M;
JIMMY BROWN ALS WIELRENNER
Weerloze burgers tussen twee legers
Groten der aarde zijn toch niet
zo erg somber
Jean Vaubaron bewijst
zijn onschuld
EER dan vier en
twintig uur hebben
we nu al in de
kleine geïmprovi-
seerde schuilkelder
.gezeten. Opgepropt, zonder je te kun
nen bewegen.
Negen mensen in een ruimte van
nog geen twee en een half bij an
derhalve meter, in 'n atmospheer die
Verstikkend wordt, Kan met water
en een broodtrommel staan buiten op
de rand, maar geen van ons dunt
Iets te pakken. Niemand schijnt trou
wens behoefte aan brood of water'te
hebben. Daarvoor is de spanning over
wat er ora ons heen gebeurt te groot.
Hoe lang zal deze hel nog duren?
Hoe lang kan een mens deze kwellin
gen doorstaan? Soms is het enkele
Ogenbliken stil, maar dan laait de
Strijd weer des te heviger op. Dan
gieren de granaten over onze hoofden
om een ogenblik later bonkend in te
slaan in een huis of in de kerk of
soms in de grond. Dat laatste kun je
man de doffere ontploffing altijd hore
Tien, twintig, soms nog méér per
minuut. De schuilkelder beeft, de
lucht is vervuld van een hels lawaai,
Waarin we ons niet verstaanbaar kun-
jien maken. Huizen storten in, zware
boomtakken vallen naar beneden en
overal klinkt het gerinkel van bre
kend glas en tegen de stenen klette
rende dakpannen.
1 Niemand begrijpt waarom onze
Schuilkelder niet geraakt wordt. We
hebben ons bijna vertrouwd gemaakt
met de gedachte, dat we hier niet
meer levend uit zullen komen.
Tussen de korte pauzen^ van de ont
ploffingen horen we de gedempte be
velen der Duitsers die om onze schuil
blaats sluipen, dekking zoekend ach
ter de kistjes met aarde die de in
gang van onze kelder moeten be
schermen, of zenuwachtig heen en
weer rennen. De Engelsen moeten
Stellig al over de Waal zijn, terwijl
we vermoeden, dat deze beschieting
hun offensief inluidt.
DAN, laat op de middag, verstomt
plotseling het vuren. De stilte grijpt
Ons nog meer aan dan de voortduren^
de ontploffingen der granaten, waar
san we gewend begonnen te raken.
'Anstig kijken we elkaar aan, niet
wetend wat er zal vc geri. Eerst na
geruime tijd durven v nnzè schuil
plaats te verlaten. K;.:opëfénd tegen
liet daglicht zien we nu pveral mensen
tlit holen te voorschijn komen. Men
sen, die evenals wij verbijsterd om
gich heen zien. Is dit de plaats waar
We gewoond hebben? Hebben we
fcier lief en leed met elkaar gedeeld?
In deze chaos van ingestorte huizen,
Ontwortelde bomen en stukgeschoten
telegraafpalen en heggen, die de weg
Versperren? We hebben dit beeld éef
der gezien, jaren geleden, toen we
nog naar anti-«orlogsfilms gingen. Nu
ondervinden we de werkelijkheid aan
de lijve. Zo is dus de oorlog?
Soldaten zien we niet meer. Noch
Duitsers, noch Engelsen. Radeloos lo
pen we rond, kijken naar de plaars
!Waar nog maar een paar dagen gele
der ons huis stond.
Eindelijk verzamelen we ons in de
reusachtige kelder onder de jamfa-
briek. Tachtig mensen die wanhopig
zijn, die geen houvast meer hebben
en die in het uur van gevaar troost
en steun zoeken bij elkander. Die el
kaar moed trachten in te spreken. De
dappersten zeggen niets, de bangsten
schreeuwen het hardst, dat het ge
vaar nu voorbij is. Ze geloven zich-
zelf niet en niemand gelooft hen. We
hebben het gevoel, dat de hel ieder
ogenblik weer kan losbarsten.
En inderdaad: na een korte poos
begint het vuren wéér. Door een
nauwe spleet in een kelderraam zien
we, dat de Duitsers terug zijn geko
men en antitankgeschut in stelling
hebben gebracht Duitse tanks begin
nen door de straten te rijden.
De ontploffingen zijn niet meer zo
vlak in de nabijheid en we voelen
EN SCHREEUWT. DAT WE
„INNERHALB DREI MINUTEN"
DE KELDER MOETEN
VERLATEN
ons iets rustiger. Hoe het mogelijk is,
begrijpen we niet, maar plotseling is
er iets te eten. Er schijnen steeds
mensen te zijn, die, onverschillig on
der welke omstandigheden voor eten
kunnen zorgen. We knappen er ge
weldig van op. Wonderlijk, dat de
mens in zulke omstandigheden door
kleinigheden ze opbeurt.
De duisternis begint reeds bezit van
het land te nemen en we maken plan
nen om beurtelings te gaan slapen,
als de kelderdeu. wordt opengegooid
en een Duitser op de gewone snauw-
toon commandeert, dat we „inner-
halb drei minuten" de kelder moeten
verlaten.
Er ontstaat een geweldige consterna
tie onder de saamgehokte menigte.
Vrouwen smeken, kinderen wenen,
mannen knijpen krampachtig de vuis
ten samen en doen een beroep. Nie:s
helpt.
NU begint de uittocht, in de duis
ternis. Vrouwen met baby's op de
VIER jaar geleden begon de strijd om de Betuwe. Hebben wil
er ons een voorstelling van kuónen maken, wat zich daar in Ne
derlands fruittuin afspeelde? We wisten van de kleine, onbeken
de dorpen, dat ze nu eens in het bezit van de Engelsen waren,,
dan weer in Duitse handen. Maar kunnen we ons er een voor
stelling van maken, hoe de inwoners van de Betuwe die strijd
door moesten komen, samengeperst tussen twee legers?
't Is een sober relaas, dat een bijzondere medewerker in bijgaand
artikel geeft, zonder opsmuk, zonder franje. Een verhaal van weer
loze burgers in een'hel van granaatvuur en meedogenloze Duitsers..
arm en kleuters aan de hand slepen
zich voort, worstelend, struikelend,
terwijl rondom de ^mitrailleurs knet
teren. Mannen helpen de vrouwen en
kinderen 6lepen- de armzalige ba
gage die ze nog hebben kunnen red
der. mee. Twee broers proberen zo
snel mogelijk uit de weg te komen
met een ladder, waar een oude zieke
moeder op ligt Tijdens de vlucht
wordt de oude vrouw door een mi-
tralleurkogel getroffen en sterft in 't
open veld. De zoons moeten haar ach
terlaten en de vlucht voortzetten....
Op de weg mag niemand komen,
durft ook niemand te komen omdat
ieder er afgemaaid zou worden.
Waanzinnig van angst vluchten we
door de boomgaarden, waar achter
iedere boom en in iedere droge sloot
Duitsers liggen, die zenuwachtig wor
den door de drukte die we veroorza
ken en beginnen te schieten. Of is
het een genot voor deze mensen om
onze angst nog te zien toenemen? Om
ons radeloos de handen te zien op
heffen en te horen smeken: „Nicht
schiessen, nicht schiessen, zivilisten?"
op, want overal brandt het. Het dorp
dat we verlaten hebben, links van ons
Nijmegen, dat een vlammenzee schijnt
en recht vooruit Arnhem, waar boven
de lucht roder en roder wordt Ein
delijk bereiken we een boerderij, die
blijkbaar iets buiten de gevechtszo
ne ligt. Het is er tenminste rustig en
we hebben goddank voor de nacht
onderdak.
Toch komt van slapen nog niets.
Daarvoor is het knetteren van de mi
trailleurs en het uiteenbarsten van
de granaten te dichtbij. Anstig luis
teren we of het vuur niet naderbij
komt, spreken gedempt met elkaar in
het duister. Licht durven we niet ma
ken.
ZO wachten we de eerste morgen
schemering at Dan begeven we ons
met een man of acht op de weg. We
willen voort. Hier vandaan. Waar
heen weten we nTet. Het kan ons
trouwens niet schelen ook. Als we
maar uit de hel vandaan raken. We
..ZELFS RIJDEN ER NU DUITSE TANKS DOOR DE DORPSTRAAT..
Weldra klink deze roep van mond
tot mond en vooral het aastige ge
schreeuw van de kinderen, die raee-
roepen zonder te begrijpen waarom
en maar steeds lopen te kermen ln
een verbasterd soort Duits: ..Niept
sjiessen, sifiliste", is bijna niet aan
te horen. De duisternis valt niet meer
81. Jimmy trok met nijdige ruk
ken het net dat aan één zijde aan
de tribune gespijkerd zat los en
.voordat iemand zich kon realiseren
'wat er eigenlijk gebeurde had hij
meneer Babbel vliegensvlug in het
net gerold. Hij knoopte de vier pun
ten vast, pakte het vrachtje vast,
zwaaride het op z'n rug, greep met
één hand zijn fiets, zette het ding op
de wielen, sloeg zijn been over het
zadel en floepdaar reed Jim
my al weer met meneer Babbel als
vrachtje op zijn rug weg.
staan op de dijk en kijken een ogen
blik om ons heen, zien plotseling
op een kleine slingerende grijze weg
een kleine tank aankomen snellen.
Het hart staat bijna stil van angst.
We mogen immers niet met meer dan
vijf man bijeen zijn en de Duitsers
schieten zonder pardon en zonder
waarschuwing? Sommigen laten zich
bü de dijk neervallen, anderen ren
nen weg. Met zijn tweeën staan we
tenslotte nog op de dijk, als de tank
nader rolt. We zijn als het ware ver
lamd van schrik en verwachten elk
ogenblik de machinegeweren te ho
ren ratelen. Wat mdpten we echter
a- ders doen? Vluchten betekent ook
een wisse dood. Dan is het wantrou
wen opgewekt en *wordt er vast ge
schoten.
Dan stopt de tank. Een klein luikje
wordt geopend, een gehelmd hoofd
komt te voorschijn en dan klink ons
een opgewekte stem tegemoet: ..Good
morning. Piease show me the road to
Valburg". We zijn sprakeloos. Het
is niet de gewone snauw van de Duit
sers. Het zijn Engelsen. Maar het
dringt niet tot ons door. We geloven
het nietTerwijl de officier een
kaart te voc.-schijn haalt, hoor ik me.
zelf stamelen: „Engelsman?" „YeB of
GOOD MORNING', KLINKT
EEN OPGEWEKTE STEM
coursc!" Het klinkt ons als muziek
in de oren
Dan vinden we ons geluid terug.
We gillen de hele troep bij elkaar.
Van alle kanten komen mensen aan
lopen. Ze lachen ze zingen ze schreeu
wen, ze huilen, als ze de tanks met
de Tommies naderbij zien. komen,
lange rijen tanks, alsmaar tanks....
Nu dringt het plotseling tot ons door:
DE BEVRIJDING IS BEGONNEN!
DONDERDAG 14 OCTOBER 1944
Hilversum I 201 7.00 en 8.00
Nieuws; 7.30 en 8.15 Grammuziekf
9.15 Morgenwijding; 9.30 Arbeidsvita^
minen; 10.35 Hongaarse muziek; 11.00
Orgelconcert; 12.00 Engelse songsj
12.38 The Swinging Nightingalesj
13.00 Nieuws; 13.20 Metropole-orkest
14.00 Zuid-Afrikaanse letterkunde!
14.20 Solistenconcert; 15.00 Voor de
zieken en gezonden; 16.00 Tussen
vier en vijf; 1700 Kaleidocoop, 17.35
Gram.muziek; 18.00 Nieuw?*
Ned Strijdkrachten; 19.i„ v :0'--
Avondschool; 20.00 Kamt-urkest;
21.00 ,De liefde gaat langs zonderlin
ge wegen", hoorspel; 21.35 Pierre Pal
la; 22.15 Orkest Maria Zamora;; 23.00
Nieuws.
Hilversum II 415 7.00 en 8.00
Nieuws; 7.15 en 8.15 Gram muziek;
7.45 Morgengebed; 9.05 Engelse mu
ziek; 9.45 Schoolradio; 10.00 en 10.45
Gram platen; 10.15 Morgendienst;
11.00 De Zonnebloem; 11.40 School-*
radio; 12.03 Pianorecital; 12 33 en
13.25 Gram.muziek; 13.00 Nieuws;
14.00 Operaafragmenten; 14.40 Voor
de vrouw; 15.00 Tschaikowsky-pro-
gramma; 15.30 Sweelinck-kwartet;
16.00 Bijbellezing; 17.00 Radio-jeugd
journaal; 17 30 NCRV-koor; 18 00 De
vijf Zak'para's; 18.30 Gram
19.00 Nieuws; 19.15 Leger des
kwartier; 20.00 Nieuws; 20.15
steravond; 51.30 Familiecompetitie;
22.00 Nederlands Kamerkoor; 22.45
Avondoverdenking; 23.Nieuws.
Vrede of oorlog?
Shaw en Wallace
pessimistisch
In Amerika is een nieuwe grote
krant verschenen: de „Los Angelos
Mirror". Het blad is begonnen met de
publicatie van de meningen van voor
aanstaande personen over de gehele
wereld over de grote vraag „oorlog of
vrede?" Aan de leidende grootheden
werd steeds dezelfde vraag gesteld;
„Hoe groot is het gevaar van een vol
gende wereldoorlog en hoe kan deze
het beste worden voorkomen?
Volgens de „Los Angelos Mirror"
hebbenen de Russische leiders Stalin
Molotof en de kopstuken uit andere
Oost-Europese landen de invitatie om
deel te nemen aan deze interessante
enquette afgeslagen.
Ziehier, wat de groten der aarde
aan de nieuwe Amerikaanse monster
krant te vertellen hadden over het
gewichtige vraagstuk.
CHURCHILL: „Op het ogenblik be
rust het enige fundament van de vre
de op kracht". Churchill meent, dat
West Europa onherroepelijk onder de
voet zou worden gelopen in dien de
V.S. niet een voorraad atoombommen
bezit.
BERNARD SHAW, de grote Britse
criticus, is zeer positief jn z'n uitla
tingen. Hij zegt het in èèn zin, kort
en duidelijk: „Daar de ontwetendheid
d« dwaasheid en de vechtlust van on
ze regeerders geen grenzen kent, is
geen monutruositeit (die gelijk teal
staan met zelfmoord) onmogelijk of
te voorkomen".
De mening van GENERAAL CLAY
„Er is een spanning in de verhoudin
gen. die niet lichtjopgevat kan^wor-
den. Het behoeft echter'niet tot.jen
oorlog te leidén. Ér kan een^ lange
vrede komen als de vrije landen met
onze (de Amerikaanse) hulp hun po
litieke en economische stabiliteit heb.
ben hersteld. De Italiaanse premier.
DE GASPERI gelooft, dat de we
reld ver van een oorlog staat. Ook
hij ziet Ücht in een Europese samen
werking.
•De gouveraieur van New York en
caiudidaat (met veel kansen) voor
het presidentschap van de V.S., DE-
WEY, zoekt het ,als Churchill, in
kracht. „We kunnen de vrede r..ei
kopen door de zaak te sussen. We
moeten de Russen als sterke gelijke
in een geest van vriendschap en eer
lijkheid tegemoet treden maar we
moeten het duidelijk maken, dat we
van nu af niet met ons laten solléh".
TRYGVE LIE, secretaris,, generaal
van de V.N., zegt er van overtuigd te
zijn, dat er geen oorlog komt in de
naaste toekomst en zo denkt ook de
Indische premier PANDIT NEHROK
er over.
HENRY WALLACE diarentegen
helt sterk naar de gedachten van
Shaw over: „Het buitenlandse beleid
van Truman en de republikeinse lel
ders heeft ons in een toestand ge
bracht, die fantastische gevaarlijk is
voor Amerika en de wereld. En tot
slot dan JUAN PERON, Argentijns
dictator: „Het kapitalisme ruet men
selijker gemaakt worden"., zegt hij,
.anders zal het aangevallen worden
door een interne reactie en een actie
van buiten".
O -
Schouwburg ie Wageningen
uitgebrand
Gisternacht is te Wageningen brand
uitgebroken in Junush iffde f
meentelij ke schouwburg. De gr
'zaal, die plaats bood aan ongeve.
500 mensen, brandde volkomen ui'
De schade wordt geraamd op onge
veer 2\<t ton.
Deze brand betekent een groot ver_
lies voor het toch al reeds zo ge
teisterde Wageningen, daar Junu£-
h'off het centrum was van het ver
enigingsleven. Het gebouw, dat tij
dens d® evacuatie ernstig was be
schadigd, was juist weer hersteld en
van een nieuwe inventaris voorzien.
Deze ging gedeeltelijk verloren. D®
schade wordt door verzekering ge
dekt.
FEUILLETON
door
XAVIER DE MONTEPIN
7). Jaren gingen voorbij. De oude Claude, die al lang
zijn zaken aan de kant 'had willen doen, dacht hier nu
niet meer aan. Hij werkte met meer lust dan ooit tevo
ren. Jean Vaubaron kpnde op zijn vijftiende jaar het slo
tenmakersvak reeds' zo grondig, dat hij zelfs de stoutste
verwachtingen van zijn aangenomen vader overtrof. Voor
al muntte hij uit in hét vinden van wat nieuws en bracht
de oude man dikwijls tot grote verbazing.
Het ongestoorde geluk van de oude mensen zou niet
lang meer duren. De slotenmaker kreeg een verlamming
aan de rechterarm en kon niet meer werken. Een onge
luk komt échter nooit alleen en dat geschiede ook hier.
De bankier, aan wie Simon zijn spaarpenningen had toe-
Vertrouwd, ging met het geld van zijn cliënten op de
vlucht en liet honderden in de grootste ellende achter.
Verpletterd door deze dubbele ramp, verkocht Simon
fijn zaak voor een som, welke ver beneden de waarde
ras. He* ongeluk van de brave man was hiermede nog
niet ten einde, want zijn opvolger sloot de zaak, daar hij
er niet genoeg in verdiende en vertrok zonder een cent
te betalen.
Temidden van deze ellende stond Jean Vaubaron op en
zei: Nu is het .mijn beurt om u de genoten weldaden te
vergoeden. En hij werkte zo hard hij maar kon om voor
de oudjes te kunnen zorgen, 's nachts studeerde hij in
de werktuigkunde, -waartoe hij zich bijzonder aangetrok
ken voelde.
Drie jaar lang zorgde hij als een goed kind voor zijn
pleegouders. Toen overleden beide dicht achter elkaar.
Jean Vaubaron bad nu voortaan alleen voor zichzelf
te zorgen en daar hij weinig behoeften bad, verliet hij
de werkplaats van de slotenmaker om het atelier van
een werktuigkundige te betreden.
Hij had schitterende illusies en inderdaad een groot
talent. Zijn leermeester prees hem zeer en voorspelde
hem een schone toekomst. Maar ook hij had plannen
met zijn uitmuntende leerling. Jean Vaubaron was bij
de twintig en de werktuigkundige had een mooi doch
tertje van bijna vijftien jaar. Over enkele jaren zouden
de twee een paartje kunnen worden en daar de werk
tuigkundige een vermogend man was, zou Jean Vauba-
rons toekomst dan verzekerd zijn. Het lot bad echter an
ders beschikt. De jonge werktuigkundige bewoonde een
zolderkamer op de zesde verdieping van een armoedig
huis in een der armste wijken van Parijs. De meubelen
waren in overeenstemming met de kamer, welke hij bij
het aanbreken van de dag verliet en waarin hij eerst
's avonds terug keerde.
De kamer vlak tegenover de zijne word bewoond door
twee vrouwen, waarvan de een, de moeder, ziekelijk
scheen en gebrekkig was, terwijl het jonge meisje nog
een blozend gezichtje had, waar het leed echter reeds
vroeg zijn sporen op had achtergelaten.
Jean Vaubaron groette haar steeds beleefd, wanneer hij
een van beiden tegenkwam, doch hiertoe bepaalde zich
dan ook de ganse kennismaking. Toen Jean Vaubaron
op zekere dag onverwacht even thuis kwam, wachtte hein
daar een droevig schouwspel. Twee schragen stonden in
de nauwe gang en droegen een met een zwart laken
overdekte lijkkist, waaromheen enige kaarsen stonden.
De jonge man die met de conciërge haast nooit een
woord wisselde bleef nu echter voor het hokje staan om
hem te ondervragen.
Wie is er in huis gestorven? zei hij.
Wat, zei deze weet u dat niet mijnheer Vaubaron?
Een van uw buurvrouwen. Ze woonde recht tegenover
uw kamer.
Grote hemel, zei Jean Vaubaron angstig, het zal
toch niet de dochter zijn?
Neen mijnheer, antwoordde de man, die is het
niet, het is de moeder. Daarom is het echter voor het
jonge meisje niet minder ongelukkig, want wat moet er
van haar worden, zo heel alleen op de wereld?
De jonge man antwoordde niet op deze vraag; hij
maakte een gebaar om de portier te bedanken voor
de inlichtingen, die hij hem gegeven had en ging haastig
naar zijn kamer.
De deur voorbijgaande tegenover de zijne, hoorde hij
door de slecht aaneengevoegd® planken heen, een geluid
van snikken, hetgeen hem pijnlijk aandeed. Het was het
jonge meisje, dat haar moeder beweende. Dit kind was
voor onze held niets meer dan een vremdelinge, bijna
een onbekende, hij had 't rceht niet zich met haar zaken
te bemoeièn of haar troost te bieden.
Ook alleen op de wereld, zeide hij bij zichzelve;
ook een wees evenals ik en nog vrij wat ongelukkiger
dan ik, die niet eens mijn moeder gekend heb.
Hij nam uit zijn kamer de tekening, welke hij was
komen halen en ging weer naar zijn atelier.
Toen hij die aVond thuis kwam, bleef hij stilstaan voor
de kamer, die de dood nog kort geleden bezocht had en
luisterde. Een diepe stilte heerste in dit vertrek.
Het jonge meisje sliep wellicht, uitgeput door ver
moeienis en verdriet.
Zij zal in de slaap haar krachten weerkrijgen, dacht
Jean Vaubaron en voor het ogenblik gevoelde hij zlcÜ
verlicht.
Zoals naar gewoonte stak hij zijn lamp aan, ging voor
zijn kleine tafel zitten legde hierop een werktuigkundig
boek neer, zomede papier en potloden en beproefd®
werken, doch hij deed een vergeefse poging. Zijn ver
warde gedachten kwamen In zijn brein met elkaar in
botsing, zijn ogen vestigden zich slechts met een niet
te overwinnen verstrooidheid op d« geometrisch® flgursn.
(Wordt vervolgd).