LI WAAR „HET WEERLAM" MEKKERT ALS EEN GEITJE cm vrouw tol vrouw ZAANS VOGELLEVEN Zander de rook van Neerlands hoofdstad, in een der dichtst bevolkte delen van Europa, ligt een terrein, doorsneden door talrijke slootjes met een buiten gewoon rijk vogelleven. Dat is het Zaanse Waterland, waar de bas van het rietland, de roer domp zijn domein heeft Zijn roep weerklinkt tegen de pitto reske huisjes aan de rand van het moeras. De rietzangers sluipen monter door de riethalmen op zoek naar allerlei klein gedier te. In deze rust waar de vogels het hoogste lied voeren, een en kele boer zijn land bewerkt, ge niet men intens van water, wind en wolken. Uren doolden 'wij door dit land op zoek naar vogels en htm nesten en menig avontuur tje maakten wy mee. Vooral de roerdomp had onze belangstel ling; misschien was dat wel gele gen in het feit, dat het nest op bijna onbereikbare plekjes komt te liggen. Daar, waar het moeras overgaat in drijvende eilandjes en het water er om heen een onpeil bare diepte heeft, kunnen wy het legsel van deze geheimzinnige rietbewoner aantreffen. Hoog in de lucht mekkert het „weerlam" els een geitje op de bleek van een boerenhofstee. Het is de wa tersnip, die zijn legsel goed ver scholen tussen waternavel en veenmos, omzoomd door de aar dige botergele sterretjes van het tormentil heeft liggen. Gelijk een haas 's Avonds, wanneer de zon ter kimme neigt, hult het broekland rich in een geheimzinnige sfeer. Het was in de oorlogsjaren, toen wij, gevlucht voor de Duitsers, een onderdak hadden gevonden in een vergeten oord tussen twee meren, waar de hoofdweg Voerde over bruggetjes van nog!ge<»n me ter breed in de Noord-West hoek van Overijsel, dat wij kennis maakten met de nachtelijke gelui- Ons vervolgverhaal De zeven Kabouters van Sneeuwwitje Eindelijk kwamen ze dan toch ln het bos aan. Het was morgen geweest en het was middag ge weest en nu begon het opnieuw te schemeren. En nog steeds aneeuwde het. Er was geen den ken aan, dat de politie uit Elfen- Btad hen zou kunnen vinden. De tneeuw had alle sporen weer weg gevaagd De kabouters waren helemaal op. Alleen Hummeltje was nog een beetje flink. De anderen za gen scheel van de honger en hun magen rammelden, dat het leek of er een stuk of wat knikkers in Oen busje zaten. En de elfjes kon Oen niet verder van vermoeidheid .Toen staken Unk Wunk en de gro Ite Bruin de koppen bij elkaar en se praatten heel lang fluisterend. ^Eindelijk begonnen ze te glim- lachen. Ze meenden, dat ze wat «evonden hadden. Bruin, die wel meer in deze streken was ge veest, herinnerde zich, dat er «vlak bij een groot hol moest zijn. Bet was wel niet geriefelijk, maar bet was toch in ieder geval be ter dan ln de open lucht. En hij wist ook nog wel wat eten. Op nieuw ging 't gezelschap op stap •n een half uurtje later stonden ae voor een reusachtige oude boom. En de stam er van was hol. Als Je in die s'am kroop, was er ©en gat in de grond en daar was bet heerlijk luw. Bruin kroop er het eerst in. Je kon Immers nooit weten of er niet een of ander beest in zat. Maar nee, dat was gelukkig niet zo. En toen trok hij de elfjes naar boven, daarna de kabouters en tenslotte Unk Wunk. Meteen kroop Bruin er Belf weer uit en hij trok het woud In om wat eetbaars te zoeken. De kabouters en de elfjes kon den ln het hol natuurlijk geen hand voor ogen zien en er waren ook geen glimwormpjes. Ze von den het echter niéts erg. Ze wa ren al lang blij, dat ze een onder dak hadden. Ze gingen languit liggen en een ogenblik later snurk ten de kabouters als ossen. Dat was echter helemaal mis. Want de elfjes hadden nog nooit geen snurken gehoord en al spoe dlg waren ze heel bang. Ze dach ten: Wat mag er nu aan de hand eiin. Eerst begon er een te jam meren en al spoedig jammerden Be alle zeven. De kabouters wer den er wakker van en ze vroegen ontsteld, wat er nu toch weer ge beurde. En toen kregen ze het verhaal te horen, dat er zulke ra re geluiden in het hol waren. Ze hielden zich allemaal heel stil en nu was er natuurlijk niets te ho ren. Unk Wunk had eerst een poosje stil zitten lachen en einde lijk zei hij: „Het is niets anders dan het gesnurk van de kabou ters". Toen had je de poppen aan het dansen. Want de kabouters wil den de een voor de ander niet weten, dat ze snurkten. Knorre pot ontkende, dat hij ooit. ge- •nurkt had. En dat, terwijl hij Juist het meeste lawaai in zijn •laap maakte. Natuurlijk wreef Zonderhaar hem dat onder zijn neus. Maar Zonderhaar kon er Belf ook wat mee en dat verweet Langhaard hem. Hummeltje en Wijsneus Welgemoed en Krom- been, de een verweet de ander, dat hij snurkte. Gelukkig waren de elfjes verstandig en met heel lieve zilveren stemmetjes ver klaarden ze, dat het helemaal niet erg was. Ze vonden het zelfs ten prettig soort muziek. Alleen hadden ze niet geweten, wat het •was. Dat kwam dus best af. Want Btel je voor, dat ze nu eens wer kelijk heel erge ruzie hadden ge kregen in dat donkere hol. mid den in de nacht- en in de winter. Ze wilden net allen weer gaan Blapen, toen ze buiten een luid ge roep hoorden van onze goede vriend Bruin, die met een gro e voorraad tamme kastanjes kwam aansjouwen. OHS RAADSELHOEKIE j Nee, lastig waren de raadsels deze week niet he? Dat was ook de bedoeling, wai^t er moesten zo veel mogelijk kinderen aan mee doen en dan moeten ze niet te moeilijk zijn. En ondanks de va- can.le hebber, er nog heel wat kinderen aan meegedaan. En ik WH Jullie wel verklappen, dat er toch nog wel enkele verkeerde oplossingen bij waren ook. Dat heb je ma; die warmte. Hier vol gen nu de oplossingen. Dan kun Jullie zelf nakijken of jullie ze goed hebt gemaakt. Want jullie bewaren toch zeker de kranten, waar de Kinderkoerier in ataat? 1. De letter A Dat was een- mdlg he? En toch was er een. die het zich zelf veel lastiger had gemaakt en die schreef: Het Rijks museum ls ln Amsterdam eri niet in Utrecht. De kaasdragers lijn in Alkmaar en niet in Den Helder, de veemarkt is ln Beha gen en niet ln Bergen. Ik moest er eerst om lachen, maar hef bleek me later, dat ze toch gelijk bad. De oplossing was dus niet? •ens fout. I. Op de aarde natuurlijk, want op de maan wonen geen. mensen. 3. Om de vinger. En niet om dat ze verloofd of ge&ouwd zijn. Dik en Annie. Want ik vroeg toch Toen Oom Rob een jochie was Ik heb jullie laatst al eens een keer verteld over die knikkers, die ik zelf gebakken had en die nle.t hard wilden worden. En nu over enkele weken de knikkertijd weer begint, wil ik jullie nog eens een geschiedenis van knikkeren vertellen. Maar het ls niet zo'n heel leuke geschiedenis. Vroeger waren we dikwijls aan het stor ten. Misschien ken jullie het ook wel. Je doe: twee of vier knikkers in de hand, je krijgt er evenveel bij van een ander en dan stort je ze in een kuiltje. Als er een oneven getal bui en ligt heb je het gewonnen, anders heb je het verloren. Een mooi spel is het niet. Eigenlijk is het een gokspel en daarom vind ik potje knikke ren veel mooier. Daar komt ten minste nog kuns: bij kijken. En he: storten was in die dagen, dat oom Rob he: beoefende helemaal een gokkerij geworden. Soms stortten we met meer dan veer;ig knikkers in onze handen en als ei een jongèn was, die geen knik kers had, dan gaf hij cen:en. Jul lie begrijp: zeker wel, dat het mis ging. Want als het zo grof gaa dan is er altijd wel een bij, die niet tegen zijn verlies kan en fan begin hij vals te spelen. Zo heb ik het ook eens mee gemaakt. Ik was de hele middag al bezig geweest en ik had een ongelofelijk geluk. Telkens won ik Nu was er ook een jongen bij, die woedend werd als hij verloor. En hij meende, dat hij een ma nier gevonden had om met slecht spel te winnen. Hij had altijd stiekum een knikker bij de hand en als hij dan dacht, dat er een even aantal knikkers buiten de pot was, liet hij ongemerkt- die knikker vallen en dan was het een oneven aantal geworden en had hij het gewonnen. Op die middag, toen ik zo ge lukkig was geweest, kwam hij ook aanslenteren en hij begon mee te doen. Eerst kalm. Een tweetje, een viertje en er was niets aan de hand. Maar we werden opge wondener en tenslotte begonnen we grof te spelen. Eu het was 'n wonder, maar ik verloor elke keer als hij moest storten. Tot ik plotseling bemerkte, dat hij stie- kum een knikker op de grond liet vallen. O, wat was ik woe dend. En hij beweerde, dat het helemaal niet waar was. Alle jon gens en meisjes kwamen er om heen staan de ruzie werd steeds heviger. Toen stelde ik voor, dat we de knikkers in het kuiltje zouden tellen en toen kwam het hele bedrog aan het licht. Ik houd helemaal niet van vechten. Vroeger ook al niet. Maar die keer raakte ik toch aan het vech ten. En niet zo zuinig ook. En nu moet je niet geloven, dat ik die jongen bewusteloos sloeg of iets dergelijks. Dat gebeurt alleen ln de boeken. Het eind was heel wat nuchterter. We hadden allebei 'n flinke bloedneus en we werden enigszins onzacht in onze kraag genomen door de meester, die net kwam aanlopen. We moesten na tuurlijk he: hele verhaal ver:el- len. En toen kwam de aap uit de mouw. Dn geloof nu ook niet, dat die jongen een erg standje kreeg. We kregen allemaal op onze huid. Zo verstandig was die meester. En hij verbood meteen het stor ten. En al hadden we eerst wel een beetje de p.. in, ik geloof toch, da- het erg verstandig van meester is geweest. Want spel moet spel blijven en gokken is al tijd verkeerd. Immers waar om en niet waar om. Je ziet, de oplossing is in de regel heel eenvoudig. 4. Een rivier. 5. Hef haantje van de toren En nu eens een ander soort raadsel. Ik laat een paar zinnen volgen en daarin heb Ik een stuk of wat woorden weggela'en. Die moet/ jullie invullen. Als je die woorden op een stuk papier ach ter elkaar zet, heb Je weer een nieuwe zin. „Nou, kinderen ik hoop dat jullie plezier zul; hebben. Ik jullie geluk met je rap port. was er een enkele on der leerlingen, die het wat minder deed, daarom even goede La:en we maar zo denken volgende keer beter. We heb ben samen een tijd doorge maald, maar ik ben blij, dat het nu is. Deze keer stel ik er geen prijs voor beschikbaar hoor. Maar lk vind hhe; even goed erg leuk. als jullie me de oplossingen toe stuurt. En dan voor aanstaande Zaterdag, wan; dan zet ik de op lossing in de krant. Het adres weet jullie OOM ROB POSTBUS 3 SCHAGEN. Ik ontving deze week een brief van een echte degelijke Hollandse hulsvrouw, die me klaagde over moeilijkheden, die ze had met haar dochter, die de zestienjarige leeftijd heeft bereikt. Het meisje loopt op een school in de stad en neemt nu min of meer stadse al lures aan, waaraan de moeder zich somtijds erget. Zo kwam ze deze week thuis met lippenstift en een poederdoosje. En nu vraagt mijn geachte briefschrijfster, w^t lk daarvan denk en wa' ze in dat geval moet doen. Ja, dat is een heel -moeilijke vraag. Persoonlijk ben ik helemaal geen bewonde raarster van verf en poeder. In verreweg de meeste gevallen wordt de vrouw die ze gebruikt, er nie' knapper door. Slechts in heel enkele gevallen, als de rou ge en de poeder in zeer beschei den mate word; aangewend, ge beurt het. dat er een verrassend goed effect bereik: wordt. Maar in verreweg de meeste gevallen wordt er wel een zeker effect be reikt, maar helemaal niet verras send goed. Ik heb mezelf c'an ook menigmaal afgevraagd, waarom deze vertoning? Waarom is het nodig, dat sommige oude dames, die de rimpels toch niet meer kun nen wegwerken, hun wenkbrau wen afscheren en er een paar pen seels'reekjes voor ln de plaats zet ten? Waarom Is het nodig, dat ze hun lippen helrood verven? Hun uiterlijk word: er niet door ver fraaid. En lk geloof, dat ze zich dit zelf goed bewust zijn ook. En toch doen ze er aan mee. Er ls een tijd geweest, dat lk dacht, dat ze het deden om de aandacht van de mannen te trekken. Maar sedert ik er vrouwen van boven de zestig mee heb zien lopen, heb lk die gedachte verworpen. Willen ze dan zonder enig oogmerk een vreemd uiterlijk hebben? Ik weet het niet. En het geval met uw dochtertje dat me machtig Interesseert, om dat er tientallen van deze geval len rijn. kan ik evenmin verkla ren. Het is natuurlijk mogelijk, dat de jongere vrouwen zich als Indiaanse opperhoofden tooien om jongens het hoofd op hol te brengen. Maar zelfs daar twijfel ik aan. Want veelal bereiken ze he* tegenovergestelde resultaat. Het sierlijke visdiefje, die op meesterlijke wijze de visjes weet te bemachtigen door boven de prooi te staan bidden". Als een steen laat hij zich naar beneden vallen om geheel onder water te verdwijnen. (Foto J. Laan) den van deze bijna ongeziene riet bewoners- In die omgeving had den wy onder een lijsterbesboom een leger gebouwd, zoals een haas dat doet. Het bladerdak deed als dak dienst en de honderden muggen zongen een monotone klaagzang. In de vallende duis ternis begon het broekland te le- van: de ratten schoten als gillen de speenvarkens door de moeras vegetatie, de velduil, waarvan wij de jongen onder een elzenstruikje wisten, zeilde als een schim over het moeras, een bunzing greep een muis, die piepend rond onze slaap plaats door de afgevallen blade ren scharrelde. Het is alsof een film zich voor onze ogen afspeelt en steeds wisselt het beeld en treedt een andere hoofdpersoon in ons beeldvlak. Kringetjes in een Luistertt U maar eens naar de opmerkingen, die ln de manne lijke hoek worden gemaak over het „Verven". Het is een modegril. Zo be schouw ik het. Precies als met de lange rokken en de korte rokken, me: de kleine hoedjes en de gro te hoeden. Je heht mensen, die er als dwazen aan mee doen, maar je hebt andere, die gewoon hun gang gaan. En nu vraagt U me, of U het aan het kind, want dat is ze ondanks haar zestien ja ren en haar lippenstift, moet ver bieden. Neen mevrouw. Dat raad ik U niet aan. Als U met een rus tig gesprek en met argumen en geen resultaat kunt bereiken, als een verzoek van U geen succes heeft, raad ik U aan om het mld del van verbod niet toe ie passen. Het is er slechts aanleiding toe. t dat het kind zich verdruk: ge voelt. En als het er de natuur voor heeft, doet ze het buitens huis toch en heeft U helemaal geen controle meer. Dan is u nog verder van huis. Ik kan u slechts deze raad geven: Amuseer u zich er mee. Neem het' luchtig op. 'n Klein beetje gemoedelijke spot, geholpen door uw huisgenoten, kan wonderen doen. En voor de rest, la'en we er dankbaar voor zijn. dat de mode nog niet voor schrijft. dat de lippen grasgroen, de neus paars, de wenkbrauwen geel en de oren zwart gemaakt moe'en worden. Want werkelijk, ik vrees, dat er mensen zouden zijn. die zich aldus zouden toeta kelen. NEL Fransen maken kuns'matige regen M. Hubert Garrigue. directeur van het Observatorium van de Puy de Dome, heeft zich de laat ste tijd met Interessante proef nemingen bezig gehouden over 't kunstmatig veroorzaken van re gen. Hij had n.1. opgemerkt, dat 't onder de kabelinstallaties van de Franse Electxiciteitswerken op de Puy de Dome voor het onderzoek naar ijzelafzetting, overvloedig kon regenen en verklaart üi: verschijnsel door de zeer belang rijke plaatselijke toename van de baggerslootje, waar wij met onze pieremagoggel doorroeien, duiden de plaats aan, waar de levende duikboot onder het wateropper vlak is verdwenen. Een grutto, die als een echte Jordaner zyn naam gruttouw-gruttouw er uit „knauwt" gaat bij onze nadering op de wieken. Oog in oog Bij menige vogel hébben wij de schuilhuit opgezet om van na bij het intieme leven te zien. On der de uiteenlopendste omstan digheden zaten wij opgevouwen in de hut soms uren te wachten voor de vogel op zijn legsel te rugkwam. Uren heb ik me onbe spied gewaand, oog in oog met de trotse kapmeeu/w en de aardigste tafereeltjes speelden zich af. Niet graag zou ik mijn plaats hebben willen afstaan voor de beste loge plaats in de opera, 's Morgens vroeg waren wij er al op uit ge trokken met de gedachte, dat wij het dit keer wel zouden „klaren" deze schuimer van het onmetelij ke luchtruim voor de lens te krij gen. Het leek echter maar zo. Drie uren waren al verstreken en van dat wachten in een ongemakkelij ke houding kreeg ik kramp in mijn kuiten. Inmiddels was het beginnen te regenen, eerst zacht, maar ondanks dat wilden wij geen van beiden toegeven) Hij kwam niet en ik ging niet. Totdat mijn vriend op het lumineus idee kwam de hut bij een nest in de onmiddelijke natheid te plaat sen. Die kopmeeuw liet niet lang op zich waditen De regen sijpelde door het tentzeil en voor de lens ontrolde zich het leven van de kapmeeuw. Terwijl het pijpenste len. regende, belichtte ik de ene plaat na de andere in de hoop, dat er een goed van zou zijn. Steeds moest ik de camera voor de opening wegdraaien om geen regendruppels op de lens te krij gen. Door al die drukte had ik mijn vriend niet horen aankomen, die mij kwam halen; dat was wel nodig, daar ik tot mijn huid was doorweekt. Een andere keer was het zo snikheet, dat de zweet druppeltjes van myn gezicht dro pen zonder dat een zuchtje wind een beetje verkoeling bracht; in tussen brandde het zonnetje on barmhartig op het tentzeil Maar wat wy doorgaans zagen, vergoed de de moeite ruimschoots. CEES SCHOLT* onstuimigheid van de lucht. Hij concludeert daaruit, dat een me chanisch effect voldoende is om regen te verwekken In een daar toe geschikte wolk. schikte wolk. Men kan dus dit kunstmatig verwekken van regen door me chanisch effect teweegbrengen daartoe werden vuurpijlen vanaf de top van de Puy de Dome af geschoten. Op elke kop van deze pijlen bevond rich een sprlngbus. Na de ontploffing moeten zich op deze kop de eerste mistdeel- tjes afzetLen. De vliegende plil word: binnen ln de wolk gescho ten. Zal deze regen gaan geven, dan verschijnit er een gordijn binnenin, dat 10 tot SG mimren na de ontploffing motregen geeft. De methode wordt steeds meer verbeterd en vermoedelijk zal zij, naas; andere toepassingen, een wolkenmassa vooraf vloeibaar kunnen maken, die zich snel tot een onweersachtig karakter kan ontwikkelen. UIT DE NATUUR Kwade rakkers We zullen het deze keer eena hebben over de kwajongens on der de vogels. En dan denken jullie misschien, dat ik he: over de mussen wil hebben, maar dal hebben jullie mis. Dat zijn meer de straatjongens. Maar ik bedoel de kwajongens. Er zijn eigenlijk twee soorten. Dat zijn de kraaien. Maar die zijn er op het ogenblik maar weinig. Daar moeten we nog een poos voor wachten. En dan die andere soort, die je nu overal kunt zien en horen. De ek scers. Niet de scholeksters. Dat zijn weidevogels. Maar de gewune eksters. Ook noemt men ze wel klapeksters. Ik geloof, dat jullie ze allemaal wel kent, me' het zwart-witte verenpakje en hun lange sierlijke staart. En dan dat schelle kwetterende 're ke-ke. Jullie heb "-oc i zeker wel eens gehoord? Maar heb iulllt ze wei eens aandachtig gadegeslagen? He: is niet gemakkelijk. want ze zijn erg schuw, omda; de mensen e- genwoordlg fel jacht op ze ma ken. Het zijn nog al schadelijke vogels. En dat kunnen we na tuurlijk niet hebben. Als we zelf voor honderdduizenden verkwis- *en. vinden we dat helemaal niet erg. Maar o wee. als de vogels soms voor enkele honderdtallen guldens schade doen. Dan is het mis. Maar daar nraat ik nu niet verder over. Da; doe ik wel eens op een andere keer. Ik kom weer bij mijn eksters terug Als je nu een stuk of wat eksters ziet. dan moet Je ongemerk' een heel klein spiegeltje ergens in de we', neer leggen. Misschien heb ;e geluk en ziet een ekster het glinsterende hing liggen. En dan kun je een feest beleven. Zonder een kik 'e geven, spoed: hij zich er naar toe. Maar de anderen hebben gauw in de gaten, dat er je's bij zonders aan de hand is er. dan snellen die toe. De eers e heeft dan ech:er het glinsterende ding reeds in zijn snavel genomen in die er mee van door als de wind. De anderen er achteraan. Schel den en kwetteren, da; horen en zien vergaat. En proberen om nummer een het spiegeltje af handig te maken. Wat vallen ze hem las'ig. Hij tracht een boom te bereiken, maar de anderen houden keep en ze zitten zo op hem. dat hij he* spiegeltje laat vallen. Vóór het ds grond hoeft bereikt, s ort een andere ekster er zich weer boven op en dan die er mee weg. Een hele poos hou den ze dat opwindende spelletje vol. tot he: ze plotseling verveelt. Dan zet/ten ze zich in de wei neer Nool,. kort bij, want ze vertrou wen niemand. Je moet dus goede ogen hebben om het te volgen. Maar wat je dan ziet is werke lijk een toneelstukje in het klein. Ze ontdekken, dar het ding nog meer doet dan glinsteren. Er ls een vogel op te zien. Degene die het he: eerste ontdekt, schrikt zich natuurlijk een hoedje. Hij deinst achteruit, en het lijkt wel of hij de anderen vereltwat hij heeft gezien. Dat zal natuurlijk wel niet. want de vogels pra en alleen in sprookjes. Maar toch geloof ik aan de hand van waar nemingen. die ik zelf-heb gedaan dat ze hun bedoelingen goed aan elkaar duidelijk we "en te maken. De eksters raken dan in de grootste opwinding. Ze verdrin gen zich om het spiegeltje, ze dansen er om heen. ze kijven er tegen en tegen elkaar en ze heb ben het zo druk, dat je neiging heb; om er dichter bij te komen. Probeer dat maar niet, want ze zien je toch altijd. Beter is het- om ze maar stilletjes gade te slaan. Tot het spel hen verveelt en ze zonder een enkele waar schuwing wegvliegen. AI is het dan ook zomer, toch stromen de postzegels regelmatig binnen. Ik ontving deze week weer 300 postzegels van WIM BOUMA uit Haringhuizen. En 525 van JANNIE MANTEL uit Aartswoudi. Haar vriendinnetjes Piet en Geri hebben haar helpen sparen. Ech; leuk. En ik vond he fijn, dat ik weer eens een briefje van je kreeg hoor. Prettig dat je die verhaaltjes in de kinderkoe rier zo aardig vindt, CORRIF KLOMP uit Koedijk. En wat een postzegels! 550, dat Is de moeite waard. Het raadsel had je niet goed opgelost, dat heb je zeker al wel gelezen he? Maar wat had Je die pos'zegels keurig afgewe«kil De meeste zegels ontving ik de ze keir van TRIEN WAEBOER uit Sint Maartensbrug Daar heb je toch zeker wel een werk aan ge had Trien! 1200 postzegels, dar J* niet weinig. Allemaal hartelijk bedankt «h tot een volgende keer OOM BOB POSTBUS I SCHAGEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 4