J ONZE PROVINCIE OMSTREEKS HET JAAR1500 Het Huis aan de Baai Wat een oude Armoede en epidemiën teisterden de bevolking. Onevenredige belastingdruk „informacle" ons thans nog te vertellen heeft Ei veranderen veel dingen in de wereld. Maar één ding is nog steeds onveranderd gebleven. De overheid heelt geld nodig om haar taak uit te oefenen en de bewo ners van het land waarover de overheid heerst, moeten dat geld opbrengen Waar echter wel verandering in is gekomen, dat is de wijze, waarop deze belastingen worden geheven en geïnd. Tegenwoordig wordt de belasring geheven volgens be paalde wetten en volgens het hoofdbeginsel der Grondwet, dat luidt, dat er op het gebied van belastingen geen privilegiën bestaan AU de een of andere stad het de graaf of de bisschop of de hertog goed paar de zin had gemaakt, dan kreeg die •tad privilegiën. Voorrechten. En als de een voorrechten ontvangt, dan verkreeg de ander nadelen. Want de grafelijke Schatkist moest even goed aan het volle pond toekomen. Zo had b.v. de stad Dordrecht grote voordelen. Maar de om liggende gemeenten moesten er dubbel voor bloeden. Er was zo langzamerhand een onhoudbare toestand ontstaan. De verpondingen drukten onevenredig fwaar. Tot goed begrip diene, dat een verponding inhield, het totaal, dat een bepaalde gemeente moest opbrengen. Hoe de gemeente aan dat geld kwam was haar zaak. Ook op dit gebied heerste dus een willekeur, die ontstel. was ca die nog lange jaren zon voortduren. De ene vroedschap dacht er zus over, de ander zo. Tijdens de regering van Karei V, in het begin van de zestiende eeuw, wer den er maatrebelen getroffen om ten aanzien van de verpondingen tot een betere regeling te komen. Begin der statistiek We denken wel eens, dat de statis tiek een uitvinding is van de laatste eeuw. Niet helemaal juist. Want reeds omstreeks 1500 zag men in, dat wilde men tot een billijker verdeling der ver pondingen komen, men over gegevens moest beschikken. En daarvoor is een statistiek nodig. Dus werd er een com missie benoemd, die alle steden en plaatsen van het graafschap zou be zoeken en de nodige inlichtingen in winnen. Men maakte onderscheid tussen ste den en dorpen. Oook de classificatie U dus reeds van oude datum. In de steden zou een onderzoek worden in gesteld naar het jaarlijks inkomen der steden, haar schulden, de accijn zen op wijn, bier ei koren, het getal haardsteden, het aantal communicant- ten, nering, welvaart en bedrijf der in gezetenen. In de dorpen werd onderzoek ge daan naar het aantal haardsteden, communicanten, accijnzen, de hoeveel heid land, dat de ingezetenen zelf toe behoorde en dat wat in handen was van stedelingen, kloosters of geestelij ke personen, lasten van dijken enz. Op deze wijze kwam tot stand: Een naar destijds geldende begrip pen vrij volledige statistiek. Men wist nu zo ongeveer waar men aan toe was. En aangezien deze informatie be waard is gebleven, zijn wij heden in staat onze lezers een beeld te geven, hoe ons gewest er een viertal eeuwen geleden uitzag. Zo trok deze grafelijke commissie de streek door en belandde op een goede dag in Haarlem. Het was cr niet al te best. Van de 2700 haard steden stonden er 500 leeg en bijna duizend waren te gering van aanzien om mee in de belasting te betalen. Als U weet, dat men omstreeks die tijd toch waarlijk geen al te hoge ei sen stelde aan de huisvesting, zal het U duidelijk zijn, hoe slecht de toe stand van de bewoners wel moet zijn geweest. Het aantal communicanten bedroeg omstreeks 10.000, wat dus zo ongeveer de. bevolking der stad zal zijn gewaest. want de gehele bevol king was destijds Katholiek. Er waren in de stad 87 renteniers en 77 brouwers. De bevolking leefde In hoofdzaak van weverijen en was niet „seer welgestelt". Driekwart van hen zou, indien ze een maand ziek werden, niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Men vond in de stad 7 mannen, en 12 vrouwenkloostters, een bagijnhof en 6 gasthuizen. In de Kaasstad Laten we de commissie op haar tocht volgen. Ze nam zitting in de kaasstad. En ongetwijfeld zullen onze lezers interesse hebben voor de toe stand waarin deze belangrijkste plaats in het Noorden toen verkeerde. Alk maar telde omstreeks die tijd 900 haardsteden. En de toestand moet er beter zijn geweest dan in Haarlem, want er stonden er maar 24 leeg, terwijl 62 door armen bewoond wer den. Er waren 2800 communicanten. De bevolking verdiende het brood met vracht varen, spitten, delven, ar beid in de kalkovens, enz. Renteniers waren er in het geheel niet. Die waren naar Amsterdam of Den Haag ver trokken. De stad telde een school, waarop 350 klerken of leerlingen van buiten de stad waren. Er waren drie man nen- en vijf vrouwenkloosters, waar van vooral de laatste grote „nering doen in weven en spinnen". Dat was Alkmaar, een zestigtal ja ren vóór de victorie begon. Schagen Toen verscheen de commissie op n kwade dag in de stad Schagen. En houdt U er bij alle gegevens, die wij U in dit artikel verstrekken rekening mee, dat de Hollanders van vierhon derd jaar terug even gehaaide belas tingontduikers waren als die van tegen woordig; wellicht ging het toen een beetje gemakkelijker! Er waren in Schagen 220 haardste den, waarvan er 25 leeg stonden en wat belangrijker was. de stede bezat 12 Rijnschepen, die alle dagen van Colhorn. welke de havenplaats was, zeewaarts voeren met boter, kaas, enz. naar Deventer, waar vandaan zij weer meenamen hout, zout, turf, rogge, enz. U begrijpt, dat dit een prachtig be. lastingobject was. En dus verklaarden de vertegenwoordigers van Schagen voor de commissie, dat er bijna, geen schip meer naar Colhorn voer, omdat er vanwege die stoute lieden de helft van de tijd niet meer geladen mocht worden. Ze klaagden nog verder. De bewoners hadden elk maar twee of drie koeien, zodat er bijna geen boter of kaas meer overbleef om naar De venter te varen. Ter onderhoud van de Zeedijk te Sint Maarten moesten ze jaarlijks tweehonderd Rijnlandse guldens opbrengen. Callantsoog in 1514 Het reizen en trekken begon de com missie duchtig te vervelen. Vooral omdat ze overal het zelfde geklaag en gejammer hoorden en deswege niet eens behoorlijk onthaald werden. En dus lieten ze in het vervolg maar een commissie uit de ingezetenen, bestaan de uit drie personen, naar Alkmaar komen. Dat was een kolfje naar de hand van de Westfriezen. Want wat lette hen, om hun armoede even aan te dikken. Overigens moeten er tussen 1500 en 1520 geweldig rampspoedige jaren zijn geweest. Zo verklaarden de afgevaardigden van Callantsoog, dat destijds 150 haardsteden telde, dat er in het jaar 1513 meer dan 350 men sen door ziekte honger of oorlog het leven hadden verloren. De bevolking was daar zeer arm en verdiende het brood met de visvangst. Het land werd verwoest door de hevige zand verstuivingen en hun water konden zij niet lozen. Aldus verklaarden pastoor Jan van Veent en de schepenen IJs- brant Aelbrechtsz en Jan Reijersz. Hoogwoud en Aartswoud zongen ook een lied van armoede en ellende. Er waren bijna driehonderd haardsteden geweest, maar in 1514 wa ren er nog maar 86 over. De nering was sterk achteruit gegaan, doordat velen elders waren gaan wonen en ge storven waren, daar Hoogwoud des tijds geteisterd werd door besmettelijke ziekten. Bovendien waren ze zeer klaagzaam, omdat ze aan Claes Corf. rentmeester te Alkmaar, omtrent 600 Rijnlandse guldens verschuldigd waren vanwege de tijdens het kaas- en broodspel te Alkmaar gepleegde wan daden. Wat een lieverdjes daar in Hoogwoud. Op Wieringen waren bijna 400 haardsteden, waarepder cr 14 die niets konden betalen. En aldus vermeldt de informacie, daaronder vielen de schout, de priesters en ande re arme lieden. De bevolking verdien de het brood voor de helft met het vangen van vogels in eendenkooien en visvangst. Door de ruwe zee was veel land weggeslagen en ze hadden een dijk naar binnen moeten aanleg gen. Rampen in Schoorl Omstreeks 1500 moet Schoorl, en daarbij begrepen Groet en Camp, door vele rampspoeden zijn getroffen. Waar schijnlijk heeft er een epidemie (pest) gewoed, want in één jaar tijd vermin derde het aantal haardsteden er met ongeveer honderd. Overal horen we berichten over grote armoede en dure tijd en al zullen deze berichten natuur lijk door de boodschappers, di er be lang bij hadden het niet al te rooskleu rig voor te stellen, wel iets overdre ven zijn, het moeten afschuwelijke toestanden zijn geweest. In Camp stoven de duinen door de slechte beplanting steeds meer binnen waarts en in tien jaar tijds verminder de het aantal haardsteden daardoor met 40. Groet telde in 1494 27 haard steden. met slechts 9 mannelijke inwo ners. De anderen waren allen wedu wen en weeskinderen, daar er grote sterfte onder de mannen had geheerst Of zouden het soms onderduikers zijn geweest? Waarschijnlijk was het laat ste niet het geval. Holland aan de kust dreigde ten gronde te gaan, want 20 jaar later waren er in Groet nog maar 9 haardsteden. In Bergen was het al niet veel beter. Ook daar verminderde het aantal haardsteden in twintig jaar met de helft en daalde van 200 op 100. In dien U het aantal haardsteden verme nigvuldigt met 4 of 5, heeft U tevens een beeld van de bevolking, die alle plaatsen toen hadden. De bevolking leefde van visvangst en landbouw. De dorpen Nijenlandt waaronder moesten worden verstaan Sint Maarten, Valkoog en Enigenburg telden omstreeks honderdvijftig haard steden. De bevolking vond werk in 't "uitbreiden en verstevigen van dijken en met landaanwinning, door telkens De goeie ouwe iijd Tja, misschien zegt U het wel eens, maar 't was niet alles roze geur en maneschijn zo in de periode tussen de verscheurende hertogelijke en grafelijke twisten in ons gewest en de tachtig jarige oorlog. Tegen het einde der 15e eeuw, omstreeks 1493 was de nood en ellende in Noordholland zo hoog gestegen, dat de bevolking te wapen liep en trachtte met ge weld recht en vrede af te dwin gen. Maar geweld werd met ge weld gekeerd en de gevolgen van de bloedige verliezen en de hier op volgende geldelijke straffen deden zich nog jaren lang gevoe len. In bijgaand artikel vertellen wij U iets van de toen ontstane toe stand, van de situatie in de Karspelen, Hoogwoud, onze kaas stad, Schoorl en Schagen en vele andere plaatsen. De gegevens over deze belangwekkende his torische situatie werden ons wel willend bemiddeld door de heer A. Mekken, die wij hiervoor gaarne dank zeggen. Redactie. kleine kaden aan te leggen. Bepaald menslievend waren de Westfriezen toen ter tijde iet Overheidshulp was onbekend, want de pastoor van Sint Maarten beschrijft, hoe er zeven ge zinnen in hun geheel rondbedelden, zonder onderdak en inkomsten waren, omdat bij de laatste dijkbreuk hunne goederen door de golven verzwolgen zijn. Het land onder Sint Maarten be hoorde slechts voor één-derde deel aan de Inwoners en voor twee-derde deel aan buiten won enden, die daarvan geen lasten moesten betalen. Wonder lijke toestanden! De waarde van het land werd getaoceerd op 50 Rijnlandse guldens per morgen, de huur op drie gulden. De lasten voor het Hondsbos bedroegen tien duiten per morgen. V/armenhuizen had reeds omstreeks 1500 een armlas tige kerk. Er waren ruim honderd Mardsteden en 550 communicanten. rt)éze hadden jaarlijks te betalen een bedrag van 170 gulden van 40 groten het stuk, waarvoor de kerk aangesla gen werd. Deze kon dat echter niet betalen en toen moesten de ingezetenen het doen. In 1509 konden die het ech ter ook niet meer. Wat een wonder lijk land moet West Friesland toen nog zijn geweest Want in bijna al deze plaatsen wordt als hoofdbron van bestaan de visvangst en het van gen van vogels genoemd. Ongetwijfeld moet er nog ontzaglijk veel bos en grote waterpartijen zijn geweest en streken waar van enige beschaving geen sprake was. Nierop en Winkel Er wordt wel eens op gezinspeeld, dat Oude Niedorp, Nieuwe Niedorp en Winkel een pracht gemeente zou den vormen. In die tijd moet het zo zijn geweest Elk dorp had een afge vaardigde, die te samen het schout ambacht vormden. De toestand in die dorpen was slecht De veestapel was in enkele jaren met twee-derde verminderd, terwijl hun beste land behoorde aan vreem den, die niet in de lasten meebetaal den. Winkel telde 170 haardsteden, N. Niedorp 180 en O. Niedorp 60. Waar schijnlijk was er van het Veld toen nog in het geheel geen sprake. De Sijdewind echter wel. Met de bewoners van Hoogwoud zijn de inwoners van de Niedorpen en Winkel zeer bedrijvig geweest in het Kaas- en Broodspel. Ook zij klaagden over de zware last, die ze moesten betalen vanwege de reparatie aan het huis van Claes Corf te Alkmaar, dat door hen vernield was geworden. Als we zo een en ander lezen, veilt het ons toch wel op, dat we wel zeer wei nig weten van de geschiedenis van ons gewest. Het nut van de „informacië" Uit de vele gegevens, die we uit de informacie kunnen halen, blijkt wel heel duidelijk, dat reeds omtrent 1500 het euvel zeer groot was, dat het land behoorde in handen van mensen, die het niet bewerkten. Ook toen was het niet zo: Boerenland in boerenhand. De kerken en kloosters, de geeste lijke gestichten en instellingen, de weeshuizen en gasthuizen hadden gro te delen van het land in handen. Dat is niet te verwonderen. Men moet be denken, dat dikwijls grote schenkingen werden gedaan aan deze instellingen, die voor de mensen veel meer hebben betekend, dan wij ons wellicht kunnen voorstellen. En dan werden die goe deren weer verhuurd aan de inwoners van de gemeente. Het onbillijkste was het echter, dat ze niet meebetaalden in de lasten. Zodoende kwamen de kos ten van het onderhoud van de zeewe ringen onevenredig zwaar te drukken op slechts de helft der landbezitters, voor de andere helft op de huurders. Ook de heren hebben veel land ver kregen op dikwijls min of meer un faire wijze. Het is niet te verwonderen dat de troebelen af en toe ernstig wa ren en dat de bevolking aan de op stand van het Kaas en Broodvolk deelnam. Barsingerhorn telde 160 haardsteden. Het dorp was in een twintigtal jaren hard achteruit gegaan, vooralomdat de natte jaren een grote sterfte aan vee hadden ver oorzaakt. In de dorpen Barsingerhorn, Hoogwoud, de Niedorpen en Winkel wordt merkwaardigerwijze niet ge sproken over jacht en visserij. Naar alle waarschijnlijkheid is de grond hier eerder ontgonnen geweest Overal heer ste echter grote armoede. De ingeze tenen van Barsingerhorn bezaten In 1494 nog 700 morgen land in eigen dom. Twintig jaar later hadden ze door de slechte tijden en de hoge hef fingen er de helft van moeten verko pen om hun schulden te kunnen vol doen. De Rijnvaart in Barsingerhorn eindigde ter zelfder tijd als die te Schagen. Waarschijnlijk hebben de in woners van Colhorn het hen toch wel wat lastig gemaakt. Zekerheid dien aangaande konden we echter niet ver krijgen. De Langedijk De dorpen Zuid Scharwoude, Nrd. Scharwoude en Broek op Langedijk vormden tezamen een schoutambacht. Ook hier is de splitsing pas later ge komen. Maar hier zijn de dorpen weer herenigd. Oudkarspel was afzonderlijk en behoorde aan de heer Van Egmont. De pastoor kon de commissie niet voorlichten, daar deze in Zeeland was verdronken. De Inwoners van Oud karspel verkeerden in een bevoorrecht te positie, want daar ze onder de ha. ren van Egmont stonden, moesten de zware lasten niet betalen. Het ge volg was, en daarover klaagden da afgevaardigden van het schoutam bacht Langedijk. dat de rijkste inge zetenen naar Oudkarspel vertrokken De Langedijk -ield zich eveneens be zig met de vangst van vogels en vis» sen, terwijl de rest van de bevolking elk jaar aan het slikken was en dat op het land uitspreidde, teneinde er zaad te kunnen winnen. En dat is zelfs nu na vier eeuwen nog niet af gelopen. Het spreekt wel vanzelf, dat het beeld, dat wij U hierboven gaven van de toestand van ons gewest rond 1500, niet volledig is. Dat is ook niet onze bedoeling geweest Wie een vol ledig beeld wil hebben, raadplege an dere bronnen dan een krant Onze be doeling is geweest een klein denkbeeld bij U te vormen over de geweldige veranderingen, die zich in de tijd van vier eeuwen in ons gewest hebben voltrokken. En tevens om eens uit te laten komen, hoe vorige geslachten hebben moeten martelen en ploeteren om aan het dagelijks brood te komen. Want deze „Informadën" geven 'n ontstellend beeld over armoede en lij den. We moeten wel bedenken, dat het elke gemeente er om te doen is ge weest, de toestand zo ongunstig mo gelijk voor te stellen, dit neemt echter niet weg, dat er armoede werd gele den en dat de bevolking aan epide miën weerloos was overgeleverd, als we dat vergelijken met tegenwoor dig. moeten we toch toegeven, dat er nog wel een en ander is geschied. We gaan vooruit Zelfs op het gebied der „verpondingen". Al is ook daar alles nog niet volmaakt Sch ipjes met witte voetjes Het gebeurde een dezer dagen of het veehoudersbedrijf van de heei A. Groen te Heerhugowaard, dal een schaap twee lammeren ter wereld bracht Op zich zelf is dil niets bijzonders, maar wel op merkzaam is het dat dit zelfde schaap in Januari van dit zelfde jaar ook twee kleintjes het le venslicht schonk- Moeder en kit deren maken het best. DE NUCHTERE Het leven doet je hechten Aan die je dierbaar zijn; En komt de Dood je halen Dan doet het scheiden pijn. DE BRAVE Wat geef ik brave zich om 'tsterven- Ik kan de Hemel slechts beërven. Het oude kerkje te Sint Maarten, dat gebouwd is op de nog oudere funda menten van haar voorgangster, die de noden en ellenden van de zestiende eeuw onbewogen zag gebeuren. - frv^-yjUpWHjülUW*"- iooi Andrew Mackenzie Bob Arlen vertrouwt die dominee Josiah Barlow maar half, vooral nu chauffeur Burton komt vertellen dat de predikant ook hém heeft willen uithoren. In welke verhouding staat die Barlow tot de bewoners van het Huis aan de Baai en even tueel tot het sinistere chantage- complot? (11) Laat u niet van de wijs brengen door het feit, dat hij dominee is, meneer, vond Burton. Denkt u eens aan de mogelijkheden, die zij hebben om de geheimen van mensen te weten te ko men. Ik zal hem in het oog houden, be loofde ik. Ik ga morgen met hem mee naar 't Huis aan de Baai od bezoek bij de familie Simpkins. Misschien kun je zelf een dezer dagen ook eens in de rich ting van het huis gaan en de tuinman vragen naar de plaatselijke gewassen en dergelijke. Ik zou verbaasd zijn, als die tuinman veel van zijn werk afwist, als hij tenminste net zo is als de rest van het personeel, dat ik daar heb zien rondhan gen. Het ziet er naar uit, dat ze er alle maal aangesteld zijn met een zeer spe ciaal doel. Toen Burton vertrokken was, bleef ik nog wat in het vuur zitten staren en na enige tijd moet ik in slaap gevallen zijn. Ik werd wakker met een schok. Het vuur was bijna uit en een stormachtige zee wind mishandelde de luiken. En opeens was Ik me bewust van het gevaar, dat deze opdracht met zich mee kon brengen. HOOFDSTUK III. De pastorie stond op een heuvel, die een goed gezicht op het dorpje en de baai gaf. Ik hield even stil bij de voor deur om te bekijken, hoe nauwkeurig de dominee de vorige dag mijn bewegingen had kunnen volgen. Hij had een goed uit zicht op mijn huisje en had me een circa 300 meter kunnen gadeslaan, nadat ik mijn huisdeur uitgekomen was. Daarna moest ik, behalve wanneer Ik hier en daar door of langs het open veld was ge gaan, uit het gezioht zijn geweest. Mijn ogen zijn uitstekend, maar het was mij onmogelijk verder dan een paar hooderd meter voor me uit te zien in dit herfst achtige wazige licht. De dominee opende zelf de deur voor mij. Opnieuw had ik het gevoel een dood voorwerp aan te pakken, toer. ik zijn zachte hand in de mijne drukte. Ik moét u mijn boeken laten zien, voordat we uit gaan, zei hij. Ik weet niet, of u iets voor de klassieken voelt, maar mijn vrienden maken me altijd een com pliment over mijn collectie. Misschien bent u echter meer geïnteresseerd in de moderne schrijvers. Kijk ook eens door deze verrekijker, beste vriend. Ik heb heel wat aangename uren doorgebracht met het observeren hierdoor van het vo gelleven bij de moerassen. Een zeer boei ende bezigheid. Ik meende iets van ironie te horen in de stem van mijn gastheer. De verre kijker was inderdaad van uitstekende kwaliteit. Ik kon verschillende zeevogels boven de moerassen gadeslaan en ik kon nu het waas een beetje opgetrokken was de velden zien, die vlakbij het bos lagen. Van het Huis aan de Baai was niets te zie» Ik verbeeldde me, dat de ogen van de dominee me van achter zijn briil eg lazen met een argwanende bliflc gadesloegen, maar ik liet me niet Imponeren en gaf hem met een beleefd „dank u zeer, het is een bijzonder goede kijker" zijn eigen dom terug. De dominee hield niet op me allerlei amusante verhalen te vertellen, toen we daarna naast elkaar langs de landwegen voortliepen, bijna geheel dezelfde route volgend, die ik de vonge dag had afge legd. Hij wist heel wat van planten en vogels. Ik bekende hem, dat ik van plan ten niet veel verstand had. Maar geluk kig kon ik hem van repliek dienen op de vragen, die hij mij zo nu en dan stelde betreffende vogels. We waren nu tot vlak bij Het Huis aan de Baai gekomen, dat we ditmaal aan de voorkant naderden. Een roestig hek gaf toegang tot een oprijlaan, waar het on kruid overvloedig tussen het grint groei de. Eens moest er een prachtig gazon voor het huis geweest zijn, maar het gras was nu onverzorgd en hoog opgeschoten. Enkele ovale bloembedden streden een hopeloze strijd met het onkruid. Het was echter het huis, dat mijn volle belangstelling had. Tijdens mijn eerste speurtocht in het bos had ik al gezien, dat het een massief bouwwerk was, maar van dichtbij bekeken leek het wel een fort. De stenen muren waren klaarblijke lijk geweldig dik en de ramen werua voormen van stalen luiken, weetrvae de meeste op dit ogenblik dicht zaten. De dominee merkte mQn onderzoe kende blik op. Toen dx furie gebouwd werd, was het een van de diverse perioden, dat men bang was voor een invasie, deelde hij mede. De eigenaar moet een zeer angslik mens zijn geweest, want hij maakte hei huis sterk genoeg om een beleg te door staan. Naar de verhalen, die hier de ronde doen, was hij ook een bekende smokkelaar. Ik stond op het punt om op de voor deur te kloppen, toen mijn metgezel me hiervan afhield. Voorzichtig, denkt u eraan, zei hij, die deur is van ijzer, al ziet ze er, door dat ze geverfd is, uit als van hout. De dominee trok aan de bel. Gedurende vijf minuten gebeurde er niets. Daarna werd de deur plotseling geopend en be groette ons een weldoorvoede man ia het zwart, die blijkbaar de butler was. Deze had ditk kort-geknipt haar ea ofschoon hij middelmatig groot was, was hij ongewoon breed. Zijn ogen vic ea dadelijk op. Ze puilden uit en hadden niet de minste uitdrukking, doch staarde» iemand op een zonderlinge wijze aan. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1949 | | pagina 3