Van vrouw tot vrouw
Brieven van Mr. Willem Eland
ÏUuuuJ, uit cle. iJfoeAwJjnkejt
Een onfrisse hisiorie
Uit het rijk van Godin Caïssa
Abonneert U op
dit blad
$4Cijnheer de Burgemeester....
ONDER DE MENSEN
'Amice,
De zon scheen vanmorgen op
ons binnenplaatsje heerlijk warm
op de bloeiende seringenboom en
op zo'n manier, dat de schaduw
er van een alleraardigst patroon
op het grasveldje vormde. Dat pa
troon van licht en donker was
door de windkolkjes, die in zo'n
binnenplaats rondgaan, voortdu
rend in beweging en zo speelden
dat licht en donker op de gelaten
van mijn vrouw Adèle en van An-
toinette, een dochter van haar
Jeugdvriendin .voortdurend krij
gertje. Ik kwam op het gerucht
van de vrouwenstemmen een ogen
blik van mijn advocatenkantoor,
dat zoals Je weet op de Prinsen
gracht uitziet, naar beneden en
was door dat taf -reol '>ze tuin
geboeid. Je zet Je dan ook neer in
een stoel en kijkt welgevallig naar
de visite, in het bijzonder als die
dei bleke appelbloesem van het
aanstaande moederschap op haar
mooie konen draagt en Je zelf als
een echte kleinzoon van Adam,
gevoelig bent voor das ewig Wei-
bliche.
Wat heb je daar voor een mooi
haarlint in Je handen. Antoinette,
vroeg ik Tante Adèle gaf het me
als haarlint, zei het jonge vrouw
tje. maar ik ga het gebruiken om
er een wiegekruis aan op te han
gen. En ze bloosde bij deze toe
speling op het eerste kindje, Waar
van ze in verwachting is.
Wiegekruis. zei ik verwonderd,
maar meteen bedacht ik: Antoi
nette is een Rooms vrouwtje, dat
ls waar ook. en door een kruisje
boven aan de hemel van de wieg
te hangen denkt ze het- wichtje
aan Jezus te wijder en er veel
kwaad van af te houden.
Toen ik -weer tussen mijn pape
rassen zat kon ik de ware belang
stelling voo»: het lcpende kaasko-
persproces niet meer opbrengen.
Drommels nog aan tce. dacht. fl'.
w?t is bijgeloof toch taai! En. cp
mijn manier wetenschappelijk,
overdacht ik. hoe zonder twijfel
godsdiensten en kerken eer zullen
vergaan dan bijgelovigheden. Wij
we'en statistisch, dat In landstre
ken waar kru'sies aan de wiege-
h°mels worden gehangen, het
sterftecijfer der zuigelingen door
dQ aanwezigheid van de kruisjes
nie+ wordt beïnvloed, en dat dajir
tegenover, zodra, er k'^derkl'nie-
ken zijn en kinderdoktevs zich in
stormen die sterftecijfers dalen
Maar bijgeloof is. geloof ik. p^n
onuitroeibaar kwaad! Neem h'et
cude Egypte. Daar heef» duizendé»
jaren een miUiocnp.nvolk geloofd 1
- aan ged Rha en heeft .er Zijn
tempels en heilig* ka'trn vereerd
en devoot naar de Eha-rrhstsrs
geluisterd, en van heel dat gelóóf
met zijn god-en-nl ls niets, maar
dan ook niets niem'andal meel
ever dan daar ben lk absoluut
zeker van sommige bijgelovig
heden. waaruit da tgeloof m.i. ont
staan is: dat je gfen kat mag
aaien, wanneer de maan schijn*,
of iets dergelijks mét een kat. en
dat je voor kwade kansen het best
beveiligd blijft, als je een raaf
hebt zien vliegen, die rha, rha
roept!
Toen ik ma. zo denkende, een
beetje te veei had opgewonden
over alle domheid en bijgeloof van
mijn medemensen, kalmeerde ik
mijzelf met zachtjes de woorden
op te zeggen van de leerling van
Voltalre Frederik de Grote: .Laat
leder mens op de manier, die hem
zelf het best dunkt, zalig wor
den." Waarom, zo dacht ik na die
woorden te hebben gemomp'ld,
zou men ook eigenlijk die lieve
Antoinette niet toestaan, met het
schotse haarlint, dat Adèle haar
gaf een kruisje aan de wieg te
hangen?
En teen ik dap eindelijk tot dit
Voltairlaanse hoogtepunt van ver
draagzaaraheid mijzelf had opge
werkt .schaamde ik mij een beetje
over de ergenis, die mij een mi
nuut tevoren alle bijgelovige men
sen te vijand had gemaakt. He
meltje nog an toe, zei ik, waar
gaat dat heen, als je nu zelf bet
weterig wordt.' In de Verenigde
Staten vindt men 250 verschillen
de kerkgenootschappen (in ons
kleine Nederland zeker meer dan
50) en de leden van elk zo'n kerk
genootschap zijn overtuigd, met
uitsluiting van die der dozijnen
andere kerkgenootschappen „de
waarheid" te bezitten. Geen van
hen is aan de eenvoudige en diep
zinnige belijdenis van Socratés
toegekomen, die zei: Het enige
wat ik weet is dat ik niets weet.
Maar geen akker kan zonder be
handeling met een ploeg of ander
aarde-omwoelend instrumentzijn
hoogste rendement geven, en' het
is best mogelijk, dat onze geest
voor het opbrengen van zijn hoog
ste rendement ook eerst moet
worden omgewoeld, en wel door
een geloof. Een van de 250. Wat
doe je trouwens met een mens
zonder een geloof, amice? Mis
schien kun je er nog altijd een
advocaat van maken. Het een
advocaat .die het je zegt. name
lijk je vriend W. E.
Romantisch huwelijk
Het huwelijk van de Deense prins
Flemming met een Kopenhaagse
koopmansdochter heeft de belang
stelling van de wereld gehad, om
dat er iets sprookjesachtigs in
verwerkelijkt werd: De idylle van
de koningszoon, die het aenvou-
dige lieftallige meisje hoger acht
dan de officiële waardigheid.
Toen er voor het hotel „Het Witte
Huis" te Tegelen een dezer dagen
een auto stopte, die de kenteke
nen van Denemarken droeg, wer
den de inzit lenden, een Jong paar
tje, niet dadelijk herkend. Maar
later, toen zij de lunch gebruikten
en glimlachend dankten voor het
Deense vlaggetje, dat. de hotel
houder op hun tafeltje plaatste,
werd de aandacht van een bezoe
ker getrokken door de in bruin
wollen sportcostuum en in khaki
hemd zonder das geklede jonge
man en door de dame, die een
zware zilvervos over haar grijs
mantelpak droeg. Eerst toen de
i Deense gasten, ra drie kwartier
toeven, vertrokken waren, viel
een der bezoekers, die pas in De
nemarken was geweest, in waar
van 'hij ze herkende: dit waren
de jonge graaf Flemming van Ro
senborg en de gravin, waarvan
nog zo kort geleden in alle kran
ten foto's hebben gestaan.
Ik ontving deze week een brief
van eSn moeder, die met een bui
tengewoon moeilijk probleem wor
stelt. Het betreft haar zoon. die
straks in militaire dienst moet.
Ik laat hier een klein deel van die
brief volgen:
„Ik ben zelf een zeer fanatiek
anti militair5.ste. Mijn broer behoor
de tot de eerste dienstweigeraars
en ik heb mijn kinderen, dus ook
mijn zoon steeds voorgehouden,
dat het militairisme verderfelijk
is en dat er slechts een methode
is om het te bestrijden, de dienst
weigering. Tot zijn zestiende jaar
ging het goed, maar daarna ver
loor ik mijn greep op hem. En hl
geru'me tijd merkte ik. dat hij het
met mijn redenering niet eens is.
Tot nu enk^e maanden geleden
de bom barstte en hij er voor uit
kwam. dat hij geen last had om
d'enst. te weigeren. Het heeft nje
diep in nvin ziel gegreoen en ik
moet herhaaldelijk grote moeite
doen. 'om me met te bulten te gaan
in fe'le verwijten."
Daar de brief verder zeer per
soonlijk is en z5ch voor publicatie
n'et leent, wil ik het hierbij laten.
Het Js trouwens ook meer dan vol
doende. Het geval leeft zo voor me
Ik kan me zo volkomen indenken,
daf deze moeder zich sterk teleur
gesteld voelt, dat haar zoon in zo'n
belangrijke aangelegenheid geen
rekening houdt met haar overtui
ging. Dat doet pijn.
En toch i3 er m.i. geen réden tot
teleurstelling. Het is het gewone
dagelijkse verschijnsel. De kinde
ren gaan zelfstandig denken en
dan gebeurt het meermalen, dat
ze anders denken, dan vader of
moeder dat doen. Dikwijls komt
dat niet eens tot uiting. Vooral
niet als het van die kleinigheden
betreft.
In uw geval echter ls het geen
kleinigheid. Het is hier een ernsti
ge levensvraag. En nu vraagt u
mij, wat u in dit geval doen moet.
Dat is een heel lastige vraag. Als
u mij die vraag gesteld had een
vijftien a twintig jaar terug, zou
ik ongetwijfeld geantwoord heb
ben: mevrouw u hebt het volko
men bij het juiste eind. Houdt uw
been stijf. En nu durf ik dat niet
te zeggen.
Als alle moeders verafschuw ik
het militairisme. Tenminste ik ben
zo naïef om te denken', dat er geen
moeder is. die oorlog wil. Misschien
zijn er wel. maar laten we die dan
als de uitzonderingen beschouwen.
En toch durf ik nie^ tegen u te
zeggen: U heeft het bij het rechte
eind. U moet uw zoon steeds voor
houden, dat hij zich verlaagt door
ln militaire dienst te gaan en u
moet al uw gezag in de waag
schaal werpen teneinde hem te
bewegen dienst *e wéigereri. Des
noods moet u een breuk met hem
riskeren.
Daar zou ik u integendeel voor
willen waarschuwen. Zo ver mag
u het nooit laten komen. Want be
halve dat u antimllltairlste ls, ge
loof ik toch ook. dat u er voor ls,
dat een ieder leeft volgens eigen
overtuiging. Lichamelijk mogen
we elkaar geen geweld aandoen,
maar geestelijk evenmin. En al
menen we ook dat we het bij het
rechte eind hebben, geloof gerust,
dat uw zoon even stellig overtuigd
is, dat u dwaalt en dat hij in zijn
recht staat.
De enie^ raad. die lk u in dit
zeer moeilijke geval kan geven, is:
spreek met uw zoon. Maar vooral,
luister naar zijn argumenten.
■- ook wij moeders zijn niet'
ohf'iibas-. NÈL1
„Nei" zoi de barrebier „die zui-
velfebrieke valle jne niet mee. Ik
heb er een verlegvi houge dunk
van had, maar nei xat lk er nou
de leste toid van hoord heb. benne
ze moin verlegen teuger»vallen. Ik
had docht, dat zokke copvetleve
instellinge de volksgezondhois be
ter in acht neme zouwe".
Kees en Klaas zatte de barre
bier met grote ouge an te kolken,
want dat benne twei manne van
de zuivel en je konne zo an ze
zien, dat ze niet begrepe, weer de
barrebier nei toe wou.
„Wat bliksem, wat hewwe we
nou weer dein?" brieste Kees op ut
lest. „Ut is onze skuld niet dat de
.melk zo'n lekkere prois opbrengt,
as je dat soms bedoele".
„Nei", bromde de barrebier. ..Dat
ken me niks skele. Dat gun ik jul
lie van harte, want den kenne jul
lie een kwartje voor ut- skere be-
tale en aars een dubbeltje. Maar
dat smerige water van jullie. Das
verveulend. En deer moste jullie
nou toch maar een end an make".
Toe skoot Klaas achter zijn asem
-„O", zoi ie een beetje hateluk.
„De barrebier is bang voor zn 'vis-
sies".
As ut Klaas er om te doen was
om de lachers op de hand te kroi-
gen. had ie sukses. De hele skeer-
winkel brulde zowat. Maar ut was
van korte duur. Want de barrebier
liet z'n oigen niet van z'n apropos?
brenge, al mag-ie nag zo graag
hengele.
„Goed", begon ie. toe ut lachen
een beetje bedaard was. „Jullie
zelle je zin hewwe. Ut is voor moin
vissies. En niet allien voor moin
vissies. Voor de vis van een hele
boel mense. En as wai deer nou
sk'.k in hewwe, den heb gien mens
deer last van en ut kost ok gien
mens. Maar die waterverontreini
ging van die zuivelfebrieke. dat
loupt de spuigate uit. Eerst hewwe
we er al zo veul klachte .van hoord
op Hougwoud. As je wethquwer
Glas er over hoorde was ut verle
gen. Ut was niet te harden en er
bleef gien vis in ut leven en de
koeie lustte ut water niet. Afoin.
dat was den water van die zuivel-
febriek in Opmeer.
En nou hewwe ze van dat ofval-
water van Lutjewinkel ln de Ska.
ger Kogge loupe leiten. Er ls een
sluLssie of zo openzet en nou hew
we ze deer de klucht. Stinke men
se. Verlegen. En alle vis dood en
bedurven water. En nou vraag ik
•jullie is dat nou menier van dceh?
i od-Deer zat Klaas nou met de vis.
En nou begreep ie wel. dat te er
niet zo makkeluk ofkomme zou.
En den is ut maar ut beste om je
stil ie houwe en een aar prate te
leiten.*
Afoin. er kwamme are los. Men
se, wat is er over sproken. Toon
de slager begon. En die was niet
mals. Want je moete rekene. die
hewwe ok na gal derus wat. dat
niet zo erg fris lucht en den is de
Keuringsdienst of de Gezond-
hoidsdienst er as de kippe bal. En
das gelukkig ok en wat nag ge
lukkiger is. de slagers zurge er uit
er oigen wel voor. dat ingroipen in
?ïe r€^— üÈdig is. Want de
nering moet loupe en dat doet ut
nou ienmaal niet as er een luchie
an zit. Dat Toon had nag al wat
te vertellen. En Janus, de bedaar
de. was er ok slecht over te spre
ken.
„Kolk erus"vond Janus, „datzok
ofvalwater zo stinkt, deer is nou
ienmaal niks an te deen. En de
febrieke moete er weer of ok.
Maar er benne oploss'nge genog.
As er een verwerkingsinrichting
bouwd wordt moet er een zuive
ringsinstallatie bai komme. Deer
hoef je oigeiuk gieniens over te
praten. De volksgezondhoid ei.
Maar ut bloikt nou wel, dat die
minstens even nodig benne bal 'a
zuivelfebriek. Maar weet Je wat lk
nou oigeiuk ut droevige vind: Dat
wai deer nou nag drokte over ma
ke moete. Dat deer ln de Rad»
over sproken worre moet. Dut deer
Ingezonden stukke over in de kran
te komme moete. Want ik zou zeg
ge. de andeelhouwers en de ïuldie
deer an ut houfd staan, hewwe
toch ok een neus en die luchte ok
wel. dat ut niet te harden is. Maar
dat leit alles maar op z'n beloup.
En deer ken ik nou wel derus
slecht teugen. Want er benne een
houp febrieke en as die nou alle»
gaar maar slecht water veróorza-
ke, den is dat vast skadeluk voor
mens en dier. En den zou ik zo
zegge, dat die boere dat zelf nis?
wulle moste. Die moste uit er oigen
zegge: De melk is nou lekker prol-
zig, we zelle eerst make, dat de
stank weg raakt".
..Nou Klaas", zoi de barrebier en
hai lachte of ie een veldslag won
nen had. nou jij maar weer. Deer
hei je moin vissies niet bai *e ha
len. Of reken jij soms: Ut is goed-
kouner as een aar ut doet?"
Toe zoi Klaas een lllluk woord,
dat wai niet in de krant skroive
wulle. FIGARO.
DENEMARKEN VIERT k^JP
EEUWFEEST VAN ZIJN
GRONDWET.
Op 5 Juni a.s. viert Denemarken
het eeuwfeest van •zijn grondwet.
Deze grondwet kwam tot stand
onder koning Frederik VII. die v.
1848 tot 1863 aan het bewind was.
Voor het Chrlstiansborg Paleis te
Kopenhagen ls te zijner ere een
monument ongericht. In hei Pa
leis zijn ondergebracht he* Parle
mo"\ he' Ministerie van Buiten
landse Zaken, de koninklijke ^nt-
-vauvkamer en het Opperste Ge
rechtshof.
Paul Keres is één der meeft be
gaafde spelers, die de wereld ooit
heeft voortgebracht. Hij zou we
reldkampioen zijn geweest, als hij
tegen Botwinnik niet regelmatig
inzinkingen had gehad, waardoor
de grote Mikhail hem steeds de
baas bleef. Een partij van Keres
verveelt nooit, zit vol met verras
sende wendingen en niet zelden
met zeer fraaie combinaties. Zijn
spel is altijd fris. Ook onderstaan
de partij behoort tot dit scort.
Toevallig is deze om twee dingen
zeer interessant. Ten eerste, dat
Keres deze speelt tegen 't Spaanse
wonderkind Arturito Pomar en
ten tweede, dat hij in de oorlog,
in het Madrid van Franco-Spanje
werd gespeeld. Hier volgt hij.
Gespeeld te Madrid 1943.
Wit P. Keres Zwart A. Pomar.
Spaans.
1. e2e4. e7—e5: 2. Psrl—f3. Pb8—
c6: 3. Lflb5, a7—aC: 4. Lb5—a4.
- t. i
,"Y
vft'vSÖÖE X'li
BEËDIGING RESERVE OFFICIEREN.
Te Schoonhoven werden Woensdag 30 reserve-officieren, alle be
stemd voor de dienst kwartiermeester-generaal door kolonel J. Ter
maeten beëdigd. Kapitein G. A. van Heezik legt de eed af.
Pg8—f6: 5. 0—0. b7fc5.
Nauwkeuriger is 5 Pxe4. als
zwart de open verdediging wilspe
len. Nu kan dat niet meer.
6. La4b3, Pf6xe4; 7. a2—a4!
Lc8b7
Na Pc5 volgt 8. ab5. Pb3: 9. cb3,
Pd4: 10. Pe5. d6: 11. Pc6 met voor
deel voor wit, maar Tfc8 of óok b4
is sterker dan zwart's tekstzet.
8. d2d41€5xd4.
Hierna komen er te veel lijnen
open, hetgeen wit gelegenheid
geeft tot de aanval,over te gaan.
Met Le7 kon zwart de stelling ge
sloten houden.
9 Tfl—el .d7d5: 10. Lb3xd5!.
Dd8xd5: ll.Pbl—c3. Dd5—d8; 12.
Pc3xe4. Lf8—e7: 13. Pe4—c5!
Zeer pijnlijk, want de loper mag
b7 niet veriaën wegers 14. ab5,
terwijl 13D:8, 14 Pd4 slecht Is,
daar zwart niet meer tot de ro-
chade komt: 1400. 15. Pb7.
DbT. 16. Pc6, Dc6 17. Te7 met rM»k
verlies.
13.... Ta818; 14. a4x'5 "Te:* 5
15. Pc5xb7, Tb8xb716. T. 1 -r_:
Zeer fraai, want op 16b3
volgt nu 17. Ta8. c5; 18. Lf4ü
en zwart is machteloos tegen 19.
De2. Daar ock Dd7 niet gaat door
17. Pd4Dd4; 18. Ta8, is Tb6 be
trekkelijk nog het beste. Wit
houdt dan met 17. Tb6, cb6: 18.
Te4 een stevig positioneel voordeel
in handen.
16 .Pc6—b4?: 17. Telxe71. Dd8
xe718. Ta6—a8, Ke8—d7; 19. Ta8
xh8, Tb7a7.
Een doorzichtige val. Hij wil wit
na 20. Dd4, Dd6; 21. Da7? op dl
mat zetten.
20. Pf3xd4. Pb4d5: 21. Ddl—g4,
f7—f5; 22. Dg4xf5 F-7— «6: 23.
Th8d8De7xd8. 24 Df5—e6.
Kd6c5; 25. Pd4b3 en mat op
de volgende zet.
Een echte Keres-partij
door
N. J. P. SMITH
Burgemeester Poorlmans is tn het
zwembad verdronken. Maar dat
weet niemand. De vjereld gelooft,
dat de werkloze boekhouder Tulle
ners de drenkeling toas. Blijkbaar
leken die tit>ee sprekend op elkaar
want niemand merkt bij het auto
ongeluk, dat Harry Tulleners daar
na heeft, dat hij niet de échte uur-
gemeester is.
Harry is nu naar het ziekenhuis
overgebracht. Mevr. Poortmans gaat
hem daar bezoeken. Het is duidelijk,
dat die twee (mevrouw en de bur-
gemeester) geen goed leven hadden
met elkaar.
12.
VUFDE HOOFDSTUK
„Burgemeester binnen?"
De secretaris van Harrclaar zag on
tevreden van zijn schrijfwerk op en
keek naar de man, die voor de balie
stond. „Ook goede morgennee de
burgemeester is er niet", antwoordde
hij.
„Zou het lang duren, voor hij komt?"
Hè, wat een nijdas van een kerel
was die aannemer toch. Ilij scheen wa
rempel nog niet te weten, dat de bur
gemeester ooit weer zou terugkomen.
De secretaris liet zijn schrijfwerk in
de' steek en kwam naar de balie toe,
waarachter dé man ongeduldig heen en
weer liep.
„Heeft u het' nog niet gehoord?" in
formeerde bij, terwijl bij de ander strak
aankeek.
„Gehoordgehoord?" vroeg de
aannemer. „Er iser is toch niets met
het werk?"
De man ontweek de blik van de se
cretaris, deed als een tijger in z'n
kooi nog enige passen in de kleine
ruimte tussen balie en deur.
„Wat kan er met het werk zijn?"
vroeg de secretaris met een fijn lachje.
„Ik zou zo zeggen, dat als aannemer
Derksen een werk heeft, er niets mee
kan zijn".
„Ja, die wordt slapende rijk", ant
woordde de aannemer, die zijn snau
werige polderwerkerstooi* weer dade
lijk terugvond. „Doe ook maar mee aan
dat praatje, meneer Zilver ze ver
geten, dat je dag en nacht ln touw
bentdat je de zorg hebt voor de
hele bewegingU# als secretaris,
moest toch weten, dat er aan de bouw
van zo'n school nog heel wat vastzit....
U moest niet meedoen met die praatjes
van de slapend-rijk-wordende aanne
mer".
„Ik kan me niet herinneren, dat ik
daarover gesproken heb", antwoordde
de secretaris stug.
Op dat ogenblik kreeg de aannemer
een geduchte klap op de schouder. „Is
mijnheer de secretaris in een gezellig
humeur, Derksen? Morgen, morgen!
Heb je het al gehoord?"....
„Jij moest je grote handen een beet
je thuis houden", antwoordde Derksen,
die zijn zwaargeraakte schouder stond
te wrijven. „Altijd van die handtaste
lijkheden".
„Weet u ook, wanneer de burge
meester weer terugkomt?" herhaald»
hij zijn vraag tot de secretaris, zonder
dat hij zich verder met zijn hardhandi
ge compagnon inliet.
„Zodra ze hem uit het ziekenhuis
ontslaan", antwoordde de laatstaange-*
komene, „de Co." van de aannemers
firma Derksen.
„Watblief?Het ziekenhuis?"
„O, ik hoor het al", wendde de com
pagnon zich tót de secretaris. „HU
weet nog nergens van". Haastig als
of hij bang was, dat de heer Zilver
hem het mooie nieuwtje voor de neus
weg zou kapen, vervolgde hij: „De
burgemeester is gisteravond tegen een
boom opgereden. Auto in brokken, hij
zelf half in brokken.... ze hebben hem
voor dood opgenomen en naar een zie
kenhuis gebracht.... Je hebt hele volks
stammen, die 't nooit leren", liet hij er
lachend op volgen.
De secretars, die de toon waarop de
Co. over het ongeluk sprak, hoogst on
gepast vond, ging naar zijn schrijfwerk
terug. Ruw volk, die aannemers. Trok
ken zich nergens iets van aan....
„Meneer Zilver!" hoorde hij zich toe
voegen. ,Js het waar, wat m'n compag
non vertelt?..... Heeft de burgemeester
een ongeluk gehad? Is het: ernstig?"
Verwonderd keerde de secretaris zich
pm. Nee, dat had hij r.iet verwacht.
Die Derksen scheen andars dar. zijn Co.
waarlijk me het lot vr-n Karrelo&rs
burgervader begaan. „Vertelt u mü
alies van", verzocht Derksen gejaagd.
„Wanneer is dat ongeluk gebeurd?,...
Hoe kwam 't?.„. Is meneer Poortmans
ernstig gewond?"
Da Co. wilde het woord nemen, maar
met een enkele handbeweging legde de
heer Zilver hem het zwijgen op.
„Laat meneer vertellen", verzocht
ook Derksen.
„Hoe het precies gebeurd ia, staat
niet vast. Het schijnt, dat d® burge
meester op weg naar huis door eeea
tegenligger verblind is. De auto is te.
gen een boom gereden en nogal zwaai
beschadigd".
„Dat ii minder" bromde Derksen
„De burgemeester zelf?"
Weer trof het de heer Zilver, hoe be
zorgd de aannemer was voor het lob
dat de inzittende getroffen had.
„De burgemeester is ernstig gewond",
antwoordde hij. „Dokter Diemei, dit
natuurlijk dadelijk gewaarschuwd
werd, vermoedt een hersenschudding
Burgemeester was door glasscherven
van de voorruit geraakt..... daardool
doet het geval zich ernstiger aanzien
dan het misschien ls"
„Bloed lijkt dadelijk zo ergbloed
verspreidt zo. hè. Snij j® maar eens in
je vinger. Als het een flinke jaap is,
denk je al, dat je J® hele vinger cr
af gehaald hebt", zei de Co op de toon,
die meneer Zilver ro hinderde.
„Praat toch niet zo onverschillig",
snauwde Derksen. „Jij altijd met je
nonsens. It de burgemeester dadelijk
naar het ziekenhuis vervoerd?..^
Naar welk? Kcr.-t hij niet thuis wer
den verpleegd?"
Derksen had rijn wagen nu te re.-
men gesteld en een beatjo wantrou
wend keek secretaris Zilver
aan- Wat een belangstellingWat "r.c-d
die maa toch met de burgemetste»?...»
(Wordt Y®rvo>fid>»