KmiEKKOEifl
.,/%*- f-
YhuuuJL uii de 4Èe&ïuUn&eI
Over de getrouwde vrouw
Ons vervolgverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Om twaalf uur werd er op
nieuw een heerlyk maal klaar
gezet voor de kabouters en weer
at Hummeltje met de grootste
«maak, terwijl de zes anderen In
een hoek op de grond gingen zit
ten. En om zes uur, toen het licht
tn hun cel ontstoken was, at
Hummeltje opnieuw, terwijl de
de anderen met lange gezichten
toekeken. Het was om razend te
worden. Want Hummeltje at zo
SLiakeliJk, dat hen het water om
de tanden liep. Knorrepot stond
eindelijk overeind en begon hevig
te schelden op Hummeltje. Maar
HummeUJe trok er zich niets van
aan. Mei een volle mond zei hij
tegen Knorrepot: „Je kunt nog
een hele poos doorpraten Knorre
pot, maar ik ben niet van plan
om honger te lijden. Het is hele
maal niet zeker, dat ze ons wil
len vetmesten om ons later op te
een. Daar geloof Ik niets van.
Ik geloof veel eerder, dat die be
wakers een grap met ons hebben
willen uithalen.
Maar Jullie doen maar wat je
niet laten kunt. En laat me nu
een poosje slapen, want vannacht
om twaalf uur wil ik goed wak-
kèr zijn. als de elfjes komen".
Meteen ging Hummeltje lui
achterover in zijn stoel liggen,
terwijl de andere kabouters even
eens in slaap probeerden te ko
men.
Dat lukte hen echter met. Daar
voor knorden hun magen veel te
veel. Ze gooiden zich af en toe
op hun andere zij, maar het
niets. En toen de klok eindelilk
twaalf uur sloeg, hadden ze nog
geen oog dicht gedaan. De lp-'t-
ste slag van twaalven was nog
niet koud. of ze hoorden, dat er
een steentje teven de tral'«wen
kers werd gegooid. Haast'g klom-
mèn de kabouters op hun stoel
tjes en keken door de ramen.
Hommeltje was meteen klaar wak
ker. En daar zagen ze ln de
sneeuw zeven elfles staan, zo be
toverend.- dat ze. hun adem in
hielden. Gelukkig konden de ven
sters croen" gedraaid worden en
toen raakten ze aan het praten
pv.mme»1t.1e r>om hQ» ee*at. 't wor»»d
en vroeg: „Kan jullie om* ook ver
tegen of hier wol pons kabouters
on gegeten worden?" De zeven
elfjes barstten ln lachen uit. Fn
d*t lachen klonk nr«"'es of er
zilveren klokjes luidden. Hei
klonk de kabouters ais muziek ln
do oren. Eindehlk vroeg een van
d<» eifies: „Hoe kom Jullie daar-
bli*>"
„Och", zei Hummeltje, „mijn
zes vrinden hebben de hete dae
nog niet durven eten. omdat ze
dachten, dat z« vetgemest zouden
worden. Ze dachten aan het
van F°ns en 0~,otje"
„Hebben ze dat. werken Ik ge-
dftct»t9" vroegen de elfles ln koor
„Hebben ze gedacht, dat er men
seneters onder ons waren?- Dat
vinden we verschrikkelijk".
De andere kabouters kregen
rode hoofden van schaamte,
maar gelukkig was het niet Iteht
genoeg zodat de elfjes dat niet
konden zien. „Ja maar", stotter
de Knorrepot, „de bewakers lie
ten toch zoiets merken. En daar
om durfden wij niet te eten.
Hummeltje kraaide er boven
uit, dat hij wel durfde en toen
de elfjes vertelden, dat de bewa
kers maar een grap hadden uit
gehaald, riep hU. dat hij dat ook
al had gezegd.
„Maar wat komen jullie hier
eigenlijk doen", vroeg toen een
elfje. De zeven kabouters zwe
gen een hele poo Zelfs Hummel
tje was stil. En toen begon KnorT
repot met een knorrige stem te
verellen, da ze op aanraden vari
Bruin de beer en Unk Wunknaar
Elfenstad waren gekomen, om te
i kijken wat er nu precies met dé
zeven elfjes aan de hand was.
Toen Oom Rob een
jochie was
Ik houd nu nog veel van vissen
Maar vroeger was ik er gek op.
In de regel waren we reeds aan
het visser» voor de eerste Juni er
was en menigmaal werden we
dan door een boze politieagent
van de waterkant weggejaagd.
Want het mag nu eenmaal r\iet
en de vis moet gelegenheid heb-
ben om kuit te schieten. Maar als
dan het visseizoen aangebroken
was. gingen we met ons allen er
op uit, de hengel over de rug. de
wormenbus in de hand en een zak
over de sdhouder. Zo'n heel gro
te zak. weet je wel, waar wel een
tte'f mud aardappelen in kon.
In de regel was die zak vrij
leeg als we thuis kwamen, wan*
we wisten toen van vissen niet
veel af en als er nog eens een
dikke vis aan onze wormen beet.
was In de regel het snoer te
slecht en viel de vis weer ln het
waf er Fn als we dan thuis kwa
men. moest je onze verhaten ho
ren. Net of er een walvis van de
heuwpj gevallen was.
Fen keer was ik te vissen en
toen haatee ik een oude schoen
uit be+ water on. Voor de schoen
boven was. schreeuwde Ik al mjln
vriendpp hij e'koar, want Ik dacht
dat 1k een snoek had gevangen.
O wat moest een er van vrese
lijk lachen, toon de echoën tywert
v-wam fr\ luiite beerhot. natuur
lijk. 'k on ""*aak zon.
De c.'Wnt^j kwam al snoedl*
wu-te niet erg rtte m'^dMT en
de moooten laeren al snoed'a met
et'raar In het, prras te ro'ten en
hoken ntet meer naar de heneel
Tk nateuri'ik wel, want ik was
een verwoed v'sser. Dat heb 1k
nofc a' vervoi/j Dus Ik hteef hil do
heneete Fn het snrookt, dat ik
do whwij gen de haak van d'e
ertdar 7'<n hon<roj bond
crooidA «k do schoon in bet wa-
+ar en dA dobhAf schoot, naar he-
rtoden. Fn toon maar wachten
tot. de eteenaer ven de hendel
Vwom ondaeen. Dat, diufdg een
v»a1a ww: m«or eln^ojjik daar
trwem h«j ae neten teren. Meteen
«*af ik eon .«schreeuw, dat hH beet
had en hM kwam aanrennen.
W"d green hil de hengel en sloeg
hard op. Daar was zijn snoer niet
óo berekend en knapte natuur-*
lijk af. Ik zei niets en verheugde
me al bij voorbaat. Want natuur
lijk zou hij nu een groot verhaal
doen over een geweldige snoes,
die hij verspeeld had.
Het kwam precies zo af. Toen
we naar huls wandelden, was de
snoek een beest van vijf pond,
maar toen we goed en wel thuis
waren, was dezelfde snoek al ge
groeid tot een beest van twaalf
pond. Toen vond lk, dat het weJ-
lejes was. Anders zou hot beest de
twintig wel gehaald hebben. En
t-oen hij thuis het verhaal aan
zijn oudste broer wilde doen. kon
lk me niet langer stil houden en
verklapte, dat lk de schoen aan
zijn haak had gebonden en dat
zijn snoer alleen gebroken was
doordat hij te wild had opgesla
gen.
Hij heeft me heel erg veront
waardigd aangekeken. En het
ereste was, hij geloofde me niet.
Toen lk he* volhield, hee'ft h!1
me uitgescholden en verklaard,
dat lk zo jaloers was, omdat hij
een snoek verspeeld had. Je moet
maar rekenen :Zo zijn vissers.
Soms geloven ze alles en soms
willen ze niets geloven. Oom Rob
is nu nog precies het zelfde. Als
een visser hem vertelt, dat het
niet wil en dat er niets gevangen
wordt, dan geloof lk het niet. Dan
denk ik luist, dat de man een ne'
vol heeft en dan pa ik vlak naast
hem zitten. Dom he?
Over soreek woorden
Vorige week heb lk geschreven
naar aanleiding van een aantal
vragen over hersengymnastiek,
die Mlchael Burm me zond. dat
we deze zomer geen wedstrijden
meer zouden gaan houden, maar
dat we dat uitstelden, tot deze
herfs1 D*t. betekent echter niet
dat Oom Rob af en toe niet eena
iets in de krant zet, dat toch
moet worden opgelost of ingevuld
Dat mag Ie dan voor te zelf doen
en 1e mag het ook naar me op
zonden Graag zelfs Fn hot is best
mogelijk, als tfc eens een heel
mooie inzending krijg, (en er kun
nen soms prachtige inzendingen
bij zijn) dat lk even goed een
Da kapmeeuwen, die het zwarte
kap|e tooiden.
prijsje toezend. Dat moet Jullte naam vanspotvogel krijgt. Zulke
dus zelf weten. mensen zijn er het hele jafcr door.
Voor deze keer heb ik eens en
kele spreekwoorden opgezocht.
Daar heb lk de helft van wegge
nomen en die kun je dan zelf in
vullen. Daar komen ze hoor:
Zoals het klokje thuis
Hoge bomen.
Met de hoed in de hand
Beter een vogel..
Wie wind zaait
Elk vogeltje..
Beter een half
Vogeltjes die zo vroeg.,
In de nacht zijn alle
Beter te hard geblazen.
Daar kun Jullie je best op doen
Dus je mag ze opzenden en mis
schien dat ik voor de hele mooie
lnzendngen een prijs geef en dan
moet Jullte ze inzenden voor aan
staande Zaterdag, want volgende
week zet ik de oplossingen ln de
krant.
OOM ROB
POSTBUS 3 - SCHADEN
Deriien stuks
Als ik me niet vergis, heb ik
julle enkele weken geleden ver
teld. dat er ln een nestkastje een
mezenpaar een nestje had ge
bouwd en dat er dertien eieren
in waren gelegd. Al die dertien
mezeneieren zijn uitgekomen. Het
was een nestkastje vol. Als je er
in keek, was het een pracht ge
zicht. Laat dat een aansporing
voor jullie zijn om te zorgen, dat
jullie volgend Jaar ook een nest
kastje hebt. En die dertien me
zen zijn deze week uitgevlogen.
Het was er druk van. In de vrucht
bomen hoorde je ze roepen
slaan en telkens zag je ze dan
hier en dan daar naar Insecten
zoeken. Want dat komt er ook
nog bij: Een tuin vol mezen is
beter dan een keer sproeien. Ze
ren ontzaglijk veel onge
dlerte. Lokt dus de mezen zo veel
mogelijk naar de vruchtentuinen
toe.
Maar er is ook vogel, die de naam
spotvogel draagt. En het zou me
niet verwonderen .als jullie daar
nog nooit van gehoord hebt. De
kinderen die .in de stad wonen,
hebben misschien niet zo veel
kans om hem te zien .maar als
ze hun best doen .lukt het wel
Op het platteland komt hij ta
melijk dikwijls voor. Slechts een
paar maanden. Maar dan moet je
hem ook zien en horen. En als
de kinderen ln de stad nu van
de natuur houden, moeten ze in
de parken gaan zoeken. Dat doen
ze het best met hun oren Want
het is maar een klein S-ogctete.
dat je niet dadelijk ziet. Hij heeft
echter een eigenaardigheid, die
ons helpt om hem te vinden. En
dat is zijn stem.
Jullie moet er maar eens goed
op letten. Het zal Je gebeuren»
als Je in de tuin bent, dat je plot
seling een lijster hoort zingen.
Maar nergens is een lijster te
zien. Even later hoor je het
schelle geroep van een scholek
ster. Tepiet, tepiet, tepiet, piet*
plet.
Maar je ziet ook geen scholek
ster. En dan hoor je het praten
van een spréeuw, om even later
te worden afgewisseld door het
gemekker van een tureluur.
Dan weet Je helemaal niet
meer hoe Je het hebt. Het is net
of de tuin vol verschillende vo
gelgeluiden Is, terwijl je geen vo
gel ziét. Dan kan je er vast op
"rekenen, dat er een s «tv gel is.
nabootst. .En daarom het on de
mensen hem de nagim spotvogel
geg. en. ornaat tal van men
sen er op die manier al ssen
heeft genomerP
r an moet je eens scherp ga in
.uit"\i'»An,et» ais ie dan een kl* n
beetje geluk hebt. dan zie je hem
tussen de bladeren heen en weer
hippen, nu eens dit en dan weer
dat geluid voortbrengend. Dan
verwonder Je Je er over. dat ao'rr
klein vogeltje zo veel geluid kan
produceren. Hij ls zo wat zo groot
als een mus. maar slanker. De
kleur ls boven groen-geel, van
onder geel. Zo zijn er nog wel
enkele vogeltjtes zul je zeggen-
En dat Is ook zo. want uiterlijk
heefit. de spotvogel niets bijzon
ders. Maar Iet nu eens goed op
ais hij begint te zingen. Dan her
ken je hem onmiddellijk, want
zijn bek is van binnen hel oranle
en hij heeft de gewoonte om die
bek wijd open te doen als hij zingt
Daar kan Je hem altijd aan
herkennen. Ik heb echter nog
nooit het nest van een sootvoget
kunnen, vinden. Natuurlijk heefl
hij wel een nest. Bij voorkeur in
dicht struikgewas, maar ook graag
in- klimoo of in kleine gaten ln
oude bomen
Als jullie hem eens zien. of het
nest vinden, schrijf het dan even
aan Oom Rob.
Spreken dat af?
Kl. eren Heerlijke sport. Ook de padvindsters wijden vele vnU<
uren aan deze gezonde ontspanning.
De spotvoqel is er weer
Misschien heb jullie wel eens
van éen spotvogel gehoor.» beste
clubvrienden. En hoogstwaar
schijnlijk denk jullie dan aan een
mens. die er op uit ls om andere
mensen er een beetje tussen te
nemen en die dan schertsend de
„Dat moet je meemake", zoi
Janus. „Deer lees lk me nou tóch
zeker ln d «ra da» ze An,e-
i rika een vrouw preslde' ma Jet
hewwe van de Amerikaanse bank
Dat nou zei er ln ut vervolg de
handtekening van een vrouw on
een Amerikaans bankoilirt kom-
i me. O. o. ze kene er deer toch
wat mee".
„No" docht Kees, „de pepier-
i kes zelle er niks minder om
i waard rre denk? Ik heb er nl<<
van hoord of lezen, maar ut
i maakt moln „1* Jams »f
ut r.' ert r.ar. 's Oi een vreuw
en zelfs al ls ut i grtr u vde
vrouw. As u* vors'inrt tnu go
ls. Deer gaat ut om en nergens
aars"
En Janus er op z"n bedaarde
i men Ier er teugen in. Die word'
nooit heit of koud, maar hal weet
van k«eo houwen. „Ik vind u»
niet goed Kees Die vrullie krolge
moin te veul te zeggen teugen-
woordlg. Jij zegge nou wel, dat ut
een Icwes'ie van verstand ls. maar
c dat ben lk hillegeer niet me* le
1 iens. Er benne nou lenmaal din-
d, 1 r n !:en
en er benne dlnge, die niet staan
voor een man. En as een vrouw
lenmaal trouwd is, den hoort ze
in
in de eerste plaas voor de kin-
dere te zurgen. En ln de tweide
plaas voor de man".
„Dat hel Je flink zoid". Zo vond
Kees ut tenminste. Maar an de
toon we erop le ut zoi, hoorde Je
wel. dat le er efkes aars over
docht.
„Das mannetaal. En ut klinkt
zo principieel ok. Maar moln
vang Je er niet mee. Eerst wazze
Jullie nag veul principleelder. De
vrouwe moste htllegaar gten werk
doen, dat deur manne dein worre
kon. Maar ze benne al efkes ver
anderd. Omdat ze wete, dat ut
niet te keren is Maar ut gezicht
moet nag zo'n beetje red worre.
En nou moet de getrouwde vrouw
ut lied opzegge".
„Dat mag Je nou zegge", maak
te Janus van de asemrmize van
Kees «rebrulk. Maar lk zeg Je, dat
er niks as beroerdigold van komt.
as de vrouwe trouwe en evengoed
bal een aar an ut werk blolve. Ut
gez'n .laldt er onder"
Kees had een pruim nomen en
dat was maar gelukkig ok. Den
praat ie nooit zo driftig. Want Je
konné an urn zien, da le dul werd
Das een Iilluk gebrek, maar Ja,
wat. doe Je er an.
„Je verandere nou al Janus.
•miwen thuis. Ze heb Want je zegge zo neldrukkeluk,
dat ze niet bal een. aar an ut
werk bloive moete. Dus as ze bal
er oLgen klrrel berge werk verzet
te; den ls dat gien bezweer. Ik
moet je zegge, dat je moin verle
gen teugen valle. Lelt de mense
toch een beetje vralhold. Ut ts
met. jou toch nie: zo, dat je zo
verlegen conservatief benne. En
nou begroip ik Je niet. As er een
huishouwen ls, weer de vrouw 'n
stik of wat klndere verzurgemoet
en ut is ln zo'n huishouwen oige-
luk een verlegen boel, den wordt
deer maar niks an dein. Ut rolt
zo as ut zollt. Maar as je nou een
huishouwen hewwe met een paar
kindere en de vrouw weet een
centje extra te verdienen en ut
.hele spul komt prima voor de dag
den zou Je Ingroipe rulle. En hoe
was ut den in de oorlog? Mochte
de vrouwe toe niet meehelpe, al
wazze ze trouwd? Ik weet van
p'aasse, deer wulle ze nou weer
glen onderwoizers hewwe, omdat
ze trouwd is. Maar toe dat ze niks
aars krolge konne, toe wazze de
'vrullie wel goed. Wat heb dat nou
met principe te maken. Nel, ut
gaat bai moin om een goed ver
stand. Je hewwe om zo te zeggen
vrullie, die prate as een burge
meister en je hewwe burgemeis-
ters die prate as een oud wolf.
Das nou zo maar bal menler van
zeggen. Deer hel je niks achter
te zoeken. Want wat voor burge-
meisters geldt, kenne are ok ln d'r
diesuk steke. En as je een vrouw
hewwe met een goed verstand.
den zei die ut eerst al een toidje
den zei -die ut eerst ln de gate
hewwe, as ut in ut huishouwen
niet goed gaat".
Klaas had al een toidje zitte te
popelen.
.Den moet Je bal die grote lui
kolke Janus. Deer benne zat ge-
nog getrouwde wolve, die er oige
van de Joos niks an trekke en de
hele dag maar an de flort benne
en een juffrouw voor de klndere
zurge lelte. Weerom wul je dat
den niet verbiede?"
Maar Janus was nag lang niet
overtuigd Ut was allien jammer
dat ie niet ingong op de arge-
mente van Kees en Klaas. Want
deer zatte we olgeluk op te wach
ten. Maar wat le zoi, was toch
we» de moeite waard.
„Koik manne", zold ie. „As er
nou een houp werkeloze benne en
er benne ok een houp getrouwde
vrouwe, die er nag een groipstul-.
vertjebal verdiene wulle, vind
Jullie ut den zo logisch, dat die
manne om de steur, s;;" en ent
de getrouwde vrouwe dè'baantjes
lnpikke? Al hewwe ze den ok een
gezond verstand?"
Kees en Klaas zatte een toidje
stil. Ze zole gien woord. En ut
was ok een lastige vraag. Maar
toe vroeg de barrebler zo bal z*n
neus langs:
„As er nou een houp skoolmeis
ters zonder werk loupe Janus,
houfde van gezinne, zou Jij den
alle skooljuffrouwe al hewwè ze
den ok gten man, an dolk zette
Ik sprak laatst een vriendin,
die me toevertrouwde, dat - ze
terier jaar met anest en beven de
datum van de eerste Juni tege
moet zag. Haar man was name
lijk een verwoed hengelaar en
wanneer het visseizoen aangebro
ken was. koi ze er stevast op re
kenen. dat hij elke Zondagmorgen
voor dag en dauw het bed uit
ging en tot twaalf uur aan de
waterkant zat. In de week had hij
geen tijd. zodat de Zondagmorgen
daar aan moest worden best-eed
En als er iets tussen kwam en
hij bijv. eens een dag met haar
te gast moest naar familie, dan
was volgens zijn zeggen zijn helë
Zondag bedorven. Dat hij elke
Zondagmorgen te vissen ging,
was nog niet zo erg maar het ge
volg van de vispartij was regel
matig, dat hij de hele Zondag
middag op twee stoelen lag te
slapen.
Dat is nu weer zo'n gevai van
ee man, die bijna uitsluitend aan
zijn eigen plezier denkt. Ik ben
er eigenlijk van overtuigd, dat
die man dat zelf niet eens merkt
Hij ls dol op vissen, vervult de
hele week plichtsgetrouw zijn ar
beid en meent er het volste recht
op te hebben, om de Zondagmor
gen voor zijn liefhebberij te be
steden en ae middag om te sla
pen, teneinde Maandags weer met
frisse moed aan zijn werk te kun
nen beginnen. Dat de Zondag op
die manier voor zijn vrouw tot
iets onaangenaams gemaakt wor
daar denkt, hij niet over.
We zitten hier eigenlijk midden
in een probleem .Want het ls niet
alleen het vissen, dat hier om de
hoek komt kijken. Het ls veel
meer het naast elkaar voortleven
zonder eigenlijk zich veel om el
kaar te bekommeren. De mannen
hebben hier schuld aan, maar wij
ln even erge mate. Hoe dikwijls
komt het bij ons voor. dat we
zelf van die sloofjes zl1n, die
piekeren over verschillende huis
houdelijke dingen. Over de vraag,
hoe we met- de geringste kosten
de kleren heel kunnen krijgen.
Of hoe we het eten het smake
lijkst kunnen bereiden. En als
dan de heer des huizes 's avonds
thuis komt. is er van samenleven
weinig sprake. Er zijn mij geval
len bekend, waarin de man als
hij 's avonds in de kamer zit. eeri
boom opzet over alle moeilijkhe
den. die hij die dag ondervonden
heeft. Telkens weer. Maar als zijn
vrouw wil vertellen, wat zij heeft
gedaan om die dag de huishou
ding in het rechte spoor te hou
den. dan heeft hij geert aandacht
Omgekeerd is het ook zo. En op
die manier worden heel wat hu-
wulle? En zou jij de moidjes uit
de febrieke zette wulle om er joos
in te halen? Weer most je den
met al die vrullie nei toe? Nei,
ik ben ut met Kees en Klaas iens:
Een beetje vraihoid is ut mooiste
wat er is. Ok op dut gebied".
FIGARO
welijken grondig bedorven. O. er
komt niet direct een drama van.
Wij lopen niet zo spoedig bij el
kaar vandaan. Maar van een hu
welijk. van een samenleven, !s
geen sprake meer. Het is een sa
menwonen zonder meer. En om
nu weer op dat vissen erug e ko
men. ik heb die vriendin van mij
aangeraden om eens een keer met
haar man mee te gaan vissen.
Er is altijd wel iemand, die op
de kinderen wil passen voor een
enkele Zondagmorgen. Wanneer
u hem zo ziet genieten, zult u be
ter begrijpen, wat deze morgen
voor hem betekent. Hij is er uit.
Hij is de vrije ongebonden natuur
mens, die nog in ons allen slui
mert. U zult hem beter begrijpen
Maar door uw medeleven, zult u
er ook ln slagen, om ontsporingen
te voorkomen. Dat geldt weder
zijds als er soms mannen zijn.
die deze brief lezen. We zullen
aliid door belang moeten stellen
ln de dingen, die het samenleven
van man en vrouw met zich
brengt. Wederzijds. NEL.
Wijsheid in dichtvorm
Van onze medewerker de V.
plaatsen we ditmaal een gedicht
geschreven naar een Spaans ge
geven. Het mag als algemeen ba
kend worden geacht, dat de amb
tenarenkaste in Spanje in grote
genoegzaamheid Ls gezeten en.
zich van de nooddruft van het
volk weinig of niets aantrekt. Da
sa lyrische verhalen, die hierover
bij 't Spaanse volk ln omloop zijn
waren de aanleiding tot het ont
staan van dit gedicht.
SPAANSE HUMOR.
DE AMBTENAAR
Als ik als vaste ambtenaar.
Daar achter mijne lessenaar.
Zo rustig ben gezeten.
Dan denk ik vaak. al klinkt
het raar.
Heb ik het even voor elkaar.
God heeft mij niet vergeten.
Ik weet mij een bevoorrecht man
Want in Gods klas zit ik vooran;
Ik voel mij uitverkoren.
Ik die er goed van komen kan
Ik voel het lezer heus wel an:
'k Ben vtor het geluk geboren.
Want God schonk mij een vaste
baan
En hij verbond pensioen eraan
Wat kan mij nog gebeuren
Daarom mijn God. toe, hoor
mij aan.
Gij hebt Uw dienstknecht goed
gedaan
Ik prijs U uitentreuren!
Nog één verztek, mijn beste Vaer
Eens zal ik sterven, dat is klaar
Eu kom ik bij u boven;
Och lijf mij bij Uw Eng'lesnchaar
Dan in als vaste ambtenaar
En 'k zal U eeuwig loven.
de V,