De taal der molens wordt een dode taai
Zaterdag 24 Juli 1948^
^Uitgave voor de Zaterdag en Zondag voor de Abonné's van de Noord-Hollandse Pers '45
VERDWIJNENDE SCHOONHEID IN DE SCHERMER
In het jaar 1408 maakten de
Heemraden van Delfland uit Zuid
Holland een lange reisZe gingen
een bezoek afleggen aan de goede
stad Alkmaar, want er was daar
in de omgeving iets wonderlijks te
aanschouwen, dat wellicht voor
hen van groot belang kon zijnZe
moeten van de omgeving van Alk-
maar wel een „waterrijke" indruk
hebben gekregen. Aan de rand
der stad reikten de grote Meren,
de Schermer en de Heerhugo-
waardverder op waren de Beem-
ster en de EgmondermeerAlk
maar moet hen een stad hebben
geleken, die steeds door het wa-
1 ter omgeven en bedreigd werd.
In Alkmaar nu woonden in die tijd
twee mannen, wier namen de mees
ten onzer niet zullen kennen. We we-
I ten allemaal nog wel iet3 te vertel-
len van Jan van Schaffelaar, die van
j de toren te Barneveld sprong, maar
wie, zelfs uit Alkmaar afkomstig,
heeft ooit gehoord van Floris van
Alkemade en Jan Grietenzoon?
Pioniers
Tóch hebben deze mensen voor ons
een veel grotere betekenis gehad dan
Jan van Schaffelaar. Zij toch zijn.
e naar alle waarschijnlijkheid, de bou
wers geweest van de eerste wind-
1 watermolens. Misschien zijn we nu
geneigd er om te lachen. De molen
is immers in onbruik geraakt? De
machine heeft haar plaats ingenomen.
Maar er is een tijd geweest, dat de
mens het overtollige water met hoos-
schoppen moest verwijderen. En we
hebben in ons land nog al eens last
van overtollig water!
Het is dus niet te verwonderen, dat
de Heemraden uit Delfland er de
moeite voor over hadden om eens te
gaan kijken, wat daar in de omge
ving van Alkmaar gebouwd was. De
eerste molens waren armzalige bouw
sels. De molenmaker verplichtte zich
dan ook om ze weer overeind te zet-
tocht. Het werden stevige bouwsels,
die hun stempel op het Hollandse
landschap drukten en die de aanlei
ding werden tot de droogmaking van
grote gebieden in Noord-Holland.
We staan aan het uiteinde van de
Heer Hugowaard, aan de Huigendyk,
op de plaats waar vroeger het café
"„De Hengelaar" menig visser tot een
verfrissende dronk noodde. In de ver
te steken de molens van de Zes Wie
len hun wieken omhoog. Helaas, de
rij molens die bij „De Hengelaar"
stond aan de Ringvaart rond de
Schermer, is verdwenen. Wat zullen
ze ettelijke keren vereeuwigd zijn,
door schilders, door tekenaars, door
fotografen. Wat waren ze niet een
lust voor ogen, als de prachtige Hol
landse wolkenluchten er boven hin
gen....
Er valt voor ons hier niets te doen.
We kunnen alléén zuchten. Het is
reeds moeilijk om een zucht te be
schrijven, uittekenen laat ze zich he
lemaal niet.
We zijn vandaag op molens uit. We
willen ze nog eens aanschouwen, voor
ze voorgoed uit de Schermer verdwe
nen zijn. Zo rijden we door de polder
op deze zonnige winderige dag Dc
koeien lopen in de malse weiden, de
boerderijen omgeven door hoog ge
boomte, zijn een lust voor ogen.
Enkele eeuwen terug
Terwijl we onze fietsen tegen de
helling van de dijk neerleggen, laten
we onze gedachten enkele eeuwen te
ruggaan. Toen was deze vruchtbare
polder een grote waterplas, waar op
de vissersboten dreven. Uitgestrekte
rietvelden op de ondiepe plaatsen. De
Beemster was onder leiding van Jan
Adriaansz Leeghwater pas droogge
malen, waardoor het oorspronkelijke
Schermerland geen eiland meer was.
De vissers, die daar woonden, mop
perden. Want niet alleen dat de vis
rijke Beemster hen was ontnomen:
nu liepen er ook geruchten, dat men
de Schermer wilde droogmaken. Waar
moesten zij dan van leven? Waar
moesten ze dan die dikke Hollandse
paling vangen, die zelfs in die tijd
reeds beroemd was op de Londense
markt
Neen, de vissers waren niet tevre
den. Maar ze konden de tijd niet te
genhouden. Het geld, dat in de Indiën
verdiend was, moest belegd worden.
Wat was aanlokkelijker dan van wa
ter land te maken? Had die duivelse
Jan Adriaansz Leeghwater met zijn
Beemster niet bewezen, dat het kon?
Liep hij niet reeds met plannen rond
om de beruchte Haarlemmermeer
droog te leggen? Zou dan de Scher
mer voor de vissers behouden blijven
Zo kwamen er op zekere dag hon
derden mannen, met kruiwagens en
spaden, en begonnen een Ringvaart
te graven en een dijk te leggen. Nóg
later kwamen de molenbouwers en
voorzagen de Schermer van een gor
del van molens, in totaal een dertig.
De molenaars bevolkten de molens
en in een paar jaar t\jd was bijna
vijfduizend bunder land aan de gol
ven ontworsteld.
Molens zagen geschiedenis
Eeuwen lang hebben geslachten
van molenaars in die molens ge
woond. Hebben ze er voor gezorgd,
dat de polder droog bleef. Ze keken
uit over de vlakke polder, die lang
zaam aan bevolkt werd, waar mensen
zich vestigden, armoe leden en ten
onder gingen. Tot er weer anderen
kwamen en de polder ten slotte een
welvarende landau werd.
Ze waren bezorgd, als de regen
overvloedig viel en er geen wind
kwam, ze zetten de vang naar de
wind, als er dan eindelijk een briesje
opdaagde. Ze luisterden 's nachts
naar het piepen van de assen, naar
het ruisen van het water, dat door
de kolk stroomde, ze werden een
volkje op zich zelve, dat een eigen
taal sprak, dat ook de molens een
eigen taal deed spreken.
De molens werden een onmisbaar
beeld in het landschap. Ze stonden
daar rond de polder als trouwe wach
ters en staken de wieken in de lucht.
Wieken, die spraken van "wind" of
„buiten werk", van „rouw" en
„vreugde". En de molenaars werden
de nieuwe vissers die in de ringvaar
ten en molentochten vis vingen in
overvloed.
Er was werk voor de molenmakers,
moesten zeilen en touwen zijn, kort
om, de molen werd hemelhoog ge
prezen. Behalve als er geen wind was
en de polder last van het water had.
Water, dat er uit moest, dat soms
meters hoog moest worden opge
voerd. Zo hoog zelfs, dat er een gang
molens gebouwd moest worden, dat
de molens het water van de «ie boe
zem in de andere moesten malen, tot
eindelijk de -Admiraal" het water in
I