mgpmern
Sterke verdedigingen: de aanvalslinies
beslissend in Antwerpen?
IrOMINlTJiZWiTS
Avonturen
van Kappie
Voor de 7e maal na de oorlog tegen België
Technisch betere Belgen zullen vechten
om ons fameuze record te knakken
Dertig frankskes beeft minister Lief-tmck uitgetrokken voor de liefheb
bers, die Zondag naar Antwerpen gaan om voor de zevende keer na de
OOflog een Oranjeploeg te zien aantreden tegen onze Zuiderburen. Dertig
franken is in peperduur Belgenland bitter weinig en zo zal ons roemruchte
„legioen'* wel heel wat kleiner zijn dan dat de Belgen meenamen naar
Rotterdam op 18 April van dit jaar. U weet wel, die opgewonden schare
op de Feyenoord-tribunes, uitgelaten, toen zo direct na de rust de lange
blonde Van Steelandt Kraak passeerde, neerslachtig op het moment, dat
Abe wat later akelig precies het gaatje vond, waar Daenen niet bij kon.
Tienduizend kelen konden in Rotterdam 't „Belgique! Belgique! Belgique!"
dreunend laten weerkaatsen in de Feyenoord-kuip.
Onze Ploeg zal morgen in de „Hel
Tan Deume" die steun moeten mis-
gen. Als we een paar duizend man
bij elkander krijgen is 't lang nief
gek. Het is spijtig, dat we de voor
oorlogse invasie in Belgenland voor
lopig niet zullen kunnen herhalen,
Wnnt onze jongens hebben wel een
duwtje in de rug nodig. In Rotterdam
was het dat steuntje een muur, waar
door de Hollander» de kracht kregen
gen derde, beslissend Belgisch doel
punt te voorkomen! Overstemden niet
onze mensen dat „Belgique"?
We zullen werkelijk wat hulp no
dig hebben, want de Belgen zijn er
Op gebrand nu eens eindelijk dat voor
ben zo onprettige record de das om
te doen. Nog zijn we na de oorlog
Ongeslagen gebleven, maar men kan
Cr staat op maken, dat het er in Ant
werpen heet toe zal gaan!
Laten we beginnen met er op te wy-
een, dat onze elf in technisch opzicht
het peil van de gastheren nog niet
bereilct heeft Onze fraaie resultaten
hebben we aan enthousiasme, aan 90
minuten zwoegen in iedere wedstrijd
te danken. Voor de oorlog is er een
periode geweest dat we de roodbaad-
jes konden maken en breken: nu is
niet eenmaal de uitslag met enige ze
kerheid te voorspellen. Zolang het
peil van ons voetbal (en daarbij den
ken we speciaal aan de techniek)
niet verbetert, zal van een uitgespro
ken overwicht nóÖlt geen sprake meer
zijn.
Onze ploeg
Sinds Augustus (Londen!) heeft on
ze ploeg enkele wijzigingen onder
gaan. Over Kraak zeiden we Maan
dag reeds het een en ander. Herman
van Raalte (die overigens op een lijn
te stellen Is -met een Landman, een
De Munck en een Saris) heeft het lot
getrokken. Wc geloven, niet, dat hij
zal falen. Ken rustig, betrouwbaar
doelman, die de klappen van de
zweep keiü en zich ongetwijfeld wel
thuis zal voelen in het millieu, waar
voor eM clubs elf spelers leverden
Achterhoede en halftime bleven vrij
wel gelijk. Slechts heeft men Krijgh
laten schieten eu Stoffelen zelfs ver
kozen boven Mökring, die in Rotter
dam teveel aan z'n vertrouwde spil-
plaats dacht. Stoffelen had het voor.
deel, dat hij momenteel in Ajax uit
gesproken tot de uitblinkers behoort
gn dat een falen vrijwel uitgesloten
la gezien z'n zeer constante vorm
Dat Terlouw nog eens boven Möhring
gesteld werd Is niet wonderlijk. Men
mag geen enkele risico lopen en
daarnaast wij persoonlijk slaan
Terlouw ondanks Möhring's reputatie
iets hoger aan. Werkelijk, deze samen
stelling kan ons wel bekoren.
En de voorhoede? Daarover is
méér te zeggen. Langzaam maar zeker
is de KC teruggekomen op het expe
rimenteren met binnenspelers op alle
plaatsen. In dit verband past de op
stelling van ADO's linksbuiten Cla-
van, die Lenstra naar rechts drong:
Van der Tuyn moest plaatsmaken. De
HDVS-er is een handige knaap, maar
hij lijdt met Rijvers aan het euvel,
dat doelpunten maken zijn zwakke
zijde is. Daarom heeft men Lenstra
genomen, al hadden wij iets meer ge
voeld voor een oplossing Van der
Tuyn-Lenstra. De keuze Roosenburg-
Appel is zonder twijfel ook uiterst
moeilijk geweest. We stemmen er ech
ter graag mee in, dat men het bin-
nenspelersprobleem is gaan saneren
door het opstellen van Clavan. Slechts
Lenstra speelt nu niet op z'n oude
clubplaats hetgeen overigens geen
onoverkomelijke bezwaar is-
En de Belgen
Veel verrassingen levert de Belgi
sche ploeg niet op. De achterhoede
met Meert, Anoul en Aemoudts is
welbekend, al verving in Rotterdam
Daenen de nu gekozen Meert. Op de
spilplaats naast de bekende gezichten
van Henriët en Coppens een onbe
kende spil: Carré, een kracht, waar
over men bij de Zuiderburen wel te
spreken is. Vóór deze uitstekende ver
dediging een min of meer „vleugel
lamme" voorhoede. Voor Thirifayt (de
laatste tijd wat langzaam) en Torre
Lemberechts (geblesseerd) vinden we
nu resp. Mannearts en Appelthans.
De eerste kreeg z'n plaats volkomen
regelmatig, Appelthans blijft uitge
sproken de invaller. Terlouw vindt
Mermans weer tegenover zich en voor
Stoffelen en De Vroet zijn Chaves en
Van Steelandt geen onbekenden. Een
voorhoede, die op het oog minder
sterk is, maar die aangemoedigd
door duizenden Belgische kelen
lastig genoeg kan zijn!
De Rode Duiveds hebben in Parijs
voor enkele weken een fraaie 33
bevochten, waarmee ze definitief een
eind maakten aan een Frans meer-
derwaardigheidcomplex. Dat complex
hebben wij niet. We weten, dat we
absoluut niet sterker zijn. In tegen-
del. We hebben een record te verlie
zen tegen een ploeg, die weet wat er
aan de hand is. Een voorspelling Is
Nederland
VAN rAALTE
VAN BUN SCHIJVEN AAR
STOFFELEN TERLOÜW DE VROET
LENSTRA RIJVERS ROOSENBURG WILKES CLAVAN
W. Ling
Engeland
MANNAERTS CHAVES MERMANS v. STEELANDT APPELTHANS
HENRIET CARRÉ COPPENS
ANOUL AERNOUDTS
MEERT
BELG IE
moeilijk, maar ais we het moeten
zeggen: we zullen niet ontevreden zijn.
als we met een gelijk spel weer bo
ven de Moerdijk komen!
Na 71 ontmoetingen
Morgen ontmoeten wij onze
Belgische vrienden voor de
72e keer. Het bekende cijfer
lijstje valt nog stevig in ons
voordeel uit:
Holland:
71 37 14 20 132—132 38
België:
71 20 14 37 132—182 54
In de na-oorlogse wedstrij
den bleven we nog ongesla
gen:
Holland: 6 3 3 0 15—10 9
België: 6 0 3 3 10-15 9
We kunnen nog tegen een
stootje!
De tekenwedstrijd
Daar zit ik dan nu aan het bureau
om jullie tekeningen te beoordelen.
Laat ik jullie eerlijk verklappen:
Dat is een werk geweest. Want er wa
ren heel veel tekeningen en er waren
er bij die elkaar maar heel weinig ont
liepen.
En zo heb ik 'n poos zitten wikken en
wegen. Eigenlijk had ik jullie allemaal
een Prijs willen geven, want jullie heb
ben er natuurijk allen, je best op ge
daan.
Helaas heb ik niet zoveel prijzen. Zo
moet ik dus een beslissing nemen.
Daar gaat hij dan.
De prijzen zijn ditmaal gewonnen
door Kees Wormbecker, Alkmaar, Wim
van Duin, Koedijk en Jannie den Das,
Petten. De prijzen zullen deze week
aan. jullie verzonden worden.
Dan heb ik nog een speciale verras
sing voor de schoolclub te Bergen.
Die zond een gezamelyke inzending
van een vijftiental tekeningen, waar ik
erg van genoten heb.
Ik stuur aan de schoolclub twee do
zen postpapier.
Dan kunnen ze dat gebruiken om me
eens een brief te schrijven.
Nu Weet Ik niet, wie de secretaris
van de schoolclub is. Daarom zend ik
het maar aan Joost Daalder, Komlaan
8 Bergen.
Dan wil jij het Wel voor me meene
men maar jullie club hé Joost?
Ik heb bij de tekenaars een naam
gemist. Ik heb met smart zitten wach
ten op een tekening van Wim den
Adel uit Kolhorn. Waar bleef je toch
Wim? OOM ROB
msmm
Was tot nu "toe Rooinek onuitstaan
baar, nu wordt hij onmogelijk, Jullie
weet, ik ben niet bang, zelfs voor
geen struisvogel, maar wat me nu over
komen is vergeet ik mijn hele leven
niet meer.
Het zat me de gehele dag al tegen
Heel genoegelijk zat ik op het tuinhek
je te soezen, toen het door een wind-
stootje dichtklapte en ik er aftuimelde
Een beetje ontstemd ging ik het tuintje
door naar het hok, op welke weg Ik
de keukendeur passeerde waar ik met
een boog omheen liep. (Ik ben het
geslachte kippetje nog niet vergeten)
Omdat ik te veel de deur in de gaten
hield zag ik het daar ligende paplepel
tje niet waar ik nu op trapte en daar
door het steeltje met een flinke tik
onder myn mooiste «ierveer kreeg.
Kukelend en nijdig liep ik het hok
ia waar Rooinek omringd door mijn
kippen verhaaltjes stond te vertellen
„Ja", hoorde ik hem zeggen, „ik weet
zeker, dat de baas de veren van Kribo-
liwatsinie in de mesthoop gestopt heeft.
Vlak bij die afgedankte onderdelen
van die verroeste automobiel." Aan
tegenspraken heb ik een glo Jende he
kei, vooral als een ander het doet,
maar deze keer meende ik t»ch te
moeten opmerken: „Dat lieg je" Rooi-
neks hoofd rees verontwaardigd een
Mein meterje uit het clubje kippen
omhoog en temerig zei hij: „Je meent
dat ik onwaarheid verkondig?" Voor
zichtig antwoorde ik: „Nou ja, licge.
liege, ik bedoel alleen maar dit. Al» je
gezicht net zo eerlijk zou zijn alj je
woorden, dan stond jou snavel bin
nenstebuiten. Rooinek knipperde eens
met zijn ogen, hikte wat en zei toen:
„Dus als ik het goed begrijp, staat
mijn gezicht jou niet aan"? Zon stom
meling toch. „Nee, kuiken van een uil"
zei ik tegen hem „jouw gezicht heeft
me nog nooit aangestaan, maar ik be
doek dat je een lelijke leugenaar bent!"
Ziezo, de oorlogshandelingen konden
beginnen. Tot mijn grote verwonde
ring werd Rooinek heet noch koud.
Hij pikte een veertje tussen zijn tenen
weg en zei tot Klokkie. „Praatjes
heeft ie genoeg, maar hy durft niet op
de mesthoop te gaan kyken". Het deed
me het bloed naar het hoofd stygen,
doch ik werd duizelig van nijdigheid
toen Klokkie antwoordde; „Haantje
zwets meent dat het spookt op de
mesthoop". Mijn stem sloeg over van
drift toen ik gilde: „Dat zal ik jullie
bewijzen.en met grote spron
gen rende ik naar de mesthoop. Daar
aangekomen danste ik als een gek in
het rond en schreeuwde boven van
de hoop af: „Haha, Ik lach om jul
liePlotseling bleef ik als ver
steend staan Duidelijk had ik onder
uit de hoop een klagend geluid ge
hoord. In'de verte zag ik de uitdagen
de blikken van Rooinek en Klokkie-
Met hernieuwde moed nam ik weer
een forse sprong om meteen weer
doodstil te staan. Enige centimeters on
der me hoorde ik nu zo duidelyk een
weemoedig bloedstollende kret dat ik
me niet vergissen kon. Het spookte
hier en niet zo'n klein beetje ook.
Zelfs Rooinek scheen het niet te ver
trouwen en bleef de eerste Uren uit de
buurt van de mesthoop. De verdere
dag heb ik trillend op de beun in het
hok gezeten en 's nachts droomde ik er
van. Later bleek dat we ons nodeloos
ongerust hadden gemaakt.
Toen er een koper voor de mest
kwam, vond hy daarin een oude, ka
potte teddybeer, die geluid gaf als je
er op drukte.
De zeven kabouters
van Sneeuwwitje
Bruin de Beer stond in de maan
lichte nacht en hoorde de Kabouters in
het hol mopperen. Hy lachte schelms.
Want het was in het hol niet erg or
delijk. Er was nog een hele massa oud'
stro in en en daar zouden de kabou
ters Wel zacht in liggen, maar omdat
het van dat ruige stro was, zouden
ze er de volgende morgen wel ontoon
baar uitzien.
Na een kort tijd hoorde Bruin echter
niets meer. De kabouters waren zo
moe, dat ze bijna in slaap vielen, toen
ze eenmaal in het sto lagen,
Maar Bruin had reden om te lachea
Want toen de kabouters de volgende
morgen uit het hol kwamen zaten te
onder de ruigte. Hun haren en baar
den zaten vol en ze keken met nij
dige blikken naar Bruin, die ze onge»
neerd zat uit te lachen.
Het duurde een hele poos voor zt
er een beetje toonbaar uitzagen. Knor
repot liep rond met een gezicht alt
een oorwurm en al had hij nog zo'n
hekel aan wassen, hy stelde nu voor
dat ze een beekje zouden onzorken
om zich eens grondig zouden -on
„Kom mee." zei Bruin. „Ik Weet een
prachtig beekje met mooi helder water
In een wip zaten ze weer inet z'n
zevenen op de rug van Bruin en na
korte tijd waren ze by de beek. Het
was een praohtig stroompje en er over
heen lag een boomstammetje.
De buisjes en de broekjes gingen
uit en een ogenblik later waren de
kabouters bezig zich eens een goede
beurt te geven.
-Ga jij je niet wassen Bruin?" vroeg
Zonderhaar plotseling aan de beer, die
het goede werk zat af te kijken.
Bruin schudde met de zware kop.
Hij hield niet van water verklaarde
hij. Het was nog maar drie maanden,
geleden, dat hij zich Zelf gewassen
had. „Foei," zei Langhaard. „Je moest
je schamen", zei Krombeen. „Wat een
vuilpoets," schreeuwde Hummeltje.
Wipneus en Welgemoed, die nog in het
water stonden probeerde Bruin nat ta
gooien. Verschrikt sprong de Beer een
eind Weg. Wat lachten de kabouters
hem uit. Het was zulk heerlyk weer
en het zonnetje scheen zo vrolijk, dat
ze na een korte poos allen weer in
de beek dartelden.
Bruin verveelde zich een beetje. Wacht
daar zag hy het boomstammetje liggen
Dat was een aardige sport om daar
eens over te waggelen. Voorzichtig
zette hij zijn voorste poten er op en
langzaam waggelde er over.,, Knorre-
P°t zag het. en hij gaf de kabouters
een wenk.
Ze begrepen hem dadelijk. Ze haast
ten zich het water uit en juist toen
Bruin op het midden van het stam
metje was aangekomen kantelden de
zeven kabouters met inspanning van al
hun krachten het stammetje even.
Bruin gaf een schreeuw van schrik,
maar het hielp hem niets. Hjj viel met
een geweldige plons midden in At
beek. Het water spatte hoog op en er
was een ogenblik niets meer van
Bruin te zien. Hy was kopje onder.
Even later kwam zyn ruige kop bo
ven water uit, proestend en moppe
rend. Hij klauterde snel by de wal
op en schudde het water uit zyn ha
ren. De zeven kabouters zaten te proea
ten van 't lachen. Zo begon de grota
vriendschap van Bruin met de kabou
ters. (Wordt vervolgd.)
I De maat bekeek d« klok zorgvul
dig van alle kanten, van onderen en
van boven en toen ontdekte hij een
sleutel.
„Die sleutel dient natuurlijk ergens
voor," mompelde de maat gewichtig,
„of om de klok opte winden, of om
de wijzer te verstellen.laat me eens
zien.... ik zal het eens proberen....
ik heb verstand van klokken, dus et-
kan niets gebeurengewoon even
omdraaien.... zo"
De maat draaide aan de sleutel en
bemerkte toen, dat die diende om de
wyzer te verstellen. Voor de grap zet
te hij de wijzer op 200 vóór 0. Vreemd
dat het ding niet tikt," dacht de maat
„Iedere klok tikt toch.... héél vreemd
Signor Rivaldi zat rustig en
tevreden op het achterschip bananen
te eten; de een na de anderen. „Mijn
hartklop is tevreden", dacht hij.
„Ik vaarreis naar San Riceeen
Signor Rivaldi doorzet alles!"
Hij had er geen erg in, dat er in
eens vlak aChter de „Kraak" een
vreemd ouderwets zeeroversschip
kwam opdoemen. Er bevonden zich on
gunstige en wild uitziende mannen
opinderdaad leken liet zeerovers!
„Enter dat schip" hoorde hy ineens
een rauwe stem roepen. Signor Rival
di sprong verschrikt overeind. „Gai*
mlo," mompelde hij.
FEUILLETON
Jean Vaubaron bewijst
zijn onschuld
door
XAVtER DE MON.
40). Ik wist, dat hij het hotel bewoonde naast het
Ihuis, waar ik woon en ik had hem twee- of driemaal in
zijn rijtuig voorbij zien gaan.
Zijt gij nooif persoonlijk met hem in aanraking
geweest?
Nimmer.
Gy wist toch wel, dat hij een groot vermogen
bezat?
Ik hal het horen zeggen; overigens wist ieder in
de buurt, dat baron de Virville als een ryk man leefde.
Waart gij met Ursuele Kenau* bekend?
Nee!
»- Zelfs niet van aanzien?
Nee, mijnbeer, zelfs niet van aanzien.
Na een paar seconden stilte, gedurende welke tijd
{de rechter zich scheen te bedenken, zonder echter zijn
;oog vaa Iftlfoaron af wenden, ging hy voort met de
yraag:
Kunt gij mij zeggen, hoe de baron en zijn huis
houdster vermoord zijn?
Hoe zou ik dat kunnen. De huishoudster is ge
dood door een sterke dosis vergif, waarvan men de
bestanddelen nog niet heeft onderzocht, waarscliynlyk
was het blauwzuur. Toen deze eerste misdaad volbracht
was, is de moordenaar naar de kamer Van de grijsaard
gegaan en heeft hem met een scherp werktuig midden
in de borst gestoten. De stoot, die met vaste hand is
toegebracht, heeft onmiddellijk de dood ten gevolge
moeten hebben.
O! riep Vaubaron uit, dat is afschuwelijk!
Inderdaad afschuwelyk! want de wijze, waarop
deze dubbele moord is voorbereid, schijnt een plan aan
te duiden, dat kunstig samengesteld, langzaam tot rijp
heid gekomen en met de meest terugstotendekoelbloe
digheid uitgevoerd is. De man, die In staat is zulk een
schanddaad uit te denken en uit te voeren, is een mon
ster, door de hel uitgeworpen, wiens naam aan de haat
en de verachting van het nageslacht behoort te worden
prijs gegeven.
Voor zulk een monster, riep de werktuigkundige
uit, zou de dood op het schavot een veel te zachte
straf zijn!
Denkt gij er inderdaad zo over?
Mijnheer, ik zweer het u, ik smeek u, daaraan niet
te twijfelen.
De rechter nam van zyn lessenaar een der voorwer
pen, die zich daarop bevonden, en plaatste het onder de
ogen van Vaubaron, zonder hem evenwel gelegenheid.
te geven, het al te nauwkeurig te beschouwen.
Wat is dit? vroeg hij.
Dit, antwoordde de beschuldigde ogenblikkelijk, is
een graveernaald.
Herkent gy die?
Alle graveernaalden zien e r eveneens uit.
Bezie dan eens met aandacht het handvat van
deze, vervolgde de rechter en duwde hem htt voorwrrp
onder de ogen. Ziet gij er niets bijzonders aan?
Vaubaron kon een gebaar van verwondering niet
weerhouden.
Aha! sprak de rechter, het komt my voor, dat dit
werktuig u niet onbekend is. De twee letters, die er op
gegraveerd staan, zijn nog al merkwaardig een J. en
een V., meen ik. Hoe is uw doopnaam ook?
Jean.
De J. en de V. zyn. dus uw voorletters. Zou die
naald u wellicht ook toebehoord hebben?
Ik zie in het geheel geen reden om dit te ont
kennen.
Zy is bijna nieuw. Door welk toeval is zy uit
uw handen geraakt, wanneer zy ten minste daaruit
geraakt is?
Dat is niet bij toeval geschied. Daar ik erg om
geld verlegen was, heb ikdit stuk met meer andere
bij een uitdrager verkocht.
Ah zo! gij hebt het verkocht?
Ja, mijnheer,
Wanneer?
Eergisteren.
Bij een uitdrager, zegt gU?
Ja, mijnheer.
Zijn naam?
Laridon.
Waar woont hy? t
Straat Pas-de-le-Mule, in het beneden-gedeelte van
het huis waar ik woon.
De rechter vaninstruct ie nam een papier, schreef
haastig enige woorden, tekende het en wenkte eer. dei-
gendarmes, die eerbiedig naderde.
Hij overhandigde hem het papier, dat niets anders was
dan een bevelschrift om voor de rechter te ver
schijnen.
Neem een rijtuig, ga zoeken de persoon, die hierop
is aangeduid, en zorg dathij zyn register medehteng-.
De gendarme groette op militaire wij%e en sing
heen.
Vaubaron werd door zoveel achtereenvolgende schok
ken verbysterd en zyn denkvermogen begon langzamer*
hand verward en onbestemd te worden. H!J wan nog ln
staat te horen en te spreken, maar zyn begrip zelf* van
de eenvoudigste zaken, was slechte flauw onvol
komen.
Zo kon hy niet begrijpen hoe de graveernaald, die
hy aan Laridon had verkocht, zich op het bureau vafl
de rechter bevond. Het kwam niet by her», op, dat &ii
naald ongetwyfeld gediend had, om de moord te ba»
gaan; hy beefde niet by het denkbeeld, dat dit werktuig
uit zyn handen gekomen, een vreseiyk wapen tegen heng
worden kon in de handen van hem, dl*' de vertegen
woordiger was van het menseUjk recht.
(Wordt vervolgd).