i Het gevaarlijke incident De schelmenstreken van Dirk Dam Van vrouw tot vrouw Belevenissen op de ijsbaan Te kort aan grond c Ik heb me deze week met mijn iets Strammer wordende leden op het ijs gewaagd. ïk ben altijd een dolle lief hebber van de schaatsensport geweest en ik kon niet laten, me opnieuw op de smalle Ijzers te wagen. En ik heb er geen berouw van gehad, al lag er dan ook nog een stapel verstelwerk op me te wachten. Wat is het een heer lijk gezicht, als je al die mensen daar zo frank en vrij op de banen ziet. En wat komen er et., herinneringen bij je op. aan die tijd, die voor ons getrouw de vrouwen al weer enkele jaren ach ter otis ligt. De tijd waarin verschil lende jonge mannen het op hoge prijs bleken te stellen als ze eens een baan tje met je mochten tijden. Helaas wa ren er toen nog geen verlichte banen. Dat is pas van de laatste jaren en het werd indertijd natuurlijk in het geheel niet goed gevonden om in de mane schijn te gaar. rijden. Stel je voor. Maar deze week ben ik ook een avond op de verlichte ijsbaan geweest en ik wil u zeggen, dat ik het er heerlijk vond. Het was bladstil en niet te koud. zodat alles meewerkte. Wat heb ik ge noten in die tallozen, die daar rond zwierden. Al behoorde ik zelf dan ook tot de vergane glorie. Want Nel 'reed eenzaam. De jeugd keek me natuur lijk niet meer aan en van mijn leef tijdsgenoten van het mannelijk ge slacht waren er maar heel weinig en die er waren deden net of ze me niet meer zagen, maar ze sloofden zich uit om een baantje te trekken met jonge meisjes, dié er ongetwijfeld fleuriger uitzagen als ik. Ik heb het ze helemaal niet kwalijk oenomen. Het Is immers de vrijwel al gemene aard van de mannen. Ze me nen zelfs als ze op rijpere leeftijd zijn gekomen en over een zekere zwaarlij vigheid beginnen te beschikken, dat ze nog steeds een bepaalde aantrekke lijkheid hebben voor de jeugdige scho nen. De enige aantrekkelijkheid, die ze hebben is iu de regel, dat ze achter hun rug een beetje bespot worden. Ik hoop maar dat ze het niet lezen, want wijzer worden ze er toch niet van en ze zouden zich er nog over kunnen opwinden. Weet u wat me ook opgevallen is, toen ik die avond op de verlichte ba nen reed' Dat de mensen die daar re den er allemaal zo keurig uitzagen. En ik vond dat zo opvallend, dat ik e: overdag ook eens op heb gelet. En toen bleek me, dat het zeker door de romantiek is geweest, dat ik het zo zag. Want toen bleek er wel duidelijk een groot verschil te zijn. Ik herin ner me nog, toen ik nog heel jong was dat ik eens ten preek heb gehoord van dominee Schermerhorn. Die had het toen ook over de ijssport en hl) had het er ia zijn preek over, dat op het ijs alle grenzen van 'rang en stand wegvielen. Dat het volk dan één is. Ik herinner me nog wel, dat ik het toen prachtig vond. Die preek was me uit het hart gegrepen. Waarschijnlijk omdat ik zif behoorde tat de klasse, die niet zo heel erg veel luxe heeft kunnen permitteren. En d»n duet het je eens goed als j: eens hoott. dat we allemaal één zijn en dat de standsver schillen wegvallen. Maar wat ik deze week op een mid dag op de ijsbaan zjo- heeft me toch wel heel duidelijk gemaakt, dat het niet waar is, dat op het ijs alle ver schillen van rang en stand wegvallen. Het was maar een uitzondering, als je zag, dat een jongen met een prima uitrusting en een sportief figuur eens een baantje reed met een m?lsje. dat er een beetje armoedig uit zag en dat over slechte schaatsen be schikte. Dat is niet te verwonderen. Een ieder zoekt immers naar schoon heid. Maar dan is het toch ook mis leidend om te spreken over het weg vallen van rang- en standsverschillen bij onze nationale sport bij uitnemend heid. Slechts op één punt koa ik con stateren, dat er inderdaad geen sprake Is van rangen of standen: Ze komen er allemaal. Maar dan houdt het ook finaal op. Want ik heb er kinderen gezien in zulke dunne versleten man teltjes, met zulke treurige schoenen en schaatsen, dat het gemoed me vol schoot. Ze hadden ook plezier. Ze veelden de narigheid der armoede op dat ogenblik waarscbljclijk niet zo pijnlijk als ik het deed. Anders waren ze wel niet oj het ijs gekomen. Maar' ik wilde u waarde lezeressen, toch we! bekennen, dat het mij heel akelig aandeed. Toen ik thuis was, heb ik het geval met mijn ma-» besproken. Het geval op zich zelf vond ik naar, maar wat tne het meest frappeerde, was, dat ik zelf zon heel andere kijk op de din gen had gekregen, sedert Ik de jonge meisjesjaren achter de rug heb. Ik meende toen toch ook al, dat ik een zekere zelfstandige kijk op de dingen had. Maar ik kreeg bij mijn echtge noot weinig troost. Hij lachte me een beetje uit. Jij bent altijd een beetje bijzonder geweest, zei hij tegen me. „Vroeger was Je een dweepstertje en als een van je god heden een uitspraak deed, was dat voor jou een heilige verklaring. Daar ben Je nu over heen. Je telt zelfs mijn uitspraken niet mee. Maar nu over drijf je weer naar de andere kant. Je probeert overal wat achter te zoeken en wilt verklaringen en oplossingen. Neem de boel een beetje gemakkelij ker op. Dan leef je gelukkiger". En daarmee kon ik afzakken. NEL Elk jaar komen er 5000 nieuwe tuin J er s bij NAAR schatting krijgt Nederland er elk jaar een vijfduizend Jonge tuinders bij. Dit is een hoog getal, als men rekent dat het aantal zelf standige tuinders in 1945 ruim 36000 bedroeg. Wanneer de export zich niet zeer gunstig blijft ontwikkelen zou het niet mogelijk zijn jaarlijks dit contingent Jongeren in de tuin bouw een plaats te geven. Niet allen nemen echter een plaats in op specifieke tuinbouwbedrijven. Er gaan er ook naar de veilingen naar de keurlngs en voorlichtings diensten. Intussen blijkt uit de cijfers wel, d3t het tuinbouwondorwijs in de laetsle jajren e<Xde vlucht heeft genomen en dit spruit voor een be- deel voort uit het besef bij de "tuinders, dat het theoretisch on der r ..hl niet gemist kan worden. Ook bij de tuinarbeiders dringt dit door. waarbij nog komt, dat het be zit van oen of meer diploma's voor hen recht geeft op een toeslag op het loon zodat het in hun directe voordeel is te ont wikkelen. WEINIG LERAREN. Het is te betreuren, dat het aantal leerkrachten niet toereikend is om aan de groeiende behoefte aan tuin bouwonderwijs te voldoen. Hieraan wordt dan ook bijzondere aandacht geschonken. Voor het technische on derwijs ls bto«ei.gewone belangstel ling hetge ?u l ltfkt uit de grote toe neming van het aantal cursussen in tuInbouwtocbr.Vk. Er zijn er nu 24 met VKi leerlingen en de opleiding tot leerkracht in de -tuinbonwtech niek telt 65 cand'dcten. Het onderwijs aan volwassenen be weegt zich In cla:enrie lijn. Dit is een gevolg van het feit, dat er steeds minder ouderen 2iln .die nog behoef te hebben r.cn pr,oerwijs. De jongere generatie heeft bijna in haar geheel wel een t#isus of school doorlopen. De jongste cijfers over de algemene tüin-)ouwc;ir«ussen en -scholen geven aan. dat er 40S in totaal waren met 99<2 lei- Vngen, tegen 9823 op 1 Ja nuarl 1548. Het aantal tuinbouwvak- scholc-r» steeg in een jaar tijds van 39 tot 5S. het aantal leerlingen van 886 tot 1317. Walter Irving, Amerikaans zee officier, waa ontevreden. Hij had vooral het land aan Louis Johnson, fensle omdat deze, frgmbmzbz ekg de Amerikaanse minister van De- reld weet, het gedoe van de vliege niers met hun zware bommenwer pers véél belangrijker vindt dan wat de marine doet Volgens de mening van Walter Irving moest de lucht vaart natuurlijk ondergeschikt zijn aan de marine. Vliegtuigdekschepen en katapultvliegtuigen zijn immers duidelijk verlengstukken van de ma rine? Nou dani Maar ja, die zoutzakken op het de partement kon je zoiets toch nooit aan het verstand brengenGoed, maar moest hij nu elke dag opnieuw zijn humeur laten beden-en? Hij was 's morgens vroeg van huis vertrokken, per auto naar Washing ton om daar in één der vele bu reaux aan een lessenaar te ziften. Nog liever zou hij als schipbreuke Ung op een vlot op de Oceaan drij ven „Hé ja," verzuchtte Mary Elskine achter het buffet van de cafétaria, terwijl ze hem bewonderend aan keek, „en dan ls het voedsel op en het water en tenslotte moet er ge loot worden wie het eerst opgegeten moet wordenZo opwindend". Walter Irving keek haar even scherp aan. Hield ze hem voor de mal? Hij haalde de schouders op. Tenslotte zei hij. was hij een „figh tlng" man en dit leven op een bureau was niets voor hem. Dan had hij evengoed by zijn vader in de zaak kunnen gaan en de farmers kunst mest kunnen verkopen. „Dat is zo," stemde Mary redelijk toe en ze gaf hem een van haar vriendelijkste knikjes. Hij stond op en kroop weer In zijn auto, want hij moest zich nog haasten als hij op tijd wüde zijn. „Bah!" Wat een afschuwelijke. stierlijk-vervelendeGewoon wal gelijk.... Ik zou nog liever Hij maakte zijn zinnen niet af, werkte zijn gedachten niet uit en zijn gezicht stond somber en kweld. Zo was het nu altijd sinds hij in Washington was gedetacheerd En zo met een gezicht als een te gen de vivisectie protesterende hond zat hij aan zijn bureau. „Maar beste Irving," zei een var- zijn superieuren tegen hem met eer. serieus gezicht, „man, als je dan 7.0 graag vechten wilt, waarom, ga J» dan niet aan de poort van de Sovjet ambassade staan en zegt tegen de eerste de beste Russische marine officier, dat Stalin een Idioot is? Dan kun je vechten en je hebt teven* kans dat je op de voorpagina van de kranten komt Het drong pas geleidelijk aan tot Walter Irving door dat die raad nog niet eens zo gek was. Hij dacht er diep over na. stond toen plotseling op, excuseerde zich bij zijn collega'* en begaf zich linea recta naar de Russische abassade. Hij bleef aan Ie poort staan en het duurde niet lang cier te voorschijn, die hem aankeek of er kwam een Sovjetmarine- offi- met eer. gezicht waarop merkwaard! gerwijze precies dezelfde gevoelen» werden weerspiegeld. En.... dl» Russische marine-officier bleek nog Engels te spreken ook. Heel spoedig daarop deed Walter Irving zijn chef een uitnodiging toe komen om hem in het zipke%huis te bezoeken. „Zo," zei de superieur, „Ik zie. dat je tenslotte toch gelegenheid hebt gekregen om een robbertje te vech ten. Maar het is toch wel een beetj» een gevaarlijk incident, vind je ook niet?" „Hele'aal niet,," zei Walter opge wekt. ijn hoofd was totaal in ver band gehuld, waruit alleen neus en ogen te voorschijn gluurden. „Tk heb uw raad opgevolgd, maar die Ru» was helemal niet beledigd. HIJ ant woordde alleen mar dat onze bo3# Louis J(hnson ook een v kalkt» schaapskop wasEn toen we el kaar ddiop de hand schudden kwam er een vrachtauto, die ©n3 onderste boven reed....*' Ons kort verhaal DIRK DAM was een schelm. Een uitgeslapen rakker, die er steeds over uit was om een ander er tussen te nemen.En het maakte hem niet veel uit, op welke manier. Zijn metge zei in verschillende affaires was Pie ter Peijs. Samen hadden ze jaren half Westfriesland afgestreund, hun handel gedreven, boeren bij het lijf genomen en van de verdiende cen ten goede sier gemaakt. Nu naderde echter de levensavond en Dirk Dam had besloten, zijn boe renbedoeninkje er aan te geven ei\ zijn laatste levensjaren in Heiloo door te brengen. Het verhaal, dat wij u hier doen en dat historisch vaststaat speelde in de jaren, dat men nog zonder moeite een Heilooër huisje kor. bekomen. En Dirk Dam besloot boelhuis te houden De koeien moesten weg. de paarden, de karren, het gereedschap en wat nl niet meer. Dagen hadden Dirk en zijn vrouw zitten rekenen, want des te meer ze voor de spullen kregen, des te aangenamer zou het wonen in Heiloo zijn. Wie kan er echter vooruit zeggen, wat een boelhuis opbrengt. Je hangt Immers geheel van de kooplust van het publiek af. Als die niet willen bieden, dan kan je je boeltje wel in pakken. Terwijl Dirk een gedeelte van de gloeiende koffie in zijn scho teltje goot, schoot hem een goede ge dachte door het hoofd. Dat hy daar nog niet eerder aan gedacht had. Hij moest hulp hebben op dat boelhuis. DOOR de koude winterse avond liep Dirk Dam. Fel blies de wind uit het oosten. De winter was nog laat gekomen. Het was nu al bijna Maart en het vroor of het midden in de winter was. Ongedurig stampte Dirk met de stok on de hardbevro- ren wegen. Als dat zo bleef zou het op het boelhuis. dat ove rveertien da gen zou worden gehouden, slechte zaken geven. Wie kocht er dan koeien, terwijl de weiden zo dor za gen. dat je er aan begon te twijfelen, -of er nog gras op zou komen. Bij Piet Peijs brandde geen licht. Dat was niet te verwonderen, want Piet was kluizenaar. Maar Dirk wist, waar hij hem vinden kon en enkele minuten later stante Dirk de gelag kamer van het Witte Paard in. Piet zat met enkele kornuiten rond de kachel. Ze begroetten Dirk met ge juich. maar die gaf niet veel asem. Hii wenkte Piet., dat hij hem moest hebben en even later zaten ze aan een tafeltje bij het raam. JE WETE, dat we over veertien dage boelhuis hewwe. begon Dirk. toen ze eerst een glaasje on eikaars welzijn hadden gedronken en het tweede inmiddels ingeschon ken was. En deer zit ik wel eun beetje over !n._ Ut v.*ccr tvul zo maar niks en as ut zo bloift, den zie ik er dat van kommen, dat ik met ut woif niet nei Hoiloo raak. Want den brengt de boel een skeet op. Of wai zouwe een •fsorakie met fnekaar make moete. Piet Pei.is spitste zijn oren. Was er een daghuurtje aan Dirk te verdie nen? Dat was hom nog maar zelden overkomen. En al had Piet, die voor een van de rijkste mannen van het dorp doorging, een daguurtje hele maal niet nodig, als je het zo maar kon meepikken, dan was dat in de winterse dagen niet te versmaden. Dat hij slo rlo tweede borrel naar binnen. Lar-g b -hoefde hij niet te wachten. Dirk «iet de derde aanruk ken en vervolgde: Koik Piet. we hewwe mekaar al meer as iens uit de zaak holpen en nou had ik zo docht, dat je moin een keer helpc moete As jij nou op ut boelhuis op een stik of wat din ge biede, den kenne we de boel een beetje opjage en dc kroig ik te minste wat cente in ut laatje. Piet keek Dirk met kleine kraal oogjes aan. Het was nog zo'n gek idee niet vond hij bij zich zelf. Maar hij hapte niet dadelijk toe. JA AAR WAS eerst nog een vierde borrel voor nodig. Toen keken de twee bandieten elkaar aan. Slim, glunder, begrijpend. Ze begonnen zachtjes voor zich heen te lachen. Zou niet zo gek wezen om het eens te proberen. Dirk dacht aan zijn be langen en Piet aan de zijne. Dat be dachtzaam vroeg Piet aan Dirk: „Wat is het je waard, maat? Want je begrolpe. dat ik dat niet voor niks doen." Het viel Dirk niet mee. Hij had er eigenlijk niet aan gedacht, dat Piet daar geld voor zou vragen. En die mening stak hij niet onder stoe Ion of banken. „Ik zou aars miene. dat ut voor jouw een kloine moeite is. Dat kon je nou toch wel voor me doen. Je hewwe niks aars te doen as te bie den. En as ik denk, dat ut moin ge nog is. den geef ik een sointje." „Je kenne van moin nei de pomp loupe, Dirk," zoi Piet en de sigaar rolde van de ene mondhoek naar de andere. „Jij een duizend gulden meer en ik gien cent. Nei man, dat gaat niet deur. Den zoek je wat moin betreft maar een aar." HET HEEFT een hele poos ge duurd, eer Dirk en Piet tot overeenstemming geraakten. Want Piet voelde, dat hij de troeven in handen had. Er was immers geen sprake van. dat Dirk nu nog maar een ander kon gaan om daar een zelfde voorstel te doen. Want dan zou Piet Peijs het op het boclhuis gauw door hebben en dat zou een mooi heibeltje worden. Neen. vijftig gulden moest riet voor zijn be moeiingen hebben en of Dirk hoog sprong of laag sprong, er ging geen cent af. En voor het boelhuis beta len. Dat was zo de manier onder de twee schelmen. Toen Dirk in de snerpende kou naar huis liep, was hij in het ge heel niet tevreden over de gang van zaken. En zijn „vriend" Pieter was de beroerste man, die je kon vinden. Want Piet liep niets geen ri sico. Dat was zo afgesproken. Als hij door te hoog bieden aan een koopje zou geraken, zou Dirk ze weer overnemen. En als Dirk vond» dat de prijs er op geleek, dan zou, hij Piet wei een knipoogje geveu^, zodat dan een andere koper had. HET W'AS een handig uitgedacht systeem en indien het goed wer4 toegepast, kon het genoeg opbrengen, want de kooplust van anderen werd er niet weinig door verhoogd. Des te meer echter het boelhuis naderde, des te sierker was Dirk er van overtuigd, dat er een ander sy steem moest zijn te vinden, dat nog beter werkte. En na een paar dagen had hy het gevonden. Als er op het boelhuis nog een kwam, die hij tot bieden wist te animeren, dan moest het een volledig succes worden. En aldus trok Dirk er twee dagen voor het boelhuis nog eens op uit. Dit maal ging hij op bezoek bij Klaas Mast .die op een naburig dorp woon de en waarmee hij nog al eens om gang had gehad. En Klaas toonde zich inschikkelijker dan Piet. Voor dertig gulden was Dirk de man. Toen hij weer naar huis liep en de sterren nog steeds zag flonkeren in de stille vriesnacht, was Dirk er van overtuigd, dat het boelhui3 tot zijn tevredenheid zou verlopen. Hij zou de handlangers door knipoogjes waai-schuwen, als ze moesten ophou den of doorgaan. DE DAG van het boelhuis .was aan gebroken. En het leek wel of het weer daar op gewacht had. De wind was de vorigg avond gedraaid, de bloemen verdwenen van de ra men en toen de eerste boelhuisganger naar de boerderij van Dirk Dam optrokken, vielen de eerste drop pels van een veelbelovende voor jaarsregen. Het kon niet beter. Dirk liep ln zijn banden te wrijven Vooral toen hij zag, dat het volk in dichte drommen kwam opzetten. HIJ maakte grollen met de een, verkocht grappen tegen de ander en wa3 bi zonder speciaal met Piet en Klaas. Maar zo, dat ze van elkaar niets merkten. Toen eindelijk ie notaris met zijn en de a'ioger het erf opre- dèii, kreeg Dirk het toch een beetje benauwd. Hoe zou het gaan met die knirv ogjes? En t Is Plet en Klaas nou maar niets sn elkaar merkten. Veel lijd om ?>n daar zorgen over te naken. nad 1% echter niet, want na een korte c-preking begon de notaris de voorwaarden voor te le zen eo al spoedig was het boelhuls in volle gang DE EERSTE koopjes verliepen vlot. Het waren slechts kleinigheden en daar ir.onkte Dirk zich niet druk om. Mc ar toen kwam de eerste koe aan de beurt. Zeiiuwachlig wurmde Dirk zich door de dichte mensenme nigte heen, zorgde, dat hij zo kwam te staan, dat hij Piet en Klaas goed in het oog kon houden. Het bieden verliep traag Je kon wel zien. dat er geen gras in de wei was. Het weer was nu wel omgeslagen, naar het kon nog alle kanten heen Het stropte. En toen begon Dirk te knip ogen. Scherp hadden Piet Peijs en Klaas Mast op hem gelet. En plotse ling kwam er leven in de brouwerij. De afslager, die reeds verveeld „voor de tweeede maal" had laten horen, keek verrast op, toen er eindelijk twee mannen tegelijk boden. En on bewust boden Plet Peijs en Klaas Mast tegen elkaar op, geruggesteund door de knipoogjes van Dirk. Het kon natuurlijk niet goed gaan. Er moest ongenoegen door komen Misschien dat een volleerde toneel speler het had kunnen volhouden, maar het was voor Dirk te veel. Hy knipoogde niet meer, hij trok maai een beetje grimassen en hij Olifanten zijn dieren die zich gemakkelijk aan de mens hechten. Hei is een kleine moeite om ze volledig te temmen. In Indonesië komt men ze dan ook herhaaldelijk tegen, slechts vergezeld van een enkele begeleider. kori er geen touw aan vastknopen Als hij knipoogde boden de twee mannen, maar als hij ophield knip ogen. boden ze nog. Maar al met al waren de resultaten niet slecht. AI h&d het Dirk dan ook de vorige avond tachtig gulden en de nodige borrels gekost. JA, ER WAREN' er heel wat. die rap boden en er werden heel wat koeien en paarden verkocht Maar toen het boelhuis teneinde was. bleek toch. dat er drie koeien en een paard terecht waren geko men bij Dirks stromannen. Te hoog geboden en niet gemijnd. Het volk verspreidde zich. De laatsten gingen naar de notarisklerk om af te reke nen. maar Piet en Klaas draaldw Dirk was niet te zien. Die zat in de woonkamer met de notaris het ver loop van het boelhuis na te gaan En ook hij maakte de balans op. Drie koeien en een paard niet ver kocht, dat kon een lelijke schade post worden. Toen blies de duivel Dirk een derde schelmenstreek in. Wat drommel, laat die kerels met die koelen en dat paard hangen, dacht hij. Ze zijn wel wat aan de dure kant, maar ze hebben me gis teravond tachtig gulden afgezet. Ik doe net of ik van niks weet Ik houd me van de domme. Op het erf. waar de mensen het gekochte weghaalden, stonden Klaas en Piet en bekeken de drie koeien en het paard. En raakten natuurlijk in gesprek ..Ik docht zo maar. dat jij hille- Gaar gien gebrek hadde an een neerd." begon Piet. Met een gezicht, alsof hij zeggen wilde: Ik weet wat ik doe. antwoordde Piet: „Dat had ik ook niet maar ik docht, dat jij ok gien gebrek an koeie meer had- de." Toen keek Piet even parmantig als Klaas en het antwoord luidde met een knipoogje: „Dat had ïk ook niet" TV\T KNIPOOGJE deed het hem Het was of Klaas een licht op ging. En driftig Klaas bij de arm grijpend, vroeg hij: ..Had jij soms ok een ofsprakie met Dirk?" Het was Piet of hij een slag in zijn gezicht kreeg Zou die donderhond van een Dirk Dan hadden ze immers geen enke le waarborg, dat hij zijn afspraak zou nakomen, want wat kon een knipoogje niet licht verkeerd wor den uitgelegd. Zenuwachtig stotterde Piet: „Nei de notaris. Kkk Klaas, ut zit niet goed." Toen ze de kamer, binnentraden, zat de klerk van de notaris net de balans oo te maken. Luidruchtig be groette hii hen. „Ik docht al. waar blijven mijn klanten, Dat ben ik van Piet Peys en Klaas Mast niet ge woon." Piet en Klaas voelden zich niet lekker meer. Ze keken elkaar eens aan. wisten niet wat te beginnen of te zeggen, maar eindelijk moest het hoge woord er toch uit, want de klerk begon hen ietwat vreemd aan te kijken. „Heb Dirk niks teugen jouw zoid," ?eun." vroeg Piel en hij keek of hij het antwoord wel van de lippen van de klerk wilde afl ren. Het was ech ter niet eens nodig, dat die ant woord gaf. Zijn gezicht was zo vol van niet begrijpen, dat Klaas in vloeken uitbarstte en tegen Piet dag is blijven Jiggen, is men in de ber gen dag ln dag uit bezig de skiesport te beoefenend Een foto uit Ti-ol. brulde, dat ze er in waren gevlogen, maar hij dat zo niet nam. DAT ogenblik kwam de notaris vergezeld van Dirk de kamer uittsappen. Hij was aan heel wat ge wend, want het ging er bij de boel huizen soms wonderlijk toe, maar het duurde toch even, voor hij de ware toedracht van de zaak be greep. Lichtelijk geamuseerd keek hij \an Dirk naar -Piet en van Piet naar Klaas. Dat waren nu vrienden. Die gingen steeds met elkaar om, hadden de grootste lol als ze een ander bij het lijf hadden genomen, en warer zelfs onder elkaar niet te vertrouwen. F.'ndelijk vermande hy zich en de keel schrapend, teneinde de nodige stilte te verkrijgen, vroeg hij wenk brauw fi onsend aan Dirk: „Had jul lie een afspraak gemaakt. Dirk?" Onbewogen zijn handlangers fel in de cgen kijkend, alsof hij zo onj schtnci;g was als een pasgeboren lam motje, antwoordde Dirk: „i'-foc ken je dat nou van moin denke notaris. Weer zien jij moin voo: an. Die twee binke hewwe een strop haald. Ze hewwe te houg bo den n ze hewwe stroikgeld haalt. Nou zouwe ze moin met drie koeien en ten peerd opskepe wulle met hult ie vuile smoesjes." Het is niet zo héél dikwijls ge beurd. dat Piet Peijs cn Klaas Mast c\erbluft waren. Maar ze von den zelfs niet de kracht om Dirk uit te schelden. Ze betaalden stilzwij- genr. aan de klerk van de notaris, terwijl ze overlegden, dat na aftrek vsn het strijkgeld en de tachtig gul den van Dirk. de strop voor M al bi-onder klei> was. Et» terwijl Piet zijn portefeuille weer in zijn zak stak. zei hij met eet* zweeir. van bewondering in zijn stem: „Je hewwe ons goed bal ut loil had. Dirk. Maar je moete maar zo rekene. je bloive ut te goed." (Auteursrechten voorbehouden)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1950 | | pagina 3