Van vrouw tot vrouw Brieven van Mr. Willem Eland ÏUuuuJ, uit cle. iJfoeAwJjnkejt Een onfrisse hisiorie Uit het rijk van Godin Caïssa Abonneert U op dit blad $4Cijnheer de Burgemeester.... ONDER DE MENSEN 'Amice, De zon scheen vanmorgen op ons binnenplaatsje heerlijk warm op de bloeiende seringenboom en op zo'n manier, dat de schaduw er van een alleraardigst patroon op het grasveldje vormde. Dat pa troon van licht en donker was door de windkolkjes, die in zo'n binnenplaats rondgaan, voortdu rend in beweging en zo speelden dat licht en donker op de gelaten van mijn vrouw Adèle en van An- toinette, een dochter van haar Jeugdvriendin .voortdurend krij gertje. Ik kwam op het gerucht van de vrouwenstemmen een ogen blik van mijn advocatenkantoor, dat zoals Je weet op de Prinsen gracht uitziet, naar beneden en was door dat taf -reol '>ze tuin geboeid. Je zet Je dan ook neer in een stoel en kijkt welgevallig naar de visite, in het bijzonder als die dei bleke appelbloesem van het aanstaande moederschap op haar mooie konen draagt en Je zelf als een echte kleinzoon van Adam, gevoelig bent voor das ewig Wei- bliche. Wat heb je daar voor een mooi haarlint in Je handen. Antoinette, vroeg ik Tante Adèle gaf het me als haarlint, zei het jonge vrouw tje. maar ik ga het gebruiken om er een wiegekruis aan op te han gen. En ze bloosde bij deze toe speling op het eerste kindje, Waar van ze in verwachting is. Wiegekruis. zei ik verwonderd, maar meteen bedacht ik: Antoi nette is een Rooms vrouwtje, dat ls waar ook. en door een kruisje boven aan de hemel van de wieg te hangen denkt ze het- wichtje aan Jezus te wijder en er veel kwaad van af te houden. Toen ik -weer tussen mijn pape rassen zat kon ik de ware belang stelling voo»: het lcpende kaasko- persproces niet meer opbrengen. Drommels nog aan tce. dacht. fl'. w?t is bijgeloof toch taai! En. cp mijn manier wetenschappelijk, overdacht ik. hoe zonder twijfel godsdiensten en kerken eer zullen vergaan dan bijgelovigheden. Wij we'en statistisch, dat In landstre ken waar kru'sies aan de wiege- h°mels worden gehangen, het sterftecijfer der zuigelingen door dQ aanwezigheid van de kruisjes nie+ wordt beïnvloed, en dat dajir tegenover, zodra, er k'^derkl'nie- ken zijn en kinderdoktevs zich in stormen die sterftecijfers dalen Maar bijgeloof is. geloof ik. p^n onuitroeibaar kwaad! Neem h'et cude Egypte. Daar heef» duizendé» jaren een miUiocnp.nvolk geloofd 1 - aan ged Rha en heeft .er Zijn tempels en heilig* ka'trn vereerd en devoot naar de Eha-rrhstsrs geluisterd, en van heel dat gelóóf met zijn god-en-nl ls niets, maar dan ook niets niem'andal meel ever dan daar ben lk absoluut zeker van sommige bijgelovig heden. waaruit da tgeloof m.i. ont staan is: dat je gfen kat mag aaien, wanneer de maan schijn*, of iets dergelijks mét een kat. en dat je voor kwade kansen het best beveiligd blijft, als je een raaf hebt zien vliegen, die rha, rha roept! Toen ik ma. zo denkende, een beetje te veei had opgewonden over alle domheid en bijgeloof van mijn medemensen, kalmeerde ik mijzelf met zachtjes de woorden op te zeggen van de leerling van Voltalre Frederik de Grote: .Laat leder mens op de manier, die hem zelf het best dunkt, zalig wor den." Waarom, zo dacht ik na die woorden te hebben gemomp'ld, zou men ook eigenlijk die lieve Antoinette niet toestaan, met het schotse haarlint, dat Adèle haar gaf een kruisje aan de wieg te hangen? En teen ik dap eindelijk tot dit Voltairlaanse hoogtepunt van ver draagzaaraheid mijzelf had opge werkt .schaamde ik mij een beetje over de ergenis, die mij een mi nuut tevoren alle bijgelovige men sen te vijand had gemaakt. He meltje nog an toe, zei ik, waar gaat dat heen, als je nu zelf bet weterig wordt.' In de Verenigde Staten vindt men 250 verschillen de kerkgenootschappen (in ons kleine Nederland zeker meer dan 50) en de leden van elk zo'n kerk genootschap zijn overtuigd, met uitsluiting van die der dozijnen andere kerkgenootschappen „de waarheid" te bezitten. Geen van hen is aan de eenvoudige en diep zinnige belijdenis van Socratés toegekomen, die zei: Het enige wat ik weet is dat ik niets weet. Maar geen akker kan zonder be handeling met een ploeg of ander aarde-omwoelend instrumentzijn hoogste rendement geven, en' het is best mogelijk, dat onze geest voor het opbrengen van zijn hoog ste rendement ook eerst moet worden omgewoeld, en wel door een geloof. Een van de 250. Wat doe je trouwens met een mens zonder een geloof, amice? Mis schien kun je er nog altijd een advocaat van maken. Het een advocaat .die het je zegt. name lijk je vriend W. E. Romantisch huwelijk Het huwelijk van de Deense prins Flemming met een Kopenhaagse koopmansdochter heeft de belang stelling van de wereld gehad, om dat er iets sprookjesachtigs in verwerkelijkt werd: De idylle van de koningszoon, die het aenvou- dige lieftallige meisje hoger acht dan de officiële waardigheid. Toen er voor het hotel „Het Witte Huis" te Tegelen een dezer dagen een auto stopte, die de kenteke nen van Denemarken droeg, wer den de inzit lenden, een Jong paar tje, niet dadelijk herkend. Maar later, toen zij de lunch gebruikten en glimlachend dankten voor het Deense vlaggetje, dat. de hotel houder op hun tafeltje plaatste, werd de aandacht van een bezoe ker getrokken door de in bruin wollen sportcostuum en in khaki hemd zonder das geklede jonge man en door de dame, die een zware zilvervos over haar grijs mantelpak droeg. Eerst toen de i Deense gasten, ra drie kwartier toeven, vertrokken waren, viel een der bezoekers, die pas in De nemarken was geweest, in waar van 'hij ze herkende: dit waren de jonge graaf Flemming van Ro senborg en de gravin, waarvan nog zo kort geleden in alle kran ten foto's hebben gestaan. Ik ontving deze week een brief van eSn moeder, die met een bui tengewoon moeilijk probleem wor stelt. Het betreft haar zoon. die straks in militaire dienst moet. Ik laat hier een klein deel van die brief volgen: „Ik ben zelf een zeer fanatiek anti militair5.ste. Mijn broer behoor de tot de eerste dienstweigeraars en ik heb mijn kinderen, dus ook mijn zoon steeds voorgehouden, dat het militairisme verderfelijk is en dat er slechts een methode is om het te bestrijden, de dienst weigering. Tot zijn zestiende jaar ging het goed, maar daarna ver loor ik mijn greep op hem. En hl geru'me tijd merkte ik. dat hij het met mijn redenering niet eens is. Tot nu enk^e maanden geleden de bom barstte en hij er voor uit kwam. dat hij geen last had om d'enst. te weigeren. Het heeft nje diep in nvin ziel gegreoen en ik moet herhaaldelijk grote moeite doen. 'om me met te bulten te gaan in fe'le verwijten." Daar de brief verder zeer per soonlijk is en z5ch voor publicatie n'et leent, wil ik het hierbij laten. Het Js trouwens ook meer dan vol doende. Het geval leeft zo voor me Ik kan me zo volkomen indenken, daf deze moeder zich sterk teleur gesteld voelt, dat haar zoon in zo'n belangrijke aangelegenheid geen rekening houdt met haar overtui ging. Dat doet pijn. En toch i3 er m.i. geen réden tot teleurstelling. Het is het gewone dagelijkse verschijnsel. De kinde ren gaan zelfstandig denken en dan gebeurt het meermalen, dat ze anders denken, dan vader of moeder dat doen. Dikwijls komt dat niet eens tot uiting. Vooral niet als het van die kleinigheden betreft. In uw geval echter ls het geen kleinigheid. Het is hier een ernsti ge levensvraag. En nu vraagt u mij, wat u in dit geval doen moet. Dat is een heel lastige vraag. Als u mij die vraag gesteld had een vijftien a twintig jaar terug, zou ik ongetwijfeld geantwoord heb ben: mevrouw u hebt het volko men bij het juiste eind. Houdt uw been stijf. En nu durf ik dat niet te zeggen. Als alle moeders verafschuw ik het militairisme. Tenminste ik ben zo naïef om te denken', dat er geen moeder is. die oorlog wil. Misschien zijn er wel. maar laten we die dan als de uitzonderingen beschouwen. En toch durf ik nie^ tegen u te zeggen: U heeft het bij het rechte eind. U moet uw zoon steeds voor houden, dat hij zich verlaagt door ln militaire dienst te gaan en u moet al uw gezag in de waag schaal werpen teneinde hem te bewegen dienst *e wéigereri. Des noods moet u een breuk met hem riskeren. Daar zou ik u integendeel voor willen waarschuwen. Zo ver mag u het nooit laten komen. Want be halve dat u antimllltairlste ls, ge loof ik toch ook. dat u er voor ls, dat een ieder leeft volgens eigen overtuiging. Lichamelijk mogen we elkaar geen geweld aandoen, maar geestelijk evenmin. En al menen we ook dat we het bij het rechte eind hebben, geloof gerust, dat uw zoon even stellig overtuigd is, dat u dwaalt en dat hij in zijn recht staat. De enie^ raad. die lk u in dit zeer moeilijke geval kan geven, is: spreek met uw zoon. Maar vooral, luister naar zijn argumenten. ■- ook wij moeders zijn niet' ohf'iibas-. NÈL1 „Nei" zoi de barrebier „die zui- velfebrieke valle jne niet mee. Ik heb er een verlegvi houge dunk van had, maar nei xat lk er nou de leste toid van hoord heb. benne ze moin verlegen teuger»vallen. Ik had docht, dat zokke copvetleve instellinge de volksgezondhois be ter in acht neme zouwe". Kees en Klaas zatte de barre bier met grote ouge an te kolken, want dat benne twei manne van de zuivel en je konne zo an ze zien, dat ze niet begrepe, weer de barrebier nei toe wou. „Wat bliksem, wat hewwe we nou weer dein?" brieste Kees op ut lest. „Ut is onze skuld niet dat de .melk zo'n lekkere prois opbrengt, as je dat soms bedoele". „Nei", bromde de barrebier. ..Dat ken me niks skele. Dat gun ik jul lie van harte, want den kenne jul lie een kwartje voor ut- skere be- tale en aars een dubbeltje. Maar dat smerige water van jullie. Das verveulend. En deer moste jullie nou toch maar een end an make". Toe skoot Klaas achter zijn asem -„O", zoi ie een beetje hateluk. „De barrebier is bang voor zn 'vis- sies". As ut Klaas er om te doen was om de lachers op de hand te kroi- gen. had ie sukses. De hele skeer- winkel brulde zowat. Maar ut was van korte duur. Want de barrebier liet z'n oigen niet van z'n apropos? brenge, al mag-ie nag zo graag hengele. „Goed", begon ie. toe ut lachen een beetje bedaard was. „Jullie zelle je zin hewwe. Ut is voor moin vissies. En niet allien voor moin vissies. Voor de vis van een hele boel mense. En as wai deer nou sk'.k in hewwe, den heb gien mens deer last van en ut kost ok gien mens. Maar die waterverontreini ging van die zuivelfebrieke. dat loupt de spuigate uit. Eerst hewwe we er al zo veul klachte .van hoord op Hougwoud. As je wethquwer Glas er over hoorde was ut verle gen. Ut was niet te harden en er bleef gien vis in ut leven en de koeie lustte ut water niet. Afoin. dat was den water van die zuivel- febriek in Opmeer. En nou hewwe ze van dat ofval- water van Lutjewinkel ln de Ska. ger Kogge loupe leiten. Er ls een sluLssie of zo openzet en nou hew we ze deer de klucht. Stinke men se. Verlegen. En alle vis dood en bedurven water. En nou vraag ik •jullie is dat nou menier van dceh? i od-Deer zat Klaas nou met de vis. En nou begreep ie wel. dat te er niet zo makkeluk ofkomme zou. En den is ut maar ut beste om je stil ie houwe en een aar prate te leiten.* Afoin. er kwamme are los. Men se, wat is er over sproken. Toon de slager begon. En die was niet mals. Want je moete rekene. die hewwe ok na gal derus wat. dat niet zo erg fris lucht en den is de Keuringsdienst of de Gezond- hoidsdienst er as de kippe bal. En das gelukkig ok en wat nag ge lukkiger is. de slagers zurge er uit er oigen wel voor. dat ingroipen in ?ïe r€^— üÈdig is. Want de nering moet loupe en dat doet ut nou ienmaal niet as er een luchie an zit. Dat Toon had nag al wat te vertellen. En Janus, de bedaar de. was er ok slecht over te spre ken. „Kolk erus"vond Janus, „datzok ofvalwater zo stinkt, deer is nou ienmaal niks an te deen. En de febrieke moete er weer of ok. Maar er benne oploss'nge genog. As er een verwerkingsinrichting bouwd wordt moet er een zuive ringsinstallatie bai komme. Deer hoef je oigeiuk gieniens over te praten. De volksgezondhoid ei. Maar ut bloikt nou wel, dat die minstens even nodig benne bal 'a zuivelfebriek. Maar weet Je wat lk nou oigeiuk ut droevige vind: Dat wai deer nou nag drokte over ma ke moete. Dat deer ln de Rad» over sproken worre moet. Dut deer Ingezonden stukke over in de kran te komme moete. Want ik zou zeg ge. de andeelhouwers en de ïuldie deer an ut houfd staan, hewwe toch ok een neus en die luchte ok wel. dat ut niet te harden is. Maar dat leit alles maar op z'n beloup. En deer ken ik nou wel derus slecht teugen. Want er benne een houp febrieke en as die nou alle» gaar maar slecht water veróorza- ke, den is dat vast skadeluk voor mens en dier. En den zou ik zo zegge, dat die boere dat zelf nis? wulle moste. Die moste uit er oigen zegge: De melk is nou lekker prol- zig, we zelle eerst make, dat de stank weg raakt". ..Nou Klaas", zoi de barrebier en hai lachte of ie een veldslag won nen had. nou jij maar weer. Deer hei je moin vissies niet bai *e ha len. Of reken jij soms: Ut is goed- kouner as een aar ut doet?" Toe zoi Klaas een lllluk woord, dat wai niet in de krant skroive wulle. FIGARO. DENEMARKEN VIERT k^JP EEUWFEEST VAN ZIJN GRONDWET. Op 5 Juni a.s. viert Denemarken het eeuwfeest van •zijn grondwet. Deze grondwet kwam tot stand onder koning Frederik VII. die v. 1848 tot 1863 aan het bewind was. Voor het Chrlstiansborg Paleis te Kopenhagen ls te zijner ere een monument ongericht. In hei Pa leis zijn ondergebracht he* Parle mo"\ he' Ministerie van Buiten landse Zaken, de koninklijke ^nt- -vauvkamer en het Opperste Ge rechtshof. Paul Keres is één der meeft be gaafde spelers, die de wereld ooit heeft voortgebracht. Hij zou we reldkampioen zijn geweest, als hij tegen Botwinnik niet regelmatig inzinkingen had gehad, waardoor de grote Mikhail hem steeds de baas bleef. Een partij van Keres verveelt nooit, zit vol met verras sende wendingen en niet zelden met zeer fraaie combinaties. Zijn spel is altijd fris. Ook onderstaan de partij behoort tot dit scort. Toevallig is deze om twee dingen zeer interessant. Ten eerste, dat Keres deze speelt tegen 't Spaanse wonderkind Arturito Pomar en ten tweede, dat hij in de oorlog, in het Madrid van Franco-Spanje werd gespeeld. Hier volgt hij. Gespeeld te Madrid 1943. Wit P. Keres Zwart A. Pomar. Spaans. 1. e2e4. e7—e5: 2. Psrl—f3. Pb8— c6: 3. Lflb5, a7—aC: 4. Lb5—a4. - t. i ,"Y vft'vSÖÖE X'li BEËDIGING RESERVE OFFICIEREN. Te Schoonhoven werden Woensdag 30 reserve-officieren, alle be stemd voor de dienst kwartiermeester-generaal door kolonel J. Ter maeten beëdigd. Kapitein G. A. van Heezik legt de eed af. Pg8—f6: 5. 0—0. b7fc5. Nauwkeuriger is 5 Pxe4. als zwart de open verdediging wilspe len. Nu kan dat niet meer. 6. La4b3, Pf6xe4; 7. a2—a4! Lc8b7 Na Pc5 volgt 8. ab5. Pb3: 9. cb3, Pd4: 10. Pe5. d6: 11. Pc6 met voor deel voor wit, maar Tfc8 of óok b4 is sterker dan zwart's tekstzet. 8. d2d41€5xd4. Hierna komen er te veel lijnen open, hetgeen wit gelegenheid geeft tot de aanval,over te gaan. Met Le7 kon zwart de stelling ge sloten houden. 9 Tfl—el .d7d5: 10. Lb3xd5!. Dd8xd5: ll.Pbl—c3. Dd5—d8; 12. Pc3xe4. Lf8—e7: 13. Pe4—c5! Zeer pijnlijk, want de loper mag b7 niet veriaën wegers 14. ab5, terwijl 13D:8, 14 Pd4 slecht Is, daar zwart niet meer tot de ro- chade komt: 1400. 15. Pb7. DbT. 16. Pc6, Dc6 17. Te7 met rM»k verlies. 13.... Ta818; 14. a4x'5 "Te:* 5 15. Pc5xb7, Tb8xb716. T. 1 -r_: Zeer fraai, want op 16b3 volgt nu 17. Ta8. c5; 18. Lf4ü en zwart is machteloos tegen 19. De2. Daar ock Dd7 niet gaat door 17. Pd4Dd4; 18. Ta8, is Tb6 be trekkelijk nog het beste. Wit houdt dan met 17. Tb6, cb6: 18. Te4 een stevig positioneel voordeel in handen. 16 .Pc6—b4?: 17. Telxe71. Dd8 xe718. Ta6—a8, Ke8—d7; 19. Ta8 xh8, Tb7a7. Een doorzichtige val. Hij wil wit na 20. Dd4, Dd6; 21. Da7? op dl mat zetten. 20. Pf3xd4. Pb4d5: 21. Ddl—g4, f7—f5; 22. Dg4xf5 F-7— «6: 23. Th8d8De7xd8. 24 Df5—e6. Kd6c5; 25. Pd4b3 en mat op de volgende zet. Een echte Keres-partij door N. J. P. SMITH Burgemeester Poorlmans is tn het zwembad verdronken. Maar dat weet niemand. De vjereld gelooft, dat de werkloze boekhouder Tulle ners de drenkeling toas. Blijkbaar leken die tit>ee sprekend op elkaar want niemand merkt bij het auto ongeluk, dat Harry Tulleners daar na heeft, dat hij niet de échte uur- gemeester is. Harry is nu naar het ziekenhuis overgebracht. Mevr. Poortmans gaat hem daar bezoeken. Het is duidelijk, dat die twee (mevrouw en de bur- gemeester) geen goed leven hadden met elkaar. 12. VUFDE HOOFDSTUK „Burgemeester binnen?" De secretaris van Harrclaar zag on tevreden van zijn schrijfwerk op en keek naar de man, die voor de balie stond. „Ook goede morgennee de burgemeester is er niet", antwoordde hij. „Zou het lang duren, voor hij komt?" Hè, wat een nijdas van een kerel was die aannemer toch. Ilij scheen wa rempel nog niet te weten, dat de bur gemeester ooit weer zou terugkomen. De secretaris liet zijn schrijfwerk in de' steek en kwam naar de balie toe, waarachter dé man ongeduldig heen en weer liep. „Heeft u het' nog niet gehoord?" in formeerde bij, terwijl bij de ander strak aankeek. „Gehoordgehoord?" vroeg de aannemer. „Er iser is toch niets met het werk?" De man ontweek de blik van de se cretaris, deed als een tijger in z'n kooi nog enige passen in de kleine ruimte tussen balie en deur. „Wat kan er met het werk zijn?" vroeg de secretaris met een fijn lachje. „Ik zou zo zeggen, dat als aannemer Derksen een werk heeft, er niets mee kan zijn". „Ja, die wordt slapende rijk", ant woordde de aannemer, die zijn snau werige polderwerkerstooi* weer dade lijk terugvond. „Doe ook maar mee aan dat praatje, meneer Zilver ze ver geten, dat je dag en nacht ln touw bentdat je de zorg hebt voor de hele bewegingU# als secretaris, moest toch weten, dat er aan de bouw van zo'n school nog heel wat vastzit.... U moest niet meedoen met die praatjes van de slapend-rijk-wordende aanne mer". „Ik kan me niet herinneren, dat ik daarover gesproken heb", antwoordde de secretaris stug. Op dat ogenblik kreeg de aannemer een geduchte klap op de schouder. „Is mijnheer de secretaris in een gezellig humeur, Derksen? Morgen, morgen! Heb je het al gehoord?".... „Jij moest je grote handen een beet je thuis houden", antwoordde Derksen, die zijn zwaargeraakte schouder stond te wrijven. „Altijd van die handtaste lijkheden". „Weet u ook, wanneer de burge meester weer terugkomt?" herhaald» hij zijn vraag tot de secretaris, zonder dat hij zich verder met zijn hardhandi ge compagnon inliet. „Zodra ze hem uit het ziekenhuis ontslaan", antwoordde de laatstaange-* komene, „de Co." van de aannemers firma Derksen. „Watblief?Het ziekenhuis?" „O, ik hoor het al", wendde de com pagnon zich tót de secretaris. „HU weet nog nergens van". Haastig als of hij bang was, dat de heer Zilver hem het mooie nieuwtje voor de neus weg zou kapen, vervolgde hij: „De burgemeester is gisteravond tegen een boom opgereden. Auto in brokken, hij zelf half in brokken.... ze hebben hem voor dood opgenomen en naar een zie kenhuis gebracht.... Je hebt hele volks stammen, die 't nooit leren", liet hij er lachend op volgen. De secretars, die de toon waarop de Co. over het ongeluk sprak, hoogst on gepast vond, ging naar zijn schrijfwerk terug. Ruw volk, die aannemers. Trok ken zich nergens iets van aan.... „Meneer Zilver!" hoorde hij zich toe voegen. ,Js het waar, wat m'n compag non vertelt?..... Heeft de burgemeester een ongeluk gehad? Is het: ernstig?" Verwonderd keerde de secretaris zich pm. Nee, dat had hij r.iet verwacht. Die Derksen scheen andars dar. zijn Co. waarlijk me het lot vr-n Karrelo&rs burgervader begaan. „Vertelt u mü alies van", verzocht Derksen gejaagd. „Wanneer is dat ongeluk gebeurd?,... Hoe kwam 't?.„. Is meneer Poortmans ernstig gewond?" Da Co. wilde het woord nemen, maar met een enkele handbeweging legde de heer Zilver hem het zwijgen op. „Laat meneer vertellen", verzocht ook Derksen. „Hoe het precies gebeurd ia, staat niet vast. Het schijnt, dat d® burge meester op weg naar huis door eeea tegenligger verblind is. De auto is te. gen een boom gereden en nogal zwaai beschadigd". „Dat ii minder" bromde Derksen „De burgemeester zelf?" Weer trof het de heer Zilver, hoe be zorgd de aannemer was voor het lob dat de inzittende getroffen had. „De burgemeester is ernstig gewond", antwoordde hij. „Dokter Diemei, dit natuurlijk dadelijk gewaarschuwd werd, vermoedt een hersenschudding Burgemeester was door glasscherven van de voorruit geraakt..... daardool doet het geval zich ernstiger aanzien dan het misschien ls" „Bloed lijkt dadelijk zo ergbloed verspreidt zo. hè. Snij j® maar eens in je vinger. Als het een flinke jaap is, denk je al, dat je J® hele vinger cr af gehaald hebt", zei de Co op de toon, die meneer Zilver ro hinderde. „Praat toch niet zo onverschillig", snauwde Derksen. „Jij altijd met je nonsens. It de burgemeester dadelijk naar het ziekenhuis vervoerd?..^ Naar welk? Kcr.-t hij niet thuis wer den verpleegd?" Derksen had rijn wagen nu te re.- men gesteld en een beatjo wantrou wend keek secretaris Zilver aan- Wat een belangstellingWat "r.c-d die maa toch met de burgemetste»?...» (Wordt Y®rvo>fid>»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 5