KinftEKKÖEKI Van dit en van dat.... West Friesland een halve eeuw terug Veel is veranderd, veel is verloren De Waterkinderljes Er Is op het ogenblik langs de waterkant veel moois te zien. Als Jullie er gelegenheid voor heb. moet Jullie eens een middagje langs de ringvaarten gaan wan delen. Alleen of met meerderen, maar als je met meerderen gaat. Je niet luidruchtig zijn. Tenminste als het jullie er om te doen Is vogels te zien in de a ^rmoolste omstandigheden. Want nu is de tijd aangebroken dac de jonge wa.erhoenljes, de meerkoeten en de wilde eendjes uit de eieren zijn gekropen en het water bevolken. Ik ken geen aar- d'ger gezicht. Nu tref je de wilde eendjes niet zo gemakkelijk aan. Eun moeder is zo schuw gewor den. door de vele Jaren, die de jagers op haar gejaagd hebben, dat ze in de degel al verdwenen, is voor je er over gedacht hebt. dat er wel eens een moedereend met Jongen kon zijn. Een enkele k^-er gebeurt het. dat, je de eend met jongen betrapt. En als het dan een echte wilde eend is, niet &o'n half tamme, dan maak je 'n onwindend schouwsoel mee. De moeder geeft een signaal en plot- seMng zijn alle Jonge eendjes ver dwenen. Je ziet ze nergens meer Fn de oude eend begint raar te doen. Ze sleept met haar vleugel oo het land. doet ze of ze mank. Is en als Je er achter aan vaart or 'oopt. kan je vlak bij haar ko rren. Ais 1e dan ver genoeg bij dQ weggescholen jongen vandaan bent, blijkt het dat de oude eend hQlemaal niets mankeert, want p'otseling vliegt ze snel op en is e-m ogenblik later uik het gezicht verdwenen. En dan ben je Intus sen al 70 ver bij de jongen weg- grt1okt, dat Je ze niet meer terug- Wat een slimme vogel he? Me de waterhoentjes en de ir erkoeten staat het Iets anders. Oo hen wordt bijna nooit Jacht g maakt. of het moest zijn door e kele miserabele Jongens, die ze a'een maar opjagen en soms doodmaken terwijl ze- nergens V' r dienen. *^n als je voorzichtig langs de v ^rten loopt en goed uitkijkt, h -> Je wel eens het geluk om een rlethen met jongen in het water te zien stoelen en zwemmen. En ik kan Jullie verzekeren dat er geen mooier gezicht is. De klein tjes zijn watervlug en ze kunnen ze heerlijk met elkaar spelen. De ®'t1e rie hen zwemt er rustig mid d°n in. De jonge riethennetjes proberen op haar rug te klim- m-n. soms gelukt héf ze, soms t 'meien ze er af. soms duwen ze e'kear er af. het is een en al le ven Totda' de moeder plotseling o rus^" wordt. Een kle'n s'gnaai zo nng°veer als ..ora" en het sPe' is uit Met, moeder voorop zoeken z°. pen "nder oord op en de tien c' twaalf en ook wel minder hen- rr1 les haast Je rep Je er achter jnn je dan onverwachts Ie hoofd b-'-.-o r'et uitsteekt is het of e ren e'^etr'^che schok door he' troepje zien En h'er zien we heel v-t sniers dan bij de w"de eend T-umlrrte in reerel. Van ver- s noen is "een snrake. De moe- c' - -e-'t zich zo veel mogelijk en k'-e'rt'es hollen er achter aan 7 i z° kunnen. Inmiddels ls c '-eht vervu1d van hun angstia g' oiep en ze komen nas tot rust f' ze ver geno°v zijn. Slechts 'n enkele keer vluchten ze het r'et in ->r alleen 81* ^e v"r.nd zelf op h wa °r ls. K"k Jullie er maar e°ns n^or uit., maar Ja"" er n'et op'et/ei«k echter. OOM ROB Ons vervolaverhaal De zeven Kabouters van Sneeuwwitje Toen begon er een Elfje te ver tellen terwijl de kabouters voor het open raam stonden en natuur lijk zo koud werden als een botje, want het vroor dat het kraakte en ze hadden hun dikke Jassen niet aangetrokken. Maar daar let ten ze niet op. „Wij worden hier in Elfenstad altijd geplaagd en onderdrukt door alle anderen", ving het elfje haar verhaal aan. „Jullie moet denken, wij zijn de mooiste elfjes van de hele stad. Veel mooier dan de andere elfjes. En daar zijn die zo Jaloers op geworden, dat ze plagen ons waar ze maar kun nen. En het ergste is, dat onze ouders hen er in steunen. Thuis moeten we het zwaarste werk op knappen en uit mogen we bijna nooit meer. En daarom willen we hier heel graag weg. Als jullie ons nu eens kon meenemen naar het bos. dan zouden we het daar samen heerlijk kunnen hebben. We hebben gehoord, dat jullie het ook zo goed met Sneeuwwitje kon vinden, dat we twijfelen er niet aan, of wij zouden ook samen 'n prettig leven hebben Het elfje zou ongetwijfeld nog veel meer verteld hebben, maar ze werden plotseling ruw gestoord want een vijftal politieagenten rende het plein voor de gevange nis op en voor de elfjes ook maar een poging hadden kunnen doen om te ontsnappen, waren ze al vastgegrepen en meteen werden ze de gevangenis ingesleurd en in een andere cel opgesloten. De kabouters hadden het schouwspel met schrik gadegeslagen en ze wa ren luid beginnen te schelden op die barbaren van politieagenten, maar dat hielp allemaal niets. De elfjes werden voortgedreven en enkele ogenblikken later zaten ze even als de kabouters achter slot en grendel. De muren van de cellen waren echter niet erg dik en zo duurd.e het niet lang of de kabouters en de elfjes waren druk met elkaar ln gesprek. Het was een grappig gezicht. Aan de ene kant van de muur stonden zeven kabouters met hun oor tegen de muur en aan de andere kant zeven elfjes. Ze konden elkaar wel niet zien. maar het gesprek vlotte heel goed En ze begonnen elkaar al drom mels aardig te vinden. De kabou ters voelden er bijna voor om ze mee te nemen en dan in het bos samen te gaan wonen. Dat waren echter allemaal toekomstplannen, want nu zaten ze in de gevange nis opgesloten en er was geen kans. dat ze er voorlopig uit zou den komen. Eindelijk gingen ze slapen. Hum merje welvoldaan, want hij had immers gegeten. De andere ka bouters woelden maar en draai den van de ene kant op de an dere. Eindelijk sliepen ze allemaal jyjagnolia, wonder geboren in 't zonlicht, Kleurige vreugde in rose en wit, 't Is of een vlinder zo pril en zo ijdel Bloeiend en rank in het lentelicht zit. Kort is je leven van tedere tinten, 't Is het symbool van de jeugd die verdwijnt Toch kijk ik altijd verrukt naar het leven, Als je in 't voorjaar weer bloeiend verschijnt. JAN HOTTENTOt, Toen Oom Rob een jochie was Van Goede Vrijdag heb Jullie natuurlijk wel eens gehoord. En van Hemelvaartsdag en Kers'dag en Paas en Pinksterdagen ook. Maar heb jullie wel eens gehoord van Witte Donderdag? Het is helemaal geen feestdag. Tenminste lk heb het nooit als een Zondag beschouwd. Maar een behalve Khorrepot, de aanvoer der. Want die voelde zich verant woordelijk voor alle kabouters en nu natuurlijk ook voor de elfjes. Terwijl hij zo stil zat te denken, hoorde hij plotseling, hoe er op nieuw een steen tegen de ramen werd gegooid. Voorzichtig stond hij op en keek naar buiten. En daar zag hij in de sneeuw Bruin en Unk Wunk staan. Door de sjpannende gebeurte- lssen hadden de kabouters hele maal niet meer aan hun vrien den gedacht. Die waren immers ontsnapt in de nacht toen de ka bouters gevangen waren genomen Het wordt nu zo langzamerhand tijd, dat we eens horen, wat Bruin en Unk Wunk in deze tijd beleefd hebben. Prettig zullen ze he* wel niet gehad .hebben, in de koude en ln de sneeuw. Maar in ieder geval waren ze de kabouters niet vergeten. En het was voor de ka bouters een hele troost te weten, dat ze buiten de gevangenis trou we vrienden hadden. feestdag was het wel. Weten Jul lie wat het is en wanneer of er Witte Donderdag gehouden wordt Oom Rob is de datum vergeten. Maar hij weet nog heel goed, wat er op Witte Donderdag gebeurde. Dan hadden we allemaal een stuk krtj; ln de zak en daarmee tracht ten we elkaar een witte streep te geven. In de regel vroeg je aan moeder voor die dag een witte blouse aa maar een witte broek kreeg je natuurlijk nooit en het gevolg was, dat de anderen het voordurend op Je broek gemunt hadden. In een wip was je broek vol met krijtstrepen en het ge roep en gejuich „Witte Donder dag" was niet van de lucht.. Het was een onschuldig ver maak, want later borstelde Je 't er weer af. Maar als je er oudere mensen mee tussen trachtte te nemen, dan was Je in de regel nog niet gelukkig. Want die hou den meestal niet van een lolletje Of ze moeten het met Jongens en meisjes uit kunnen halen. Maar o vee, als je het met hen probeert! Nou, ik heb het aan de lijve ondervonden op Witte Donderdag. Het was dus weer zo ver. We liepen allemaal met een groot stuk krijt ln de zak en we had den allen reeds veel witte stre pen. Er was weinig aardigheid meer aan, toen we in het speel kwartier op het schoolplein lie pen. En toen kwam er een koets aanrijden en uit dat koetsje stap te een deftige meneer, met een pandjesjas aan. Jullie moet reke nen, het ls al een hele poos ge leden en toen waren er nog niet zo veel auto's en de mensen lie pen ook veel anders gekleed. Het was de schoolopziener. Die had den we echter nog nooit eerder gezien, dus dat wisten we niet. Tegenwoordig noemen ze die men sen inspecteurs. Een van mijn vrienden, van je vrienden moet je het maar heb ben, fluisterde me in het oor: „Die mijnheer, die durf jij geen witte streep te geven". Het was of de duivel In mij ge varen was. Ik rende de mijnheer tegemoet en een ogenblik later had hij een grote witte streep op zijn pantalon. Tegelijkertijd kreeg ik echter een draai om mijn oren dat ik er van suizebolde. Een ogenblik later was ik tussen de jongens verdwenen, terwijl de mijnheer de school binnenstapte. Toen de school aanging klopte mijn hart ontstulmig. Wat zat lk ln angst. En wat heb ik van de meester gehad. Tweehonderd straf regels maken, na schooltijd. „Ik mag mijnheer de schoolopziener niet wit maken, ook al is het Witte Donderdag". Jullie zult wel begrijpen, hoe ik schrok, toen ik hoorde, dat die mijnheer de schoolopziener was. Ik heb later nooit geen oude men sen meer een krijtstreep gegeven. En ik raad het julhe ook heel erg af. OOM ROB. Uom Rob aniwootdt Eindelij 'i heefi er dan toch een vriend de juiste uitslag geraden \an de internationale voetbalwed strijd. Het was Mlchael Burm uit Anna Paulowna, die daarmee dus de prijs gewonnen heeft. En een troostprijs heb ik voor Tonny Schouwenaar. die er ook heel dicht bij was en voorspelde dat Holland me. één punt verschil zou winnen. De prijzen heb ik in middels reeds verzonden. En dan moet ik jullie een teleur stelling bereiden. De wedstrijd die ik had uitgeschreven over „Watt heb Jullie beleefd" is een misluk king geworden. Er waren te wei nig inzendingen. Wel kreeg lk verschillende briefje., da: jullie niets beleefd hadden, maar de hoofdzaak is wel. dat de zomer in het land is en Jullie dan niet zoveel lust hebt in opstellen ma ken. Toch plaa s ik een briefje, dat lk ontvangen heb van Mlchael Burm en waarbij hij een heel mooie tekening had gemaakt. En waarom zout'-n jullie niet kunnen, wat Mlchael wel kan? Laten we afspreken, dat we volgende herfst deze proef zullen herhalen. Dus als jullie deze zo mer wat beleeft, onthoudt het of schrijft het op. dac kunnen jullie me niet meer aankomen me; het praatje, dut je niets beleefd hebt. Met de postzegels staat het °°k een beetje stil. Wel ontving 'fc deze week nog een mooie zending van D. de Geus uit Alkmaar die ik hartelijk bedank, maar het is toch te merken, dat de zomer in he land is. Dat Is helemaal niet erg. Als we maar afgesproken houden, dat jullie de postzegels opspaart. Want ik stel die zen dingen erg op prijs. Juist toen ik dit geschreven had kreeg ik nog een zending post zegels van N.N. en van Annle Bakker uit Schagerbrug. Harte lijk dank hoor. En wat hebben jullie een mooi reisje in 't uit zicht, Annie. OOM ROB. Als het mogelijk was om de mensen, die een halve eeuw te rug, dus in 1899, juist voor hel begin van de twintigste eeuw gestorven zijn, in het leven terug te roepen en we plaatsten enkele van die mensen, die toen jn Westfriesland leefden, aan het einde van de Heerhugowaard op de Hulgendljk, dan zou den ze reeds enigszins vreemd staan kijken. De molens van de Schermer zouden ze niet meer zien malen. He café ..De Heng elaar" zou hen niet meer verlokken om hun moede leden n eer te ^strekken, als ze reeds 'nwandeling of een rit met paard en wagen achter de rug hadden, uit Winkel of Nieuwe Nie dorp, en wat ook wel gebeurde, uit behagen of Wieringerwaard. Ze zouden andere wegen vinden en er zouden hen andere voertui gen voorbij snellen. Alleen het oude Alkmaar met zijn torens en Oudorp er voor zouden hen nog bekend voorkomen. Daaraan zou den ze zien, dat ze nog in het oude Westfriesland waren. Maar even vreemd zou het ons zijn, en vooral de Jonge mensen van een jaar of vijftien, zestien, die Westfriesland niet hebben ge kend zoals het ln „de goede oude tijd" was, als ze nog eens konden worden verplaatst in de vorige eeuw. We willen -trachten een beeld te geven van ons gewest, zoals het toen was. Stel u dus voor, dat ge een boer waart, die op een Maandag in de zomer van het Jaar 1899 van de Wieringerwaard naar Alkmaar ging, om daar een wagen met varkens naar de markt te bren gen. Voor dag en dauw is het paard reeds van stal gehaald en onder het nodige geschreeuw zijn de krulstaarten Ingeladen. Des te meer ge Alkmaar nadert, des, te drukker wordt het °P <*e *n de Middenweg van de Heer Hugo- waard daveren de wagens over de hobbelige straatstenen. Het zijn collega's boeren, die ook naar Alkmaar gaan om de markt te be zoeken. Uit alle mogelijke plaat sen komen ze en in de omgeving van de Friese brug is het een drukte van belang. De varkens zijn naar de markt gebracht en de boeren stallen hun paarden en wagens in het bekende café bij de Friese brug. Er staan tiental len, soms honderdtallen wagens. In het café zelf, waar destijds de eigenaar, de heer Schermerhorn de scepter zwaaide ls het blauw van de rook. De boeren zitten er met een glas bier voor zich en 'n pijp ln de mond. Bijna allen zijn voorzien van snor en baard. Een auto ls niet te bekennen. Hoogstens gaan de gesprekken over de auto van de notaris Bax uit de Wieringerwaard, de eerste auto in. onze omgeving, die des tijds door tal van boeren ver vloekt werd. omdat hij de paarden aan het schrikken bracht. Meer nog werd hij echter bespot, om dat het nog al eens voorkwam, dat er levende paardenkracht te pas kwam. als de dode paarden kracht hem in de steek liet. Fietsen waren niet te bekennen Er waren er enkele, maar het be tekende nog niets. En die er wa ren, waren vehikels, waar men zich slechts op kon wagen, als men aanleg had om acrobaat te worden. Het verkeer langs de weg bepaalde zich tot wagens, wagens en nog eens wagens en voor de rest werden ver voetgangers op de weg aangeroffen. Dat was Westfriesland, zoals we het ons nog graag voorstellen. Het gemoedelijke Westfriesland met een sterk eigen karakter en een kalme rustige bevolkLng. Een •bevolking, v/aarin de boerenst?nd overheerste. Wie over Westfries- lahd sprak, sprak over de boeren. Er was een middenstand en er warén arbeiders, maar zij vorm den Westfriesland niet. Ons ge west werd gevormd en beheerst door de boeren. In de gemeente raden. in de kerkbesturen, ln de polderbesturen regeerden de boe ren Is het te verwonderen, dat deze boeren een stempel drukten op Westfriesland? Is het te ver wonderen, dat ze Westfrieslapd een eigen cachet gaven? In de vorige eeuw was de boer meer dan op het ogenblik een ko ning op eigen erf en het gevolg daarvan was, dat de boeren een sterk onafhankelijk ras werden, gewend om te heersen. Als ge nog eens ln de gelegen heid zijt om een oude Westfrie- se boer te spreken over die tijd. moet ge dat vooral niet- laten. Want het was een merkwaardige tijd. Een tijd vol gebreken. We zullen de laatsten zijn om het te ontkennen. Maar ook een tijd, waarin Wes: friesland nog niet zijn aangezicht verloren had. Wie heeft er niet gehoord van de boe renkermissen? Van de boerenbrui loften? Van draverijen en andere dagen? Wat zouden we onze ogen uit kijken, als we nog maar een vijf tig jaar geleden over het Waag- pleln wandelden, dat tjokvol met varkens was. In de omliggende straten boeren en boerenvrouwen want heel dikwijls gingen de vrou wen mee naar de stad en liepen ze door de Houttil, door de Mag- dalenenstraat, in de Langestraat en op de Laat en waren getooid met de Westfriese kap en het gouden oorijzer. Het was de tijd zonder haast. Neg voer de trekschuit, al gingen tallozen reeds met de spoortrein naar de stad. In de snip van Kol horn zaten echter steevast iedere Maandag een aantal boeren met de Gouwenaar ln de mond en kortten zich in de roef de tijd met een spelletje pandoer. De je neverkruik ontbrak er zelden en menigmaal was de stemming reeds uitbundig voor Alkmaar be reikt was. Ja, onze voorouders zouden Westfriesland niet herkennen als zc nog eens konden kijken, maar wij evenmin. We zouden onze handen van verbazing ineenslaan en ons afvragen of die mensen niets te doen hadden. Uren ln 'n schuit of op een wagen zitten. Hoe was het mogelijk. En toch draaide de wereld en leefde West friesland. Zeker niet minder ge lukkig dan tegenwoordig. In zekere zin was het zo, dat ln het isolement de kracht van West frieslana schuilde. Door dat het moeilijk te bereiken was en er slechts een enkele spoorweg door liep, behield Westfriesland lang zijn eigen tradities en zijn eigen zeden en gewoonten. In dat Iso lement waren de West-friezen voor al in de dorpen op e-x-aange wezen. Het was de tijd, dat de nutsvereniglngen bloeiden. Het was ook de tijd, dat de dorpsuit voeringen een evenement waren, waar weken over gesproken werd. Het was de tijd. waarin de Wog- nummers zouden opkomen. Wel kwamen die nog iets later, maar dezelfde Wognummers hebben 'n heldhaftige poging gedaan om v. de Westfriese klederdracht nog te redden wat er te redden viel. Eet heeft niet mogen baten. Natuur lijk niet. De tijd kan men niet tegenhouden eft toen Westfries- iand eenmaal ontsloten was door het verkeer, toen het uit zijn iso lement verlost was, heeft het niet- de kracht gehad om zijn eigen karakter wat betreft klederdracht en volksgebruiken te bewaren. Het valt misschien te betreuren dat dit zo is. Maar wat geeft het om er over te murmereren? Er zijn andere dingen, die ons zouden opvallen, als we door het West friese land van een halve eeuw terug wandelden. En daarbij zou het ons in de eerste plaats tref fen. dat er zoveel scholen minder waren. Niet alleen wat aantal be trof. Wat dat betref* zou het ons een vreugde zijn, dat het aantal zo ls toegenomen. Maar we zou den ook verwonderd hebben opge keken. dat de kinderen van ver schillende Godsdienstige gezind heid door elkaar een school be zochten. Het ging ook. Er werden geen Godsdienstige twisten op de scholen uitgevochten. Wat dat betreft, zijn we er zeker niet op vooruit geboerd en de stemming is bepaald vijandig geworden. Niets immers. De mens leeft ge mlddeld langer. Maar wat is Wes: friesland in deze halve eeuw niet ontzaglijk veranderd. De auto's en autobussen razen langs de weg De gemoedelijkheid is verdwenen. Op het land neemt de tractor de plaats In van het paard. En de Westfriese mens is mede veranderd. Toch kan het u een enkele keer nog eens gebeuren, dat ge midden in een gezelschap verzeild raakt, waarin ge de oude stijl nog terugvindt. Niet in de vorm van de oude Westfriese klederdracht Maar soms stap: ge een herberg binnen en ge treft een aantal boeren of middenstanders, die voor een ogenblik de haast van zich heb ben afgeworpen. Ge zet u bij hen. Ge geniet van de boertige hu mor en de ruige kwinkslagen. Het zonlicht valt door de ramen van de lage gelagkamer en ge vergeet dat ge in het midden van de twin tigste eeuw leeft Als ge het ge luk mocht hebben om dit mee te maken, vergeet dan ook uw haast En soms vindt ge de oude sfeer nog teruj in een deftig notaris kantoor. waar de lucht van oude perkamenten hangt Dan' zit ge stil te mijmeren en ge krijgt nel- ging om de tijd die achter ons ligt te betreuren. Het is niet nodig. Want het was een halve eeuw geleden in West- friesland niet allemaal rozegeur en maneschijn, 't Was niet alleen de tijd van de rust en de humor van het boerenland. Het was ook de tijd van de armoede en de be deling onder een groot deel van de arbeidende bevolking. Zomers was er werk, maar ln de winter werd in hetzelfde Westfriesland armoede geleden en dan kon men de oude vrouwtjes en de werklo zen langs de besneeuwde s:raten zien gaan om een zakje turf te halen. Lonen van vijf zes gulden in de week waren regel en daar maakte men geen Kromme sprongen van. En als ge dan ook eens vijftig jaar terug kond: gaan, dan zoudt ge u er over verbaasd hebben, dat er wel spr.iie was van een be paalde Westfriese cultuur, dat er op de dorpen sprake was van een opgewekte verenigingsleven, maar een leven, waaraan de arbeiders in het geheel niet en de midden standers slechts bij uitzondering deel hadden. Als ge gedurende 'n uitvoering een café waart bin nengestapt. zoudt ge een publiek gezien hebben, dat zeer eenzijdig was en slechts bestond uit nen. die een dikker kluif hadden van de maatschappelijke welvaart. En misschien zoudt ge u in e»n stil hoekje van het café neerzet ten, om te overdenken, dat er wel veel verloren is gegaan ln een hal ve eeuw. maar dat er ook veel gewonnen is. Ge zoudt bij u zelf willen bedenken, hoe weer te her winnen wat verloren ls gegaan, met behoud van de vooruitgang. Het is een onmogelijkheid om de klok terug te zetten. Ge zoudt 't soms wel willen proberen, maar het loopt op brokken uit. Maar het moet wel mogelijk zijn om de oude waarden weer te doen her leven. Het moe: mogelijk zijn, om weer iets van de rust en de kracht te hervinden, die ons voorgeslacht ongetwijfeld wel heeft gehad en die wij kwijt zijn. Is het wellicht zo, dat de boerenstand te gemak kèlijk zijn eigen levenshouding heef: prijsgegeven en dat de opge komen middenstand en arbeiders bevolking nog te weinig een eigen levenshouding heeft kunnen vin den? In dit verband gezien is wellicht de arbeid van het Westfriese genoo.schap „Oud Westfriesland" van onschatba re betekenis. Maar dan zal er een voorwaarde moeten wor den vervuld: Het genootschap zal ln omvang s:erk moeten toenemen. Het moet niet meer zo zijn, dat maar een kleine duizend mensen er lid van zijn, van wie er nog een be langrijk gedeelte buiten Wes.- frlesland woont. De bevolking van Westfriesland ln stad en dorp in al haar geledingen zal in het genootschap moe:en treden, teneinde zich gezame- lijk te beraden over datgene wat ln he: belang van een eigen Westfries volkskarakter behouden moet blijven. Het is dit jaar het jubileumjaar van het genootschap. Moge de ko mende vijf en twintig Jaar er van getuigen zijn, dat heel Westfries land zich om dit Genootschap zal scharen, maar vooral, mogtn we ln de komende periode ons be wust worden dat het iQ het te- lang van heel Westfriesland is. als we het streekeigene, dat we ln zo ontstellende mate verloren hebben, weer terugwinnen. We bedoelen daarmee niet, dat we terugvallen naar de tijd van de paarden en wagens en de oude klederdrachten. Maar een gezond regionalisme met begrip voor el-# kanders moeilijkheden kan ons' allen slechts ten goede komen. Het hoge ambt kan men tiet allerbest met Een bergtop vergelijken Voor adelaars en 't kruipende gedierte Js die top slechts te bereiken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 3