SPOTNAMEN in Noord-Holland f Medewerking van Al onze lezers gevraagd om de uit het oogpunt van folklore zo interresante lijst aan te vullen. de ringvaart bracht- De admiraal, die het commando over een gang molens voerde! Het moet een machtig ge zicht zijn geweest als zo'n gang mo lens de wieken door het luchtruim zwaaide. We stappen weer op de fiets en zoeken naar de vergane glorie van de Schermer. Zoeken. Want de last, die de Schermer boeren van het wa ter hadden, heeft gemaakt, dat de stoomgemalen de molens verdrongen, ondanks de verbeteringen, die de mo lenbouwer Dekker er in aanbracht De mens wilde niet langer afhanke lijk zgn van de wind. De molens ver vielen. Ze raakten in onbruik of wer den gesloopt. Ze hebben hun glorie overleefd. Ze spreken nog maar één taal, de taal van het verval. We hebben ze gevonden, de molens. Het leek zelfs nog iets op een gang van molens. Onze tekenaar heeft ze voor u uitgebeeld. Niet meer als voor heen troonde de admiraal echter machtig boven de anderen uit Niet meer maakten ze een welverzorgde indruk. De zeilen klapperden niet in de wind. De wieken stonden als sta kerige houten armen tegen het lucht ruim getekend. De molenaar is niet meer de per soon, waai-van de polder afhankelijk is. De één na de ander zullen ze ver dwenen en er zijn stijlloze stenen ge bouwtjes voor in de plaats gekomen. Gebouwtjes, die ons echter de Hol landse molen niet kunnen doen ver geten. Moge de Schermer de enkele diè er nog zijn, in ere houden! Niet omdat we zo gehecht zijn aan het oude, maar omdat ons Hollandse landschap er zo veel schoner door wordt. Onze tekenaar is klaar gekomen met zijn wérk, terwijl wjj ons praatje net de bewoners van de molen heb- -en voltooid. Niet met de molenaar, ant in gebruik zijn ook deze mo- ns niet meer. Ons praatje ging dan ook niet eens over molens. Maar over het weer. En dat interesseert u na tuurlek niet. DE OUDEREN ONDER ONS zul len zich ongetwijfeld herinneren, dat er vroeger tussen de steden en dorpen van Noordholland (evenals trouwens vrijwel overal in ons land!) tegen stellingen bestonden, welke soms zelfs het karakter aannamen van uitge sproken vijandigheid. Allermerkwaar digst was het, dat sommige dorpe lingen speciaal „de pik" hadden op ingezetenen van een zeer bepaald ónder dorp, terwijl deze rivaliteit geenszins aanwezig was tegenover de inwoners van een van de overige dor pen in de omgeving! Natüürlijk moet voor een dergelijke situatie een of andere verklaring zijn, welke we meestal in de historie hebben te zoe ken. Soms in het jonge verleden en in bepaalde gevallen zijn we inder daad in staat de oorsprong van de rivaliteit na te gaan en vast te stel len. Doch indien wij naar oudere tij den terug konden gaan, indien we evengoed gedocumenteerd waren over b.v. de léde en 15e eeuw als over de gebeurtenissen in de vorige eeuw, dan zou een nog grotere groep van bestaande tegenstellingen tussen dor pen onderling verklaarbaar blijken. Speciaal gold de tegenstelling in dien een jeugdige inwoner van een dorp, waartegen men vijandigheid ge voelde, het oog sloeg op een meisje van het dorp! Complete vechtpartijen waren er het gevolg van, waar de vrijer de hulp inriep van z\jn dorps genoten en gemeenschappelijk opge trokken werd naar de woonplaats van de schone. Doordat dit „optrek ken" meestal onverwachts geschied de, werd een overwinning behaald welke later weder door het overwon nen dorp moest worden gewroken! ZULK EEN FELLE rivaliteit be stond bv. tussen de dorpen Barsin- gerhorn en Kolhorn. Velen herinneren zich dit nog levendig, maar de vij andschap is thans verdwenen en „de vechtersbazen zijn gestorven"! Wèl zijn gebleven de spotnamen, in dit ge val de scheldwoorden, waarmede men elkaar ook met de mond te lijf ging: de Barghorners heten „lompers", de Kolhorners „rotten", Kolhorn is de „Rottestad" gebleven! En zo was het tussen zo vele plaatsen in ons goede Noorderkwartier. De moderne verkeersmiddelen, het in zo grote belangstelling komen van het moderne dansen, het verenigings leven enz., hebben de vijandschappen uitgesleten, maar de spotnamen zijn gebleven en duiken bij bepaalde ge legenheden weer op. Het is echter zaak deze spotnamen thans te ver zamelen en op schrift te stellen: ovei enkele tientallen van jaren zijn ook 2ij vergeten en is ook dit stukje folk lore verdwenen. Een aantal verzame lingen zijn reeds aangelegd, de voor naamste is wel die van Prof. Dr. J Schrijnen. ..Nederlandse Volkskunde Voor Noordholland zijn echter nog vele spotnamen (die meestal van veel egden or en „Mopi Been egen Beve tnmers die vi andijk nentai jl ook -even i Wij V reeuw rper) •or A tden u Ruwe i poldc s (me: mezen De W n aam jilen. «1 wij inboek aring ichter bepa l verp eente twintig Ier „t in eer ischie< it mei ►slotei mg bi i g de i burj }er v< in dei enaar lur pli •tier e tn gas <n en lui tei >ek v< len w: OOK lle spi irs vi lijders lar E entaa ten: h m?, 1 ,eend€ humor getuigen) vast te leggen wij doen hierbij een beroep op o met lezers om ons daarbij behulpzaamessen zijn! Stuur even een briefkaartje iSom: onze redactie, indien U nog natfkken weet, welke In dit artikeltje niet v»°tnai komen, zo mogelijk met enkele ordt. dere gegevens over bijbehorende bruiken of over de verklaring, \v< in de volksmond leeft van het c staan van de spotnaam! Mogen op vele kaartjes rekenen? EEN GROEP SPOTNAMEN DE ALKMAARDERS noemt r gortzakken en ook wel ketelkruip> p Er zouden vroeger veel grutterije: k Alkmaar zijn geweest, maar v i „ketelkruipers" weten wij geen i klaring. De bijnaam voor een in' ner van Schermerhorn is „mol", n het embleem in het dorpswapen de bijnaam van de Langedijk „koolstruiken" is gemakkelijk i klaarbaar! Naar hun woest ged op kermissen enz., zouden de Gr» schermers „wildjes'' heten en de mond-aan-Zee'ers noemt men vii ven! Koeketers scheldt men de in1 ners van de Koog, van Krommi in Uitgeest en dezelfde spotns nebben de inwoners van Amsterd Die van Zaandam heten galgezag Voor dit laatste weten wij de hisfc -iie verklaring: in Mei 1678 had •t plaats, het zgn. Zaandami tunoproer en de schuldigen wer tot de galg veroordeeld. 'sNac

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1948 | | pagina 6