Onderwijsvernieuwing begint
met zelfcritiek
Vroeger en nu
Van dit en van dat....
Nog vier dagen
Het nest van
de Karekiet
Eenvoud kenmerkt de Ennelse mo^e'
Door C.J. Rol
ONDERWIJSVERNIEUWING, een magisch woord of een voorbij
gaande dwaasheid? Een berg problemen en een hoofd met rimpels
ét een schouderophalen?
In de ontwikkelingsgang der mensheid is het bovenstaande geen
nieuws. Elke ingrijpende verandering is in het begin altijd een onwel
kome verstoring van een rustige situatie. Of het gaat tussen de trek
schuit en de trein of tussen de olielamp en gas- of electrisch licht,
Steeds ral men het nieuwe zeer critisch en zeker niet daverend enthou
siast begroeten. Waren we niet gelukkig? Waren onze resultaten niet
gocri? We hebben het toch zo heerlijk ver geschopt.
Aan de andere kant is een zeker conservatisme, het willen behouden
wat vertrouwd is, goed. Het kan ons behoeden voor grote teleurstel
lingen. Zo ook met de onderwijsvernieuwing. Zij zal zeker niet tot
haar recht komen als de ervaringen van vele werkers, ia vele jaren
hpgedaan, niet een woordje mee zouden spreken. Het zou trouwens te
gek zijn als dit niet gebeurde. Daarom doet het zo vreemd aan te horen
dat de onderwijsvernieuwing dan pas haar kans krijgt, wanneer van'
de kweekscholen onderwijzers komen, die met de nieuwe banen in
het onderwijs vertrouwd zijn. En de ervaring dan? Iedere schoolman
weet hoezeer de jonge onderwijzer de steun van zijn oudere en door
ervaring wijzere collega nodig heeft.
yr ;t woord onderwijsvernieuwing
s niet gelukkig gekozen. Ten
eerste niet omdat hetgeen tegen
woordig moet worden vernieuwd,
volgens het spraakgebruik meestal
zo ..versleten" ls, dat het niet veel
Waarde meer heeft, en ten tweede
niet. omdat vernieuwing van iets,
met zich brengt op een gegeven
ogenblik er mee klaar te zijn.
Beide gedachten horen niet bij
de onderwijsvernieuwing. Het hui
dige onderwijs is zeker niet ver
sleten, het heeft wel terdege
waarde. En wat het moment
van klaar zijn betreft, kunnen we
zeggen dat er over honderd jaar
m sschien een zekere verzadiging
aal optreden, die op haar beurt wel
weer zal worden verstoord door
nieuwere inzichten en andere pro
blemen.
Immers de school, zoals zij op
het ogenblik reilt en zeilt, is het
resultaat van 15(1 jaren arbeid. Al?
zo rond 1800 de klassikale school
wordt geboren, is voor velen het
zwarte schoolbord het toppunt van
nieuwigheid, zoals op het ogenblik
het begrip „taak" het je-van-heï
in de onderwijsvernieuwing schijnt
te worden.
De school van 1300 is niet te
vergelijken met onze tegenwoor
dige school. Dit verschil is zeker
zo groot als dat tussen de eerste
stoomtrein en de moderne electri-
sche trein. Laten de grootouders
van heden eens hun schooltijd'ver
gelijken met die van hun klein
kinderen, daar zal al een enorm
verschil in zijn.
De onderwijsvernieuwing
luidt een nieuwe. lange periode
in, van hard en intensief zoe
ken en werken, van een onder-
wijsopbouw op nieuwe funda
menten. zy betrekt elke vorm
van onderwgs, of het nu lager-
of middelbaar, nijverheids- of
universitair onderwijs is. in
haar invloedssfeer. En de
wijze waarop wjj, die bjj dit
ondervvys betrokken zijn, rea
geren bij het in gang zetten
van deze onderwijsopbouw, zal
niet alleen de ontwikkeling be
palen, maar zal tevens voor
hen, die na ons komen, het
oordeel inhouden of de pro
gressiviteit, de vooruitstrevend
heid, die zo graag met de
mond wordt beleden, ook wer
kelijk inhoud heeft gehad.
De onderwijsvernieuwing begint
niet met het invoeren van een
nieuw boek of een nieuwe me
thode, ook niet met een nieuw ge
bouw, een moderne schoolmeubi-
lering of een ander lesrooster. Dit
kan hoogstens in bepaalde geval
len vervorming betekenen, niet
eens hérvorming, Jaat staan ver
nieuwing. Het is de buitenkant,
een mooie voorgevel, waar achter
iets, dat wezenlijk nieuw ls, niet
te vinden is. Dit leidt tot show,
waar vele harde werkers uit de
traditionele school zich terecht aan
er oren.
De onderwijsvernieuwing begint
heel eenvoudig maar toch zeer
principieel op het ogenblik, dat
ten leerkracht zich de vraag stelt
of het juist is deze leerstof aan
k.nderen van die leeftijd te geven,
of de wijze waarop dit totdusverre
gedaan is, de juiste was ten op
zichte van de geestelijke ontwikke
ling van het kind. Wat willen we
met deze leerstof bereiken? Gaat
het om de stof zelf, of geel ik deze
Stof opdat bepaalde geestelyke
functies zich zullen kunnen ont-
w.-tkelen? Zo ja, is dit dan de
juiste weg om dat doel te berei-
ken? Wat zegt het wetenschappe
lijk onderzoek op al deze vragen?
'.Vanneer de school, in welke
.vorm dan ook, een belangrijke
schakel is tussen gezin en maat
schappij, komt dan in onze school
cc opvoeding tot lid van die maat
schappij wel tot haar recht? Ja,
hier moet eigenlijk de vraag aan
.vooraf gaan. Welke maatschappij-
vorm wensen we voor onze kin-
ei en?
Zo komt uit die ene vraag de an
dere voort. De vragen zijn niet
nieuw. Ze zijn in de voorgaande
eeuw ook gesteld. Maar voor zo
ver zij betrekking hebben op leer
stof en leerproces, staan ons an
dere gegevens ten dienste dan ln
die voorgaande eeuw. Het weten
schappelijk onderzoek heeft ons
iets. soms van zeer ingrijpende
■a~d. vertollen.
Ln aft. over opvoe
ding tot aanstaand staatsourger
betreft, daar spreekt niet alleen de
acher ons liggende ijd van be
zetting, maar ook de tijd waar wij'
nu in leven, een hartig woordje
mee. Wij leven nu eenmaal in een
sterk veranderende wereld waar-:
door meer dan ooit de vorming!
van de persoonlijkheid in het mid-j
delpunt van de aandacht der op-'
voeders moet staan.
Zijn al die vragen dan te beant-j
woorden? Wel neen, op dit ogen-l
blik niet. Veel pionierswerk is;
reeds verricht, denk aan Kohn-
stamm, Rombouts, Waterink en
hun vele medewerkers. Maar er
zal nog veel meer werk moeten!
worden verzet. Niet alleen in de.
studeerkamer, ieder op zijn eigen
houtje, maar bovenal in samen-,
werking. Of het nu de winkeliers!
zijn, die zich combineren in Spar,
Eikeboon of Centra, of de Bene-
luxlanden als preludium op een
Europees welvaartspeil, ook voor
de werkers in het onderwijs is het
verzamelen geblazen. Verzamelen
in de eigen school, niet om te ver
gaderen maar om te werken, om
een werkgemeenschap te vormen.
En waar nodig zullen er groepen
van scholen samen moeten werken
om ervaringen uit te wisselen of
bepaalde onderzoekingen in bre
der verband op te zetten.
Waarom al deze arbeid? Zijn de
resultaten dan niet goed? Er is
toch geen reden om ons ongerust
te maken? Daarover een volgende
keer.
Oom Rob aniwoordi
Dank je wél voor de 640 postze
gels, hoor Elsien Svnger. Hoe be
staat het dat Jullie Juffrouw de
mazelen heeft gehad. Ik dacht dat
dat mazelen een kinderziekte was.
De hersengymnastiek die Ml~
chaël Burm zond zal lk bewaren.
Ik vind ze heel aardig Michafl,
maar ln de zomer gaan we geen
wedstrijden houden. Voor prijzen
zorg ik hoor! Zorg maar dat je
later ook bij de wielrenners komt
hoor Michacl maar dan moet je
niet verkouden worden.
Tonny Schouioenaar is gelukkig
weer uit het ziekenhuis. Dat was
een hele poos Tonny. Twaalf dagen
dat valt niet mee. Wat fijn hè,
als je dan zoveel ansichten krijgt.
Nou ik kan me voorstellen, dat Je
wel wat verwend bent toen je weer
thuis kwam. En ik geloof stellig,
dat je wel naar de 3e klas zal over
gaan.
XVilly Leen heeft de nachtegaal
al weer horen zingen. Ik heb nog
nooit een nachtegaal gehoord
Willy. En bedankt voor de post
zegels en voor het. gedichtje, dat
een plaats ln ..de Kinderkoerier"
krijgt hoor. Wil je graag een cor
respondentie-vriendinnetje? Nou
wie schrijft er dan eens naar Wi!-
ly Leen, Nollen C 239. Schoorl?
Aan vele vriendjes en vriendin
netjes die me vragen of ik nog zil
verpapier verzamel zeg ik nog
maals: Neen! Daar kan ik niet aan
beginnen. Maar overleg daarover
eens met meester of juffrouw.
Toen lk nog op school liep. spaar
den wij het altijd op school op.
En nu als laatste deze keer een
antwoord aan Henke Benedlctus
ln Haringhulzen.
Je moet maar zo rekenen: Lest-
best Henke. Bovendien heeft Oom
Rob aan Jou wat goed te maken.
Want Koos (je kent Koos wel)
heeft me verteld, dat ik de vorige
keer vergeten heb om de postze
gels. die je me gestuurd hebt, in
de krant te vermelden. Dat snijt
me heel erg. vooral omdat Je ze zo
keurig verzorgd had, en omdat je
zelf ook altijd op je bedje ligt.
En nu stuur je me alweer dui
zend postzegels! Nu Henke. har
telijk bedankt hoor. Oom Rob vindt
het fijn, daj jij. terwijl Je er zelf
naar aan toe bent. toch aan an
dere kinderen denkt.
Ik zou het erg leuk vinden als
er nu eens vrienden of vriendin
netjes waren, die aan haar een an
sicht stuurden. Het adres vinden
jullie boven. Wie doet, het?
Tot volgende keer
OOM ROB.
Denk jullie er aan? Nog vier
dagen heb je de tijd om mee te
raden naar de uitslag van de wed
strijd DenemarkenHolland.
En nog vier dagen heb jullie de
tijd om deel te nemen aan de
laatste wedstrijd die we in dit sei
zoen houden. Wat heb je beleefd
dit voorjaar?
De goede brieven druk in de
krant af. Doe jullie best hoor. Het
adres weet jullie:
OOM ROB, postbus 3, Scha gen
Met de Pinksterdagen net zo'n
aardig vertier, vooral als het slecht
weer is. Woensdag moeten de laat
ste brieven binnen zijn.
Dag allemaal! OOM ROB
Ons vervolgverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Eindelijk zei Knorrepot: „Van
nacht? Dat duurt nog een hele
poos. Dan hebben we nog een hele
dag voor ons. Dan hebben we heer
lijk de tijd om eens te beraadsla
gen wat ons te doen staat."
Ongetwijfeld zou Knorrepot al
begonnen zijn met beraadslagen,
maar toen werd de deur van het
vertrek geopend en er kwamen be
wakers binnen met schalen vol
brood en tal van lekkernijen.
De kabouters begonnen te glun
deren. Dat hadden ze al in een
hele poos niet gehad. Want het
bos hadden ze geen brood. Ze had
den er wel nooit geen honger ge
leden, maar ze moesten zich te
vreden stellen met de producten
van het hos.
..Jullie neemt he^ er hier goed
van", zei Langbaard' en zijn baard
zwiepte van -genoegen heen en
weer. Eten jullie alle dagen zulke
lekkernijen?" Een van de bewa
kers, een elf als een boom met 'n
stem als een klok. begon luidkeels
te lachen. En de andere bewaker»
grinnikten een beetje mee. Enfhpt
antwoord maakte, dat de kabot-
ters een koude rilling over laim
rug voelden lopen. Het was ge
woonweg vreselijk.
„Alle gevangenen worden hier
met de beste spijzen gevoed, die
anders alleen voor de hoogste per
sonen zijn. Dan worden ze gauw
vet. En dan Hier zweeg de
bewaker, maar hij maakte een ge
baar. waaruit bleek, dat het wel
eens zou kunnen zijn, dat ze met
huid en haar zouden worden opge
geten. En inmiddels werden de ta
fels gedekt en de stoeltjes voor de
kabouters klaar gezet. En toen al
les klaar was. verlieten de bewa
kers het vertrek, terwijl de kabou
ters alleen achter bleven en el
kaar met ontstelde blikken aan
keken.
Zon^P&aar ging in een hoek op
de grond zitten. „Ik eet helemaal
niet meer", verklaarde hij. „Ik
ben niet van plan als een varken
gemest te worden".
..Ik ook niet", zei Krombeen. En
hij ging naast Zonderhaar zitten
Wijsneus, Knorrepot, Langbaard
en Welgemoed zeiden niets, maar
voegden zich bij de anderen op de
grond.
„We moeten een hongerstaking
beginnen", zei Knorrepot. De an
deren knikten met sombere ge
zichten. Alleen Hummeltje knikte
niet. Hij was ook niet bij de ande
ren gaan zitten, maar liep om de
tafel heen. Dan keek hij naar dit
en dan naar dat, overal rook hij
aan en het zag er alles zo heerlijk
uit, dat hij er niet af kon blijven.
Plotseling zei Knorrepot met een
barse stem ..Kom hier Hummeltje
We gaan honger staken",
Hummeltje was al op een stoel
gaan zitten en smeerde een brood-
Je. waarop hij heerlijke jam lepel
de. Hij keek schuin naar Knorre
pot en eindelijk antwoordde hij:
„Ik doe niet niet mee jongens.
Van de honger ga je vast dood.
Vart het eten, dat moet nog maar
uitkomen. En het ziet me er te
lekker uit. Bovendien heb ik sinds
gister niets gehad. Ik rammel ge
woon". En meteen nam Hummel
tje een geweldige hap.
De andere kabouters werden
woedend. Want toen ze een poos
naar Hummeltje gekeken hadden,
begrepen ze, dat het hen heel moei
lijk zou vallen om niet te eten, als
er wel een at. Ze werden gewoon
razend van de honger. Maar eten
wilden ze niet. Ze zouden zich la
ten vetmesten! Dat nooit! Toen
Hummeltje zich rond gegeten had
kwamen de bewakers weer om de
boel weg te halen. Ze hadden gro
te pret toen ze de zes ln de hoek
zagen zitten en de magen hoorden
knorren. En ze sloegen Hummel
tje op de schouders.
Het 'wordt nu tijd, dat ik mijn
clubvrienden iets ga vertellen over
een vogel, die ze in elke rietkraag
van een beetje afmetingen kun
nen vinden. Niet in grote hoeveel
heid. Want dat ls juist het won"
derlijke van deze vogel. Te oorde
len op het geluld, dat de karekiet
voorbrengt, zouden er tallozen
moeten zijn. Meer nog dan riet
zangers. Als je langs een rletzoom
wandelt hoor je onafgebroken het
gezang. Melodieus is het niet.
Maar wel gezellig. En je kunt er je
nooit mee vergissen. Het is een
van de vogels, die zich *elf aan
kondigen door hun naam te roe
pen. Misschien ls het net anders
om en hebben de mensen aan de
vogel de naam gegeven van het
liedje, dat hij steeds fluit.
Luister er maar eens goed naar.
Het begint veelal met: „Kief,
kiet", en dan gaat het verder:
„Karre karre karre klet kiet"
En dat gaat zo maar door. Uren
aaneen. Af en toe heeft de vogel
dan behoefte om er iets anders
tussen door te schreeuwen en dan
klinkt het vreemd: „Orre djuut
djuufc
Het is net of hij er van ge
schrokken is. Want veelal krijgen
we dan een poosje rust. Dant moe
ten we nog onderscheid maken tus
sen de grote en de kleine karaklet
De kleine zie je het meest. Maar
nu het wonderlijke. Je hoort ze
dus ontzettend veel en toch vind
je maar zelden een nest van ze.
Of ze moeten op andere plaatsen
broeden en nestelen. Persoonlijk
heb ik het «ooit gezien, maar ver
wonderen zou het me niet. Alleen
ls het dan wel eens moeilijk en
kan je het nest van een karekiet
voor dat van een rietzanger aan
zien. Maar nu het echte karekie-
tennest. Als je het geluk hebt. om
dat te vinden, dan word je er stil
van. Het ls gevlochten in vier a
vijf sterke rietstengels, ongeveer
een meter boven het water. En 't
is zo prachtig rond van bouw, zo
zacht gevoerd van binnen, dat je
Je geen gezelliger huisje kunt in
denken. Soms zijn er enkele riet
bladen boven gevlochten om te
voorkomen dat het inregent.
In het nest liggen nu vier of
vijf eieren. Dat ls al»een leuk ge
zicht, maar weet je wat nog veel
leuker is: Als de Jonge karekleten
uit zijn. Dan komen ze met hun
kopjes heel parmantig boven de
rand van het nest uitkijken en als
er dan een stevige wind is. nou,
dan zou Je haast bang worden.dat
de kleine vogels luchtziek zullen
worden. Want dan gaat het nest
flink heen en weer. Geen ogenblik
zijn ze echter bang. Ze piepen en
ze schreeuwen, maar het is van
louter vreugde. En als dan de ou
den met voer komen, moet je zien
hoe die zich met hun pootjes aan
het riet vastklemmen. Ik wilde
wel .dat lk een filmtoestel had,
om zoiets te filmen, want dan kan
Je er anderen ook van laten ge
nieten. Maar gelooft jullie Oom
Rob, als Je het in de natuur ziet,
is het het mooiste. Maar om zo
Iets te zien. is het nodig om geen
nesten uit te halen. Want anders
kom Je er niet aan toe.
DE JONGE EENDJES
•b je hihet boerensloot je
Slootje met de stijve biezen
't Grote wonder wel gezien?
Daar zwom kwek-kwek
met haar kinderen
Kon ze een beter plaatsje kiezen
Met haar kind'rent alle tien?
Nee dat was me een gewriemel
Al die gele verepropjes
Met hun pootje, helder rood
En met hun vrede stompe staartjes
En de kleine kwieke kopjes
Door de biezen van de sloot
Gister werden ze geboren
In het nest dat kwek-kwek bouwde
Tussen kroos en tussen riet
En zie nu die donzen dotjes
Hoe ze zwemmen als de oude
Wie 't ze leerde, weet ik niet.
Ingezonden door
WILLY LEEN
Toen Oom Rob een
jochie was
Moet jullie ook wel eens bood
schappen voor moeder doen? Ik
heel dikwijls. En lk moet jullie be
kennen, dat Uc er in de regel wei
nig zin in had. Alleen op één ding
was ik gek. Als moeder vroeg of ik
petroleum of zout of soda wilde
halen, deed ik het natuurlijk.
Maar het ging nooit van harte
en ln de regel moest ze dan twee
maal roepen, eer lk te voorschijn
kwam. Maar als er stroop gehaald
moest worden, dan was ik dadelijk
present. Want ik was dol op stroop
en lk wist dan dat er pannekoe
ken met stroop gegeten moesten
worden.
Daar kwam nog wat bij. De win
kelier, die stroop verkocht, was 'n
grappenmaker e?> het was een
keer gebeurd, dat hij me de lepel
liet aflikken, waarmee de stroop
ln de pot geschept werd. En elke
keer hoopte ik. dat het weer zou
gebeuren. Dat was helaas niet het
geval, want later kreeg lk ln de
gaten, dat het de laatste keer was
geweest, dat hij stroop met de le
pel schepte. De volgende keer ver
kocht hij het uit het vat met een
kraan. Dat ging vlugger en het
was zindelijker ook. Leuk vond lk
het echter lang niet.
Enfin, op een keer moest ik
weer stroop halen. En nu was er
bij ons op het dorP man, die
een beetje zonderling deed. Af en
toe hield hij lange redevoeringen
tegen de lucht. Het was een akelig
gezicht en lk had groot medelijden
met de man. Toen ik om de stroop
ging, stond hij achter het huis
weer hevig te gesticuleren.
Mijn hele aardigheid was van de
stroop af. Ik kon de gedachte aan
die man niet kwijt raken. Gedach
teloos stond ik in de winkel, liet
de pot vullen, want Je kon toen
nog geen bussen stroop krijgen,
waardeerde de kokkin van de win
kelier niet eens. maar liep weer
naar huls terug. Toen ik om de
hoek van het huis kwam, waar de
redenaar woonde, kwam er net
iemand het pad af. Ik had mijn
aandacht bij de volle strooppot
maar was toch nieuwsgierig of er
nog Iets aan de hand was.
Toen vroeg ik: „Doet die man
nu nog zo raar?"
Een lulde schreeuw was 't ant
woord en terwijl de man op me
afrende, brulde hij woedend: „Hier
heb je hem zelf".
Ik ben nog nooit zo geschrok
ken. Ik dacht geen ogenblik meer
aan de pot met stroop. Ik liet de
pot vallen, die natuurlijk in scher
ven was. De stroop liep op de
straat. Maar ik zag het niet. Want
ik hield niet op met rennen, voor
|k goed en wel thuis was
Onder luid gejammer vertelde ik
moeder van mijn schrik. En dat
lk nooit meer langs het huis van
de zonderling durfde.
Ik ben er natuurlijk nog vele
malen langs gegaan. Ook wel met
een pot met stroop. Maar .ik liep
dan toch steeds aan de andere
kant van de weg. En lk informeer
de nooit meer of d'e man rot wel
eens zo raar deed. En als ik hem
zelf tegenkwam, keek ik maar een
I andere kant uit.
EVENALS WIJ kent ook
Engeland de kledingmo-
de-exporhveek. Hceicel
hieraan hoofdzakelijk de
mantelr-industrieën deel
nemen, ontplooien ook
de japonnen-fabrieken
een nog grotere activi
teit dan gewoonlijk. In
tegenstelling tot de Frav
se'vrouw, houdt de En
gelse bovenal van een-
voud. Een modelt dat
veel succes oogstte, was
een donkerblauwe Jac
quard - jersey japon
(links boven). Het apar
te hieraan waren de
mouxoen, die tot de elle
bogen strak liepen, en
daaronder sterk poften.
Op de tamelijk nauwe
rok was als enige ver
siering een poffende zak
aangebracht. Het Franse
•modehuis Lanvin hield
tijdens de afgelopen
week ook een show in
Londen. Het hoogtepunt
hiervan was de grijze
gedécolleteerde avond
japon (midden), van
grijs satijn. Voor de
vrouwt die zich met gra
tie weet te bewegen, is
het een ideaal feestge
waad. Lanvin maakte er ruimschoots gebru van. Zowel de shawlknag als a«. c.i
van de mouwen waren sierlijk gedrapeerd.
DE AVONDJAPON van geel-zwarte geruite stof (rechts boven) is natuurlijk weer een Engels product.
De ontwerper was kennelijk geïnspireerd door het Eton-uniformt toen hij de jurk van een grote witte
bobbed-kraag en zwart fluwelen strik voorzag. Het schoolmeisje, dat voor het eerst naar 'n hal gaat
zal hiermee zeker „in de wolken"zijn.
EN NU DE MANTELPARADE. Het taüleur mantelpak laat zich niet uit het modebeeld verdringen. Het
enige verschil tussen de pakjes van een paar jaar geleden en nu is de roklengte. De lange vrouw zal
met vreugde constateren, dat het swagger-model zich ook nog steeds weet te handhaven. De mantels
vertonen dit seizoen een belangrijke verscheidenheid üi kragen: de meeste zijn zeer groot. Als wif
de mantelbalans opmaken, zien wij, dat er deze zomer voor Iedere vrouw de juiste mantel te vinden
zal zijn.
.•idergedeelte