3
Van vrouw tot vrouw
Kap^fiie.
TUSSEN DE WIELEN
EEN ONAANGENAAM MENS
Brieven van Mr. Willem Eland
Le Amateur-Gentleman
Toen ik de pen opnam om het
gewone wekelijkse praatje te ma
ken, dacht Ik plotseling aan de
ergste oorlogswinter. Ik denk er
bijna nooit meer over. Gelukkig
maar, want de herinnering is niet
go erg prettig. En ik vraag me zelf
dan ook wel eens af of we weer
een oorlog zullen meemaken. Zou
het werkelijk zo zijn. als een vrou
welijke afgevaardigde in de Ame
rikaanse senaat het vorige week
pel'
De mannen hebben hun kans
gehad. Als we zien wat ze er van
'terecht gebracht hebben, moeten
we eerlijk bekennen, dat het niet
veel soeps is. Het uordt tijd, dat
wij vrouwen het heft eens in han
den nemen. Misschien dat wij de
wereld van ds ondergang kunnen
redden"
Natuurlijk heb ik dat stukje da
delijk aan mijn man laten zien.
Niet om te plagen, maar om eens
gemoedelijk over dit probleem te
praten. Want het is toch maar een
feit, dat de wereld er ondanks de
mannelijke hegemonie, niet voor
treffelijk uitziet.
Waarschijnlijk heb ik het getrof
fen en was hij in een slechte stem
ming, want het antwoord dat aan
duidelijkheid niets te wensen over
liet. was voor de Amerikaanse af
gevaardigde niet erg vleiend. Het
kwam hier op neer. dat hij haar
een „oude zeurpot" noemde.
Als vrouw kan je dat natuurlijk
niet hebben. Ik vond dat ik ver
plicht was om er tegenin te gaan.
Je laat ten slotte je sexegenoten
niet zonder meer beledigen, als er
geen enkele reden voor is. Dus zei
ik dat hij er niet over kon oorde
len, omdat hij helemaal niet wist
of de dame in kwestie oud was.
Lotgenoten, het ware te wensen
geweest, dat ge het gesprek, dat
nu volgde had meegemaakt. Man
lief werd doldriftig en kon het met
woorden niet af. De gebaren moes
ten te hulp komen. Het was toch
eigenlijk zo'n komiek gezicht, om
hem daar in de kamer te zien
staan, precies alsof hij een verga
dering toesprak. Minuten achter
elkaar.
Hij had het over de politiek en
over internationale verwikkelingen
waar lk niets van af wist en waar
lk me liever bulten moest houden,
want dat het onbenullig was om
te willen praten over dingen waar
ik niet over kon oordelen. Nu wil
ik daar niet zoveel over zeggen.
Het is inderdaad zo. dat ik niet
veel van politiek afweet en me er
liefst zo weinig mogelijk mee be
moei. Maar het ongelukkigste van
het geval ls, dat de politiek zich
wel met ons bemoeit Dat merk je
alle dagen en het gaat zelfs zo ver.
dat we geen baas meer zijn over
onze eigen kinderen. En ten slotte
kan je Je niet altijd stil houden.
Dat ik vroeg aan hem. of het
Juist zo noodzakelijk was om te
praten over dingen, die je door en
door kende en begreep. En toen hij
bevestigend antwoordde, raakte ik
op dreef. Toen heb ik in enkele
minuten 'gezegd, dat er op het
ogenblik in de wereld een heleboel
mensen conferenties houden. Dat
die mensen erg verstandig zijn.
Dat ze precies weten waarover ze
spreken, maar dat ze met al dat
verstandige gepraat geen enkel
resultaat bereiken. Als we twee
eenvoudige vrouwen aan het Indo
nesische conflict zetten, konden ze
het weinig slechter afschieten als
het nu gebeurt. En met de bewa
pening is het al vrij precies het
zelfde. Neen, ik geloof, dat de
eenvoudigen van geest meer in de
melk moeten hebben te brokken.
En speciaal de vrouwen. NEL.
en de uitvinding
van
Signor Rivaldi
22. Onderwijl hadden de anderen de
onderzeeboot zorer mogelijk opgeknapt,
zodat deze nu weer in staat was om te
varen. eZ hadden zo hard gewerkt, dat
ze de Maat eigenlijk nog niet gemi9t bad
den, maar ineens keek Kappie en riep:
„Waar is die klont van een Maat nu
weer?'* Hij zette ziju handen als een
scheepstoeter aan zijn mond en schreeuw
de enige malen, doch er kwam geen ant
woord.
Nu begonnen ze werkelijk ongerust te
worden en met zijn drieën begonnen ze
he, hele schip af te zoeken.
„Als hij maar niet is gegeten door vis
mensmaunen", meende Rivaldi bezorgd,
doch de Meester bromde: „Hg zal wel
ergens liggen slapen". „Stil eens", riep
Kappie, „het is net of ik wat hoor". En
jawel, heel uit de verte hoorden ze een
zwak hulpgeroep .Op het geluid afgaan
de. kwamen ze tenslotte bü de lege bal
lasttank, waarin de Maat verdwenen
was. He^ viel helemaal niet mee om
De kanaaltunnelplannen
le Parijs ziju Franse en buitenland
0e iwriementsledcn en ingenieurs bg
«e.i'.ekomen om het probleem van een
tunnel ouder het Kanaal te bespreken.
Bi' die gelegenheid heeft Gallienne,
voorzitter van het internationaal ver
bond voor wegverkeer, een persconfe
rent ie gehouden, waarop vertegenwoor
digers van België, Groot Brittanië, Ne
derland, Italië en Zwitserland aanwe
«ig waren. Hij verklaarde ojn.: „Nu
de wereld en vooral Europa grote ver
'anderingen ondergaat, nu een tijdperk
van grote werken cn van uitbreiding
van hef wegverkeer Is aangebroken,
tnogen wij veronderstellen, dat het
ogenblik i? aangebroken om een aan
Vang te maken me, het boren van een
tn""el onder het Kanaal."
Na er aan herinnerd te hebben, da»
de "edachte van hef graven van een
tlfnel ondè- h«. Kanaal van 1802 da
teei-f zei Gallienne. dat die tunnel,
We een waarborg voor de stabiliteit
van Europa zal zgn. de „weg van de
Vrede" zal worden genoemd".
Hij zit in een hoekje. Een buiten
man tussen stedelingen. Hoe komt
het, dat dit me direct opvalt? In
zijn kleding zit het niet. Gespro
ken heeft hij nog niet. En toch
weet ik met onfeilbare zekerheid,
dat het een buitenman is. Is het
omdat hij niet zo zelfbewust kijkt?
Ik weet het niet.
Inmiddels wordt het voller en
voller in de coupé. Alle reizigers
kunnen geen zitplaats veroveren.
Een dame van omstreeks dertig
jaar staat. De buitenman staat
wellevend op eh biedt haar zijn
plaats aan. En dan geschiedt het
ondenkbare. De dame kijkt de man
aan, wendt het hoofd af en wei
gert plaats te nemen.
De man weet niet hoe hij het
heeft. Hij is met zijn houding ver
legen. Ik maak me sterk, dat hij
voor zich zelf het gevoel heeft, dat
hij een mal figuur heeft egslagen.
Even later raak ik met hem ln
gesprek. Het is een man van grote
gemoedelijkheid en na enkele
ogenblikken presenteert hij me een
sigaret. Het is wellicht tegen de
vormen om een vreemde een siga_
ret aan te bieden. Maar ik heb de
moed niet kunnen opbrengen, om
ze af te slaan. En toen hij in
Weesperpoort uitstapte, heb ik af
scheid van hem genomen. Het
speet me. dat hij er uit ging. Want
deze buitenman had in zijn pink
meer beschaving, dan menig an
der in zijn hele body. Al was het
dan ook maar een buitenman.
Het valt niet te ontkennen, dat
we er op vooruitgegaan zijn sedert
de bevrijding. Herinnert ge u nog
de ware vechtpartijen, die er ont
stonden. om een plaatsje in de
trein te krijgen? Ik weet nog van
een vriend van me, die beladen!
met enkele pakjes juist in zou
stappen en toen dror een bruut
zodanig opzij werd geduwd, dat
zijn pakjes tussen de trein en het
perron vielen. Het was een toer
om ze weer te pakken te krijgen.
En zijn woede was zeer terecht on*
be schril felijk.
Ondanks alle drukte heb ik dat
nu toch niet meer meegemaakt.
Integendeel. Ik heb me er over ver
baasd. dat alles zo rustig ging. Het
doet toch heel wat aangenamer
aan. dat dat gedrang en ge
schreeuw weer tot het verleden be
hoort. En het aantal gevallen,
waarin jongere reizigers gaan
staan voor oudere is legio. Het ls
niet helemaal om te wanhopen.
De extratrelnen. die de reizigers
vervoerd hebben van Rotterdam
naar vele streken des lands, na af
loop van de wedstrijd Holland
Frankrijk, boden een zeer bijzon
dere aanblik. Nog bijna nooit heb
ben we zoveel enthousiaste gezich
ten gezien. In de coupé, waarin wij
gezeten waren, was de stemming
werkeliik uitbundig. Al waren er
dan meer mensen in. dan
wenselijk w*s. Snms is het echter
of dat de stemming no gverhoogt
Ook hier troffen we echter neef
Nurks aan. TT weet wol. zo'n mens
ais Hildebrandt in riin „Camera
Obseura" beschrijft. Die nooit het
vrolijke, het zonnige ziet. maar T
zijn medemensen onaangenaam
maakt door zure opmerkingen.
Hij heeft ook zijn visie op de
wedstrijd gegeven. Terlouw was 'n
sof. omdat hij een keer misgetrapt
had en daardoor een doelpunt ont
stond. Lenstra verdiende nooit
meer in het elftal gekozen te wor
den. omdat hij voor open doel
naast schoot. Brandes had niet
eens een goal gemaakt en Timmer
mans
Eindelijk verwachtten we toch
nog iets goeds te horen. Maar Tim
mermans had niets gepresteerd,
want die kansen waren niet te
missen.
Toen was het mooi genoeg. Deze
man dreigde de stemming van de
hele coupé te bederven. Gelukkig
had er toen Iemand de moed om
hem te vragen of hij wel ooit ge
voetbald had. Hetgeen niet het ge
val bleek te zijn. Zo ziet u al weer:
De beste stuurlui staan aan wal.
Er ls een tijd geweest, dat de
baard het schoonste sieraad van de
man was. We hebben sedertdien
een andere visie op de zaak gekre
gen en de bezitters van baarden
mogen zich nu in de belangstelling
verheugen van bijna de ganse we_
reld. Zo zeldzaam zijn ze geworden
Deze reis heb lk echter een man
ontmoet, die zich voor zijn baard
niet schaamde. Het was een jonge
man van een vijf en dertig jaar.
Een prachtige kop met donker
blond haar. En een baardje, om
van te rillen. Stel u voor een plok
haar, onder aan de kind hangend,
slecht bijgeknipt, slechts gedeelte
lijk donkerblond, voor de rest af
schuwelijk grijs. Het was werkelijk
stotend. De man ln kwestie hield,
er echter bepaald een andere zieflL
wijze op na. Af en toe streelde hj^
het baardje of hij Het het met eeft
kernachtige kinbeweging omhoog-
wippen. Wat moet deze man toch
voor gevoel hebben gehad? Want;_
niemand ging hem voorbij, zonder
een speciale blik op dat baardje te
hebben geworpen. Toen we op het
perron Hepen en iemand ons een
beetje strak aankeek, hebben we
heimelijk met de hand langs onze
kin gevoeld, of er geen baard stond
en we ontdekten met schrik, dat
de stoppels al weer te voorschijn
kwamen.
In de volte der coupé was een
hond. De eigenaar viel ogenschijn
lijk niet te bekennen. Anders lopen
de dieren i^)g al eens aan 'n riem.
maar deze hond genoot de voUe
vrijheid. Dan zette hij zich hier
neer, dan daar. HU had een vro
lijke kop, maar tevens een onheb
belijke gewoonte. Als hij naast
Iemand op de grond ging zitten,
begon hij zich als een razende te
krabben. Ik heb nooit geweten, dat
dit zulke onaangename gewaar
wordingen kan opwekken, maar
nu ben ik er ten voUe van over
tuigd. Want ik heb mijn portie
gehad. Minstens vijf minuten heeft
het mormel zich naast me zitten
krabben. En reeds na de eerste mi
nuut kreeg Ik zulk een ondragelH-
ke jeuk. datlk moest vechten te-
een de neiging om ook te begin
nen. Ten slotte werd de marteling
zo groot, dat de zweetdruppeltjes
me op het voorhoofd parelden
Gelukkig begon toen mijn buur-
licm ernit te krijgen, doch nu veel moei
te en met behulp van een hing stuk
touw, waaraan hij als een zak werd op
gehesen, lukte het tenslotte. „Je ziet
er uk of je aan het vechten bent ge
wees met een oliebollenkraam." vond
Kappie en inderdaad leverde de Munt
een droevig schouwspel op.
'man zich te krabben. We keken
ielkander aan en proestten het uit.
De hond hield op met krabber} en
;keek met een onschuldig gezicht
naar ons op. Even later zette hij
zijn bezigheid naast een andere
passagfer voort.
Wat qaat er met het
Portugese smokkelschip
gebeuren
Men is thans bezig de Portugese
schoeuer „Rainha Santa Izabel". bgjre
naamd het 6pookschip De Yiiegeude
Tlollander, van de Waalhaven naar de
Nieuwe Maas te verhalen. Voorlopig
is het de bedoeling het schip, dat zoals
men weet voor de Rotterdamse recht
bank bij executie voor 4800.werd
verkocht, voor de feestdag van Mei
de nationale feestdag, feestelijk te
verlichten en ter bezichtiging te stel
len. Wat er verder mee gaat gebeuren?
Er schijnf veel animo te zijn de sclioe
ner te kopen. Zal ze in de komende zo
nier van Scheveningen uit pleziertocht
jen gaan ondernemen, als schoolschip
worden ingericht of als vissersboot
naar Ameland gaan? Voor elk dezer
drie mogelijkheden bestaat een kans.
In ieder geval zijn er gegadigden oin
dit schip, dat een zekere vermaardheid
heeft verkregen, te gaan exploiteren.
ONDER DE MENSEN
Amice,
Op bepaalde plaatsen in Amster
dam, waar goede grachtbewoners
blokjes brood vlak bij de walkant
neerstrooien, krioelt het zoals Je
weet in winterdagen van hele
[vluchten krijsende meeuwen. Het
lis je ook bekend, hoe op bepaalde
plaatsen ln Amsterdam, waar niet
Jminder brave caféhouders op hun
zonnig terras rieten stoelen neer
zetten, het in deze lentedagen
;krloelt van hele vluchten babbe
lende dames en heren. Ik zat van
middag omtrent het koffle-uur
met Adèle in zulke rieten stoelen,
en ik moet zeggen: het leek een
grote gunst van het lot. dat wij
daar zaten. Want alles wat in Am
sterdam recht meent te hebben op
luieren zat er ln het- zonnetje of
probeerde er te komen zitten. Nu
kun je op een veemarkt makkelij
ker tussen de bij elkander gehou
den koelen je een weg ellebogen,
dan dat Je door zulke opeenge
hoopte. lui-neerzittende Amster_
dammers dóórdringt tot een paar
ledige fauteuils. „Kijk maar eens",
zei ik tot mijn éga, die volgens
Multatuli's woord mijn zorgen
deelt en mijn geluk groter maakt
(ook wel eens het laatste deelt
en het eerste groter maakt!),
„kijk eens, daar tracht Huf een
plaatsje te krijgen. Wat hebben de
kranten hem onlangs weet Je
het nog? ln de toneelrubrieken
gekraakt: maar hij ls met dat al
een knap acteur, hoor!" Aller ogen
hadden zich gewend ln de rich-
tlner waar Paul Huf een Ietwat
weekgesehapen maar toch breed
cvsehonderd heer met een zwarte
flambard op het hoofd het
caféterra* monsterde. ond<irwi1lhïi'
even welwillend als vluchtig de
groet van een toneelschool-Ieerlin-
getje beantwoordde en met zwier
een toegestoken
KORT BEZOEK VAN DR. MALAN AAN NEDERLAND.
De premier van Zuld-Afrika, dr D. F. Malan. in Donderdagoch
tend voor een kort bezoek aan Nederland gearriveerd.
Bij aankomst werd dr Malan (links) begroet door mr J. Visser,
chef van het protocol, en oud-minister mr J. A. Jonkman (rechts)
dame, op een van de exceUentics
wijzende. „Op portretten ln de
krant kun je nooit staat maken",
fluisterde een heer haar toe".
„Waarmee betaalt hij de kellner
daar", vroeg een ander (want op
de terassen is het gewoonte, de
consumpties direct af te rekenen).
Geloof me gerust, was het ant
woord. hij betaalt met dollars. Het
was de dikke directeur van een
van Amsterdams grootste wijn_
handels, die het al lachende ze!.
Er is werkelijk niets, wat je met
open oren op zulk een Amsterdams
café-terras niet hoort, als je er
tenminste eenmaal met de ande
ren op en tegen elkaar aanzit. Zo
dat lk maar zeggen wil. amice, dat
zelfs de staatkunde Invloed onder
vindt van het ongewisse lentezon
netje van deze laatste Aprildagen,
omdat dit zonnetje ons. invloed
rijke bewoners van de hoofdstad,
nu eenmaal op en tegen elkaar aan
laat zitten. Je hoort op een zonnig
café-terras in Amsterdam meer
nieuws dan Jullie de radio brengt.
Maar over de radio een andere
Gegroet. W. E.
drukte. Zo'n Amsterdams café.
terras speelt nu eenmaal de rol
van het hoofdplein van Athene in
de grote eeuw van Pericles, vraar
ieder kunstenaar ieder poUticus
ontmoette, en speelt ook de rol
van de oude eik, waarin de spreeu
wen al kwetterend, zoals je weet,
hun politieke, economische en
culturele discussies hebben! Ja, nu
lach Je misschien, amice, bij de
gedachte, dat mussen, naar hun
aard en wezen wel te verstaan,
discussies zouden hebben, maar
ben je zo zeker van het tegendeel?
Ik heb een neef onder de preek
stoel zitten, die mij op een keer
als volkomen zeker heeft meege
deeld. dat wij mensen een onster
felijke ziel hebben en de mussen
en andere dieren een heel gewoon
stèrfelijke. maar wat weet hij
daarvan? Terwijl hij geen enkele
redelijkheid erkent in de kwette
rende mus, gelooft hij vast. dat
de slang in het Paradijs met rede
kunst gesproken heeft. Nu wil ik
graag plechtig erkennen, dat er
bijvoorbeeld op mijn café-terras
vanmorgen een echt slangetje in
een van de rieten stoelen zat. die
de kunst van het spreken ook heel
goed verstond. Nou! Ze deed wer
kelijk niet anders dan spreken, en
wel te verstaan bijna voortdurend
kwaadspreken. Adèle ergerde zich
en wou al weggaan, maar de komst
van minister Lleftinck en van een
paar andere ministers, die blijk
baar in een der zaaltjes achter
ons met Amsterdamse politieke
kopstukken hadden vergaderd en
nu even wilden uitblazen, bracht
de I^radlfsslang tot zwijgen Dat
het ministers waren ging meteen
als een lor>end vuurtje over de rie
ten stoelen. En nu begonnen w
een dozijn mensen onder elkaar t
fluisteren „Ik dacht, dat MJ le
lijker was", zef oen vriendelijke
DE BEMESTINGSVEI.OTOCHT
VAN IR. CLEVERINGA
In verband met he* feit. dat somml
jreti In de lande de indruk hebben ge
kregen, dat de Rgkslandbnnwennsulent,
voor het onderzoek van de bodenistmc
tunr, Ir, O. J. Cleverimga te Zutphe».
uitdrukkelijk tegen het gebruik van
kunstmest. zon zijn, deelt deze mede,
dat hij tegen doelmatig gebruik van
kunstmest geen enkel bezwaar lieeft.
De basis van de bodemcultnur moot
echter zijns inziens gevormd worden
door *n krachtig organisch fundament.
Vooral tegen het gebruik van redelijke
hoeveelheden kalt en fosforzunr beeft
Tr. deverinra geen bezwaar. Wel le
vert het gebrnik van stikstof grote
gevaren on. omdat- dit fa hoge maté
bet bacterieleven aanzet en daardoor
nitimtrtn* van de organische reser
-s in hoge mate versnelt.
„Er fa geen middel om de grond
sneller te doden, dan door gebruik van
veel stikstof.' aldus Ir. CTeveringa.
JEFFERY FARNOLi
Nu of nooit, denkt Barnabas. Hij
weet dat zijn vijand Chichester
vanavond ln Headcorn met Cleone
gaat trouioen. Het meisje brengt die
prijs, opdat Chichester, die alles
weet van Barrymaine's moord, zal
zwijgen. Om dit te verhinderen wil
Barnabas spoorslags naar Heacorn.
Een gedurfd staaltje, want buiten
lopen de rechercheurs; ook Barna
bas wordt verdacht van de moord
op Gaunt
71)
De duisternis kroop neer op Giles'3
Rents en verborg het vuile, de ellende
en de smerigheid ervan, toen Barnabas
de binnenplaats opstapte, zijn rug naar
de rivier keerde en voorzichtig naar de
donkere hoek ging, waar de rechercheurs
nog steeds liepen. Toen hij dichterbij
kwam, merkte hij, dat zij opgehouden
hadden te praten en raadde hij meer dan
hij zag, dat hij het voorwerp van hun
onderzoekende blikken was; hij vergiste
zich niet, want toen hij I ij de plek
kwam, waar zij stonden, stapte een hvn-
ner op hem af.
„Allo. Joe," riep hij uit op ruwefami-
liaren toon. „Dat noem ik nog eens een
buitenkansje. Hoe gaat het, Joe?"
„Ik heet niet Joe," zei Barnabas staan
blijvend, want de man, d'e -~or hem
was gaan staan, versperde hew de weg.
„Heet je niet Joe? Nou dan is het
zijn hoofd dicht bij dat van Barnabas
brengend, om in zijn gezicht te kijken.
„Heet je niet Joe?" bromde de man,
misschien Barnabas. niet? En misschien
Beverley ook hè? Barnabas Beverley,
hè? AUo, Ben!" riep hij tegen zijn kame
raad, „dat is onze man, hoor!"
„Wat bedoel je?" vroeg Barnabas,
terwijl hü een vlugge blik om zich heen
wierp; en zo zag hij, dat een bewegende
schaduw op korte afstand over het
binnenplein naar hen toekwam, waar
het het donkerste was. Bij het zien daar
van balde Barnabas zijn vuisten en
maakte hij zich gereed voor onmiddel
lijke actie.
„Wat wil je?" vroeg hij, terwijl zijn
blik nog steeds ronddwaalde en hij roer
loos luisterde naar het geluid van slui
pende voetstappen achter zich. „Wat
wil je van mij?" Dat zeggend, gaf Bar
nabas de man een hevige kaakslag.
Tegelyk zette hij het op een lopen.
„Houdt de dief!" schreeuwde de an
dere poHtieman, achter hem voortvlie
gend.
„Houdt de dief!" brulde Barnabas
voorop.
Om de hoek vloog Barnabas de straat
van bouwvallige huizen in, zodat men
sen naar rechts en links uiteenstoven;
om de hoek volgde zijn achtervolger.
„Houdt de dief!" schreeuwde hy lui
der dan ooit
„Houdt de dief!" brulde Barnabas op
zijn beurt, lopend als de wind, nog har
der. Voort spoedde Barnabas zich, nog
steeds .Houdt de dief!" schreeuwend en
met een gülende menigte om zich heen;
verder liep hij door kromme stTaten,
donkere binnenplaatsen en duistere
sloppen, tot hij, een voor zjjn doel ge
schikte plek ziende, ter zijde afsloeg en
in een donkere en smalle gang weg
sprong, waar hij bleef staan, om adem
te scheppen, en de menigte voorbij
hoorde joelen, totdat het lawaai in de
verte wegstierf. Dan liep hij heel voor
zichtig terug en kwam eindelijk ln de
rustige straat, aan het einde waarvan
zijn stallen stonden. Toen hij daar was,
hamerde hij op' de deur, die weldra door
de oude knecht Martin geopend werd.
„Martin, ik heb haast," zei hij. „Laat
The Terror dadelijk zadelen en breng
me een paar laarzen met sporen - vlug!"
Zonder tijd te verspillen met nutteloze
woorden zette Martin de staljongens aan
het werk, bracht zelf Barnabas een paar
rijlaarzen en hielp hem om die aan te
trekken. Dan wierp Barnabas de bonte
muts weg, trok Peterby's ruwe jas u'!
en keek rond naar andere kleren.
„Als u een jas nodig hebt, mijnheer,
daar ls er een, die u met de race aan
gehad hebt. Ik heb die boven bewaard
het ding is een beetje pescheurd,
maar
„Die is goed, Martin; maar vlug wat!"
Toen de knecht met de scharlaken jas
terug was en Barnabas geholoen had
om die aan te trekken, werd The Terror
uit zijn box gebracht. Het paard begon
onmiddellijk te snuiven en te steigeren
en te klauwen met zijn grote jonde
hoeven
.JEen klein beetje vurig misschien,
mijnheer!" zei Martin, terwijl hij met
schitterende ogen naar het nrachtige
dier keek. „En regelmatig afgereden
ook! Maar wat hij nodig heeft is een
goede, gestrekte galop buiten!"
„Nou, die krijgt hij. Martin. Vanavond
moet hij weer een race voor mij win
nen," zèi Barnabas. terwijl hij <n hot
zadel sprong. „En dat zal een heel wat
zwaardere race zijn dan hij ooit gelopen
of lopen zal. Hoe laat is het?"
„Tegen half negen".
„Zo laat all" zei Barnabas grimmig en
donker kijkend, terwijl hij zijn voeten
in de stijgbeugels zette. „Nu laat hem
los maar, wacht even. Martin, heb je
een paar pistolen?"
„Pistolen! Ja zeker; mijnheer, maar
„Leen ze me danl"
OnmiddeUijk werden de pistolen ge
bracht, enigszins onhandige wapens,
maar toch heel goed bruikbaar.
JLe zijn geladen!" zei Martin, terwijl
hij ze gaf.
„Goed," antwoordde Barnabas, die er
een in iedere zak Het glijden en dan de
teugels n.un.
„Komt u vannacht niet terug mijn
heer?"
„Vannacht niet, Martin."
De staljongens sprongen ter zijde en
lieten de kop van The Terror los. die
snoof, steigerde en door de open deur
sprong, rechts af sloeg en de echoënde
straat afdonderde. En zo begon The
Terror zijn tweede race, die een heel
zware en moeilijke race zou zijn. daar
zij niet gelopen werd tegen een vier
voetige tegenstander, niet tegen een ding
van vlees en bloed, maar tegen de zeker
zich bewegende, meedogenloze wijzer»
van Natty Bell's groot zilveren horloge...
(Wordt vervolgd.)