f Om en nabij Pasen door de natuurJ
HET LAATSTE PAASFEEST
Gratis 11
U. o-vTb tlUouef
kef d.©rv^t -
Langs heg en steg
door veld en beemd
We hadden afgesproken, dat er in
fle krant, die ter gelegenheid van het
Paasfeest zou verschijnen, ook een ar-
takel zou komen over een wandeling
In de natuur, die dan volop tekenen
Van ontwaken begint te vertonen.
Zo hadden we de wekker, zonder
welke trouwe kameraad vroeg op
staan nu eenmaal een onmogelijkheid
Is, op 5 uur gezet. Want wie de natuur
ln zyn volle schoonheid wil genieten,
moet er niet tegen op zien in de vroe
ge morgenuren op stap te gaan.
Het viel ons echter niet mee. Ver
baasd rezen we overeind, constateer
den, dat er nog geen glimp daglicht
door de ramen te bespeuren viel en
reeds wilden we ons nog eens lek
ker neervleien, toen het tot ons door
drong, dat we er voor hadden te zor
gen, dat het artikel voor de Paas-
krant in kannen en kruiken kwam.
Gemelijk stonden we op. Pas toen
We een kop thee hadden verorberd en
een paar boterhammen, knapte onze
stemming op.
We trokken de overjas aan, stop
ten de tassen vol met brood, verga-
\\i te» - -
ten de tabaksdoos en de pyp niet en
EO stonden we dan om zes uur bui-
'ten.
- Het begon dag te worden. Op straat
Was alles nog rustig. Met fikse stap
pen liepen we de dorpsstraat (!oor en
bevonden ons al spoedig in het. vrije
Veld. In het Oosten rees de zon juist
boven de horizon uit. De lucht was
Vol vederwolkjes die rozig glansden
In het prille morgenlicht. Wind was
er niet. Een ideale morgen om een
Wandeling te maken.
We dachten aan de schone tafere
len. die op de verschillende prenten
boekjes voor onze kinderen afgebeeld
Staan en waarop de hazen in een mal-
fce wei door een 'stralend zonnetje ge
koesterd worden, terwijl de eieren
maar voor het oprapen liggen. Zo
Voortreffelijk was het echter niet. En
toch zouden we deze morgenwande
ling voor geen geld hebben willen
tnissen.
Deze gedachte drong zich by ons
op. toen we na een kwartier tegen
•e damhek stonden geleund en de
pijp in de brand joegen.
Het was nu volop dag geworden.
De zon verborg zich af en toe ach
ter enkele wolkjes en toverde er een
goudachtige gloed om heen.
Voor ons lag de ringvaart rimpel
loos, waarin zich de pracht der he-
^piel weerkaatste. Een licht wind
zuchtje bracht af en toe enkele rim
peltjes op 't water teweeg, dat daar-
tia weer volkomen tot rust kwam.
In de verte sloeg een hofhond aan
bn rammelde een boer met zijn melk
emmers. Aan de ene kant was het
kantig silhouet vau het dorpje, waar
»e kerktoren zijn spits boven uitstak,
kan de andere kant prykte aan de oe
ver van de vaart één van onze steeds
Eeldzamer wordende korenmolens.
Het riet glansde als goud in de
Ochtendzon. Verder gingen we de
Velden in. De late vorst heeft er voor
Wezorgd, dat we geen boterbloemen
"konden plukken met de Pasen. Inte
gendeel. Het Is zelfs nog zoeken naar
^loemen. Maar na aiet al te lange
vonden we toch aan beschutte
jWallekant het speenkruid, terwijl de
.izoentjes zo hier en daar hun kop-
ophieven. We hebben ze met vreug
begroet, deze eerste lenteboden.
Geloof echter niet, dat het de enige
lenteboden waren. De lammeren dar
telden om de moederschapen heen ei)
maakten* soms de zotste sprongen.
Af en toe vergaten ze het spel, om
zich op de knieën te laten zakken en
zich te aan de melk te laven, net zo
lang tot he' de moeder verveelde en
deze wegliep, het lam verbluft staan
latende, terwijl het met zijn kop
stond te schudden.
'In de lucht en op het veld is nu
het vogelleven ontwaakt.
Ginds zijn een paar bonte Pieten
bezig. Het lijken wel een paar aan
sprekers in hun zwartwitte verenpak
waarbij de felrode snavel scherp*;on-
trast oplevert. Als ze hard achter el
kaar aandraven, kunnen ze hun waar
digheid niet ophouden. Als ze dreigen
te vallen, verheffen ze zich plotse
ling en schieten de lucht in, onder
wijl hun schelle uitroepen slakend. Te-
plet, tepiet, tepiet, iet, iet, iet
Verderop vieren de kieviten hun
bruidsvlucht. Als dronken tollen ze
door het luchtruim, stijl omhoog vlie
gend, of zich in suizende vaart om
laag stortend, onder voortdurend ge
schreeuw en gekrijs.
„Kieoewiet, kieoewiet, kiewiet, wiet,
wiet," klinkt het steeds maar door.
Dan laten ze zich neer en terwijl het
vrouwtje zich zorgvuldig de veren
pluist, begint het mannetje als een
dolle een nestkuiltje te draaien.
Het is of het zijn wijfje wil uitno
digen om meteen maar een ei te leg
gen. Het weer begint inmiddels te
veranderen. Wolkgevaarten komen
aan de horizon opzetten en verduiste
ren de zon. De wind begint op te ste
ken. We slaan de kraag van de jas
op. Dan wordt onze aandacht getrok
ken-door een wonderlyk melodieus ge
roep, dat van heel ver schijnt te ko
men. Het zijn een tiental regenwul
pen, die hoog overtrekken. In de kij
ker kunnen we ze duidelijk onder
scheiden. Als we onze tocht voortzet
ten zien we een paar langbnige grut
to's door de wei rennen. Waarschijn
lijk hebben ze eieren. We hebben ech
ter niet de minste behoefte om er
naar te zoekn. Laat de hazen er maar
mee spelen!
Als we te kort bij komen, vliegen
ze op zenuwachtig roepend, dat ze
er zijn. Wonderlyk klinkt hun „grie-
to, grieto" door de steeds somber
der wordende lucht.
Dan komt een van de meest fraaie
vogels van ons polderland de aan
dacht vragen. Het is de sierlyke ture
luur. Woedenu scheert het diertje
over onze hoofden. Zou het ook in de
buurt een nest hebben? Ten slotte
zet le-t zich neer op een hek en be
gint ons op eentonige wijze uit te
schelden, terwyl het hele lichaam
schokt van nervositeit. Af en toe
slingert het beestje zijn kop met gro
te vaart achteruit, zodat we telkens
vrezen, dat het van hot hek zal tui
melen.
Als we er eens rustig by gaan zit
ten, in de hoop dat het Wel tot beda
ren zal komen, blijkt het juist 'een
averechtse uitwerking te hebben. Tel
kens vliegt zrakelings over ons hoofd
om dan weer op haar vroegere stand
plaats terug te keren.. Ook dit dier
tje doet zyn naam eer aan. Het is
om er tureluurs "van te worden.
Wat is er toch eigenlijk een groot
verband tussen de verschillende uit
drukkingen die er op het land ge
bruikt worden voor de vogelwereld.
Met trage wiekslag komt een kraai
*1
aangevlogen. Meteen zyn de kieviten
ln actie. Met woedende snavelstoten
proberen ze de indringer te verjagen
Ook deze hebben dus naar alle waar
schijnlijkheid een nest met eieren,
anders zouden ze deze rover niet zo
fel te lijf gaan.
Eindelijk staan we op. We zyn wat
styf en koud geworden van het lan
ge zitten. Maar ons hart is warm.
We hebben het ontluikende leven en
het liefdesspel der vogels weer ge
zien. De zon doet nog een laatste po
ging om het pleit te winnen. Direct
ziet alles er weer fleuriger uit.
Met een schok houden we onze
vaart in. Ja, inderdaad! Een leeuwe
rik laat kjn eerste schuchtere tonen
horen. Langs een onzichtbare wentel
trap lijkt het diertje de hemel te be
klimmen, om uiteindelijk uit volle
borst te jubelen.
De wolken bedekken de hemel meer
en meer. Plotseling vallen de eerste
druppels. Het gezang van de leeuwe
rik verstomt.
op cc* Wek
We hebben echter nog geen haast
om ons huiswaarts te begeven, want
het is veel te interessant om te zien
hoe de vogels op deze plotselinge
weersverandering reageren.
We zetten onze wandeling voort.
In een groep bomen zitten de spreeu
wen te schetteren. Het lijkt wel een
Poolse Landdag.
Wonderlijke gemeenschap zo'n ver
zameling van die praatgrage vogels.
Ogenschijnlijk een volkomen ordeloze
bende, waar ieder het hoogste woord
voert en elke leiding ontbreekt.
Dan is het of er plotseling door een
of andere onbekende macht een bevel
gegeven wordt. Het geschetter ver
stomt als by toverslag en de hele
zwerm vliegt op. Alleen enkele hard-
horenden blijven zitten. Dan dringt
het bevel ook tot hen door. De hele
zwerm zwenkt nu door het luchtruim.
Nu is ed wel degelijk "leiding. Prach
tig zyn de zwenkingen, die een lust
voor het oog zyn. Als ze een poos ge
vlogen hebben schynt er weer een be
vel te worden gegeven en ploft het
hele gezelschap luid zijatelend weer
in de bomengroep neer.
Een ogenblik later zit het hele ge
zelschap zich de veren te pluimen.
Het is een genot om er naar te
kijken. De bomen beginnen ook reeds
de eerste tekenen van ontluiking te
vertonen.
De wilgenkatjes tonen hun kleed
van prachtig fluweel, dat zo zacht
als zijde aanvoelt. Een enkele bloeit
er reeds. Nog een paar dagen en als
er dan een mooie zonnige dag komt,
zullen de wilgen in een gouden tooi
staan. Ook de elzenkatjes zijn prach
tig om te zien.
Wé kunnen de verleiding niet weer
staan om het zakmes te voorschijn te
halen en enkele twijgen mee te ne
men. We zullen ze thuis in de vaas
zetten. Niet droog, maar in het wa
ter. Dan kunnen we het wonder van
de bloei in de huiskamer aanschou
wen. De Chinese klokjes bloeien al
en lijken in de verte op Gouden Re
gen. De ribes begint reeds rozig door
te schemeren.
Dan naderen we het dorp weer. De
oude toren steekt zyn kantig silhouet
nog steeds als een trouwe wachter de
lucht in. Steeds dreigender wordt de
lucht.
We zijn enkele uren op pad ge
weest en hebben nu trek in een kop
sterke koffie. Als we in de huiski.
mer iyn gekomen, zitten we even uit
te blazen, terwijl de blauwe rook
slierten door de kamer warrelen.
We zijn vermoeid en zullen het er
nu eens rustig van nemen.
Als ge echter enkele uren wilt ge
nieten van het ontwaken der natuur,
waarde lezer, en daarvoor hebben we
deze regels ten slotte geschreven,
kom dan met Paas ook eens een
keer vroeg uit de veren. Want zelfs
al mocht het slecht weer zijn. er is
in de natuur altijd te genieten.
>»Av. vA**.
van Anfje Dirks
Antje Dirks, de weduwe, die in een
klein huisje aan het eind van het
ddrp woonde, had twee dochters. Alle
bei getrouwd.
Grietje met een rijke boerenzoon,
Aaltje met een klein middenstander
tje. Het had nooit geboterd tussen
die twee. Dat wil zeggentussen de
schoonzoons. Ze konden elkaar luch
ten nog zien. Tot groot verdriet van
Antje, die het zo prettig zou hebben
gevonden, haar beide dochters en
schoonzoons gezamenlijk te gast te
krijgen. Het was jaren geleden een
keer of wat gebeurd, maar steevast
verliep die gastdag in hooggaande
ruzie.
Haar dochters hadden er in b^j
rust. Dikwyls kwamen ze gelijk bij
n^oeder te gast, konden allebei best
ntefc elkaar overweg en beraamden
soms middelen de mannen tot een
meer vergevingsgezinde houding te
bewegen. Het was natuiuiijk altijd te
vergeefs. En nu had Antje het zo
Étëriüftderd, dat op het Paa3fee3t en
met Kerstmis de ene dag Grietje met
haar man kwamen, de tweede dag
_i,
Aaltje, vergezeld van haar echtge
noot. Men moet nu eenmaal van de
nood een deugd weten te maken.
Zaterdags voor Pasen had Antje
ondanks haar zeventig jaren naarstig
gewerkt. Er waren voor haar immers
weer een paar hoogtijdagen in aan
tocht. Keurig netjes lag het kleine
bedoeninkje er bij. In een pan op het
komfoor stonden de koelapjes te sud
deren. Op het petroleumstelletje prut
telden de laatste stoofperen van het
jaar. Hetzou een glorieuze Paas
worden. Met bevende hand had Antjè
een dag of wat geleden de tradition-
nele uitnodigingen verzonden.
En nu zat ze op de morgen van de
Eerste Paasdag de komst van Griet
je en Klaas af te wachten. Het zon
netje scheen door.de ruiten. De voor
jaarswind ruiste door de r.og kale bo
men. Onder de tafel stond de ouder
wetse stenen stoof met een kooltje
vuur er in. Er was immers niets er-
gers dan koude voeten.
Antje zat voor het raam'. In de
verte zag ze de witte kapkar al aan
komen. Ze haastte zich overeind en
De Paashaas en zijn kornuiten
waren nergens te vinden
Een vrolijk wysje neuriënd huppel
de Pietje Wipper, een jong konijntje,
door het bos. Hy was in een heel
goeie bui want de zon scheen zo heer
lijk, de bomen kregen al groene blaad
jes enmorgen was het Pasen.
„Weet je wat", dacht Pietje, „ik ga
eens even kijken in de werkplaats van
de Paashaas. De Paashaas en ztjn
knechtjes zijn vast bezig met eieren
kleuren want morgen moeten de kin
deren ze toch hebben. En ik wil graag
zien hoe mooi die eieren wel worden".
Toen Pietje de deur van de werk
plaats open deed, zag hy dat er hele
ryen potjes stonden met prachtige ro
de, groene, blauwe gele en oranje
verf. De kwastjes lagen klaar en de
eieren stonden keurig op de rekjes,
maar het was stil daarbinnen; de
Paashaas en de andere haasjes waren
nergens te zien.
„Dat is vreemddacht Pietje. Hy
liep de hele werkplaats door en keek
in alle hoeken. Er was niets te vin
den. Toen ging hij naar buiten en riep
zo luidt dat het galmde door het bos:
„Paashaas, Paashaas, waar ben je
Maar er kwam geen antwoord. De
schrik sloeg Pietje om het hart.
„Wat moet ik toch doen", zei hy
by zichzelf, „stel je nu eens voor dat
de kinderen morgen hun eieren zoe
ken en dat ze er dan niet zijn? Wat
moeten ze wel van ons denken?
Terwyl hij daar zo stond te pein
zen vloog Gerrit Ekster voorby. „Zo
Pietje", zei hy, „wat sta jy daar be
teuterd te kijken"?
„O, riep Pietje, „o, Meneer Ekster,
nu- moet u toch eens horen".
Morgen is het Pasen en dan moeten
de kinderen hun eieren hebben en nu
zijn de Paashaas en zijn haasjes.ner
gens te vinden". Daar schrok de ek-
ser toch van. „Dat is lelijk Piet", zei
hij. „Wat moeten wij daar aan doen
Heb je wel goed gezocht?"
„Ja", zei Pietje. Het huilen stond
hem nader dan het lachen. „Weet je
wat", opperde Gerrit Ekster, „jy
gaat de egels, de veldmuisjes, de mol
len en de konynen waarschuwen. On
dertussen roep ik alle vogels by el
kaar. Dan moeten de dieren uit het
bos samen maar beslissen wat er ge
daan moet worden".
Een half uurtje later kwamen van
alle kanten de dieren uit het bos aan
lopen en vliegen. Ze waren allemaal
verschrikkeiyk opgewonden. Toen zy
allen een plaatsje hadden gevonden
op de open plek voor de Paashazen-
werkpjaats en het eindelijk stil was
geworden klom Meester Kraai op een
boomstronk je en sprak:
„Lieve dieren. Jullie hebt allemaal
gehoord dat de Paashazen niet, zoals
elk jaar de gewoonte is, naar de
werkplaats zyn gekomen om de eieren
te beschilderen. Morgen is het reeds
Pasen en vannacht moeten de Paas
hazen de eieren al verstoppen.
Wat moet er gedaan worden? Wie
van de dieren heeft een voorstel?"
Alle dieren begonnen verward door
elkaar te schreeuwen en het duurde
lang eer Meester Kraai hen tot beda
ren had gebracht „Heeft U een plan,
juffrouw Roodborstje? Ik geef het
woord aan juffrouw Roodborstje".
Het roodborstje kreeg er een kleur
van toen zy zag dat alle dieren naar
haar keken. „Ja", zei ze met haar
zachte stemmetje, „laten wy eerst al
lemaal het bos ingaan om de haasjes
te zoeken. Als wij ze niet vinden, dan
zit er niets anders op dan dat wy zelf
de eieren maar gaan kleuren en naar
de kinderen brengen".
Zo werd er besloten. Luid roepend
trokken de dieren het bos in. Maar
het was tevergeefs, de haasjes wer
den niet gevonden. Na een paar uur
tjes kwamen ze weer teleurgesteld
en verslagen by de werkplaats terug.
Nu zouden ze dan zelf maar aan het
eieren kleuren gaan.
De zon waa intussen al onderge
gaan en het begon donker te worden.
Er moest dus haast mee gemaakt
worden. Nee, zo mooi als de Paasha
zen konden zy het niet Ze moesten
heel erg met de verf en een paar klei
ne konijntjes hadden met de eieren
ook zich zelf mooi rood en groen ge
maakt. En somige eieren zagen er
toch wel heel raar uit. Nu ja, vonden
de dieren, beter een j-aar gekleurd ei
dan helemaal geen ei. Toen alle die
ren geschilderd en gedroogd waren
en keurig netjes In de mandjes opge
stapeld, moest er beslist worden wie
de eieren naar de kinderen zou mogen
brengen. Dat gaf nog een heel ge
kibbel en geharrewar. De brutale
Vlaamse gaaien riepen dadelijk: „Wy
zullen het wel doen". Maar de andere
dieren waren verstandiger. Tenslotte
werden met algemene stemmen de
eekhoorntjes aangewezen. Voorzich
tig werden de mandjes op hun rug
gebonden, want stel je voor, dat de
eieren zouden breken! En daar gin
gen ze, uitgeleide gedaan door alle
dieren. Nog lang klonk er „Goeds
reis, goede reis, eekhoorntjes" door
het bos.
Nog eventjes bleven de dieren zit
ten napraten over het vreemde geval
met de Paashazen en of de eekhoorn
tjes het er wel goed af zouden bren
gen. Toen hoorden ze plotseling bul
ten ln het bos geluld en daar kwa
men de Paashaas en zyn haasjes bul
ten adem binnenrennen. „O, Bchreeuw
den ze, „de eieren, laten we toch gauw
de eieren kleuren, het ls al veel t«
laat".
Alle dieren stonden cp en riepen
triomfantelyk: „Het hoeft niet meer,
u*y hebben de eieren al gekleurd en
de eekhoorntjes zyn al op weg naar
strompelde naar de deur. Want Antje
was niet al te best meer ter been.
Nauwelijks had ze de deur echter
geopend, of haar hart scheen stil te
staan. Want terwyl de kapkar het
hek indeed, kwamen van de andere
kant Aaltje en Kees op de fiets aan.
Zenuwachtig lachend kwam Antje
naar buiten. Tot 'n begroeting kwam
het niet eens. Want nauwelijks had
den Klaas en Kees elkaar gezien, of
het was mis. De een trachtte de an
der in grove uitdrukkingen te over
treffen. Bemiddelingspogingen van
Aaltje en Grietje hadden geen ander
resultaat, dan dat hen met een snauw
gezegd werd hun mond te houden.
Steeds hoger liep de herrie, tot op
een gegeven moment Kees en Aaltje
de fiets namen en Klaas, Grietje in
de kar duwde. Zonder een woord te
gen oude Antje te zeggen, reden ze
huiswaarts.
In de deur stond Antje. Ze zag de
witte kapkar kleiner worden. Dc fiet
sers werden stipjes. Eindelyk was al
les uit het gezicht verdwenen.
Toen slofte Antje naar binnen.
Haar lippen trilden. Een traan liep
langs haar gerimpelde wangen. Een
ogenblik had ze gehoopt, dat onder
de invloed van de Paasgedachten zo
een verzoening had kunnen bewer
ken. Wat zou dat een mooie dag ge
worden zyn.
Met een weemoedig lachje keek ze
naar de grote hoeveelheid eten. Be
dacht dat ze nu de hele Paas alleen
zou zyn.
Toen wankelde Antje. Ze zakte
langzaam ineen. Een grote stilte daal
de in het huisje neder. Alleen dror.g
zwakjes het geluid van de kerkklok
ken door, die de mensen opriepen
naar de dienst.
Het is Antje Dirks laatste Paas
feest geweest.
de kinderen. Maar waar komen jullie
toch zo laat vandaan en wat is er
gebeurd Toen de Paashaas een. beet
je op zijn verhaal was gekomen van
het hollen begon hy te vertellen:
„Ik was vanmiddag op weg naar
de werkplaats toen ik plotseling een
akelig gekerm hoorde. Ik keek om
mij heen om te zien waar dat geluid
toch wel vandaan kwam en daar zag
ik Miesje Mol liggen. Maar Miesje,
zei ik. wat is er met jou gebeurd?
O, o piepte ze, ik denk dat ik myn
pootje gebroken heb en het doet zo'n
py'n. Ja, dacht ik, hier moet geho'-pen
worden. Ik zal dokter Uil gaan halen,
want Miesje kan hier zo niet blyven
liggen. De haasjes moeten dan maar
even blijven wachten. Maar de vrouw
van dokter Uil zei, dat haar man niet
thuis was eri dat hy heel asn het an
dere eind van het bos was geroepen
by een zieke egel. Toen besloet ik
toch dokter Uil maar te gaan aaien.
De haasjes in de werkplaats waren
ondertussen erg ongerust geworden
over m\j en gingen het bos in om my
te zoeken. Zy vonden my echter niet
en dwaalden hoe langer hoe verder
tot ze my met dokter Uil tegenkwa
men. Gelukkig kon dokter Uil het
zieke pootje van Miesje Mol spalken
en nu ls ze al heel wat beter. En dat
is nu de reden waarom wy zo laat
zyn."
Toen bedankte de Paasban* alle
dieren en hy zei dat hy nooit zou ver
geten wat ze voor hem en de kinde
ren hadden gedaan. De eekhoorntje»
hadden hun werk heel goed gedaan-
Wei zelden sommige kinderen 09
Paas morgen: „Verleden jaar waren
de eieren mooier gekleurd", maar
ze waren er toch erg big me*.
Abonneert U iteti vandaag
nog ep ona bladl
U ontvangt da krairi dtn
tot 1 April a.». grctli I