KÖEKIE
ïïuuupi uit de iJLeehxMkel -
De zeven kabouters
van Sneeuwwitte
Toea Knorrepot getcgd nad. dat u
de volgende dag het hol wilden op
knappen, begon Bruin te lachen en
tengevolge daarvan werd Langbaaru
so boos, dat hij tegen Bruin zei «Je
denkt toch zeker niet, dat we dog
langer in zo'a stinkend berenhol wil
len slapen?**
Hummeltje was inmiddels het ho!
binnengegaan er* plotseling hoorden
de andere kabouters hem vrolijk roe
pen: „Kom toch eens gauw kijken. O.
wat prachtig."
De andere zes stormden naar bin
nen enachteraan kwamen Bruin en
Unk Wunk. Het was inderdaad een
prachtig gezicht Heerlijke zachte bed
jes, alles keurig in orde en de glim
wormpjes zorgden voor een prachtig'1
verlichting. Langhaard ging op Bruin
toe, klom bij hem op en fluisterde In
zijn oor: „O. lieve beste Bruin, dank
jc wel hoor."
Bruin werd er aangedaan van er
i hy snoot een paar keer luidruchtig
zijn neus. Maar aangezien Bruin geen
zakdoek had, werd dat een vieze boel
en Krom been schreeuwde: ..Hei Bruin
wil je dat wel eens laten. Het zou
direct weer een vieze boel worden
Nadat ze alles goed bekeken had-
i den ging Zonderhaat vlak voor Bruin
staan .en vroeg: „Vertel me nu eens
l Btuin. waarom zijn er zoveel bedden?
Bruin wreef een beetje verlegen in
zijn poten en hield z:ch stil. Het idee
was ook eigenlijk niet van hem uit
gegaan Hij keek Unk Wunk aan d«e
zich weer heelmaal had opgerold.
„Dat is voor het geval, dat de elfjes
te logeren komen."' De zeven kabtou-
ters schrokken zich een hoedje. Eerst
waren ze sprakeloos, maar toen ^ver-
den ze boos en Wipneus schreeuwde
boven alle* ub: Oe-k je dat wij hier
elfjes op bezoek willen hebben. We
willèn niei-s geen last vanjje hebben.
En de kabouters mopperden maar
door. tot ten. laatste Welgemoed vond
dat ze een beetje onredelijk waren
Zodra Unk Wunk d8t hoorde .begon
hü te kraaien van plezier en vertelde
dat de kabouters zich zeer onbehoor
lijk gedroegen. Want de elfjes waren
altijd een naar weken de logees van
Bruin en het hol was van Bruin en
de Kabouters 'wa-en de gasten van
Bruin' du's Ze hadden Zich aan zijn ge
woon ten te onderwerpen.
Er was geen woord van waar na
tuufiijk. Stel voor. 'dat zulke fijne
wezens al< elfjes bij een beer te lo
g^ren kwamen Maar Bruin zat dood
ernstig ia »e knikken.
Plotseling slaakte Bruin een door
dringende gil en hij kroop het hol uit
jammerend en mopperend. Hummel
tje had hem met een .doorn in zijn
vlees v»c-ok««n en daar was Bruin zo
van geschrokken, want hij dacht da-
er bijen in de buurt waren. Ze renden
nu allemaal naar buiten om eens
heerliik «aan «muilen aan de tamme
kastanjes, die er In overvloed waren
Zodra B--uin Hummeltje ontdekte
rende hij oo hem af. maar Hummeltje
was erg vlug en klom als een kat in
een boompje. Bruin kon er niet in
komen. Daarvoor was het stammeti«*
tt dun en toen begon hij als een
razende er ran te schudden, zodn*
HummeUio h»en en weer zwiepte. H>'
hield zich echter "goed vast en hij ga'
geen k'"'- De andere kabouter* sior
den er angstig naar te kijken. Mi«
achien zou Bruin wel de hele da°
door gegaan zijn met schudden, toer
plotseling Knorrepoot «chreeuwde* P"
elfjes, d» «'fles." Uit was de pret-
Wordt vervolgd"
Van het posiz<=gelfront
Het is al een poos geleden dat we de
eerste honderdduizend postzegels aar
het postzegelfonds verzonden.
We hebben nu bericht gekregen, dat
'de zending goed is aangekomen en dat
de heren er verwonderd over waren dat
de kinderen zoveel postzegels bij el
kaar hadden gebracht.
Het is ook een mooie Prestatie en we
hebben nu ai weer een heel grote doo?
vol. zodat we binnenkort weer kunnen
wegzenden.
Het Nationale postzegel fonds bedankt
jullie allen hartelijk. Laten We afspre
ken, dat jullie dus weer eens extra je
best doe. en stuur me postzegels.
Ik pntving ook nog weer 285 post
zegels van Kees Wormbecher.
Dank je wel hoor Kees.
In afwachting, Oom Rob.
i Postbus 3. Schagen
De baas was met een kerstboom
thuisgekomen, die hem bijna een ge
broken ruggegraat bezorgde en toen
hij het ding over de Onderdeur naar
binnenwrikte vielen er een ontelbaar
aantal groene naaldjes af. Jui9t ston
den MinOrcaan en ik hier ijverig te
pikken, toen Ik een gesprek in de
keuken hoorde, dat mijn adem in vier
kante blokjes door mijn neusgaten
deed persen.
„Overmoi gen is het Kerstmis", zei
de vrouw tegen de baas, „Dan komt
Ome Jan misschien te gast en daarom
wil ik 'n haan in de pan hebben". De
baas sputterde tegen: „Maar als Ome
Jan nu eens niet komt, wat dan?"
Een ogenblikje was het stil in de
keuken en hoorde ik alleen de ko
kendhete golfslag van mijn blauwe
bloefl in mijn omlaaggezakt hartje.
„Wij lusten Immers geen bout" zei nu
de baas weer hoopvol. De vrouw was
onvermurwbaar. „Nee, wij lusten geen
haan, maar Ome Jan is er dol op. Grijp
die MinOrcaan maar, cüe doet toch
niets anders dan het straatje vuil ma
ken". Mismoedig duwde de baas -de
keukendeur open en kwam naar bui
ten. Wij rennen, dat kan je begrijpen.
Als hordelopers namen we het tuin
hekje en stoven de stal bij de buren
in, waar Rooinek met een geel beklad
de snavel bezig was een ei te verOr
Hij keek nauwelijks op. toen ik
hem het noodlottige nieuws vertelde.
.Jij hoeft toch niet bang te zijn", zei
hij. „Dat kan jij wel zeggen" antwoor-
de lk „Maar waar gehakt wordt, val
len spaanders". De baas, die ong had
zien wegrennen, kwam nu naar de
schuur toe. „Daar komt hij, wat moe
ten we doen?" gilde MinOrcaan. In 'n
donkere hoek van de stal lag een
omgevallen, oude kacheL „Kruipen
jullie <jaar 'maar gauw in" zei Rooi
nek. We hadden niet veel tijd meer en
doken de kachelopening In. Toen bleek
walk een schurk Rooinek was. Hij
.iprong boven op de kachel en kukel
de net zo lang, dat de baas ln Onze
richting kwam. Hiervan werd MinOr
caan zo zenuwachtig, dat hij als een
razende te keer ging ln de half met
sintels volle kachel dat ik er in een
ommezien uitzag als een neger in een
kolenmijn. Het was een opluchting
voor me. toen de baas me uit de ka
chel haalde en ik weer wat frisse
lucht kreeg. „Het spijt me MinOrcaan"
zei hij tegen me, „maar ik zal je moe
ten slachten" Heel kalm antwoordde lk
„Je vergist je, baasje, ik ben Haantje-
zwets en alleen maar een beetje zwart
van de kolenstof". Rooinek hief waar
schuwend zijn smerige poot met zwar
te nagels naar me op en kraaide: „Als
hij je gelooft, dan kom je de Kerstmis
Zet je beste beentje
voor
Ik heb deze keer eens een moeilijke
puzzle voor jullie. Misschien wel zo
moeilijk dat je een oudere broer of
zuster moet vragen om te helpen. Dat
hindert niet hé?
Ik zal jullie ook helpen. Als jullie
de puzzle voor je neemt, zie je op elk
van de 26 lijnen 9 vakjes. Ik zal jullie
zeggen wat de 1ste, de 5de en de 9de
letter is. En« dan moeten jullie de
woordjes invullen. Ik zal een voorbeeld
geven:
De iste rij is e. .i. ..o
Daar moeten twee woordjes inge
vuld worden. Het eerste Woordje bete
kent gelijk het tweede zeer veel.'En
dan aan het zoeken.
Egaal legio. Als je dat invult zie
je dat je klaar bent. En zo gaan jullie
maar door.
1. e..-1- .o
2. n. .d. .o
3. e. .-n. ..m
4 R
5. n- ..d. ..o
6. g..n..b
7. e. .n. .w
8. z..J...e
9 e. ..t...n
10. 1...Q...S
1L I...0..4
12. i..4-...a
13. g...t...l
14. k..r..l
15. e-..e...e
16. r- ..n.ji
17. s..l..e
18. t. ..n...e
19. f...s...n
20. e...d...p
21. e...a...r
22 s...t..*
23.
24. t. ..s...t
2ö. o. ..r...i
26. e- ..t- ..g
hert stam van druipen; 2L bovendien
gedeelte bouwland; 22. soort zoekt
deel kasteelmuur; 23 mannen
stem vergaan ijzer; 24. niet heen
niet klein! 25. niet boven rabljn. 26.
jongensnaam langzaam.
De voorste en achterste letters vor
men van boven naar beneden gelezen
een wens van Oom Robben aan zün
door. Ik zal Klokkie de groeten doen"
En of ik nu hard kraaide en spartel
de, het gaf me allemaal niets, ik werd
in de keuken ondersteboven tussen de
knieën van de baas geklemd en bin
nen enige minuten was ik zo kaal
als een poedel. „Wat heeft die MinOr
caan een mooi blank huidje", zei de
baas tot zün vrouw. „MinOrcaan?",
vroeg deze verbaasd, ..Je bent mal
die loopt hier buiten op het straatje.
Kijk maar!" en ze trok het gordijntje
voor het keukenraam opzij.
De nacht voor de Kerstmis had ik 't
koud. De baas heeft me de Vrijheid
gegeven en MinOrcaan geslacht Maar
lk zat daar op de zitstok te huiveren
en te trillen in mijn niksie en 's mor
gens stonden de IJ "bloemetjes op mijn
glad, bibberend buikje.
Ut is gek, maar zo teugen Karstoid
en Nuuwjaar loikt ut wel of de mense
een beetje rustiger worre. Ze snauwe
niet meer zo teugen mekaar en met
Karstoid zinge ze gemeenskappeluk
van Stille Nacht en zo en as ut Ouwe
jaarseivend is, den is de bok hllle-
gaar vet want den zie je soms, dat
twel mense, die ut hele jaar mekaar
niet ankeken hewwe, geneivend teugen
mekaar zegge.
Toe we den ok van de week nel de
skeerwinkel gonge om ons skere te
lellen, dochte we dat ut een rustige
eivend worre zou, want al magge er
den rare rabouwe onder weze. in d'r
hart benne ze zo kwaad niet, die man-
ne met beerde. Maar ut heb er nag
weer spoukt En dat nou alllen de
skuld van die Tweide Kamer.
Want leit ze deer nou een besluit
nomen hewwe, dat de getrouwde
skooljuffrouwe voorlouplg in dienst
blolve magge.
De barrebler begon er over en hal
keek nei Janus. Want Janus is recht
zinnig. Een beste kirrel 'weer je niet
gauw mot mee kroige. Maar hai was
zeker een beetje prikkelbaar en dat
ken je je oigen nog wel voorstelle ok.
Want ja, principes benne principes.
En as je den een slag verloren hew
we, omdat je partaigenote liever in de
Haag loupe rond te dallessen as in de
Tweide Kamer te zitten, den denken
je je voorstelle, dat je eèn kloin beetje
giftig benne. We benne een beetje
breivoerig vandaag, want aars den zou
jullie soms niet wete weer we ut over
hewwe.
Janus," zoi de barrebier. „wat vind
jij nou. Mag een getrouwde vrouw
nou werke of niet Dat was recht op de
man of en Janus is er de kirrel niet
nel om dat op um zitte te lelten, dat
hai zoi even recht: „Nei. De vrouw,
die icnmaal trouwd is, hoort thuis. Die
heb voor de joos en voor d'r kirrel te
zurgen."
Toe wiste we vrai persies weer we
an toe wazze, Janus had er gien doek-
kies omwonden. Maar lek me deer
Klaas nou vlam vatte. Nei mense. w%
hadde «1 in een toid niet zo'n serenad*
meemaakt
„Ut mankeert er nag maar an Janus,**
begon ie. „dat Je nog gien sta pp ie veer
der gaan. Den was Je net as Hitier,
Die zoi ok altold. dat de vrouw m ut
kraambed hoorde en de man in d*
oorlog.-Ik ken er niks an doen, maar
U benne moin te benepen. En dat ge*
hannes in de Tweide Kamer begint m«
verskrikkeluk te verveulen. Want as
er groot gebrek an skooljuffrouwe ia»
den magge ze weer voor de klas ea
as er weer genog ongetrouwde benne,
den magge e weer ophoepele. En dat
heb nou met principes niks te maken-
Je luste rooie kool of je luste gien
rooie kool Maar je luste gien rooi#
kool onder voorwaarde
Janus liep zo rooa au. rtat-ie zeïf
een rooie kool leek. Ut voorspelde wa|
goeds. „Klaas praat nei dat-ie ver
stand heb. Ik zeg maar zo, as jij kia-
dere hewwe, den hewwe die kindera
ok nag een beetje rechte. Den moet
je die niet an een aar toevertrouwe.
En jij met je Hitier, dat rooit er hille-
gaar niet op. Ik begrolp jouw niet. Ut
moet strakkles zeker weer zo worre,
dat er een hoop 'kirrels zonder werk
loupe en dat de getrouwde vrouwe roef
de baantjes stroike gaan. Nou haal la
hart op. Maar ut rooi» niks op,
Gien getrouwde vrouv*e*n_ut werk en
nergens.
„Nergens?' vroeg "de barrebier. En
Janus zoi nag een keer heel duideluk:
„Nergens-' En toe zoi Klaas zo langi
zn neus weg: „En de koningin c!en?
Das ok een getrouwde vrouw."
Ut Is vezelf een miserabel of gezaagd
debathandigoldje ei. maar Klaas ba<
ce Iachers op z*n hand. Je konne som
mige wel In d'r keel kolke van u|
lachen. Behalve Janus. Allemachtig,
wat keèk die verlegen stoer. Noidig,
nei mense verlegen. En dat werd er
niet beter op, toe de barrebier ok nag
een duit in ut zakkie deed. Hai mien-
de de zaak te sussen, maar hai was UI-
luk' mis. Hai zoi zo echt gemoedelufc
„Dee zit toch wel wat in Janus. Ar
een skooljuffrouw of wat den ok ut
niet ken, denken gien mens uit."
Janus zette de pet op ut hoofd. Hal
is wegloupen zonder dat-ie skoren waa
Afoin, ut is gelukkig gauw Kamtold
en met Ou we jaarseivend zitte Janul
en Klaag wel Weer naast mekaar ia
de kerk. Want diep zei ut wel niet
zitte.
Figaro.
vriendinnetjes en vriendjes.
Vult het zorgvuldig in. Veel succes.
Stuurt de inzendingen voor 6 Januari
aan Oom Rob, postbus 3, Schagen.
Er zijn twee prijzen te winnen.
En nu moeten jullie op elke regel
voor de volgende woordjes andere zoe
ken:
1. gelijk zeer veel. 2. Getal zuiver
3. houtsoort nieuwigheid: 4. voor
aan talmer: 5. om te naaien in
staan: 6 vrouwelijk God rijkaard
7. als l niet oud
8. om op te zitten jaargetijde
9. zit »n een ei bij een kerk; 10. stu
deren jongensnaam; 11. zeer veel
opbrengst; 12. bijenhouder Indisch
vorst; 13. zit in een vis op schrift;
14. woongedeelte kwajongen: 15.
eind meisjesnaam; 16. bloemen
stad in België; 17. zwaard onzin:
18. met teer smeren niet wijs. 19.
jongensnaam niet zitten; 20. groot
De Kerst in de
Muziek
Het is geen wonder, dat het won
dere Kerstgebeuren van de oudste
tijden af inspirerend heeft gewerkt
op de componisten. Bewaard bleven
voor ons zelfs nog werken uit de
vroege middeleeuwen. Componisten
ach, zo kunnen wij eigenlijk de
troubadours, minnestrelen en bards,
of hoe die volkszangers, die van
dorp tot dorp, van kasteel tot kasteel
reisden, ook mogen heten, niet noe
men. Ongewijfeld zullen zij wel
eigen werk hebben voorgedragen,
maar voornamelijk brachten zij toch
volksliederen e.d.
Moeten wij dan neerzien op hun
kunst? Nee, daarvan mag geen sprake
zijn. Wij kennen uit die tijd tal van
liederen, die ons nog steeds treffen
door hun bijkans kinderlijke eenvoud en
waarin het volk zijn visie geeft op
het Kerstgebeuren. Zij zijn doordrenkt
van het geloof in het wonder van de
geboorte en vol met kinderlijke liefde
voor de kleine Christus, God's zoon,
die in de ergste armoede een mens
werd, zoals wij allen.
In Frankrijk kent men de Noëls, in
Engeland de Carols, welke laatste ge
zongen worden rond de kribbe, die in
de Kersttijd in huis en kerk staat op-
gt-steld. Wij behoeven echter niet zo
ver te gaan. Ook wij hebben onze
Kerstliederen, die niet onder doen voor
de uitheemse. Wie kent niet het Prach
tigé „Nu syt weilecome"? Het is ech
ter jammer, dat ons volk tal van heel
mooie Kerstliederen, die dateren van
een 300 a 400 jaar terug, niet kent
Daar zit een schat van prachtige mu
ziek in. die nodig weer eens „heront
dekt" dient te worden.
VAN HERDERSSPEL NAAR
ORATORIUM.
In dc vroege Middeleeuwen werd
Christus' geboorte behalve door d*
troubadours ook bezongen ia mysterie
spelen en in de kerk door middel va*
zgn. Herdersspelen. Daarin werd heg
gehele verhaal aanschouwelijk ge
maakt en het lijdt geen twijfel dat zij
de eenvoudige, maar ontvankelijke
zielen van die tijd sterk bekoorden.
Langzamerhand echter verdween hel
Herdersspel. Het werd vervangen doo»
het oratorium, waarvan talloze compo
nisten gebuik hebben gemaakt tot op
heden toe. r-en van de mooiste en po
pulairste oratoria is het „Weihnachta-
oratorlum van Johann Sebastian Bach,
de beroemde Thomascan»or uit Leip-
zig. die leefde van 1685 tot 1750. Over
zijn kwaliteiten hoeven wij niet uit te
weiden. Hij is zeker de componist'
clie de mooiste en beste Kerkmuziek
aller tijden heeft geschreven. Uit d*
aard der zaak heeft Bach meer wer<
ken ter gelegenheid van het-Kerst-
feestt geschapen, zeer vele zelfs, doch
het beroemdste is en blijft zijn „Weih;
nachtsoratorium", geschreven in 173*
(„Modern'l als elk kunstwerk, blijf»
het in hoge mate:) alle jaren wordt
het weer in tal van landen ten gehor*
gebracht Het is eigenlijk geen aan
eengesloten geheel zoals dat bij ander*
oratoria het geval is, het is zelfs noch
uitsluitend als Kerstcompositie, noch
als oratorium opgezet maar bestaat
uit een serie van 6 cancate's, die be
stemd zijn voor resp. Ie. 2e en 3*
Kerstdag. Nieuwjaarsdag, de le Zon
dag na Nieuwjaar en het Driekoning
genfeest
Geen ander werk van Bach bevaj
zoveel bekoorlijke en licht aanspre
kende melodieën. De koralen erin zijn
byna alle gebouwd op de melodie van
in die tijd bekende Kerstliederen.
Bijna ieder componist heeft echter
een bijdrage geleverd aan de muziek
over de Kerstgedachte, welk mysteri*
van alle tijden door de componist van
Iedere tijd op zijn eigen manier be
zongen werd.