KAPPIE
VOOR LENS
Jacob Siewerts uit Warmenhuizen
30 jaar koeienknipper
Jean Vaubaron bewijst
zijn onschuld
Ook bekend als binnenvisser
Zweetdroppels kropen over het voorhoofd van Jacob Siewerts, passeer
den de brede, stevige kin en biggelden langs zijn hals in het opengeslagen
Overhemd. Met een bruuske beweging veegde hij ze weg.
„Dat koeienknippen lükt me geen gemakkelijk karweitje toe'merkte ik
op. Siewerts rees van achter de koe overeind en grijnzend antwoordde
hik „Dan ben je van andere gedachten dan de heren van de distributie. Die
geven me geen extra bonnetje voor zwaar werk".
„En als het nu eens duidelijk omschreef?" hield ik vol. Zijn blik ver
lied een mengeling van vertwijfeling en minachting en '/Un schouders op
halende, gromde hijt „Dat kan ik wel uit mijn hoofd laten. Zo ver is de we
tenschap nog niet gevorderd".
Het is wel een zeer bijzonder jubi
leum, dat de heer Siewerts dit jaar
Viert Dertig jaar lang Is hij nu reeds
bezig, bij de veehouders in de wijde
omtrek tussen Alkmaar en Schagen
het vee te ontdoen van de ruige haar-
vacht( zodat de dieren het op de stal
len niet te wurm zullen krijgen). Der
tig Jaar, eerst zes jaar tesamen met
zijn broer. Toen deze overleed ging
hij er alleen op uit Dan begint hij
reeds in October tot begin Februari,
per dag een twintigtal koeien knip
pend. Zo werkt hij, in een jas en
broek, vet vao de lijven der koe
beesten. elk jaar zijn rayon at
„En dan. Siewerts?" vraag !k hem.
at doe je na die tijd?".
„Dan ga ffc aan mijn fuiken en
netten breien. Dat l& ook een heel
werk. Kom maar eens bij me op zolder
kijken, die hangt vol."
Dat is ook zo. Moclu Jacob Sie
werts niet alleen bekend zijn door
rijn werk bij de veehouders, wellicht
heeft hij als binnenvisser nog meer
bekendheid verworven.
„Hoeveel koeien zijn döor U dit jaar
liu al geknipt?" vraag ik verder. „En
hoeveel moet U er nog doen?"
I „Dlf seizoen ongeveer een vijfhon
derd en ik ben wel over de helft".
Handig knipt hij de ene koe na de
hndere, terwijl ik op een melkblokje
ftoèkijk. Hij ziet mijn bewonderende
blikken en zegt:
„Ja, het beet wat beter dan de
eerste koeien. d!e Ik knipte. Beter en
vlugger, maar toch nog niet vlug ge
noeg. En dan, het materiaal is ook
Dog niet wat het wezen moet. Laatst
is er iemand helemaal voor me naar
$olingen in Duisland geweest, om de
Ochte stalen mesjes. Onverrichter zake
is hij teruggekomen, omdat de fabrie
ken daar nog niet werken. Dat duurt
ftog een jaar. Gelukkig heb ik nog
trat vooroorlogse messen en daar ben
ik heel zuinig op, dat begrijp je".
„Knip je ook paarden?*' vraag ik
hem.
„Jawel, dat gebeurt ook wel. Als de
paarden wat te ruig worden, begint
het bij die dieren te Jeuken en moe
ten ze eens onderhanden genomen wor
den".
Steeds meer klikklakt de schaar en
het is alsof de koelen het een genot
vinden van hun teveel aan haar ver
lost te worden. Rustig werkt Siewerts
Verder zonder vrees en met 'n schijn
baar gemak. Verwonderd vraag ik
hem: „Heb je wel eens een trap ge
had?"
„Och ja,",'ia het laconieke antwoord
„maar ik ben er nog". Even is het
stil en dan vervolgt hij: „Toch hebben
ze me al eens goed te grazen gehad
fen dat heeft »e een oog gekost. Ik
was aan een vaars bezig en ik moest
nog een paar streken doen, vlak bij
de kop. Opeens gooit het dier zijn kop
omhoog en steekt met de punt van z'n
oor in mijn oog, Dife winter heb ik
toch mijn werk afgemaakt. Het zo i
nog zo'n vaart niet gelopen zijn, als
er geen infectie bij gekomen was".
Het wordt alles zo eenvoudig ge
zegd, zonder opsmuk of omhaal. Der
tig jaar lang deed deze man zijn werk
als koeienknipper. Maar er is geen
comité, dat hem in de bloemetjes zet.
Flegmatiek waren zijn eigen woor
den: „Ik krijg er geen nieuw autootje
voor", hiermede doelend op een an
dere populaire jubilaris te Warmen
huizen die dat wel kreeg.
Siewerts is klaar met zijn werk en
monstert de op stal staande koeien
nog eens. Beste koeien," zegt hij en
als een verklaring van het gezegde
vervolgt hij: „D'r was veel gras van 't
Jaar". Zorgvuldig bergt hij zijn scha
ren op en zegt: „Het zit er weer op
en het is er weer af voor vandaag".
„'t Gaat anders nogal gauw, niet?"
„Toch nog niet gauw genoeg. Het
moest electrisch gaan. zie je", ver
trouwt hij me toe, „Maar dat komt
wel, als Ik er het materiaal voor kan
krijgen ga ik het ook electrisch doen".
En een mistroostige blik op zijn ver
zameling scharen werpend zegt hij:
„Ze moeten eerst eens ophouden met
die oorlogsrommel te verkopen. Je
kan net aan het slijpen blijven".
Ja, Jacob Siewerts gaat niet over
één nacht ijs. Hij wacht zijn tijd af
met een berusting, alsof hij pas aan
zijn eerste dertig jaren begint.
DRIE MAAL DRIE IS NEHEGE
Een van mijn beste vrienden vierde
zijn koperen bruiloft. Zo'n echt ouder
wetse bruiloft, weet je, waarbij je di
rect bemerkt, dat het geen begrafenis
is. Diverse voordrachten wisselden el
kaar met min of meer succes af. Op
een zeker ogenblik werden er gekleur
de papieren bloemen uitgedeeld, waar
bij het zo geregeld was, dat de ene
persoon het geluk (of het ongeluk)
kon hebben een partner van het an
dere geslacht toegewezen te krijgen.
Ook Pieter, de vrijgezel, had een bloem
met een vers ontvangen, doch er bleek
geen dame voor hem te zijn. Wellicht
had een der dames een bloempje weg-
gesmokkeld, daarmede een schone
kans voor Pieter om zeep brengend.
Met zeer veel gevoel en overgave
werden „Waar de blanke top der dui
men" en „In het groenste knollenland
het luchtruim ingeslingerd. De jury
had een moeilijke taak. Wie moest de
prijs toebedeeld worden?
Daar was Pieter aan de beurt en
hem werd opgedragen het schone vers
„Aan het strand stil en verlaten' te
zingen. Met kloppend hart vroeg Piet:
„Moet ik dat nou helemaal alleen
doen?"
Eer hij het wist. was onze vrijgezel
door zijn tafelgenoten naar het podium
geduwd, waar hij plechtig, met ge
kruiste armen op de stoei ging zitten.
De zaal wachtte ademloos de solozang
van Pieter af, alsof het hier een be
roemde zanger betrof. Er gebeurde ech
ter totaal niets.
Pieter stond weer op en verliet met
een zelfvoldaan gezicht het toneel
..Hé. hé, zingen!" was het algemeen
Protest. „Wat hee£t dat te betekenen?"
vroeg hem de ceremoniemeester. „Heel
gewoon' antwoordde Pieter. „Eerst was
het strand stil, nu is het verlaten
Was het wonder, dat hij de eerste
Prijs ontving?
AAP. NOOT, MIES
Op het zelfde avondje werd natuur
lijk ook aan de populaire hersengym
nastiek gedaan Op het podium ston
den enige dames en heren. Een Imita
tie-Jan Boots stelde de vragen. Werd
de vraag goed beantwoord dan keken
de hersengymnastiekelingen triomphan
telijk rond, met een gezicht van „Wie
maakt me wat". En als het antwoord
er finaal naast was, dan.... och, wat
gloeiden dan.de hoofden.
Een dame werd gevraagd: „Noemt U
mij eens de namen van het leesplankje,
dat u in de eerste klas heeft geleerd?"
Zonder hapering (doe 't maar eens
na!) noemde ze alle, uit de jeugd zo
overbekende namen op. Luid was het
applaus na deze phenomenale presta
tie, doch toen er na afloop een stilte
intrad, merkte haar buurman heel
nuchter op: ,.U heeft Zeker heel lang
in de eerste klas gezeten, juffrouw?"
STEEDS MEES RADIO
LUISTERAARS
Het aantal aangegeven radiotoestel
len in Nederland bedroeg op de eer-
ste Juli van dit jaar 1.043.927 tegen
1.027.506 op 1 Juni. Op de laatste da
tum luisterden 495.779 aangeslotenen
via radiocentrales tegen 495 431 op dt
eerste Mei
Welk een machtige Invloed heeft de
radio toch gekregen!
Aan de Parkweg te Ede worden woningen gebouwd voor personeelsleden
van de A.K.U. Deze woningen worden gebouwd volgens een systeem vatv-
montagebouw, waarbij de verschillende onderdelen als bijv. de muren ter
plaatse in beton worden gegoten en vervolgens met een hijskraan worden
aangebracht. De minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, Mr. Dr, J.
in 't Veld, (zonder hóed) heeft Vrijdagochtend deze woningbouw in ogen
schouw genomen en vervolgens een bezoek gebracht aan het gemeentelijk
project van montage woningen.
WOENSDAG 1 DECEMBER 1948
Hilversum I 301 m, 7.00 en 8.00
Nieuws; 7.30 en 8.15 Gram.platen 9.00
Werken van Bi-ahms; 10.00 Voor de
jeugd; 10.20 Voor de vrouw; 11.00 Po
pulair non-stop; 12.00 Accordeola;
12.38 The Kilima Hawaiians; 13.00
Nieuws; 13.20 Licht orkestconcert; 15.00
„Kermis der ydelheid", hoorspel; 1530
Regenboog; 16.00 Voor de jeugd; 17.15
Gramuuuziek; 18.00 Nieuws; 1830 Ned
vStrijdkrachten; 19.30 Voor de jeugd;
20.00 Nieuws; 20.15 Concertgebouw
orkest: 21.15 „Wat heb ik er mee te
maken", hoorspel; 22.05 Orkest Ma-
lando; 23.00 Nieuws.
Hilversum n 415 m. 7.00 en 8.00
Nieuws; 7,15 en 8.15 Grammuziek; 9.00
Voor de zieken; 9.35 Werken van El-
gar en Bax; 10.30 Morgendienst; 11.15
Het wuivende koren, hoorspel; 12.00
Harmoniemuziek; 12 33 Ahcora-trïo;
13.00 Nieuws: 13.15 Orgelconcert; 13-45
Kamermuziek; 14.30 Plantenpraatje;
1500 Beethoven-concert; 16.15 Voor de
Jeugd; 18.00 Toonkunstkoor Meppel;
18.30 De Raaff-Sdhutte', 19.00 en 20.00
Nieuws; 20J5 NCRV-koor; 20.45 Gram.
platen; 21.25 Radio Philharmonisch
orkest: 23.00 Nieuws.
HOEVEEL MENSEN LEZEN
DAGBLADEN?
De eerste Juli van dit jaar waren
2.842 051 personen op dagbladen ge
abonneerd. Dit was althans het totaal
ingeschreven abonnementen. Vele inge
schreVenen zullen echter niet uitslui
tend in de cartotheek van een dagblad
voorkomen.
Het totaal aantal abonnementen is
tegenover dezelfde datum van. het vo
rige jaar iets gestegen, het was toen
2840.102.
DE MEESTE TELEFOONS IN
DEN HAAG
,'Per duizend inwoners zijn er in on
ze hoofdstad Amsterdam 63 telefoon
aansluitingen. In Rotterdam zijn er 49,
maar Den Haag spant de ki«on: men
heeft er daar 75 op de duizend Hage-
....MAAR AMSTERDAM
TELEFONEERT HET MEESTE!
In 1947 voerden 114.042.161 Amster
dammers gesprekken met Amsterdam
mers. Rotterdam registreerde 79286.743
lokale telefoontjes, Den Haag 87.500.000
En ook internationale gesprekken voe
ren de zakenlui van Amsterdam heel
wat meer dan de stad van de diploma
tie Den Haag
MALLE GEVALLEN
Een kerkkoor in onze omgeving
zou onlangs zingen In de kerk staan
de In de plaats waar eens het meest
beroemde zangkoor dat West Fries
land ooit gekend heeft, zetelde. De
zitplaatsen in de kerk. waren echter
niet al te gemakkelijk. He geheel wat
een weinig geïmproviseerd.
En zo wilde het toeval, dat drie da
mes en een heer kwamen te zitten op
een los houten bankje. U kent dat
soort misschien. Van die gluiperige
bankjes, waarvan de eindjes een stuk
boven de steunen uitateken. Ge kunt
er zo licht een malheur mee krijgen.
En zo geschiedde het ook hier. Toen
de leden van het koor opstonden, om
de nummers ten beste te geven, ge
beurde dat niet in volkomen harmo
nie. Dat wil zeggen, dat de eensge
zindheid bij de dames groot was en ze
„als één man" gingen staan, met het
gevolg; dat de ene man. die te laat
reageerde, de bank liet opwippen.
Vanzelfsprekend rolde de man daar
bij op de grond, terwijl de serene rust
In de kerk verstoord werd door het
weer neerkletteren der bank en een
nauwelijks onderdrukt geginnegap.
Dat kon, want bet ongeval had geluk
kig geen ernstige gevolgen en enkele
ogenblikken later werd het program
ma afgewerkt.
O
We houden deze keer de lens maar
gericht op alle malle gevallen. En
een van zo'n geval vonden we. toen
we het verslag lazen van de rechtzit
ting, waarin de Schager Vleesaffaire
werd behandeld. We kregen er een
beetje het land over. Over dat potje
weet tl.
Die 4000.die verbeurd zijn ver
klaard. Want ja, dat geld is zo maar
naar de maan. En dat is jammer.
Want wat zal er mee gebeuren. Wij
kwamen met ons domme verstand na
lang peinzen tot de conclusie, dat het
beter zou zijn geweest, als dat geld
verdeeld was geworden. Neen, niet
de beklaagden. Maar onder de men
sen, die vee naar de noodslaehtplaats
hebben gebracht. Want wij zullen het
wel verkeerd bekijken, maar wij dach
ten zo, dat tenminste dit bedrag aan
die inbrengers te kort was uitbetaald.
O
Ja. het zijn malle gevallen in de we
reld. Het bestuur van de verwerkings-
im-ichting heeft altijd een hekel ge
had aan particuliere noodslachtplaat-
sen. En dus ook aan de mensen, die
de noodslachtingen daar verrichten.
Weshalve het bestuur er met kracht
naar streefde, om alle noodslachtingen
in de Centrale noodslaehtplaats te
doen geschieden, wat volkomen juist
gezien was, met bet oog op de volks
gezondheid. En de slachtingen moes
ten worden verricht door personeel
van de inrichting.
Wat is het toch een mal geval, dof
een particulier er dan zo maar nood
slachtingen kan verrichten.
O
Dat vetpotje was een mal geval.
Daar konden we niet uitkomen. Mis
schien hebben we er niet diep genoeg
over nagedacht. Dót is een kwaal, die
niet alleen bij ons voorkomt. De Offi
cier heeft er soms ook last van. En da
beklaagden ook. Want stelt U zich nu
toch eens voor, dat de officier vroeg,
hoe he» mogelijk was, dat er in de
periode van '45 tot '48 maar 215 kg vet
was ingeleverd en in de laatste *e«
maanden van dit jaar ruim twee maal
zo veel.
Daar zouden wij wel een opiossüig
voor aan de hand kunnen doen. Dat
zat hem in het mirakele beste gras-
jaar. Alles even vet. Botertje tot de
bodem en karnemelk zonder eind. Wij
begrijpen niet, dat daar nou niemand
opgekomen is. Wij in onze eenvoud
zeggen: Dat zit rustig.
O
Er zouden nog wel meer van die
malle gevallen te vinden zijn. Het zou
ecluer vervelend worden. Want wa
hadden er nog een stuk of zeven. Zn
een mens moet zich weten t« matig
Anders zouden we misschien nog eea
snauw krijgen van onze collega's van
die andere krant. Het was nu al niet
zuiver. Ze prezen zich dal
zij er indertijd zo rustig over geschie-
wel, net als die Hallemannetjes van
Multatuli, die ook „altijd fatsoenlijk
Multituli, die ook „altijd fatsoendjk
waren".
Inmiddels prijzen wij ons n->j» ge
lukkig, dat een ander deel van de perg
niet geschroomd heeft de kat 5® bel
aan te binden.
O
Weet U wat ook een mal geval is?
Neen, we laten de „affaire" voorlo
pig met rust Die inlevering van bank
biljetten. Herinnert ge U nog, da; tij
dens de geldsanering alle biljetten van
honderd gulden moesten worden inge
leverd? Anders zou U ze kwijt zijn.
Wij dachten zo, dat een ieder zich wel
gehaast zou hebben om ze naar de
bank te brengen. Uit de Memorie van
Antwoord van Minister Lieftinck
blijkt echter, dat er meer dan honderd
duizend Nederlanders niet op tijd wa
ren. Maanden later kwamen ze nog
met biljetten van honderd gulden voor
de dag. In totaal werd er nog voor
dertig millioen ingeleverd. Al die ge
vallen worden nu serieus onderzocht»
van de elf millioen guldens die behan
deld zijn, zijn er negen millioen gul
den afgewezen. Twee millioen zal aan
de eigeaars worden uitbetaald.
Een strep voor tal van rr.ensen. Her
kan iemand nu echter zo slordig met
zijn honderdjes omgaan? Hoe kan men
die vergeten?
en de
vreemde
Iciok
14. Signor Rivaldi liep met grote stappen in de richting van de burcht
en op dat moment had de ridder gewacht. Hij gaf zyn paard de sporen
en galoppeerde op Signor Rivaldi at Kappie, die bij de verschansing stond,
zag dat allemaal. „Wat is dat voor een kerel!" dacht hij. „Hij heeft zo'n
Ijzeren geval aan.... een harnas.... dat is toch niet gewoon! Ik begrijp
er niks van, en het bevalt me ook niet! Was ik maar rustig doorgevaren!"
Toen de ridder vlak bij Signor Rivaldi was, hield hU de teugels van zijn-
paard, dat steigerend en briesend stil stond, in. „Carainba mia!" mompelde
Signor Rivaldi, die verschrikt achteruit deinsde. „Een ijzerman op eea
paardenbeest! Verwijder u heen! Weg!"
FEUILLETON
doot
KAVIER DE MONIEPIN
4Ö>. Nu trad Rodüle op de twee anderen toe.
Genadol Genade! riepen beiden.
Ik zal voor deze keer je laagheid door de vingers
zien, zei Rodiüe, maar laat ik nooit weer iets dergelijks
bemerken.
Hij bevrijdde hen en liet hen vertrekken.
Daarna nam hij het lijk van Vol-au-Vent op de
schouder en bracht het naar de benedenkamer van het
andere huis, legde, het daar op de grond en beloofde
zich het morgen als het donker was in de kelder te
begraven.
Nu keerde hij naar het andere vertrek terug om de
laatste sporen van de inbraak en wat daarmee in ver
band stond, te laten verdwijnen. Daarop ging hij wat
Slapen en bracli* de dag op zijn gewone wijze door.
Het wordt nu tijd, zei hij eindelijk, om aan de
begrafenis van die arme Vol-au-Vent te denkeu. Het
is een grote eer voor hem, om begraven te worden in
de kelder, waar zoveel goud is. Hij zou opspringen van
vreugde; wanneer hij niet zo goed dood was.
Rodille stdk een lantaarn aan, lichtte het luid op en-
daalde de trap af.
De kelder was somber als een graf.
Op de laatste trede bleef Rodille stilstaan en zijn blik
onderzocht de lichtkring voor hem. Een uitdrukking
van verwondering vertoonde zigh dadelijk op zijn ge
laat. Die verwondering, eerst ontstemd en vaag, werd
voortdurend groter en steeg naarmate hij zijn onder
zoek voortzette.
Na enige ogenblikken vertoonde Rodille, met uitge
strekte hals, strakke en verwilderde blikken en open
mond. geheel het uiterlijk van een man, die van een
levend wezen op eenmaal in een standbeeld veranderd Is.
Een enlcel woord zal genoeg zijn, om die verande
ring te verklaren: de kelder was lc«;g.
Een grote bloedige plek was in het zand onder aan
de trap zichtbaar, op dezelfde plaats, waar het lichaam
van Vol-au-Vent gelegen had, maar die vlek was alles
wat er te vinden was en het lichaam was verdwenen.
Rodille meende, dat hij droomde en wreef zich eens
de ogen uit
Dat is onmogelijk! sprak hij bijna overluid. Ik
zie niets, dar is waar, maar het is zo klaar als de dag,
dat ik de dupe ben van een zinsbegoocheling, die wel
dra zal verdwijnen. De doden staan niet meer op en
daarbij dood of levend, hij heeft hier toch niet uit kun
nen komen.
Tegelijkertijd van de trede afspringend, waavop hij
onbewegelijk was blijven staan, vloog hij de kelder in,
om die in alle hoeken te doorzoeken, terwijl hij mot
schorre stem mompelde:
1Ik zal hem -vinden. O. ik moet hem vinden-
Hij behoefde niet ver te gaan. Ternauwernood had
hij enige schreden voorwaarts geaan, of hij trad terug,
alsof de punt van een scherp wapen zich tegen hem
had gekeerd, en terwijl hij terugtrad, ontsnapte een
vreselijke, woeste kreet aan zyn hijgende borst.
Zijn oog was gevallen op de plaats, wstor anders een
ledig vat zijn schat verborgen hield.
Dat vat we' er *det meer.
De geheime bergplaats was daar, als een donker ledig
hol, waaromheen enkele goudstukken en gebroken klel-
nodiërL op de grond glinsterden.
Bij het zien van dit voor zijn gierig booswichtenhart
zo verscheurend schouwspel, voelde Rodille het bloed
met zoveel kracht naar zijn hoofd stijgen, dat zijn leven
in werkelijk -gevaar verkeerde. Een wolk verduisterde
zijn ogen, een onbestemd gesuis vervulde zijn oren, zijn
slapen klopten, alsof zijn hoofd zou barsten. Hij was
op hef punt, door een beroerte getroffen te worden.
Hij herstelde zich echter spoedig. Weg kon de dief
niet wezen. Hij zou hem vinden, fen koste van wat ook.
Een nieuwe teleurstelling wachtte hem echter: niet
zo gevaarlijk wellicht, doch zeker even grievend als
de eerste. Toen Rodille zeide dat de trap de enige uit
gang was, vergistte hij zich en zijn geheugen had hem
voor een ogenblik in de steek gelaten.
Ter hoogte van ongeveer zes voet boven de gront^,
was een groot luchtgat, dat door twee kruisgewijze ge
plaatste ijzeren saven gesloen was en uitkwam op eet*
onbebouwd stuk grond achter het huis.
Twee vaten waren boven elkander gezet en reikten
tot aan het luchtgat, terwijl verder de ijzeren staven,
kromgebogen en losgerukt, geen hindernissen meer op
leverden.
Lans deze weg was Vol-au-Vent verdwenen, want
doodgeschoten had Rodille hem niet Hij kwam na ver
loop van zekere tijd weer bij en bemerkte tot zijn
verbazing, dat de anders zo slimme papa Legrlp ver
geten had zijn zakken te onderzoeken en in die zakken
vond hij al wat h!J nodig had. Hij vond weldra het
luchtgat, waardoor hij zou kunnen ontsnappen, maar
daar het te hoog vu «m er ze bij te komen, moeaf
hij een ton aemen m daar op te gaan staan. De too^
welke hij aanvatte, was juist die, door Legrlp bove4
zijn schatten geplaatst. Bij het omrollen ontmoette dg
hand van Vol-au-Vent een ijzeren ring, het luik ging
open en de schatten van Rodille vertonden zich aan
zijn ogen.
Om zich goed te overtuigen, dat hij niet droomde^
moest hij wel twintig malen zijn handen dompelen tft
dien wonderbaarlijke hoop goud en edelgesteenten. Tere
stond kwam h|| tot zekerheid en door een rt woed*
die veel naar waanzin geleek, aangetast, begon hjj rooa
de opening te dansen en al de straatdeuntjes te zlngep,
die hem ia de gedachte kwamen. (Wordt vervolgd).