KinftEKKÖEKI
Van dit en van dat....
West Friesland een halve eeuw terug
Veel is veranderd, veel is verloren
De Waterkinderljes
Er Is op het ogenblik langs de
waterkant veel moois te zien. Als
Jullie er gelegenheid voor heb.
moet Jullie eens een middagje
langs de ringvaarten gaan wan
delen. Alleen of met meerderen,
maar als je met meerderen gaat.
Je niet luidruchtig zijn.
Tenminste als het jullie er om
te doen Is vogels te zien in de
a ^rmoolste omstandigheden.
Want nu is de tijd aangebroken
dac de jonge wa.erhoenljes, de
meerkoeten en de wilde eendjes
uit de eieren zijn gekropen en het
water bevolken. Ik ken geen aar-
d'ger gezicht. Nu tref je de wilde
eendjes niet zo gemakkelijk aan.
Eun moeder is zo schuw gewor
den. door de vele Jaren, die de
jagers op haar gejaagd hebben,
dat ze in de degel al verdwenen,
is voor je er over gedacht hebt.
dat er wel eens een moedereend
met Jongen kon zijn. Een enkele
k^-er gebeurt het. dat, je de eend
met jongen betrapt. En als het
dan een echte wilde eend is, niet
&o'n half tamme, dan maak je 'n
onwindend schouwsoel mee. De
moeder geeft een signaal en plot-
seMng zijn alle Jonge eendjes ver
dwenen. Je ziet ze nergens meer
Fn de oude eend begint raar te
doen. Ze sleept met haar vleugel
oo het land. doet ze of ze mank.
Is en als Je er achter aan vaart
or 'oopt. kan je vlak bij haar ko
rren. Ais 1e dan ver genoeg bij
dQ weggescholen jongen vandaan
bent, blijkt het dat de oude eend
hQlemaal niets mankeert, want
p'otseling vliegt ze snel op en is
e-m ogenblik later uik het gezicht
verdwenen. En dan ben je Intus
sen al 70 ver bij de jongen weg-
grt1okt, dat Je ze niet meer terug-
Wat een slimme vogel he?
Me de waterhoentjes en de
ir erkoeten staat het Iets anders.
Oo hen wordt bijna nooit Jacht
g maakt. of het moest zijn door
e kele miserabele Jongens, die ze
a'een maar opjagen en soms
doodmaken terwijl ze- nergens
V' r dienen.
*^n als je voorzichtig langs de
v ^rten loopt en goed uitkijkt,
h -> Je wel eens het geluk om een
rlethen met jongen in het water
te zien stoelen en zwemmen. En
ik kan Jullie verzekeren dat er
geen mooier gezicht is. De klein
tjes zijn watervlug en ze kunnen
ze heerlijk met elkaar spelen. De
®'t1e rie hen zwemt er rustig mid
d°n in. De jonge riethennetjes
proberen op haar rug te klim-
m-n. soms gelukt héf ze, soms
t 'meien ze er af. soms duwen ze
e'kear er af. het is een en al le
ven Totda' de moeder plotseling
o rus^" wordt. Een kle'n s'gnaai
zo nng°veer als ..ora" en het sPe'
is uit Met, moeder voorop zoeken
z°. pen "nder oord op en de tien
c' twaalf en ook wel minder hen-
rr1 les haast Je rep Je er achter
jnn
je dan onverwachts Ie hoofd
b-'-.-o r'et uitsteekt is het of
e ren e'^etr'^che schok door he'
troepje zien En h'er zien we heel
v-t sniers dan bij de w"de eend
T-umlrrte in reerel. Van ver-
s noen is "een snrake. De moe-
c' - -e-'t zich zo veel mogelijk en
k'-e'rt'es hollen er achter aan
7 i z° kunnen. Inmiddels ls
c '-eht vervu1d van hun angstia
g' oiep en ze komen nas tot rust
f' ze ver geno°v zijn. Slechts 'n
enkele keer vluchten ze het r'et in
->r alleen 81* ^e v"r.nd zelf op
h wa °r ls. K"k Jullie er maar
e°ns n^or uit., maar Ja"" er n'et
op'et/ei«k echter. OOM ROB
Ons vervolaverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Toen begon er een Elfje te ver
tellen terwijl de kabouters voor
het open raam stonden en natuur
lijk zo koud werden als een botje,
want het vroor dat het kraakte
en ze hadden hun dikke Jassen
niet aangetrokken. Maar daar let
ten ze niet op.
„Wij worden hier in Elfenstad
altijd geplaagd en onderdrukt
door alle anderen", ving het elfje
haar verhaal aan. „Jullie moet
denken, wij zijn de mooiste elfjes
van de hele stad. Veel mooier
dan de andere elfjes. En daar zijn
die zo Jaloers op geworden, dat
ze plagen ons waar ze maar kun
nen. En het ergste is, dat onze
ouders hen er in steunen. Thuis
moeten we het zwaarste werk op
knappen en uit mogen we bijna
nooit meer. En daarom willen we
hier heel graag weg. Als jullie
ons nu eens kon meenemen naar
het bos. dan zouden we het daar
samen heerlijk kunnen hebben.
We hebben gehoord, dat jullie het
ook zo goed met Sneeuwwitje kon
vinden, dat we twijfelen er niet
aan, of wij zouden ook samen 'n
prettig leven hebben
Het elfje zou ongetwijfeld nog
veel meer verteld hebben, maar
ze werden plotseling ruw gestoord
want een vijftal politieagenten
rende het plein voor de gevange
nis op en voor de elfjes ook maar
een poging hadden kunnen doen
om te ontsnappen, waren ze al
vastgegrepen en meteen werden
ze de gevangenis ingesleurd en
in een andere cel opgesloten. De
kabouters hadden het schouwspel
met schrik gadegeslagen en ze wa
ren luid beginnen te schelden op
die barbaren van politieagenten,
maar dat hielp allemaal niets.
De elfjes werden voortgedreven
en enkele ogenblikken later zaten
ze even als de kabouters achter
slot en grendel.
De muren van de cellen waren
echter niet erg dik en zo duurd.e
het niet lang of de kabouters en
de elfjes waren druk met elkaar
ln gesprek. Het was een grappig
gezicht. Aan de ene kant van de
muur stonden zeven kabouters
met hun oor tegen de muur en
aan de andere kant zeven elfjes.
Ze konden elkaar wel niet zien.
maar het gesprek vlotte heel goed
En ze begonnen elkaar al drom
mels aardig te vinden. De kabou
ters voelden er bijna voor om ze
mee te nemen en dan in het bos
samen te gaan wonen. Dat waren
echter allemaal toekomstplannen,
want nu zaten ze in de gevange
nis opgesloten en er was geen
kans. dat ze er voorlopig uit zou
den komen.
Eindelijk gingen ze slapen. Hum
merje welvoldaan, want hij had
immers gegeten. De andere ka
bouters woelden maar en draai
den van de ene kant op de an
dere. Eindelijk sliepen ze allemaal
jyjagnolia, wonder geboren in 't zonlicht,
Kleurige vreugde in rose en wit,
't Is of een vlinder zo pril en zo ijdel
Bloeiend en rank in het lentelicht zit.
Kort is je leven van tedere tinten,
't Is het symbool van de jeugd die verdwijnt
Toch kijk ik altijd verrukt naar het leven,
Als je in 't voorjaar weer bloeiend verschijnt.
JAN HOTTENTOt,
Toen Oom Rob een
jochie was
Van Goede Vrijdag heb Jullie
natuurlijk wel eens gehoord. En
van Hemelvaartsdag en Kers'dag
en Paas en Pinksterdagen ook.
Maar heb jullie wel eens gehoord
van Witte Donderdag?
Het is helemaal geen feestdag.
Tenminste lk heb het nooit als
een Zondag beschouwd. Maar een
behalve Khorrepot, de aanvoer
der. Want die voelde zich verant
woordelijk voor alle kabouters en
nu natuurlijk ook voor de elfjes.
Terwijl hij zo stil zat te denken,
hoorde hij plotseling, hoe er op
nieuw een steen tegen de ramen
werd gegooid. Voorzichtig stond
hij op en keek naar buiten. En
daar zag hij in de sneeuw Bruin
en Unk Wunk staan.
Door de sjpannende gebeurte-
lssen hadden de kabouters hele
maal niet meer aan hun vrien
den gedacht. Die waren immers
ontsnapt in de nacht toen de ka
bouters gevangen waren genomen
Het wordt nu zo langzamerhand
tijd, dat we eens horen, wat Bruin
en Unk Wunk in deze tijd beleefd
hebben. Prettig zullen ze he* wel
niet gehad .hebben, in de koude
en ln de sneeuw. Maar in ieder
geval waren ze de kabouters niet
vergeten. En het was voor de ka
bouters een hele troost te weten,
dat ze buiten de gevangenis trou
we vrienden hadden.
feestdag was het wel. Weten Jul
lie wat het is en wanneer of er
Witte Donderdag gehouden wordt
Oom Rob is de datum vergeten.
Maar hij weet nog heel goed, wat
er op Witte Donderdag gebeurde.
Dan hadden we allemaal een stuk
krtj; ln de zak en daarmee tracht
ten we elkaar een witte streep
te geven. In de regel vroeg je aan
moeder voor die dag een witte
blouse aa maar een witte broek
kreeg je natuurlijk nooit en het
gevolg was, dat de anderen het
voordurend op Je broek gemunt
hadden. In een wip was je broek
vol met krijtstrepen en het ge
roep en gejuich „Witte Donder
dag" was niet van de lucht..
Het was een onschuldig ver
maak, want later borstelde Je 't
er weer af. Maar als je er oudere
mensen mee tussen trachtte te
nemen, dan was Je in de regel
nog niet gelukkig. Want die hou
den meestal niet van een lolletje
Of ze moeten het met Jongens
en meisjes uit kunnen halen.
Maar o vee, als je het met hen
probeert!
Nou, ik heb het aan de lijve
ondervonden op Witte Donderdag.
Het was dus weer zo ver. We
liepen allemaal met een groot
stuk krijt ln de zak en we had
den allen reeds veel witte stre
pen. Er was weinig aardigheid
meer aan, toen we in het speel
kwartier op het schoolplein lie
pen. En toen kwam er een koets
aanrijden en uit dat koetsje stap
te een deftige meneer, met een
pandjesjas aan. Jullie moet reke
nen, het ls al een hele poos ge
leden en toen waren er nog niet
zo veel auto's en de mensen lie
pen ook veel anders gekleed. Het
was de schoolopziener. Die had
den we echter nog nooit eerder
gezien, dus dat wisten we niet.
Tegenwoordig noemen ze die men
sen inspecteurs.
Een van mijn vrienden, van je
vrienden moet je het maar heb
ben, fluisterde me in het oor:
„Die mijnheer, die durf jij geen
witte streep te geven".
Het was of de duivel In mij ge
varen was. Ik rende de mijnheer
tegemoet en een ogenblik later
had hij een grote witte streep op
zijn pantalon. Tegelijkertijd kreeg
ik echter een draai om mijn oren
dat ik er van suizebolde. Een
ogenblik later was ik tussen de
jongens verdwenen, terwijl de
mijnheer de school binnenstapte.
Toen de school aanging klopte
mijn hart ontstulmig. Wat zat lk
ln angst. En wat heb ik van de
meester gehad. Tweehonderd straf
regels maken, na schooltijd. „Ik
mag mijnheer de schoolopziener
niet wit maken, ook al is het
Witte Donderdag".
Jullie zult wel begrijpen, hoe
ik schrok, toen ik hoorde, dat die
mijnheer de schoolopziener was.
Ik heb later nooit geen oude men
sen meer een krijtstreep gegeven.
En ik raad het julhe ook heel
erg af. OOM ROB.
Uom Rob aniwootdt
Eindelij 'i heefi er dan toch een
vriend de juiste uitslag geraden
\an de internationale voetbalwed
strijd. Het was Mlchael Burm uit
Anna Paulowna, die daarmee dus
de prijs gewonnen heeft. En een
troostprijs heb ik voor Tonny
Schouwenaar. die er ook heel
dicht bij was en voorspelde dat
Holland me. één punt verschil
zou winnen. De prijzen heb ik in
middels reeds verzonden.
En dan moet ik jullie een teleur
stelling bereiden. De wedstrijd die
ik had uitgeschreven over „Watt
heb Jullie beleefd" is een misluk
king geworden. Er waren te wei
nig inzendingen. Wel kreeg lk
verschillende briefje., da: jullie
niets beleefd hadden, maar de
hoofdzaak is wel. dat de zomer
in het land is en Jullie dan niet
zoveel lust hebt in opstellen ma
ken. Toch plaa s ik een briefje,
dat lk ontvangen heb van Mlchael
Burm en waarbij hij een heel
mooie tekening had gemaakt. En
waarom zout'-n jullie niet kunnen,
wat Mlchael wel kan?
Laten we afspreken, dat we
volgende herfst deze proef zullen
herhalen. Dus als jullie deze zo
mer wat beleeft, onthoudt het of
schrijft het op. dac kunnen jullie
me niet meer aankomen me; het
praatje, dut je niets beleefd hebt.
Met de postzegels staat het °°k
een beetje stil. Wel ontving 'fc
deze week nog een mooie zending
van D. de Geus uit Alkmaar die
ik hartelijk bedank, maar het is
toch te merken, dat de zomer in
he land is. Dat Is helemaal niet
erg. Als we maar afgesproken
houden, dat jullie de postzegels
opspaart. Want ik stel die zen
dingen erg op prijs.
Juist toen ik dit geschreven had
kreeg ik nog een zending post
zegels van N.N. en van Annle
Bakker uit Schagerbrug. Harte
lijk dank hoor. En wat hebben
jullie een mooi reisje in 't uit
zicht, Annie. OOM ROB.
Als het mogelijk was om de mensen, die een halve eeuw te
rug, dus in 1899, juist voor hel begin van de twintigste eeuw
gestorven zijn, in het leven terug te roepen en we plaatsten
enkele van die mensen, die toen jn Westfriesland leefden, aan
het einde van de Heerhugowaard op de Hulgendljk, dan zou
den ze reeds enigszins vreemd staan kijken. De molens van de
Schermer zouden ze niet meer zien malen. He café ..De Heng
elaar" zou hen niet meer verlokken om hun moede leden n
eer te ^strekken, als ze reeds 'nwandeling of een rit met paard
en wagen achter de rug hadden, uit Winkel of Nieuwe Nie
dorp, en wat ook wel gebeurde, uit behagen of Wieringerwaard.
Ze zouden andere wegen vinden
en er zouden hen andere voertui
gen voorbij snellen. Alleen het
oude Alkmaar met zijn torens en
Oudorp er voor zouden hen nog
bekend voorkomen. Daaraan zou
den ze zien, dat ze nog in het
oude Westfriesland waren.
Maar even vreemd zou het ons
zijn, en vooral de Jonge mensen
van een jaar of vijftien, zestien,
die Westfriesland niet hebben ge
kend zoals het ln „de goede oude
tijd" was, als ze nog eens konden
worden verplaatst in de vorige
eeuw. We willen -trachten een
beeld te geven van ons gewest,
zoals het toen was.
Stel u dus voor, dat ge een boer
waart, die op een Maandag in de
zomer van het Jaar 1899 van de
Wieringerwaard naar Alkmaar
ging, om daar een wagen met
varkens naar de markt te bren
gen. Voor dag en dauw is het
paard reeds van stal gehaald en
onder het nodige geschreeuw zijn
de krulstaarten Ingeladen. Des te
meer ge Alkmaar nadert, des, te
drukker wordt het °P <*e *n
de Middenweg van de Heer Hugo-
waard daveren de wagens over de
hobbelige straatstenen. Het zijn
collega's boeren, die ook naar
Alkmaar gaan om de markt te be
zoeken. Uit alle mogelijke plaat
sen komen ze en in de omgeving
van de Friese brug is het een
drukte van belang. De varkens
zijn naar de markt gebracht en
de boeren stallen hun paarden en
wagens in het bekende café bij
de Friese brug. Er staan tiental
len, soms honderdtallen wagens.
In het café zelf, waar destijds de
eigenaar, de heer Schermerhorn
de scepter zwaaide ls het blauw
van de rook. De boeren zitten er
met een glas bier voor zich en 'n
pijp ln de mond. Bijna allen zijn
voorzien van snor en baard.
Een auto ls niet te bekennen.
Hoogstens gaan de gesprekken
over de auto van de notaris Bax
uit de Wieringerwaard, de eerste
auto in. onze omgeving, die des
tijds door tal van boeren ver
vloekt werd. omdat hij de paarden
aan het schrikken bracht. Meer
nog werd hij echter bespot, om
dat het nog al eens voorkwam,
dat er levende paardenkracht te
pas kwam. als de dode paarden
kracht hem in de steek liet.
Fietsen waren niet te bekennen
Er waren er enkele, maar het be
tekende nog niets. En die er wa
ren, waren vehikels, waar men
zich slechts op kon wagen, als
men aanleg had om acrobaat te
worden. Het verkeer langs de weg
bepaalde zich tot wagens, wagens
en nog eens wagens en voor de
rest werden ver voetgangers op de
weg aangeroffen.
Dat was Westfriesland, zoals we
het ons nog graag voorstellen.
Het gemoedelijke Westfriesland
met een sterk eigen karakter en
een kalme rustige bevolkLng. Een
•bevolking, v/aarin de boerenst?nd
overheerste. Wie over Westfries-
lahd sprak, sprak over de boeren.
Er was een middenstand en er
warén arbeiders, maar zij vorm
den Westfriesland niet. Ons ge
west werd gevormd en beheerst
door de boeren. In de gemeente
raden. in de kerkbesturen, ln de
polderbesturen regeerden de boe
ren Is het te verwonderen, dat
deze boeren een stempel drukten
op Westfriesland? Is het te ver
wonderen, dat ze Westfrieslapd
een eigen cachet gaven?
In de vorige eeuw was de boer
meer dan op het ogenblik een ko
ning op eigen erf en het gevolg
daarvan was, dat de boeren een
sterk onafhankelijk ras werden,
gewend om te heersen.
Als ge nog eens ln de gelegen
heid zijt om een oude Westfrie-
se boer te spreken over die tijd.
moet ge dat vooral niet- laten.
Want het was een merkwaardige
tijd. Een tijd vol gebreken. We
zullen de laatsten zijn om het te
ontkennen. Maar ook een tijd,
waarin Wes: friesland nog niet
zijn aangezicht verloren had. Wie
heeft er niet gehoord van de boe
renkermissen? Van de boerenbrui
loften? Van draverijen en andere
dagen?
Wat zouden we onze ogen uit
kijken, als we nog maar een vijf
tig jaar geleden over het Waag-
pleln wandelden, dat tjokvol met
varkens was. In de omliggende
straten boeren en boerenvrouwen
want heel dikwijls gingen de vrou
wen mee naar de stad en liepen
ze door de Houttil, door de Mag-
dalenenstraat, in de Langestraat
en op de Laat en waren getooid
met de Westfriese kap en het
gouden oorijzer.
Het was de tijd zonder haast.
Neg voer de trekschuit, al gingen
tallozen reeds met de spoortrein
naar de stad. In de snip van Kol
horn zaten echter steevast iedere
Maandag een aantal boeren met
de Gouwenaar ln de mond en
kortten zich in de roef de tijd
met een spelletje pandoer. De je
neverkruik ontbrak er zelden en
menigmaal was de stemming
reeds uitbundig voor Alkmaar be
reikt was.
Ja, onze voorouders zouden
Westfriesland niet herkennen als
zc nog eens konden kijken, maar
wij evenmin. We zouden onze
handen van verbazing ineenslaan
en ons afvragen of die mensen
niets te doen hadden. Uren ln 'n
schuit of op een wagen zitten.
Hoe was het mogelijk. En toch
draaide de wereld en leefde West
friesland. Zeker niet minder ge
lukkig dan tegenwoordig.
In zekere zin was het zo, dat ln
het isolement de kracht van West
frieslana schuilde. Door dat het
moeilijk te bereiken was en er
slechts een enkele spoorweg door
liep, behield Westfriesland lang
zijn eigen tradities en zijn eigen
zeden en gewoonten. In dat Iso
lement waren de West-friezen voor
al in de dorpen op e-x-aange
wezen. Het was de tijd, dat de
nutsvereniglngen bloeiden. Het
was ook de tijd, dat de dorpsuit
voeringen een evenement waren,
waar weken over gesproken werd.
Het was de tijd. waarin de Wog-
nummers zouden opkomen. Wel
kwamen die nog iets later, maar
dezelfde Wognummers hebben 'n
heldhaftige poging gedaan om v.
de Westfriese klederdracht nog te
redden wat er te redden viel. Eet
heeft niet mogen baten. Natuur
lijk niet. De tijd kan men niet
tegenhouden eft toen Westfries-
iand eenmaal ontsloten was door
het verkeer, toen het uit zijn iso
lement verlost was, heeft het niet-
de kracht gehad om zijn eigen
karakter wat betreft klederdracht
en volksgebruiken te bewaren.
Het valt misschien te betreuren
dat dit zo is. Maar wat geeft het
om er over te murmereren? Er zijn
andere dingen, die ons zouden
opvallen, als we door het West
friese land van een halve eeuw
terug wandelden. En daarbij zou
het ons in de eerste plaats tref
fen. dat er zoveel scholen minder
waren. Niet alleen wat aantal be
trof. Wat dat betref* zou het ons
een vreugde zijn, dat het aantal
zo ls toegenomen. Maar we zou
den ook verwonderd hebben opge
keken. dat de kinderen van ver
schillende Godsdienstige gezind
heid door elkaar een school be
zochten. Het ging ook. Er werden
geen Godsdienstige twisten op de
scholen uitgevochten. Wat dat
betreft, zijn we er zeker niet op
vooruit geboerd en de stemming
is bepaald vijandig geworden.
Niets immers. De mens leeft ge
mlddeld langer. Maar wat is Wes:
friesland in deze halve eeuw niet
ontzaglijk veranderd. De auto's
en autobussen razen langs de weg
De gemoedelijkheid is verdwenen.
Op het land neemt de tractor de
plaats In van het paard.
En de Westfriese mens is mede
veranderd. Toch kan het u een
enkele keer nog eens gebeuren,
dat ge midden in een gezelschap
verzeild raakt, waarin ge de oude
stijl nog terugvindt.
Niet in de vorm van de oude
Westfriese klederdracht Maar
soms stap: ge een herberg binnen
en ge treft een aantal boeren of
middenstanders, die voor een
ogenblik de haast van zich heb
ben afgeworpen. Ge zet u bij hen.
Ge geniet van de boertige hu
mor en de ruige kwinkslagen. Het
zonlicht valt door de ramen van
de lage gelagkamer en ge vergeet
dat ge in het midden van de twin
tigste eeuw leeft Als ge het ge
luk mocht hebben om dit mee te
maken, vergeet dan ook uw haast
En soms vindt ge de oude sfeer
nog teruj in een deftig notaris
kantoor. waar de lucht van oude
perkamenten hangt Dan' zit ge
stil te mijmeren en ge krijgt nel-
ging om de tijd die achter ons
ligt te betreuren.
Het is niet nodig. Want het was
een halve eeuw geleden in West-
friesland niet allemaal rozegeur
en maneschijn, 't Was niet alleen
de tijd van de rust en de humor
van het boerenland. Het was ook
de tijd van de armoede en de be
deling onder een groot deel van
de arbeidende bevolking. Zomers
was er werk, maar ln de winter
werd in hetzelfde Westfriesland
armoede geleden en dan kon men
de oude vrouwtjes en de werklo
zen langs de besneeuwde s:raten
zien gaan om een zakje turf te
halen.
Lonen van vijf zes gulden in de
week waren regel en daar maakte
men geen Kromme sprongen van.
En als ge dan ook eens vijftig jaar
terug kond: gaan, dan zoudt ge
u er over verbaasd hebben, dat
er wel spr.iie was van een be
paalde Westfriese cultuur, dat er
op de dorpen sprake was van een
opgewekte verenigingsleven, maar
een leven, waaraan de arbeiders
in het geheel niet en de midden
standers slechts bij uitzondering
deel hadden. Als ge gedurende 'n
uitvoering een café waart bin
nengestapt. zoudt ge een publiek
gezien hebben, dat zeer eenzijdig
was en slechts bestond uit nen.
die een dikker kluif hadden van
de maatschappelijke welvaart.
En misschien zoudt ge u in e»n
stil hoekje van het café neerzet
ten, om te overdenken, dat er wel
veel verloren is gegaan ln een hal
ve eeuw. maar dat er ook veel
gewonnen is. Ge zoudt bij u zelf
willen bedenken, hoe weer te her
winnen wat verloren ls gegaan,
met behoud van de vooruitgang.
Het is een onmogelijkheid om de
klok terug te zetten. Ge zoudt 't
soms wel willen proberen, maar
het loopt op brokken uit. Maar
het moet wel mogelijk zijn om de
oude waarden weer te doen her
leven.
Het moe: mogelijk zijn, om weer
iets van de rust en de kracht te
hervinden, die ons voorgeslacht
ongetwijfeld wel heeft gehad en
die wij kwijt zijn. Is het wellicht
zo, dat de boerenstand te gemak
kèlijk zijn eigen levenshouding
heef: prijsgegeven en dat de opge
komen middenstand en arbeiders
bevolking nog te weinig een eigen
levenshouding heeft kunnen vin
den?
In dit verband gezien is
wellicht de arbeid van het
Westfriese genoo.schap „Oud
Westfriesland" van onschatba
re betekenis. Maar dan zal er
een voorwaarde moeten wor
den vervuld: Het genootschap
zal ln omvang s:erk moeten
toenemen. Het moet niet meer
zo zijn, dat maar een kleine
duizend mensen er lid van
zijn, van wie er nog een be
langrijk gedeelte buiten Wes.-
frlesland woont. De bevolking
van Westfriesland ln stad en
dorp in al haar geledingen zal
in het genootschap moe:en
treden, teneinde zich gezame-
lijk te beraden over datgene
wat ln he: belang van een
eigen Westfries volkskarakter
behouden moet blijven.
Het is dit jaar het jubileumjaar
van het genootschap. Moge de ko
mende vijf en twintig Jaar er van
getuigen zijn, dat heel Westfries
land zich om dit Genootschap
zal scharen, maar vooral, mogtn
we ln de komende periode ons be
wust worden dat het iQ het te-
lang van heel Westfriesland is.
als we het streekeigene, dat we
ln zo ontstellende mate verloren
hebben, weer terugwinnen.
We bedoelen daarmee niet, dat
we terugvallen naar de tijd van
de paarden en wagens en de oude
klederdrachten. Maar een gezond
regionalisme met begrip voor el-#
kanders moeilijkheden kan ons'
allen slechts ten goede komen.
Het hoge ambt kan men tiet
allerbest met
Een bergtop vergelijken
Voor adelaars en 't kruipende
gedierte
Js die top slechts te bereiken