J
ONZE PROVINCIE OMSTREEKS HET JAAR1500
Het Huis aan de Baai
Wat een oude
Armoede en epidemiën teisterden de
bevolking. Onevenredige belastingdruk
„informacle" ons thans nog te vertellen heeft
Ei veranderen veel dingen in de wereld. Maar één ding is nog steeds onveranderd
gebleven. De overheid heelt geld nodig om haar taak uit te oefenen en de bewo
ners van het land waarover de overheid heerst, moeten dat geld opbrengen Waar
echter wel verandering in is gekomen, dat is de wijze, waarop deze belastingen
worden geheven en geïnd. Tegenwoordig wordt de belasring geheven volgens be
paalde wetten en volgens het hoofdbeginsel der Grondwet, dat luidt, dat er op
het gebied van belastingen geen privilegiën bestaan
AU de een of andere stad het de
graaf of de bisschop of de hertog goed
paar de zin had gemaakt, dan kreeg die
•tad privilegiën. Voorrechten. En als de
een voorrechten ontvangt, dan verkreeg
de ander nadelen. Want de grafelijke
Schatkist moest even goed aan het volle
pond toekomen. Zo had b.v. de stad
Dordrecht grote voordelen. Maar de om
liggende gemeenten moesten er dubbel
voor bloeden. Er was zo langzamerhand
een onhoudbare toestand ontstaan. De
verpondingen drukten onevenredig
fwaar. Tot goed begrip diene, dat een
verponding inhield, het totaal, dat een
bepaalde gemeente moest opbrengen.
Hoe de gemeente aan dat geld kwam
was haar zaak. Ook op dit gebied
heerste dus een willekeur, die ontstel.
was ca die nog lange jaren zon
voortduren. De ene vroedschap dacht er
zus over, de ander zo.
Tijdens de regering van Karei V, in
het begin van de zestiende eeuw, wer
den er maatrebelen getroffen om ten
aanzien van de verpondingen tot een
betere regeling te komen.
Begin der statistiek
We denken wel eens, dat de statis
tiek een uitvinding is van de laatste
eeuw. Niet helemaal juist. Want reeds
omstreeks 1500 zag men in, dat wilde
men tot een billijker verdeling der ver
pondingen komen, men over gegevens
moest beschikken. En daarvoor is een
statistiek nodig. Dus werd er een com
missie benoemd, die alle steden en
plaatsen van het graafschap zou be
zoeken en de nodige inlichtingen in
winnen.
Men maakte onderscheid tussen ste
den en dorpen. Oook de classificatie
U dus reeds van oude datum. In de
steden zou een onderzoek worden in
gesteld naar het jaarlijks inkomen
der steden, haar schulden, de accijn
zen op wijn, bier ei koren, het getal
haardsteden, het aantal communicant-
ten, nering, welvaart en bedrijf der in
gezetenen.
In de dorpen werd onderzoek ge
daan naar het aantal haardsteden,
communicanten, accijnzen, de hoeveel
heid land, dat de ingezetenen zelf toe
behoorde en dat wat in handen was
van stedelingen, kloosters of geestelij
ke personen, lasten van dijken enz.
Op deze wijze kwam tot stand:
Een naar destijds geldende begrip
pen vrij volledige statistiek. Men wist
nu zo ongeveer waar men aan toe was.
En aangezien deze informatie be
waard is gebleven, zijn wij heden in
staat onze lezers een beeld te geven,
hoe ons gewest er een viertal eeuwen
geleden uitzag.
Zo trok deze grafelijke commissie
de streek door en belandde op een
goede dag in Haarlem. Het was cr
niet al te best. Van de 2700 haard
steden stonden er 500 leeg en bijna
duizend waren te gering van aanzien
om mee in de belasting te betalen.
Als U weet, dat men omstreeks die
tijd toch waarlijk geen al te hoge ei
sen stelde aan de huisvesting, zal het
U duidelijk zijn, hoe slecht de toe
stand van de bewoners wel moet zijn
geweest. Het aantal communicanten
bedroeg omstreeks 10.000, wat dus zo
ongeveer de. bevolking der stad zal
zijn gewaest. want de gehele bevol
king was destijds Katholiek.
Er waren in de stad 87 renteniers en
77 brouwers. De bevolking leefde In
hoofdzaak van weverijen en was niet
„seer welgestelt". Driekwart van hen
zou, indien ze een maand ziek werden,
niet in hun eigen onderhoud kunnen
voorzien.
Men vond in de stad 7 mannen, en
12 vrouwenkloostters, een bagijnhof en
6 gasthuizen.
In de Kaasstad
Laten we de commissie op haar
tocht volgen. Ze nam zitting in de
kaasstad. En ongetwijfeld zullen onze
lezers interesse hebben voor de toe
stand waarin deze belangrijkste plaats
in het Noorden toen verkeerde. Alk
maar telde omstreeks die tijd 900
haardsteden. En de toestand moet er
beter zijn geweest dan in Haarlem,
want er stonden er maar 24 leeg,
terwijl 62 door armen bewoond wer
den. Er waren 2800 communicanten.
De bevolking verdiende het brood
met vracht varen, spitten, delven, ar
beid in de kalkovens, enz. Renteniers
waren er in het geheel niet. Die waren
naar Amsterdam of Den Haag ver
trokken.
De stad telde een school, waarop
350 klerken of leerlingen van buiten
de stad waren. Er waren drie man
nen- en vijf vrouwenkloosters, waar
van vooral de laatste grote „nering
doen in weven en spinnen".
Dat was Alkmaar, een zestigtal ja
ren vóór de victorie begon.
Schagen
Toen verscheen de commissie op n
kwade dag in de stad Schagen. En
houdt U er bij alle gegevens, die wij
U in dit artikel verstrekken rekening
mee, dat de Hollanders van vierhon
derd jaar terug even gehaaide belas
tingontduikers waren als die van tegen
woordig; wellicht ging het toen een
beetje gemakkelijker!
Er waren in Schagen 220 haardste
den, waarvan er 25 leeg stonden en
wat belangrijker was. de stede bezat
12 Rijnschepen, die alle dagen van
Colhorn. welke de havenplaats was,
zeewaarts voeren met boter, kaas, enz.
naar Deventer, waar vandaan zij weer
meenamen hout, zout, turf, rogge, enz.
U begrijpt, dat dit een prachtig be.
lastingobject was. En dus verklaarden
de vertegenwoordigers van Schagen
voor de commissie, dat er bijna, geen
schip meer naar Colhorn voer, omdat
er vanwege die stoute lieden de helft
van de tijd niet meer geladen mocht
worden. Ze klaagden nog verder. De
bewoners hadden elk maar twee of
drie koeien, zodat er bijna geen boter
of kaas meer overbleef om naar De
venter te varen. Ter onderhoud van
de Zeedijk te Sint Maarten moesten
ze jaarlijks tweehonderd Rijnlandse
guldens opbrengen.
Callantsoog in 1514
Het reizen en trekken begon de com
missie duchtig te vervelen. Vooral
omdat ze overal het zelfde geklaag en
gejammer hoorden en deswege niet
eens behoorlijk onthaald werden. En
dus lieten ze in het vervolg maar een
commissie uit de ingezetenen, bestaan
de uit drie personen, naar Alkmaar
komen. Dat was een kolfje naar de
hand van de Westfriezen. Want wat
lette hen, om hun armoede even aan
te dikken. Overigens moeten er tussen
1500 en 1520 geweldig rampspoedige
jaren zijn geweest. Zo verklaarden de
afgevaardigden van Callantsoog, dat
destijds 150 haardsteden telde, dat er
in het jaar 1513 meer dan 350 men
sen door ziekte honger of oorlog het
leven hadden verloren. De bevolking
was daar zeer arm en verdiende het
brood met de visvangst. Het land
werd verwoest door de hevige zand
verstuivingen en hun water konden zij
niet lozen. Aldus verklaarden pastoor
Jan van Veent en de schepenen IJs-
brant Aelbrechtsz en Jan Reijersz.
Hoogwoud en Aartswoud
zongen ook een lied van armoede en
ellende. Er waren bijna driehonderd
haardsteden geweest, maar in 1514 wa
ren er nog maar 86 over. De nering
was sterk achteruit gegaan, doordat
velen elders waren gaan wonen en ge
storven waren, daar Hoogwoud des
tijds geteisterd werd door besmettelijke
ziekten. Bovendien waren ze zeer
klaagzaam, omdat ze aan Claes Corf.
rentmeester te Alkmaar, omtrent 600
Rijnlandse guldens verschuldigd waren
vanwege de tijdens het kaas- en
broodspel te Alkmaar gepleegde wan
daden. Wat een lieverdjes daar in
Hoogwoud.
Op Wieringen waren
bijna 400 haardsteden, waarepder cr
14 die niets konden betalen. En aldus
vermeldt de informacie, daaronder
vielen de schout, de priesters en ande
re arme lieden. De bevolking verdien
de het brood voor de helft met het
vangen van vogels in eendenkooien
en visvangst. Door de ruwe zee was
veel land weggeslagen en ze hadden
een dijk naar binnen moeten aanleg
gen.
Rampen in Schoorl
Omstreeks 1500 moet Schoorl, en
daarbij begrepen Groet en Camp, door
vele rampspoeden zijn getroffen. Waar
schijnlijk heeft er een epidemie (pest)
gewoed, want in één jaar tijd vermin
derde het aantal haardsteden er met
ongeveer honderd. Overal horen we
berichten over grote armoede en dure
tijd en al zullen deze berichten natuur
lijk door de boodschappers, di er be
lang bij hadden het niet al te rooskleu
rig voor te stellen, wel iets overdre
ven zijn, het moeten afschuwelijke
toestanden zijn geweest.
In Camp stoven de duinen door de
slechte beplanting steeds meer binnen
waarts en in tien jaar tijds verminder
de het aantal haardsteden daardoor
met 40. Groet telde in 1494 27 haard
steden. met slechts 9 mannelijke inwo
ners. De anderen waren allen wedu
wen en weeskinderen, daar er grote
sterfte onder de mannen had geheerst
Of zouden het soms onderduikers zijn
geweest? Waarschijnlijk was het laat
ste niet het geval. Holland aan de kust
dreigde ten gronde te gaan, want 20
jaar later waren er in Groet nog maar
9 haardsteden. In Bergen was het al
niet veel beter.
Ook daar verminderde het aantal
haardsteden in twintig jaar met de
helft en daalde van 200 op 100. In
dien U het aantal haardsteden verme
nigvuldigt met 4 of 5, heeft U tevens
een beeld van de bevolking, die alle
plaatsen toen hadden.
De bevolking leefde van visvangst
en landbouw.
De dorpen Nijenlandt
waaronder moesten worden verstaan
Sint Maarten, Valkoog en Enigenburg
telden omstreeks honderdvijftig haard
steden. De bevolking vond werk in 't
"uitbreiden en verstevigen van dijken
en met landaanwinning, door telkens
De
goeie ouwe
iijd
Tja, misschien zegt U het wel
eens, maar 't was niet alles roze
geur en maneschijn zo in de
periode tussen de verscheurende
hertogelijke en grafelijke twisten
in ons gewest en de tachtig
jarige oorlog.
Tegen het einde der 15e eeuw,
omstreeks 1493 was de nood en
ellende in Noordholland zo hoog
gestegen, dat de bevolking te
wapen liep en trachtte met ge
weld recht en vrede af te dwin
gen. Maar geweld werd met ge
weld gekeerd en de gevolgen van
de bloedige verliezen en de hier
op volgende geldelijke straffen
deden zich nog jaren lang gevoe
len.
In bijgaand artikel vertellen wij
U iets van de toen ontstane toe
stand, van de situatie in de
Karspelen, Hoogwoud, onze kaas
stad, Schoorl en Schagen en vele
andere plaatsen. De gegevens
over deze belangwekkende his
torische situatie werden ons wel
willend bemiddeld door de heer
A. Mekken, die wij hiervoor
gaarne dank zeggen.
Redactie.
kleine kaden aan te leggen. Bepaald
menslievend waren de Westfriezen
toen ter tijde iet Overheidshulp was
onbekend, want de pastoor van Sint
Maarten beschrijft, hoe er zeven ge
zinnen in hun geheel rondbedelden,
zonder onderdak en inkomsten waren,
omdat bij de laatste dijkbreuk hunne
goederen door de golven verzwolgen
zijn. Het land onder Sint Maarten be
hoorde slechts voor één-derde deel
aan de Inwoners en voor twee-derde
deel aan buiten won enden, die daarvan
geen lasten moesten betalen. Wonder
lijke toestanden! De waarde van het
land werd getaoceerd op 50 Rijnlandse
guldens per morgen, de huur op drie
gulden. De lasten voor het Hondsbos
bedroegen tien duiten per morgen.
V/armenhuizen
had reeds omstreeks 1500 een armlas
tige kerk. Er waren ruim honderd
Mardsteden en 550 communicanten.
rt)éze hadden jaarlijks te betalen een
bedrag van 170 gulden van 40 groten
het stuk, waarvoor de kerk aangesla
gen werd. Deze kon dat echter niet
betalen en toen moesten de ingezetenen
het doen. In 1509 konden die het ech
ter ook niet meer. Wat een wonder
lijk land moet West Friesland toen
nog zijn geweest Want in bijna al
deze plaatsen wordt als hoofdbron
van bestaan de visvangst en het van
gen van vogels genoemd. Ongetwijfeld
moet er nog ontzaglijk veel bos en
grote waterpartijen zijn geweest en
streken waar van enige beschaving
geen sprake was.
Nierop en Winkel
Er wordt wel eens op gezinspeeld,
dat Oude Niedorp, Nieuwe Niedorp
en Winkel een pracht gemeente zou
den vormen. In die tijd moet het zo
zijn geweest Elk dorp had een afge
vaardigde, die te samen het schout
ambacht vormden. De toestand in die
dorpen was slecht
De veestapel was in enkele jaren
met twee-derde verminderd, terwijl
hun beste land behoorde aan vreem
den, die niet in de lasten meebetaal
den. Winkel telde 170 haardsteden, N.
Niedorp 180 en O. Niedorp 60. Waar
schijnlijk was er van het Veld toen
nog in het geheel geen sprake. De
Sijdewind echter wel.
Met de bewoners van Hoogwoud
zijn de inwoners van de Niedorpen en
Winkel zeer bedrijvig geweest in het
Kaas- en Broodspel. Ook zij klaagden
over de zware last, die ze moesten
betalen vanwege de reparatie aan het
huis van Claes Corf te Alkmaar, dat
door hen vernield was geworden. Als
we zo een en ander lezen, veilt het
ons toch wel op, dat we wel zeer wei
nig weten van de geschiedenis van
ons gewest.
Het nut van de
„informacië"
Uit de vele gegevens, die we uit de
informacie kunnen halen, blijkt wel
heel duidelijk, dat reeds omtrent 1500
het euvel zeer groot was, dat het land
behoorde in handen van mensen, die
het niet bewerkten. Ook toen was het
niet zo: Boerenland in boerenhand.
De kerken en kloosters, de geeste
lijke gestichten en instellingen, de
weeshuizen en gasthuizen hadden gro
te delen van het land in handen. Dat
is niet te verwonderen. Men moet be
denken, dat dikwijls grote schenkingen
werden gedaan aan deze instellingen,
die voor de mensen veel meer hebben
betekend, dan wij ons wellicht kunnen
voorstellen. En dan werden die goe
deren weer verhuurd aan de inwoners
van de gemeente. Het onbillijkste was
het echter, dat ze niet meebetaalden in
de lasten. Zodoende kwamen de kos
ten van het onderhoud van de zeewe
ringen onevenredig zwaar te drukken
op slechts de helft der landbezitters,
voor de andere helft op de huurders.
Ook de heren hebben veel land ver
kregen op dikwijls min of meer un
faire wijze. Het is niet te verwonderen
dat de troebelen af en toe ernstig wa
ren en dat de bevolking aan de op
stand van het Kaas en Broodvolk
deelnam.
Barsingerhorn
telde 160 haardsteden. Het dorp was
in een twintigtal jaren hard achteruit
gegaan, vooralomdat de natte jaren
een grote sterfte aan vee hadden ver
oorzaakt. In de dorpen Barsingerhorn,
Hoogwoud, de Niedorpen en Winkel
wordt merkwaardigerwijze niet ge
sproken over jacht en visserij. Naar
alle waarschijnlijkheid is de grond hier
eerder ontgonnen geweest Overal heer
ste echter grote armoede. De ingeze
tenen van Barsingerhorn bezaten In
1494 nog 700 morgen land in eigen
dom. Twintig jaar later hadden ze
door de slechte tijden en de hoge hef
fingen er de helft van moeten verko
pen om hun schulden te kunnen vol
doen. De Rijnvaart in Barsingerhorn
eindigde ter zelfder tijd als die te
Schagen. Waarschijnlijk hebben de in
woners van Colhorn het hen toch wel
wat lastig gemaakt. Zekerheid dien
aangaande konden we echter niet ver
krijgen.
De Langedijk
De dorpen Zuid Scharwoude, Nrd.
Scharwoude en Broek op Langedijk
vormden tezamen een schoutambacht.
Ook hier is de splitsing pas later ge
komen. Maar hier zijn de dorpen weer
herenigd. Oudkarspel was afzonderlijk
en behoorde aan de heer Van Egmont.
De pastoor kon de commissie niet
voorlichten, daar deze in Zeeland was
verdronken. De Inwoners van Oud
karspel verkeerden in een bevoorrecht
te positie, want daar ze onder de ha.
ren van Egmont stonden, moesten
de zware lasten niet betalen. Het ge
volg was, en daarover klaagden da
afgevaardigden van het schoutam
bacht Langedijk. dat de rijkste inge
zetenen naar Oudkarspel vertrokken
De Langedijk -ield zich eveneens be
zig met de vangst van vogels en vis»
sen, terwijl de rest van de bevolking
elk jaar aan het slikken was en dat
op het land uitspreidde, teneinde er
zaad te kunnen winnen. En dat is
zelfs nu na vier eeuwen nog niet af
gelopen.
Het spreekt wel vanzelf, dat het
beeld, dat wij U hierboven gaven
van de toestand van ons gewest rond
1500, niet volledig is. Dat is ook niet
onze bedoeling geweest Wie een vol
ledig beeld wil hebben, raadplege an
dere bronnen dan een krant Onze be
doeling is geweest een klein denkbeeld
bij U te vormen over de geweldige
veranderingen, die zich in de tijd van
vier eeuwen in ons gewest hebben
voltrokken. En tevens om eens uit te
laten komen, hoe vorige geslachten
hebben moeten martelen en ploeteren
om aan het dagelijks brood te komen.
Want deze „Informadën" geven 'n
ontstellend beeld over armoede en lij
den. We moeten wel bedenken, dat
het elke gemeente er om te doen is ge
weest, de toestand zo ongunstig mo
gelijk voor te stellen, dit neemt echter
niet weg, dat er armoede werd gele
den en dat de bevolking aan epide
miën weerloos was overgeleverd,
als we dat vergelijken met tegenwoor
dig. moeten we toch toegeven, dat er
nog wel een en ander is geschied. We
gaan vooruit Zelfs op het gebied der
„verpondingen". Al is ook daar alles
nog niet volmaakt
Sch ipjes met witte
voetjes
Het gebeurde een dezer dagen of
het veehoudersbedrijf van de heei
A. Groen te Heerhugowaard, dal
een schaap twee lammeren ter
wereld bracht Op zich zelf is dil
niets bijzonders, maar wel op
merkzaam is het dat dit zelfde
schaap in Januari van dit zelfde
jaar ook twee kleintjes het le
venslicht schonk- Moeder en kit
deren maken het best.
DE NUCHTERE
Het leven doet je hechten
Aan die je dierbaar zijn;
En komt de Dood je halen
Dan doet het scheiden pijn.
DE BRAVE
Wat geef ik brave zich om 'tsterven-
Ik kan de Hemel slechts beërven.
Het oude kerkje te Sint Maarten, dat
gebouwd is op de nog oudere funda
menten van haar voorgangster, die de
noden en ellenden van de zestiende
eeuw onbewogen zag gebeuren.
- frv^-yjUpWHjülUW*"- iooi
Andrew Mackenzie
Bob Arlen vertrouwt die dominee
Josiah Barlow maar half, vooral nu
chauffeur Burton komt vertellen dat
de predikant ook hém heeft willen
uithoren. In welke verhouding
staat die Barlow tot de bewoners
van het Huis aan de Baai en even
tueel tot het sinistere chantage-
complot?
(11)
Laat u niet van de wijs brengen
door het feit, dat hij dominee is,
meneer, vond Burton. Denkt u eens aan
de mogelijkheden, die zij hebben om de
geheimen van mensen te weten te ko
men.
Ik zal hem in het oog houden, be
loofde ik. Ik ga morgen met hem mee
naar 't Huis aan de Baai od bezoek bij
de familie Simpkins. Misschien kun je
zelf een dezer dagen ook eens in de rich
ting van het huis gaan en de tuinman
vragen naar de plaatselijke gewassen en
dergelijke. Ik zou verbaasd zijn, als die
tuinman veel van zijn werk afwist, als
hij tenminste net zo is als de rest van het
personeel, dat ik daar heb zien rondhan
gen. Het ziet er naar uit, dat ze er alle
maal aangesteld zijn met een zeer spe
ciaal doel.
Toen Burton vertrokken was, bleef ik
nog wat in het vuur zitten staren en na
enige tijd moet ik in slaap gevallen zijn.
Ik werd wakker met een schok. Het vuur
was bijna uit en een stormachtige zee
wind mishandelde de luiken. En opeens
was Ik me bewust van het gevaar, dat
deze opdracht met zich mee kon brengen.
HOOFDSTUK III.
De pastorie stond op een heuvel, die
een goed gezicht op het dorpje en de
baai gaf. Ik hield even stil bij de voor
deur om te bekijken, hoe nauwkeurig de
dominee de vorige dag mijn bewegingen
had kunnen volgen. Hij had een goed uit
zicht op mijn huisje en had me een circa
300 meter kunnen gadeslaan, nadat ik
mijn huisdeur uitgekomen was. Daarna
moest ik, behalve wanneer Ik hier en
daar door of langs het open veld was ge
gaan, uit het gezioht zijn geweest. Mijn
ogen zijn uitstekend, maar het was mij
onmogelijk verder dan een paar hooderd
meter voor me uit te zien in dit herfst
achtige wazige licht.
De dominee opende zelf de deur voor
mij. Opnieuw had ik het gevoel een dood
voorwerp aan te pakken, toer. ik zijn
zachte hand in de mijne drukte.
Ik moét u mijn boeken laten zien,
voordat we uit gaan, zei hij. Ik weet niet,
of u iets voor de klassieken voelt, maar
mijn vrienden maken me altijd een com
pliment over mijn collectie. Misschien
bent u echter meer geïnteresseerd in de
moderne schrijvers. Kijk ook eens door
deze verrekijker, beste vriend. Ik heb
heel wat aangename uren doorgebracht
met het observeren hierdoor van het vo
gelleven bij de moerassen. Een zeer boei
ende bezigheid.
Ik meende iets van ironie te horen in
de stem van mijn gastheer. De verre
kijker was inderdaad van uitstekende
kwaliteit. Ik kon verschillende zeevogels
boven de moerassen gadeslaan en ik kon
nu het waas een beetje opgetrokken
was de velden zien, die vlakbij het
bos lagen. Van het Huis aan de Baai was
niets te zie»
Ik verbeeldde me, dat de ogen van de
dominee me van achter zijn briil eg lazen
met een argwanende bliflc gadesloegen,
maar ik liet me niet Imponeren en gaf
hem met een beleefd „dank u zeer, het
is een bijzonder goede kijker" zijn eigen
dom terug.
De dominee hield niet op me allerlei
amusante verhalen te vertellen, toen we
daarna naast elkaar langs de landwegen
voortliepen, bijna geheel dezelfde route
volgend, die ik de vonge dag had afge
legd. Hij wist heel wat van planten en
vogels. Ik bekende hem, dat ik van plan
ten niet veel verstand had. Maar geluk
kig kon ik hem van repliek dienen op de
vragen, die hij mij zo nu en dan stelde
betreffende vogels.
We waren nu tot vlak bij Het Huis aan
de Baai gekomen, dat we ditmaal aan de
voorkant naderden. Een roestig hek gaf
toegang tot een oprijlaan, waar het on
kruid overvloedig tussen het grint groei
de. Eens moest er een prachtig gazon
voor het huis geweest zijn, maar het gras
was nu onverzorgd en hoog opgeschoten.
Enkele ovale bloembedden streden een
hopeloze strijd met het onkruid.
Het was echter het huis, dat mijn volle
belangstelling had. Tijdens mijn eerste
speurtocht in het bos had ik al gezien,
dat het een massief bouwwerk was, maar
van dichtbij bekeken leek het wel een
fort. De stenen muren waren klaarblijke
lijk geweldig dik en de ramen werua
voormen van stalen luiken, weetrvae de
meeste op dit ogenblik dicht zaten.
De dominee merkte mQn onderzoe
kende blik op.
Toen dx furie gebouwd werd, was
het een van de diverse perioden, dat men
bang was voor een invasie, deelde hij
mede. De eigenaar moet een zeer angslik
mens zijn geweest, want hij maakte hei
huis sterk genoeg om een beleg te door
staan. Naar de verhalen, die hier de
ronde doen, was hij ook een bekende
smokkelaar.
Ik stond op het punt om op de voor
deur te kloppen, toen mijn metgezel me
hiervan afhield.
Voorzichtig, denkt u eraan, zei hij,
die deur is van ijzer, al ziet ze er, door
dat ze geverfd is, uit als van hout.
De dominee trok aan de bel. Gedurende
vijf minuten gebeurde er niets. Daarna
werd de deur plotseling geopend en be
groette ons een weldoorvoede man ia
het zwart, die blijkbaar de butler was.
Deze had ditk kort-geknipt haar ea
ofschoon hij middelmatig groot was, was
hij ongewoon breed. Zijn ogen vic ea
dadelijk op. Ze puilden uit en hadden niet
de minste uitdrukking, doch staarde»
iemand op een zonderlinge wijze aan.
(Wordt vervolgd).