LI
WAAR „HET WEERLAM" MEKKERT ALS
EEN GEITJE
cm vrouw tol vrouw
ZAANS VOGELLEVEN
Zander de rook van Neerlands
hoofdstad, in een der dichtst
bevolkte delen van Europa, ligt
een terrein, doorsneden door
talrijke slootjes met een buiten
gewoon rijk vogelleven. Dat is
het Zaanse Waterland, waar de
bas van het rietland, de roer
domp zijn domein heeft Zijn
roep weerklinkt tegen de pitto
reske huisjes aan de rand van het
moeras. De rietzangers sluipen
monter door de riethalmen op
zoek naar allerlei klein gedier
te. In deze rust waar de vogels
het hoogste lied voeren, een en
kele boer zijn land bewerkt, ge
niet men intens van water, wind
en wolken. Uren doolden 'wij
door dit land op zoek naar vogels
en htm nesten en menig avontuur
tje maakten wy mee. Vooral de
roerdomp had onze belangstel
ling; misschien was dat wel gele
gen in het feit, dat het nest op
bijna onbereikbare plekjes komt
te liggen. Daar, waar het moeras
overgaat in drijvende eilandjes en
het water er om heen een onpeil
bare diepte heeft, kunnen wy het
legsel van deze geheimzinnige
rietbewoner aantreffen. Hoog in
de lucht mekkert het „weerlam"
els een geitje op de bleek van
een boerenhofstee. Het is de wa
tersnip, die zijn legsel goed ver
scholen tussen waternavel en
veenmos, omzoomd door de aar
dige botergele sterretjes van het
tormentil heeft liggen.
Gelijk een haas
's Avonds, wanneer de zon ter
kimme neigt, hult het broekland
rich in een geheimzinnige sfeer.
Het was in de oorlogsjaren, toen
wij, gevlucht voor de Duitsers,
een onderdak hadden gevonden
in een vergeten oord tussen twee
meren, waar de hoofdweg Voerde
over bruggetjes van nog!ge<»n me
ter breed in de Noord-West hoek
van Overijsel, dat wij kennis
maakten met de nachtelijke gelui-
Ons vervolgverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
Eindelijk kwamen ze dan toch
ln het bos aan. Het was morgen
geweest en het was middag ge
weest en nu begon het opnieuw
te schemeren. En nog steeds
aneeuwde het. Er was geen den
ken aan, dat de politie uit Elfen-
Btad hen zou kunnen vinden. De
tneeuw had alle sporen weer weg
gevaagd
De kabouters waren helemaal
op. Alleen Hummeltje was nog
een beetje flink. De anderen za
gen scheel van de honger en hun
magen rammelden, dat het leek
of er een stuk of wat knikkers in
Oen busje zaten. En de elfjes kon
Oen niet verder van vermoeidheid
.Toen staken Unk Wunk en de gro
Ite Bruin de koppen bij elkaar en
se praatten heel lang fluisterend.
^Eindelijk begonnen ze te glim-
lachen. Ze meenden, dat ze wat
«evonden hadden. Bruin, die wel
meer in deze streken was ge
veest, herinnerde zich, dat er
«vlak bij een groot hol moest zijn.
Bet was wel niet geriefelijk, maar
bet was toch in ieder geval be
ter dan ln de open lucht. En hij
wist ook nog wel wat eten. Op
nieuw ging 't gezelschap op stap
•n een half uurtje later stonden
ae voor een reusachtige oude
boom. En de stam er van was hol.
Als Je in die s'am kroop, was er
©en gat in de grond en daar was
bet heerlijk luw. Bruin kroop er
het eerst in. Je kon Immers nooit
weten of er niet een of ander
beest in zat. Maar nee, dat was
gelukkig niet zo. En toen trok
hij de elfjes naar boven, daarna
de kabouters en tenslotte Unk
Wunk. Meteen kroop Bruin er
Belf weer uit en hij trok het woud
In om wat eetbaars te zoeken.
De kabouters en de elfjes kon
den ln het hol natuurlijk geen
hand voor ogen zien en er waren
ook geen glimwormpjes. Ze von
den het echter niéts erg. Ze wa
ren al lang blij, dat ze een onder
dak hadden. Ze gingen languit
liggen en een ogenblik later snurk
ten de kabouters als ossen.
Dat was echter helemaal mis.
Want de elfjes hadden nog nooit
geen snurken gehoord en al spoe
dlg waren ze heel bang. Ze dach
ten: Wat mag er nu aan de hand
eiin. Eerst begon er een te jam
meren en al spoedig jammerden
Be alle zeven. De kabouters wer
den er wakker van en ze vroegen
ontsteld, wat er nu toch weer ge
beurde. En toen kregen ze het
verhaal te horen, dat er zulke ra
re geluiden in het hol waren. Ze
hielden zich allemaal heel stil en
nu was er natuurlijk niets te ho
ren. Unk Wunk had eerst een
poosje stil zitten lachen en einde
lijk zei hij: „Het is niets anders
dan het gesnurk van de kabou
ters".
Toen had je de poppen aan het
dansen. Want de kabouters wil
den de een voor de ander niet
weten, dat ze snurkten. Knorre
pot ontkende, dat hij ooit. ge-
•nurkt had. En dat, terwijl hij
Juist het meeste lawaai in zijn
•laap maakte. Natuurlijk wreef
Zonderhaar hem dat onder zijn
neus. Maar Zonderhaar kon er
Belf ook wat mee en dat verweet
Langhaard hem. Hummeltje en
Wijsneus Welgemoed en Krom-
been, de een verweet de ander,
dat hij snurkte. Gelukkig waren
de elfjes verstandig en met heel
lieve zilveren stemmetjes ver
klaarden ze, dat het helemaal
niet erg was. Ze vonden het zelfs
ten prettig soort muziek. Alleen
hadden ze niet geweten, wat het
•was. Dat kwam dus best af. Want
Btel je voor, dat ze nu eens wer
kelijk heel erge ruzie hadden ge
kregen in dat donkere hol. mid
den in de nacht- en in de winter.
Ze wilden net allen weer gaan
Blapen, toen ze buiten een luid ge
roep hoorden van onze goede
vriend Bruin, die met een gro e
voorraad tamme kastanjes kwam
aansjouwen.
OHS RAADSELHOEKIE j
Nee, lastig waren de raadsels
deze week niet he? Dat was ook
de bedoeling, wai^t er moesten zo
veel mogelijk kinderen aan mee
doen en dan moeten ze niet te
moeilijk zijn. En ondanks de va-
can.le hebber, er nog heel wat
kinderen aan meegedaan. En ik
WH Jullie wel verklappen, dat er
toch nog wel enkele verkeerde
oplossingen bij waren ook. Dat
heb je ma; die warmte. Hier vol
gen nu de oplossingen. Dan kun
Jullie zelf nakijken of jullie ze
goed hebt gemaakt. Want jullie
bewaren toch zeker de kranten,
waar de Kinderkoerier in ataat?
1. De letter A Dat was een-
mdlg he? En toch was er een.
die het zich zelf veel lastiger had
gemaakt en die schreef: Het Rijks
museum ls ln Amsterdam eri
niet in Utrecht. De kaasdragers
lijn in Alkmaar en niet in Den
Helder, de veemarkt is ln Beha
gen en niet ln Bergen. Ik moest
er eerst om lachen, maar hef
bleek me later, dat ze toch gelijk
bad. De oplossing was dus niet?
•ens fout.
I. Op de aarde natuurlijk,
want op de maan wonen geen.
mensen.
3. Om de vinger. En niet om
dat ze verloofd of ge&ouwd zijn.
Dik en Annie. Want ik vroeg toch
Toen Oom Rob een
jochie was
Ik heb jullie laatst al eens een
keer verteld over die knikkers,
die ik zelf gebakken had en die
nle.t hard wilden worden. En nu
over enkele weken de knikkertijd
weer begint, wil ik jullie nog eens
een geschiedenis van knikkeren
vertellen. Maar het ls niet zo'n
heel leuke geschiedenis. Vroeger
waren we dikwijls aan het stor
ten. Misschien ken jullie het ook
wel. Je doe: twee of vier knikkers
in de hand, je krijgt er evenveel
bij van een ander en dan stort
je ze in een kuiltje. Als er een
oneven getal bui en ligt heb je
het gewonnen, anders heb je het
verloren. Een mooi spel is het
niet. Eigenlijk is het een gokspel
en daarom vind ik potje knikke
ren veel mooier. Daar komt ten
minste nog kuns: bij kijken. En
he: storten was in die dagen, dat
oom Rob he: beoefende helemaal
een gokkerij geworden. Soms
stortten we met meer dan veer;ig
knikkers in onze handen en als
ei een jongèn was, die geen knik
kers had, dan gaf hij cen:en. Jul
lie begrijp: zeker wel, dat het mis
ging. Want als het zo grof gaa
dan is er altijd wel een bij, die
niet tegen zijn verlies kan en fan
begin hij vals te spelen.
Zo heb ik het ook eens mee
gemaakt. Ik was de hele middag
al bezig geweest en ik had een
ongelofelijk geluk. Telkens won
ik Nu was er ook een jongen bij,
die woedend werd als hij verloor.
En hij meende, dat hij een ma
nier gevonden had om met slecht
spel te winnen. Hij had altijd
stiekum een knikker bij de hand
en als hij dan dacht, dat er een
even aantal knikkers buiten de
pot was, liet hij ongemerkt- die
knikker vallen en dan was het
een oneven aantal geworden en
had hij het gewonnen.
Op die middag, toen ik zo ge
lukkig was geweest, kwam hij ook
aanslenteren en hij begon mee te
doen. Eerst kalm. Een tweetje,
een viertje en er was niets aan
de hand. Maar we werden opge
wondener en tenslotte begonnen
we grof te spelen. Eu het was 'n
wonder, maar ik verloor elke
keer als hij moest storten. Tot ik
plotseling bemerkte, dat hij stie-
kum een knikker op de grond
liet vallen. O, wat was ik woe
dend. En hij beweerde, dat het
helemaal niet waar was. Alle jon
gens en meisjes kwamen er om
heen staan de ruzie werd steeds
heviger. Toen stelde ik voor, dat
we de knikkers in het kuiltje
zouden tellen en toen kwam het
hele bedrog aan het licht. Ik
houd helemaal niet van vechten.
Vroeger ook al niet. Maar die
keer raakte ik toch aan het vech
ten. En niet zo zuinig ook. En nu
moet je niet geloven, dat ik die
jongen bewusteloos sloeg of iets
dergelijks. Dat gebeurt alleen ln
de boeken. Het eind was heel wat
nuchterter. We hadden allebei 'n
flinke bloedneus en we werden
enigszins onzacht in onze kraag
genomen door de meester, die net
kwam aanlopen. We moesten na
tuurlijk he: hele verhaal ver:el-
len. En toen kwam de aap uit de
mouw. Dn geloof nu ook niet, dat
die jongen een erg standje kreeg.
We kregen allemaal op onze huid.
Zo verstandig was die meester.
En hij verbood meteen het stor
ten. En al hadden we eerst wel
een beetje de p.. in, ik geloof
toch, da- het erg verstandig van
meester is geweest. Want spel
moet spel blijven en gokken is al
tijd verkeerd.
Immers waar om en niet waar
om. Je ziet, de oplossing is in de
regel heel eenvoudig.
4. Een rivier.
5. Hef haantje van de toren
En nu eens een ander soort
raadsel. Ik laat een paar zinnen
volgen en daarin heb Ik een stuk
of wat woorden weggela'en. Die
moet/ jullie invullen. Als je die
woorden op een stuk papier ach
ter elkaar zet, heb Je weer een
nieuwe zin.
„Nou, kinderen ik hoop
dat jullie plezier zul; hebben. Ik
jullie geluk met je rap
port. was er een enkele on
der leerlingen, die het wat
minder deed, daarom even goede
La:en we maar zo denken
volgende keer beter. We heb
ben samen een tijd doorge
maald, maar ik ben blij, dat het
nu is.
Deze keer stel ik er geen prijs
voor beschikbaar hoor. Maar lk
vind hhe; even goed erg leuk. als
jullie me de oplossingen toe
stuurt. En dan voor aanstaande
Zaterdag, wan; dan zet ik de op
lossing in de krant. Het adres
weet jullie
OOM ROB
POSTBUS 3 SCHAGEN.
Ik ontving deze week een brief
van een echte degelijke Hollandse
hulsvrouw, die me klaagde over
moeilijkheden, die ze had met
haar dochter, die de zestienjarige
leeftijd heeft bereikt. Het meisje
loopt op een school in de stad en
neemt nu min of meer stadse al
lures aan, waaraan de moeder
zich somtijds erget. Zo kwam ze
deze week thuis met lippenstift en
een poederdoosje. En nu vraagt
mijn geachte briefschrijfster, w^t
lk daarvan denk en wa' ze in dat
geval moet doen. Ja, dat is een
heel -moeilijke vraag. Persoonlijk
ben ik helemaal geen bewonde
raarster van verf en poeder. In
verreweg de meeste gevallen
wordt de vrouw die ze gebruikt,
er nie' knapper door. Slechts in
heel enkele gevallen, als de rou
ge en de poeder in zeer beschei
den mate word; aangewend, ge
beurt het. dat er een verrassend
goed effect bereik: wordt. Maar
in verreweg de meeste gevallen
wordt er wel een zeker effect be
reikt, maar helemaal niet verras
send goed. Ik heb mezelf c'an ook
menigmaal afgevraagd, waarom
deze vertoning? Waarom is het
nodig, dat sommige oude dames,
die de rimpels toch niet meer kun
nen wegwerken, hun wenkbrau
wen afscheren en er een paar pen
seels'reekjes voor ln de plaats zet
ten? Waarom Is het nodig, dat ze
hun lippen helrood verven? Hun
uiterlijk word: er niet door ver
fraaid. En lk geloof, dat ze zich
dit zelf goed bewust zijn ook. En
toch doen ze er aan mee. Er ls
een tijd geweest, dat lk dacht,
dat ze het deden om de aandacht
van de mannen te trekken. Maar
sedert ik er vrouwen van boven
de zestig mee heb zien lopen, heb
lk die gedachte verworpen. Willen
ze dan zonder enig oogmerk een
vreemd uiterlijk hebben? Ik weet
het niet.
En het geval met uw dochtertje
dat me machtig Interesseert, om
dat er tientallen van deze geval
len rijn. kan ik evenmin verkla
ren. Het is natuurlijk mogelijk,
dat de jongere vrouwen zich als
Indiaanse opperhoofden tooien
om jongens het hoofd op hol te
brengen. Maar zelfs daar twijfel
ik aan. Want veelal bereiken ze
he* tegenovergestelde resultaat.
Het sierlijke visdiefje, die op
meesterlijke wijze de visjes weet te
bemachtigen door boven de prooi
te staan bidden". Als een steen laat
hij zich naar beneden vallen om
geheel onder water te verdwijnen.
(Foto J. Laan)
den van deze bijna ongeziene riet
bewoners- In die omgeving had
den wy onder een lijsterbesboom
een leger gebouwd, zoals een
haas dat doet. Het bladerdak deed
als dak dienst en de honderden
muggen zongen een monotone
klaagzang. In de vallende duis
ternis begon het broekland te le-
van: de ratten schoten als gillen
de speenvarkens door de moeras
vegetatie, de velduil, waarvan wij
de jongen onder een elzenstruikje
wisten, zeilde als een schim over
het moeras, een bunzing greep een
muis, die piepend rond onze slaap
plaats door de afgevallen blade
ren scharrelde. Het is alsof een
film zich voor onze ogen afspeelt
en steeds wisselt het beeld en
treedt een andere hoofdpersoon in
ons beeldvlak. Kringetjes in een
Luistertt U maar eens naar de
opmerkingen, die ln de manne
lijke hoek worden gemaak over
het „Verven".
Het is een modegril. Zo be
schouw ik het. Precies als met de
lange rokken en de korte rokken,
me: de kleine hoedjes en de gro
te hoeden. Je heht mensen, die
er als dwazen aan mee doen,
maar je hebt andere, die gewoon
hun gang gaan. En nu vraagt U
me, of U het aan het kind, want
dat is ze ondanks haar zestien ja
ren en haar lippenstift, moet ver
bieden. Neen mevrouw. Dat raad
ik U niet aan. Als U met een rus
tig gesprek en met argumen en
geen resultaat kunt bereiken, als
een verzoek van U geen succes
heeft, raad ik U aan om het mld
del van verbod niet toe ie passen.
Het is er slechts aanleiding toe. t
dat het kind zich verdruk: ge
voelt. En als het er de natuur
voor heeft, doet ze het buitens
huis toch en heeft U helemaal
geen controle meer. Dan is u nog
verder van huis. Ik kan u slechts
deze raad geven: Amuseer u zich
er mee. Neem het' luchtig op. 'n
Klein beetje gemoedelijke spot,
geholpen door uw huisgenoten,
kan wonderen doen. En voor de
rest, la'en we er dankbaar voor
zijn. dat de mode nog niet voor
schrijft. dat de lippen grasgroen,
de neus paars, de wenkbrauwen
geel en de oren zwart gemaakt
moe'en worden. Want werkelijk,
ik vrees, dat er mensen zouden
zijn. die zich aldus zouden toeta
kelen. NEL
Fransen maken
kuns'matige regen
M. Hubert Garrigue. directeur
van het Observatorium van de
Puy de Dome, heeft zich de laat
ste tijd met Interessante proef
nemingen bezig gehouden over 't
kunstmatig veroorzaken van re
gen.
Hij had n.1. opgemerkt, dat 't
onder de kabelinstallaties van de
Franse Electxiciteitswerken op de
Puy de Dome voor het onderzoek
naar ijzelafzetting, overvloedig
kon regenen en verklaart üi:
verschijnsel door de zeer belang
rijke plaatselijke toename van de
baggerslootje, waar wij met onze
pieremagoggel doorroeien, duiden
de plaats aan, waar de levende
duikboot onder het wateropper
vlak is verdwenen. Een grutto,
die als een echte Jordaner zyn
naam gruttouw-gruttouw er uit
„knauwt" gaat bij onze nadering
op de wieken.
Oog in oog
Bij menige vogel hébben wij
de schuilhuit opgezet om van na
bij het intieme leven te zien. On
der de uiteenlopendste omstan
digheden zaten wij opgevouwen
in de hut soms uren te wachten
voor de vogel op zijn legsel te
rugkwam. Uren heb ik me onbe
spied gewaand, oog in oog met de
trotse kapmeeu/w en de aardigste
tafereeltjes speelden zich af. Niet
graag zou ik mijn plaats hebben
willen afstaan voor de beste loge
plaats in de opera, 's Morgens
vroeg waren wij er al op uit ge
trokken met de gedachte, dat wij
het dit keer wel zouden „klaren"
deze schuimer van het onmetelij
ke luchtruim voor de lens te krij
gen. Het leek echter maar zo. Drie
uren waren al verstreken en van
dat wachten in een ongemakkelij
ke houding kreeg ik kramp in
mijn kuiten. Inmiddels was het
beginnen te regenen, eerst zacht,
maar ondanks dat wilden wij geen
van beiden toegeven) Hij kwam
niet en ik ging niet. Totdat mijn
vriend op het lumineus idee
kwam de hut bij een nest in de
onmiddelijke natheid te plaat
sen. Die kopmeeuw liet niet lang
op zich waditen De regen sijpelde
door het tentzeil en voor de lens
ontrolde zich het leven van de
kapmeeuw. Terwijl het pijpenste
len. regende, belichtte ik de ene
plaat na de andere in de hoop,
dat er een goed van zou zijn.
Steeds moest ik de camera voor
de opening wegdraaien om geen
regendruppels op de lens te krij
gen. Door al die drukte had ik
mijn vriend niet horen aankomen,
die mij kwam halen; dat was wel
nodig, daar ik tot mijn huid was
doorweekt. Een andere keer was
het zo snikheet, dat de zweet
druppeltjes van myn gezicht dro
pen zonder dat een zuchtje wind
een beetje verkoeling bracht; in
tussen brandde het zonnetje on
barmhartig op het tentzeil Maar
wat wy doorgaans zagen, vergoed
de de moeite ruimschoots.
CEES SCHOLT*
onstuimigheid van de lucht. Hij
concludeert daaruit, dat een me
chanisch effect voldoende is om
regen te verwekken In een daar
toe geschikte wolk.
schikte wolk.
Men kan dus dit kunstmatig
verwekken van regen door me
chanisch effect teweegbrengen
daartoe werden vuurpijlen vanaf
de top van de Puy de Dome af
geschoten. Op elke kop van deze
pijlen bevond rich een sprlngbus.
Na de ontploffing moeten zich
op deze kop de eerste mistdeel-
tjes afzetLen. De vliegende plil
word: binnen ln de wolk gescho
ten. Zal deze regen gaan geven,
dan verschijnit er een gordijn
binnenin, dat 10 tot SG mimren
na de ontploffing motregen geeft.
De methode wordt steeds meer
verbeterd en vermoedelijk zal zij,
naas; andere toepassingen, een
wolkenmassa vooraf vloeibaar
kunnen maken, die zich snel tot
een onweersachtig karakter kan
ontwikkelen.
UIT DE NATUUR
Kwade rakkers
We zullen het deze keer eena
hebben over de kwajongens on
der de vogels. En dan denken
jullie misschien, dat ik he: over
de mussen wil hebben, maar dal
hebben jullie mis. Dat zijn meer
de straatjongens. Maar ik bedoel
de kwajongens. Er zijn eigenlijk
twee soorten. Dat zijn de kraaien.
Maar die zijn er op het ogenblik
maar weinig. Daar moeten we
nog een poos voor wachten. En
dan die andere soort, die je nu
overal kunt zien en horen. De ek
scers. Niet de scholeksters. Dat
zijn weidevogels. Maar de gewune
eksters. Ook noemt men ze wel
klapeksters. Ik geloof, dat jullie
ze allemaal wel kent, me' het
zwart-witte verenpakje en hun
lange sierlijke staart. En dan dat
schelle kwetterende 're ke-ke.
Jullie heb "-oc i zeker wel
eens gehoord?
Maar heb iulllt ze wei eens
aandachtig gadegeslagen? He: is
niet gemakkelijk. want ze zijn
erg schuw, omda; de mensen e-
genwoordlg fel jacht op ze ma
ken. Het zijn nog al schadelijke
vogels. En dat kunnen we na
tuurlijk niet hebben. Als we zelf
voor honderdduizenden verkwis-
*en. vinden we dat helemaal niet
erg. Maar o wee. als de vogels
soms voor enkele honderdtallen
guldens schade doen. Dan is het
mis. Maar daar nraat ik nu niet
verder over. Da; doe ik wel eens
op een andere keer. Ik kom weer
bij mijn eksters terug Als je nu
een stuk of wat eksters ziet. dan
moet Je ongemerk' een heel klein
spiegeltje ergens in de we', neer
leggen. Misschien heb ;e geluk
en ziet een ekster het glinsterende
hing liggen. En dan kun je een
feest beleven. Zonder een kik 'e
geven, spoed: hij zich er naar
toe. Maar de anderen hebben
gauw in de gaten, dat er je's bij
zonders aan de hand is er. dan
snellen die toe. De eers e heeft
dan ech:er het glinsterende ding
reeds in zijn snavel genomen in
die er mee van door als de wind.
De anderen er achteraan. Schel
den en kwetteren, da; horen en
zien vergaat. En proberen om
nummer een het spiegeltje af
handig te maken. Wat vallen ze
hem las'ig. Hij tracht een boom
te bereiken, maar de anderen
houden keep en ze zitten zo op
hem. dat hij he* spiegeltje laat
vallen. Vóór het ds grond hoeft
bereikt, s ort een andere ekster
er zich weer boven op en dan die
er mee weg. Een hele poos hou
den ze dat opwindende spelletje
vol. tot he: ze plotseling verveelt.
Dan zet/ten ze zich in de wei neer
Nool,. kort bij, want ze vertrou
wen niemand. Je moet dus goede
ogen hebben om het te volgen.
Maar wat je dan ziet is werke
lijk een toneelstukje in het klein.
Ze ontdekken, dar het ding nog
meer doet dan glinsteren. Er ls
een vogel op te zien. Degene die
het he: eerste ontdekt, schrikt
zich natuurlijk een hoedje. Hij
deinst achteruit, en het lijkt wel
of hij de anderen vereltwat hij
heeft gezien. Dat zal natuurlijk
wel niet. want de vogels pra en
alleen in sprookjes. Maar toch
geloof ik aan de hand van waar
nemingen. die ik zelf-heb gedaan
dat ze hun bedoelingen goed aan
elkaar duidelijk we "en te maken.
De eksters raken dan in de
grootste opwinding. Ze verdrin
gen zich om het spiegeltje, ze
dansen er om heen. ze kijven er
tegen en tegen elkaar en ze heb
ben het zo druk, dat je neiging
heb; om er dichter bij te komen.
Probeer dat maar niet, want ze
zien je toch altijd. Beter is het-
om ze maar stilletjes gade te
slaan. Tot het spel hen verveelt
en ze zonder een enkele waar
schuwing wegvliegen.
AI is het dan ook zomer, toch
stromen de postzegels regelmatig
binnen.
Ik ontving deze week weer 300
postzegels van WIM BOUMA uit
Haringhuizen.
En 525 van JANNIE MANTEL uit
Aartswoudi. Haar vriendinnetjes
Piet en Geri hebben haar helpen
sparen. Ech; leuk. En ik vond he
fijn, dat ik weer eens een briefje
van je kreeg hoor. Prettig dat je
die verhaaltjes in de kinderkoe
rier zo aardig vindt, CORRIF
KLOMP uit Koedijk.
En wat een postzegels! 550, dat
Is de moeite waard.
Het raadsel had je niet goed
opgelost, dat heb je zeker al wel
gelezen he? Maar wat had Je
die pos'zegels keurig afgewe«kil
De meeste zegels ontving ik de
ze keir van TRIEN WAEBOER uit
Sint Maartensbrug Daar heb je
toch zeker wel een werk aan ge
had Trien! 1200 postzegels, dar J*
niet weinig.
Allemaal hartelijk bedankt «h
tot een volgende keer
OOM BOB
POSTBUS I SCHAGEN