KmiEKKOEifl .,/%*- f- YhuuuJL uii de 4Èe&ïuUn&eI Over de getrouwde vrouw Ons vervolgverhaal De zeven Kabouters van Sneeuwwitje Om twaalf uur werd er op nieuw een heerlyk maal klaar gezet voor de kabouters en weer at Hummeltje met de grootste «maak, terwijl de zes anderen In een hoek op de grond gingen zit ten. En om zes uur, toen het licht tn hun cel ontstoken was, at Hummeltje opnieuw, terwijl de de anderen met lange gezichten toekeken. Het was om razend te worden. Want Hummeltje at zo SLiakeliJk, dat hen het water om de tanden liep. Knorrepot stond eindelijk overeind en begon hevig te schelden op Hummeltje. Maar HummeUJe trok er zich niets van aan. Mei een volle mond zei hij tegen Knorrepot: „Je kunt nog een hele poos doorpraten Knorre pot, maar ik ben niet van plan om honger te lijden. Het is hele maal niet zeker, dat ze ons wil len vetmesten om ons later op te een. Daar geloof Ik niets van. Ik geloof veel eerder, dat die be wakers een grap met ons hebben willen uithalen. Maar Jullie doen maar wat je niet laten kunt. En laat me nu een poosje slapen, want vannacht om twaalf uur wil ik goed wak- kèr zijn. als de elfjes komen". Meteen ging Hummeltje lui achterover in zijn stoel liggen, terwijl de andere kabouters even eens in slaap probeerden te ko men. Dat lukte hen echter met. Daar voor knorden hun magen veel te veel. Ze gooiden zich af en toe op hun andere zij, maar het niets. En toen de klok eindelilk twaalf uur sloeg, hadden ze nog geen oog dicht gedaan. De lp-'t- ste slag van twaalven was nog niet koud. of ze hoorden, dat er een steentje teven de tral'«wen kers werd gegooid. Haast'g klom- mèn de kabouters op hun stoel tjes en keken door de ramen. Hommeltje was meteen klaar wak ker. En daar zagen ze ln de sneeuw zeven elfles staan, zo be toverend.- dat ze. hun adem in hielden. Gelukkig konden de ven sters croen" gedraaid worden en toen raakten ze aan het praten pv.mme»1t.1e r>om hQ» ee*at. 't wor»»d en vroeg: „Kan jullie om* ook ver tegen of hier wol pons kabouters on gegeten worden?" De zeven elfjes barstten ln lachen uit. Fn d*t lachen klonk nr«"'es of er zilveren klokjes luidden. Hei klonk de kabouters ais muziek ln do oren. Eindehlk vroeg een van d<» eifies: „Hoe kom Jullie daar- bli*>" „Och", zei Hummeltje, „mijn zes vrinden hebben de hete dae nog niet durven eten. omdat ze dachten, dat z« vetgemest zouden worden. Ze dachten aan het van F°ns en 0~,otje" „Hebben ze dat. werken Ik ge- dftct»t9" vroegen de elfles ln koor „Hebben ze gedacht, dat er men seneters onder ons waren?- Dat vinden we verschrikkelijk". De andere kabouters kregen rode hoofden van schaamte, maar gelukkig was het niet Iteht genoeg zodat de elfjes dat niet konden zien. „Ja maar", stotter de Knorrepot, „de bewakers lie ten toch zoiets merken. En daar om durfden wij niet te eten. Hummeltje kraaide er boven uit, dat hij wel durfde en toen de elfjes vertelden, dat de bewa kers maar een grap hadden uit gehaald, riep hU. dat hij dat ook al had gezegd. „Maar wat komen jullie hier eigenlijk doen", vroeg toen een elfje. De zeven kabouters zwe gen een hele poo Zelfs Hummel tje was stil. En toen begon KnorT repot met een knorrige stem te verellen, da ze op aanraden vari Bruin de beer en Unk Wunknaar Elfenstad waren gekomen, om te i kijken wat er nu precies met dé zeven elfjes aan de hand was. Toen Oom Rob een jochie was Ik houd nu nog veel van vissen Maar vroeger was ik er gek op. In de regel waren we reeds aan het visser» voor de eerste Juni er was en menigmaal werden we dan door een boze politieagent van de waterkant weggejaagd. Want het mag nu eenmaal r\iet en de vis moet gelegenheid heb- ben om kuit te schieten. Maar als dan het visseizoen aangebroken was. gingen we met ons allen er op uit, de hengel over de rug. de wormenbus in de hand en een zak over de sdhouder. Zo'n heel gro te zak. weet je wel, waar wel een tte'f mud aardappelen in kon. In de regel was die zak vrij leeg als we thuis kwamen, wan* we wisten toen van vissen niet veel af en als er nog eens een dikke vis aan onze wormen beet. was In de regel het snoer te slecht en viel de vis weer ln het waf er Fn als we dan thuis kwa men. moest je onze verhaten ho ren. Net of er een walvis van de heuwpj gevallen was. Fen keer was ik te vissen en toen haatee ik een oude schoen uit be+ water on. Voor de schoen boven was. schreeuwde Ik al mjln vriendpp hij e'koar, want Ik dacht dat 1k een snoek had gevangen. O wat moest een er van vrese lijk lachen, toon de echoën tywert v-wam fr\ luiite beerhot. natuur lijk. 'k on ""*aak zon. De c.'Wnt^j kwam al snoedl* wu-te niet erg rtte m'^dMT en de moooten laeren al snoed'a met et'raar In het, prras te ro'ten en hoken ntet meer naar de heneel Tk nateuri'ik wel, want ik was een verwoed v'sser. Dat heb 1k nofc a' vervoi/j Dus Ik hteef hil do heneete Fn het snrookt, dat ik do whwij gen de haak van d'e ertdar 7'<n hon<roj bond crooidA «k do schoon in bet wa- +ar en dA dobhAf schoot, naar he- rtoden. Fn toon maar wachten tot. de eteenaer ven de hendel Vwom ondaeen. Dat, diufdg een v»a1a ww: m«or eln^ojjik daar trwem h«j ae neten teren. Meteen «*af ik eon .«schreeuw, dat hH beet had en hM kwam aanrennen. W"d green hil de hengel en sloeg hard op. Daar was zijn snoer niet óo berekend en knapte natuur-* lijk af. Ik zei niets en verheugde me al bij voorbaat. Want natuur lijk zou hij nu een groot verhaal doen over een geweldige snoes, die hij verspeeld had. Het kwam precies zo af. Toen we naar huls wandelden, was de snoek een beest van vijf pond, maar toen we goed en wel thuis waren, was dezelfde snoek al ge groeid tot een beest van twaalf pond. Toen vond lk, dat het weJ- lejes was. Anders zou hot beest de twintig wel gehaald hebben. En t-oen hij thuis het verhaal aan zijn oudste broer wilde doen. kon lk me niet langer stil houden en verklapte, dat lk de schoen aan zijn haak had gebonden en dat zijn snoer alleen gebroken was doordat hij te wild had opgesla gen. Hij heeft me heel erg veront waardigd aangekeken. En het ereste was, hij geloofde me niet. Toen lk he* volhield, hee'ft h!1 me uitgescholden en verklaard, dat lk zo jaloers was, omdat hij een snoek verspeeld had. Je moet maar rekenen :Zo zijn vissers. Soms geloven ze alles en soms willen ze niets geloven. Oom Rob is nu nog precies het zelfde. Als een visser hem vertelt, dat het niet wil en dat er niets gevangen wordt, dan geloof lk het niet. Dan denk ik luist, dat de man een ne' vol heeft en dan pa ik vlak naast hem zitten. Dom he? Over soreek woorden Vorige week heb lk geschreven naar aanleiding van een aantal vragen over hersengymnastiek, die Mlchael Burm me zond. dat we deze zomer geen wedstrijden meer zouden gaan houden, maar dat we dat uitstelden, tot deze herfs1 D*t. betekent echter niet dat Oom Rob af en toe niet eena iets in de krant zet, dat toch moet worden opgelost of ingevuld Dat mag Ie dan voor te zelf doen en 1e mag het ook naar me op zonden Graag zelfs Fn hot is best mogelijk, als tfc eens een heel mooie inzending krijg, (en er kun nen soms prachtige inzendingen bij zijn) dat lk even goed een Da kapmeeuwen, die het zwarte kap|e tooiden. prijsje toezend. Dat moet Jullte naam vanspotvogel krijgt. Zulke dus zelf weten. mensen zijn er het hele jafcr door. Voor deze keer heb ik eens en kele spreekwoorden opgezocht. Daar heb lk de helft van wegge nomen en die kun je dan zelf in vullen. Daar komen ze hoor: Zoals het klokje thuis Hoge bomen. Met de hoed in de hand Beter een vogel.. Wie wind zaait Elk vogeltje.. Beter een half Vogeltjes die zo vroeg., In de nacht zijn alle Beter te hard geblazen. Daar kun Jullie je best op doen Dus je mag ze opzenden en mis schien dat ik voor de hele mooie lnzendngen een prijs geef en dan moet Jullte ze inzenden voor aan staande Zaterdag, want volgende week zet ik de oplossingen ln de krant. OOM ROB POSTBUS 3 - SCHADEN Deriien stuks Als ik me niet vergis, heb ik julle enkele weken geleden ver teld. dat er ln een nestkastje een mezenpaar een nestje had ge bouwd en dat er dertien eieren in waren gelegd. Al die dertien mezeneieren zijn uitgekomen. Het was een nestkastje vol. Als je er in keek, was het een pracht ge zicht. Laat dat een aansporing voor jullie zijn om te zorgen, dat jullie volgend Jaar ook een nest kastje hebt. En die dertien me zen zijn deze week uitgevlogen. Het was er druk van. In de vrucht bomen hoorde je ze roepen slaan en telkens zag je ze dan hier en dan daar naar Insecten zoeken. Want dat komt er ook nog bij: Een tuin vol mezen is beter dan een keer sproeien. Ze ren ontzaglijk veel onge dlerte. Lokt dus de mezen zo veel mogelijk naar de vruchtentuinen toe. Maar er is ook vogel, die de naam spotvogel draagt. En het zou me niet verwonderen .als jullie daar nog nooit van gehoord hebt. De kinderen die .in de stad wonen, hebben misschien niet zo veel kans om hem te zien .maar als ze hun best doen .lukt het wel Op het platteland komt hij ta melijk dikwijls voor. Slechts een paar maanden. Maar dan moet je hem ook zien en horen. En als de kinderen ln de stad nu van de natuur houden, moeten ze in de parken gaan zoeken. Dat doen ze het best met hun oren Want het is maar een klein S-ogctete. dat je niet dadelijk ziet. Hij heeft echter een eigenaardigheid, die ons helpt om hem te vinden. En dat is zijn stem. Jullie moet er maar eens goed op letten. Het zal Je gebeuren» als Je in de tuin bent, dat je plot seling een lijster hoort zingen. Maar nergens is een lijster te zien. Even later hoor je het schelle geroep van een scholek ster. Tepiet, tepiet, tepiet, piet* plet. Maar je ziet ook geen scholek ster. En dan hoor je het praten van een spréeuw, om even later te worden afgewisseld door het gemekker van een tureluur. Dan weet Je helemaal niet meer hoe Je het hebt. Het is net of de tuin vol verschillende vo gelgeluiden Is, terwijl je geen vo gel ziét. Dan kan je er vast op "rekenen, dat er een s «tv gel is. nabootst. .En daarom het on de mensen hem de nagim spotvogel geg. en. ornaat tal van men sen er op die manier al ssen heeft genomerP r an moet je eens scherp ga in .uit"\i'»An,et» ais ie dan een kl* n beetje geluk hebt. dan zie je hem tussen de bladeren heen en weer hippen, nu eens dit en dan weer dat geluid voortbrengend. Dan verwonder Je Je er over. dat ao'rr klein vogeltje zo veel geluid kan produceren. Hij ls zo wat zo groot als een mus. maar slanker. De kleur ls boven groen-geel, van onder geel. Zo zijn er nog wel enkele vogeltjtes zul je zeggen- En dat Is ook zo. want uiterlijk heefit. de spotvogel niets bijzon ders. Maar Iet nu eens goed op ais hij begint te zingen. Dan her ken je hem onmiddellijk, want zijn bek is van binnen hel oranle en hij heeft de gewoonte om die bek wijd open te doen als hij zingt Daar kan Je hem altijd aan herkennen. Ik heb echter nog nooit het nest van een sootvoget kunnen, vinden. Natuurlijk heefl hij wel een nest. Bij voorkeur in dicht struikgewas, maar ook graag in- klimoo of in kleine gaten ln oude bomen Als jullie hem eens zien. of het nest vinden, schrijf het dan even aan Oom Rob. Spreken dat af? Kl. eren Heerlijke sport. Ook de padvindsters wijden vele vnU< uren aan deze gezonde ontspanning. De spotvoqel is er weer Misschien heb jullie wel eens van éen spotvogel gehoor.» beste clubvrienden. En hoogstwaar schijnlijk denk jullie dan aan een mens. die er op uit ls om andere mensen er een beetje tussen te nemen en die dan schertsend de „Dat moet je meemake", zoi Janus. „Deer lees lk me nou tóch zeker ln d «ra da» ze An,e- i rika een vrouw preslde' ma Jet hewwe van de Amerikaanse bank Dat nou zei er ln ut vervolg de handtekening van een vrouw on een Amerikaans bankoilirt kom- i me. O. o. ze kene er deer toch wat mee". „No" docht Kees, „de pepier- i kes zelle er niks minder om i waard rre denk? Ik heb er nl<< van hoord of lezen, maar ut i maakt moln „1* Jams »f ut r.' ert r.ar. 's Oi een vreuw en zelfs al ls ut i grtr u vde vrouw. As u* vors'inrt tnu go ls. Deer gaat ut om en nergens aars" En Janus er op z"n bedaarde i men Ier er teugen in. Die word' nooit heit of koud, maar hal weet van k«eo houwen. „Ik vind u» niet goed Kees Die vrullie krolge moin te veul te zeggen teugen- woordlg. Jij zegge nou wel, dat ut een Icwes'ie van verstand ls. maar c dat ben lk hillegeer niet me* le 1 iens. Er benne nou lenmaal din- d, 1 r n !:en en er benne dlnge, die niet staan voor een man. En as een vrouw lenmaal trouwd is, den hoort ze in in de eerste plaas voor de kin- dere te zurgen. En ln de tweide plaas voor de man". „Dat hel Je flink zoid". Zo vond Kees ut tenminste. Maar an de toon we erop le ut zoi, hoorde Je wel. dat le er efkes aars over docht. „Das mannetaal. En ut klinkt zo principieel ok. Maar moln vang Je er niet mee. Eerst wazze Jullie nag veul principleelder. De vrouwe moste htllegaar gten werk doen, dat deur manne dein worre kon. Maar ze benne al efkes ver anderd. Omdat ze wete, dat ut niet te keren is Maar ut gezicht moet nag zo'n beetje red worre. En nou moet de getrouwde vrouw ut lied opzegge". „Dat mag Je nou zegge", maak te Janus van de asemrmize van Kees «rebrulk. Maar lk zeg Je, dat er niks as beroerdigold van komt. as de vrouwe trouwe en evengoed bal een aar an ut werk blolve. Ut gez'n .laldt er onder" Kees had een pruim nomen en dat was maar gelukkig ok. Den praat ie nooit zo driftig. Want Je konné an urn zien, da le dul werd Das een Iilluk gebrek, maar Ja, wat. doe Je er an. „Je verandere nou al Janus. •miwen thuis. Ze heb Want je zegge zo neldrukkeluk, dat ze niet bal een. aar an ut werk bloive moete. Dus as ze bal er oLgen klrrel berge werk verzet te; den ls dat gien bezweer. Ik moet je zegge, dat je moin verle gen teugen valle. Lelt de mense toch een beetje vralhold. Ut ts met. jou toch nie: zo, dat je zo verlegen conservatief benne. En nou begroip ik Je niet. As er een huishouwen ls, weer de vrouw 'n stik of wat klndere verzurgemoet en ut is ln zo'n huishouwen oige- luk een verlegen boel, den wordt deer maar niks an dein. Ut rolt zo as ut zollt. Maar as je nou een huishouwen hewwe met een paar kindere en de vrouw weet een centje extra te verdienen en ut .hele spul komt prima voor de dag den zou Je Ingroipe rulle. En hoe was ut den in de oorlog? Mochte de vrouwe toe niet meehelpe, al wazze ze trouwd? Ik weet van p'aasse, deer wulle ze nou weer glen onderwoizers hewwe, omdat ze trouwd is. Maar toe dat ze niks aars krolge konne, toe wazze de 'vrullie wel goed. Wat heb dat nou met principe te maken. Nel, ut gaat bai moin om een goed ver stand. Je hewwe om zo te zeggen vrullie, die prate as een burge meister en je hewwe burgemeis- ters die prate as een oud wolf. Das nou zo maar bal menler van zeggen. Deer hel je niks achter te zoeken. Want wat voor burge- meisters geldt, kenne are ok ln d'r diesuk steke. En as je een vrouw hewwe met een goed verstand. den zei die ut eerst al een toidje den zei -die ut eerst ln de gate hewwe, as ut in ut huishouwen niet goed gaat". Klaas had al een toidje zitte te popelen. .Den moet Je bal die grote lui kolke Janus. Deer benne zat ge- nog getrouwde wolve, die er oige van de Joos niks an trekke en de hele dag maar an de flort benne en een juffrouw voor de klndere zurge lelte. Weerom wul je dat den niet verbiede?" Maar Janus was nag lang niet overtuigd Ut was allien jammer dat ie niet ingong op de arge- mente van Kees en Klaas. Want deer zatte we olgeluk op te wach ten. Maar wat le zoi, was toch we» de moeite waard. „Koik manne", zold ie. „As er nou een houp werkeloze benne en er benne ok een houp getrouwde vrouwe, die er nag een groipstul-. vertjebal verdiene wulle, vind Jullie ut den zo logisch, dat die manne om de steur, s;;" en ent de getrouwde vrouwe dè'baantjes lnpikke? Al hewwe ze den ok een gezond verstand?" Kees en Klaas zatte een toidje stil. Ze zole gien woord. En ut was ok een lastige vraag. Maar toe vroeg de barrebler zo bal z*n neus langs: „As er nou een houp skoolmeis ters zonder werk loupe Janus, houfde van gezinne, zou Jij den alle skooljuffrouwe al hewwè ze den ok gten man, an dolk zette Ik sprak laatst een vriendin, die me toevertrouwde, dat - ze terier jaar met anest en beven de datum van de eerste Juni tege moet zag. Haar man was name lijk een verwoed hengelaar en wanneer het visseizoen aangebro ken was. koi ze er stevast op re kenen. dat hij elke Zondagmorgen voor dag en dauw het bed uit ging en tot twaalf uur aan de waterkant zat. In de week had hij geen tijd. zodat de Zondagmorgen daar aan moest worden best-eed En als er iets tussen kwam en hij bijv. eens een dag met haar te gast moest naar familie, dan was volgens zijn zeggen zijn helë Zondag bedorven. Dat hij elke Zondagmorgen te vissen ging, was nog niet zo erg maar het ge volg van de vispartij was regel matig, dat hij de hele Zondag middag op twee stoelen lag te slapen. Dat is nu weer zo'n gevai van ee man, die bijna uitsluitend aan zijn eigen plezier denkt. Ik ben er eigenlijk van overtuigd, dat die man dat zelf niet eens merkt Hij ls dol op vissen, vervult de hele week plichtsgetrouw zijn ar beid en meent er het volste recht op te hebben, om de Zondagmor gen voor zijn liefhebberij te be steden en ae middag om te sla pen, teneinde Maandags weer met frisse moed aan zijn werk te kun nen beginnen. Dat de Zondag op die manier voor zijn vrouw tot iets onaangenaams gemaakt wor daar denkt, hij niet over. We zitten hier eigenlijk midden in een probleem .Want het ls niet alleen het vissen, dat hier om de hoek komt kijken. Het ls veel meer het naast elkaar voortleven zonder eigenlijk zich veel om el kaar te bekommeren. De mannen hebben hier schuld aan, maar wij ln even erge mate. Hoe dikwijls komt het bij ons voor. dat we zelf van die sloofjes zl1n, die piekeren over verschillende huis houdelijke dingen. Over de vraag, hoe we met- de geringste kosten de kleren heel kunnen krijgen. Of hoe we het eten het smake lijkst kunnen bereiden. En als dan de heer des huizes 's avonds thuis komt. is er van samenleven weinig sprake. Er zijn mij geval len bekend, waarin de man als hij 's avonds in de kamer zit. eeri boom opzet over alle moeilijkhe den. die hij die dag ondervonden heeft. Telkens weer. Maar als zijn vrouw wil vertellen, wat zij heeft gedaan om die dag de huishou ding in het rechte spoor te hou den. dan heeft hij geert aandacht Omgekeerd is het ook zo. En op die manier worden heel wat hu- wulle? En zou jij de moidjes uit de febrieke zette wulle om er joos in te halen? Weer most je den met al die vrullie nei toe? Nei, ik ben ut met Kees en Klaas iens: Een beetje vraihoid is ut mooiste wat er is. Ok op dut gebied". FIGARO welijken grondig bedorven. O. er komt niet direct een drama van. Wij lopen niet zo spoedig bij el kaar vandaan. Maar van een hu welijk. van een samenleven, !s geen sprake meer. Het is een sa menwonen zonder meer. En om nu weer op dat vissen erug e ko men. ik heb die vriendin van mij aangeraden om eens een keer met haar man mee te gaan vissen. Er is altijd wel iemand, die op de kinderen wil passen voor een enkele Zondagmorgen. Wanneer u hem zo ziet genieten, zult u be ter begrijpen, wat deze morgen voor hem betekent. Hij is er uit. Hij is de vrije ongebonden natuur mens, die nog in ons allen slui mert. U zult hem beter begrijpen Maar door uw medeleven, zult u er ook ln slagen, om ontsporingen te voorkomen. Dat geldt weder zijds als er soms mannen zijn. die deze brief lezen. We zullen aliid door belang moeten stellen ln de dingen, die het samenleven van man en vrouw met zich brengt. Wederzijds. NEL. Wijsheid in dichtvorm Van onze medewerker de V. plaatsen we ditmaal een gedicht geschreven naar een Spaans ge geven. Het mag als algemeen ba kend worden geacht, dat de amb tenarenkaste in Spanje in grote genoegzaamheid Ls gezeten en. zich van de nooddruft van het volk weinig of niets aantrekt. Da sa lyrische verhalen, die hierover bij 't Spaanse volk ln omloop zijn waren de aanleiding tot het ont staan van dit gedicht. SPAANSE HUMOR. DE AMBTENAAR Als ik als vaste ambtenaar. Daar achter mijne lessenaar. Zo rustig ben gezeten. Dan denk ik vaak. al klinkt het raar. Heb ik het even voor elkaar. God heeft mij niet vergeten. Ik weet mij een bevoorrecht man Want in Gods klas zit ik vooran; Ik voel mij uitverkoren. Ik die er goed van komen kan Ik voel het lezer heus wel an: 'k Ben vtor het geluk geboren. Want God schonk mij een vaste baan En hij verbond pensioen eraan Wat kan mij nog gebeuren Daarom mijn God. toe, hoor mij aan. Gij hebt Uw dienstknecht goed gedaan Ik prijs U uitentreuren! Nog één verztek, mijn beste Vaer Eens zal ik sterven, dat is klaar Eu kom ik bij u boven; Och lijf mij bij Uw Eng'lesnchaar Dan in als vaste ambtenaar En 'k zal U eeuwig loven. de V,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 3