zij op zeer korte
termijn voldoening ten aanzien van
die punten, waarop het antwoord van
8 Juli nog onbevredigend is. De .re
gering heeft hier het oog op de mis
kenning der Unie-gedachte, welke
spreekt uit het feit, dat Nederlanders
onder vreemdelingen worden gerang
schikt, op het gemis aan besef voor
het federaal karakter der landsbe-
drgven, welke immers tot de belang
rijke activa van frederlands-Indië be
horen, en op de nog onvoldoende er
kenning van onze uiteindeiyke ver
antwoordelijkheid in de verdere over
gangstijd voor orde en rust, overaj in
Indonesië, waarvoor met inachtne
ming van deze verantwoordelijkheid
deugdelijke machtsmiddelen ter be
schikking noeten staan. In samen
werking dienen daartoe de nodige
organen te worden geschapen.
Ten onrechte gesloten
dienen te vervallen.
verdragen
Gromyko, de Russische verte
genwoordiger in de Veiligheids
raad is niet zo'n buldog als
men wel eens denkt. Hg ver
klaarde dezer dagen, dat hy
nog nooit een .vliegende scho
tel" had gezien. „Ik zou er wel
graag een willen zien, zei hg
en hg voegde er aan toe:
„Sommige schrgven het ver
schijnsel toe aan de Britten,
die teveel van hun whiskey
naar de V.S. hebben uitgevoerd
anderen zeggen, dat die vlie
gende schotels afkomstig zjjn
van een Russische discuswer
per, die zich aan het oefenen
is voor de Olympische Spelen
en zich niet van zyn eigen
kracht bewust is. Ik geloof
echter, dat geen van beide
verklaringen de juiste is
KRITD EN' ONKRUID
We spraken de vorige maal over
kruid en onkruid. Als de voornaam
ste weideonkruiden noemden we de
butterbloeme, de rooie zuring, de
stekele, de peerdebloemedissele, de
unjer en de skaartel. Verder kende
de landman, zeiden we, nog wel en
kele andere kruiden, al waren het er
niet veel.
Laten we echter eerst een kort
gesprek afluisteren, b.v. uit de bus
of skeerwinkel.
A. Nag al gnap vandaag!
Ja, 't begint aardig ép te voor
jaren!
Moet j'al gauw jage?
'k Heb nag gien gras!
Ik heb al best gras!
Nou-nou, best gras. Da's wel
van Gróotebroek!
A. Nei, gerust, ik heb al een houp
gras!
En zo voort. Er is gras in alle va
riëteiten. Slecht, goed, best, veul,
wainig, oud, jóng gras! Er is ook
ondergras en zelfs bij sommigen bo-
vengras. Er is ook een gras of 'n
gras, als we zeggen: wat het die
boer een gras ('n gras)! Nog ge
sproken van een arme taal in Wesi-
friesland? We konden dit artikeltje
wel alleen met gras volmaken. Over
grasse en grasdodde tot graasde but-
ter. Maar we zouden een praatje
houden over onkruiden.
J. ROSELAAR
B.
A.
B.
A.
B.
Als at meer gezegd: het woord
onkruid zelf wordt in W.fr. niet ge
bruikt. De boer heeft geen verza
melnaam voor de hem lastige of
schadelijke gewassen. De „bouwer"
spreekt van vuil of, als in Andyk,
van kwaad. In beide gevallen komen
ze tot de onderscheiding in wortel-
vuil of wortelkwaad en zeidvuil of
zeidkwaad. De bouwer spreekt van
zeiders en soms ook heel genoegelgk
van sjouwers, want ze sjouwe het
orikruidzaad wijd om zich heen.
(Daarom is een sjouwerman nog
geen man die sjouwers zoekt en ook
is een sjouwtje of een sjouw (3 be
tekenissen) nog geen sjouwertje)
De niet bouwende boer heeft natuur
lijk met deze bouwersvaktermen
weinig van doen, en wel zullen eerst
zgn zaken afmaken.
Welke kruiden kende de boer nog
(behalve de reeds genoemde, die hy
een speciaal Wfr. naam gaf?
Hg kende het hoefblad, maar dit
woord is A.B. Voorts: 't lepelblad,
de grootbladige weegbree (Plantago
major) 't lepeledlefle, het herderstas-
je (Capsella Bursa pastoris) de ke-
mille (Chrysantheum Leucantheum)
de Koekoeksbloeme (Coronaria Flos
cuculi) (ook A.B.) verder enkele an
dere, als de pinksterbloem, die geen
Wfr. naam ontvingen.
Maar dan verder is er veel zwe
vende. Ik heb de agrimonie (Agrimo-
nia Eurpatoria) wel eens rottesteerte
horen noemen, doch betwijfel of de
ze naam algemeen Wfr. is. De bies
look heb ik, om zijn ui-achtig ge
was, wel eens wilde uien horen aan
geduid, maar ook hier kan sprake
zgn geweest van plaatselgke na
men. Zo- de zere-ouge-bloeme, waar
mee wg als kinderen bedoelden de
rode ogentroost (Euphrasia Odontl-
des), maar waar and-»-« weer de
hondsdraf mee op het oog hadden of
nog een andere lipbloemige. We zoch
ten in ons jeugd ook yverig naar pe-
prementbloeme, de peprcmentplaut
(Mentha Piperita), die door zyn ster
ke geur ook gemakkeiyk de aan
dacht trok. Langs dyken en wegen
spraken wg (cn ook de boer) van
walbosse, waarmee wy beiden dan
waarschgnlgk en wit en geel walstro
en lieve-vrouwe-bedstro gemoedelijk
door elkaar heen „husselden". Dat
waren wel de belangrykste.
Zgn er geen andere geweest? Waar
schgnlyk! Willen belangstellenden,
als die er onder de lezers zgn. mij
eens een Jgstje zenden van ter hun
ner plaatse bekende Westfriese na
men van bepaalde kruiden? Zo ver
meldt Heukels' Flora voor het zil
verschoon de naam Berkhouter kla
ver en toch kan ik me niet herinne
ren, dat dit bekende bouwlandvuil
met deze naam ten mijnent zou zijn
genoemd!
Wat de water- en half-waterge
wassen betreft, ook hier blonk ue
plantkundige kennis niet uil. Wat
op he*. water dreef, was kroos en wat
onder het wateroppervlak groente
flap. Buiten het veeu, in hot
kleigebied, is de vegetatie in het wa
ter niet overweldigend, behalve het
riet groeit er niet voel in. Hel veen
achtig gebied staat er in dit opzicht
anders voor, toch geloof ik niet, dat
ook hier veel namen in zwans wa
ren. De rijke plantengroei in het wa
ter daar, de watereppe's, dc ongelyk-
bladige waterranonkel, 't jeukkruid,
de lidsteng, de blaartrekkende boter
bloem, 't pglkruid, de egelskop (gruie
en kleine) zo ze al genoemd werden,
geloof ik niet de namen een s*v»ciaal
Wfr. klank hadden.
Toch vallen er nog wel een paar
te noemen. Het betreft hier de kal
moes (Acorus Calamus), welke naam
alleen de bekende rekking kreeg,
waardoor ze kallemoes werd, en oen
plant, die we mede aan de water "ant
zochten en die we met de n.sa.,i bit-
terzoethout bestempelden, waarschyn-
ïyk was hier sprake van de bitter-
plant óf waterpeper. (Polygonum
Hydropiper).
Nu de akkeronkruiden. We zoeken
geen volledigheid. Eerst een paar An-
dyker namen, die van elders in Wfr.
gebruikte afweken. Het zyn 'n twee
tal. papekwaad (elders in Wfr. de
korenschenkel en waarschyniyk te
gelijk ook het perzikkruld) en de
spruut, dat wat wy elders kweik
noemden. Elders in Drechterland
(over het verdere deel van Westfries
land kan ik geen juist oordeel uit
spreken) kenden we de blauwe en
de witte disselle, naast ook de voor
noemde korenschenkel veenwortel,
Polygonum Amphibium) en de rood-
poot, roodbien. ook roodtoog toog
van togel, let op de rlettoge d^
plant met de „Jezusvlek" om haar
perzikrode bloemtrosjes ook perzik-
kruid genoemd (Polygonum Persica-
ria). Algemeen verspreid was ook de
murik, die door de landbouwers werd
onderscheiden in drie soorten:
de witte murik, (moerasmuur, Stel-
laria uliginosa); de roole murik, (het
guichelheil, Anagallis arvensls), en
de blauwe murik, (de Veld-ereprys,
Veronica arvensis)
Nog enkele andere zal lk gaarne
in een laatst opstel over kruid en on
kruid noemen.
Wz'EK-rvifN
KOMT DE AVOND VAN DE 14«
NAAR ONZE MIZIEKTUIN!
Schone klanken Sn een para
dijsachtige omgeving.
De ruimte \~i onze Stedeiyke Mu-
ziektuin is groot, maar wg verwach
ten, dat zg vol zal stromen., de
avond van de 14e Juli.
Meer dan ooit immers zal zg
Maandagavond een bezoek waard
zyn. U weet, waarom? Allereerst is
het nodig, de Ver. voor T.B.C.-bostry-
ding eens een flinke geldeiyke rugge
steun te geven. Elk kwartje, elk
dubbeltje telt en -3- men houde er
zidh verzekerd van, elk kwartje en
elk dubbeltje wordt goed besteed.
Maar er is, een tweede, het concert.
Van byzonder gehalte zal het zyn,
het programma, waarvan Orpheus en
de Postharmonie het leeuwendeel ver
zorgen.
En zou men zioh een plekje kunnen
denken in Alkmaar, waar dit con
cert beter tot zgn recht zou kunnen
komen, dan in de Muziektuin? Daar,
waar de forse takken van het hoog
geboomte zich boven uw hoofd wel
ven als de bogen van een kathedraal
is het een feest om naar de zuivere
klanken van instrumenten en stem
men te luisteren. Wie, die de schets
van onze tekenaar Dekker riet en
niet onder de bekoring komt van het
poëtische, Ja het sprookjesachtige
van dit kosteiyke Alkmaarse bezit?
Op naar de Muziektuin, de avond
van de 14e Juli.
De heer De Jager zal u een goede
ontvangst bereiden!