i
Het gevaarlijke incident
De schelmenstreken van Dirk Dam
Van vrouw tot vrouw
Belevenissen op de ijsbaan
Te kort aan grond
c
Ik heb me deze week met mijn iets
Strammer wordende leden op het ijs
gewaagd. ïk ben altijd een dolle lief
hebber van de schaatsensport geweest
en ik kon niet laten, me opnieuw op
de smalle Ijzers te wagen. En ik heb
er geen berouw van gehad, al lag er
dan ook nog een stapel verstelwerk op
me te wachten. Wat is het een heer
lijk gezicht, als je al die mensen daar
zo frank en vrij op de banen ziet. En
wat komen er et., herinneringen bij je
op. aan die tijd, die voor ons getrouw
de vrouwen al weer enkele jaren ach
ter otis ligt. De tijd waarin verschil
lende jonge mannen het op hoge prijs
bleken te stellen als ze eens een baan
tje met je mochten tijden. Helaas wa
ren er toen nog geen verlichte banen.
Dat is pas van de laatste jaren en het
werd indertijd natuurlijk in het geheel
niet goed gevonden om in de mane
schijn te gaar. rijden. Stel je voor.
Maar deze week ben ik ook een avond
op de verlichte ijsbaan geweest en ik
wil u zeggen, dat ik het er heerlijk
vond. Het was bladstil en niet te koud.
zodat alles meewerkte. Wat heb ik ge
noten in die tallozen, die daar rond
zwierden. Al behoorde ik zelf dan ook
tot de vergane glorie. Want Nel 'reed
eenzaam. De jeugd keek me natuur
lijk niet meer aan en van mijn leef
tijdsgenoten van het mannelijk ge
slacht waren er maar heel weinig en
die er waren deden net of ze me niet
meer zagen, maar ze sloofden zich uit
om een baantje te trekken met jonge
meisjes, dié er ongetwijfeld fleuriger
uitzagen als ik.
Ik heb het ze helemaal niet kwalijk
oenomen. Het Is immers de vrijwel al
gemene aard van de mannen. Ze me
nen zelfs als ze op rijpere leeftijd zijn
gekomen en over een zekere zwaarlij
vigheid beginnen te beschikken, dat ze
nog steeds een bepaalde aantrekke
lijkheid hebben voor de jeugdige scho
nen. De enige aantrekkelijkheid, die ze
hebben is iu de regel, dat ze achter
hun rug een beetje bespot worden. Ik
hoop maar dat ze het niet lezen, want
wijzer worden ze er toch niet van en
ze zouden zich er nog over kunnen
opwinden.
Weet u wat me ook opgevallen is,
toen ik die avond op de verlichte ba
nen reed' Dat de mensen die daar re
den er allemaal zo keurig uitzagen. En
ik vond dat zo opvallend, dat ik e:
overdag ook eens op heb gelet. En
toen bleek me, dat het zeker door de
romantiek is geweest, dat ik het zo
zag. Want toen bleek er wel duidelijk
een groot verschil te zijn. Ik herin
ner me nog, toen ik nog heel jong was
dat ik eens ten preek heb gehoord
van dominee Schermerhorn. Die had
het toen ook over de ijssport en hl)
had het er ia zijn preek over, dat op
het ijs alle grenzen van 'rang en stand
wegvielen. Dat het volk dan één is.
Ik herinner me nog wel, dat ik het
toen prachtig vond. Die preek was me
uit het hart gegrepen. Waarschijnlijk
omdat ik zif behoorde tat de klasse,
die niet zo heel erg veel luxe heeft
kunnen permitteren. En d»n duet het
je eens goed als j: eens hoott. dat we
allemaal één zijn en dat de standsver
schillen wegvallen.
Maar wat ik deze week op een mid
dag op de ijsbaan zjo- heeft me toch
wel heel duidelijk gemaakt, dat het
niet waar is, dat op het ijs alle ver
schillen van rang en stand wegvallen.
Het was maar een uitzondering,
als je zag, dat een jongen met
een prima uitrusting en een sportief
figuur eens een baantje reed met een
m?lsje. dat er een beetje armoedig uit
zag en dat over slechte schaatsen be
schikte. Dat is niet te verwonderen.
Een ieder zoekt immers naar schoon
heid. Maar dan is het toch ook mis
leidend om te spreken over het weg
vallen van rang- en standsverschillen
bij onze nationale sport bij uitnemend
heid. Slechts op één punt koa ik con
stateren, dat er inderdaad geen sprake
Is van rangen of standen: Ze komen
er allemaal. Maar dan houdt het ook
finaal op. Want ik heb er kinderen
gezien in zulke dunne versleten man
teltjes, met zulke treurige schoenen en
schaatsen, dat het gemoed me vol
schoot. Ze hadden ook plezier. Ze
veelden de narigheid der armoede op
dat ogenblik waarscbljclijk niet zo
pijnlijk als ik het deed. Anders waren
ze wel niet oj het ijs gekomen. Maar'
ik wilde u waarde lezeressen, toch
we! bekennen, dat het mij heel akelig
aandeed.
Toen ik thuis was, heb ik het geval
met mijn ma-» besproken. Het geval
op zich zelf vond ik naar, maar wat
tne het meest frappeerde, was, dat ik
zelf zon heel andere kijk op de din
gen had gekregen, sedert Ik de jonge
meisjesjaren achter de rug heb. Ik
meende toen toch ook al, dat ik een
zekere zelfstandige kijk op de dingen
had. Maar ik kreeg bij mijn echtge
noot weinig troost.
Hij lachte me een beetje uit. Jij bent
altijd een beetje bijzonder geweest, zei
hij tegen me. „Vroeger was Je een
dweepstertje en als een van je god
heden een uitspraak deed, was dat voor
jou een heilige verklaring. Daar ben
Je nu over heen. Je telt zelfs mijn
uitspraken niet mee. Maar nu over
drijf je weer naar de andere kant. Je
probeert overal wat achter te zoeken
en wilt verklaringen en oplossingen.
Neem de boel een beetje gemakkelij
ker op. Dan leef je gelukkiger". En
daarmee kon ik afzakken.
NEL
Elk jaar komen er 5000
nieuwe tuin J er s bij
NAAR schatting krijgt Nederland er
elk jaar een vijfduizend Jonge
tuinders bij. Dit is een hoog getal,
als men rekent dat het aantal zelf
standige tuinders in 1945 ruim 36000
bedroeg. Wanneer de export zich
niet zeer gunstig blijft ontwikkelen
zou het niet mogelijk zijn jaarlijks
dit contingent Jongeren in de tuin
bouw een plaats te geven.
Niet allen nemen echter een plaats
in op specifieke tuinbouwbedrijven.
Er gaan er ook naar de veilingen
naar de keurlngs en voorlichtings
diensten.
Intussen blijkt uit de cijfers wel,
d3t het tuinbouwondorwijs in de
laetsle jajren e<Xde vlucht heeft
genomen en dit spruit voor een be-
deel voort uit het besef bij
de "tuinders, dat het theoretisch on
der r ..hl niet gemist kan worden.
Ook bij de tuinarbeiders dringt dit
door. waarbij nog komt, dat het be
zit van oen of meer diploma's voor
hen recht geeft op een toeslag op
het loon zodat het in hun directe
voordeel is te ont wikkelen.
WEINIG LERAREN.
Het is te betreuren, dat het aantal
leerkrachten niet toereikend is om
aan de groeiende behoefte aan tuin
bouwonderwijs te voldoen. Hieraan
wordt dan ook bijzondere aandacht
geschonken. Voor het technische on
derwijs ls bto«ei.gewone belangstel
ling hetge ?u l ltfkt uit de grote toe
neming van het aantal cursussen in
tuInbouwtocbr.Vk. Er zijn er nu 24
met VKi leerlingen en de opleiding
tot leerkracht in de -tuinbonwtech
niek telt 65 cand'dcten.
Het onderwijs aan volwassenen be
weegt zich In cla:enrie lijn. Dit is een
gevolg van het feit, dat er steeds
minder ouderen 2iln .die nog behoef
te hebben r.cn pr,oerwijs. De jongere
generatie heeft bijna in haar geheel
wel een t#isus of school doorlopen.
De jongste cijfers over de algemene
tüin-)ouwc;ir«ussen en -scholen geven
aan. dat er 40S in totaal waren met
99<2 lei- Vngen, tegen 9823 op 1 Ja
nuarl 1548. Het aantal tuinbouwvak-
scholc-r» steeg in een jaar tijds van
39 tot 5S. het aantal leerlingen van
886 tot 1317.
Walter Irving, Amerikaans zee
officier, waa ontevreden. Hij had
vooral het land aan Louis Johnson,
fensle omdat deze, frgmbmzbz ekg
de Amerikaanse minister van De-
reld weet, het gedoe van de vliege
niers met hun zware bommenwer
pers véél belangrijker vindt dan wat
de marine doet Volgens de mening
van Walter Irving moest de lucht
vaart natuurlijk ondergeschikt zijn
aan de marine. Vliegtuigdekschepen
en katapultvliegtuigen zijn immers
duidelijk verlengstukken van de ma
rine?
Nou dani
Maar ja, die zoutzakken op het de
partement kon je zoiets toch nooit
aan het verstand brengenGoed,
maar moest hij nu elke dag opnieuw
zijn humeur laten beden-en?
Hij was 's morgens vroeg van huis
vertrokken, per auto naar Washing
ton om daar in één der vele bu
reaux aan een lessenaar te ziften.
Nog liever zou hij als schipbreuke
Ung op een vlot op de Oceaan drij
ven
„Hé ja," verzuchtte Mary Elskine
achter het buffet van de cafétaria,
terwijl ze hem bewonderend aan
keek, „en dan ls het voedsel op en
het water en tenslotte moet er ge
loot worden wie het eerst opgegeten
moet wordenZo opwindend".
Walter Irving keek haar even
scherp aan. Hield ze hem voor de
mal? Hij haalde de schouders op.
Tenslotte zei hij. was hij een „figh
tlng" man en dit leven op een bureau
was niets voor hem. Dan had hij
evengoed by zijn vader in de zaak
kunnen gaan en de farmers kunst
mest kunnen verkopen.
„Dat is zo," stemde Mary redelijk
toe en ze gaf hem een van haar
vriendelijkste knikjes. Hij stond op
en kroop weer In zijn auto, want
hij moest zich nog haasten als hij
op tijd wüde zijn.
„Bah!" Wat een afschuwelijke.
stierlijk-vervelendeGewoon wal
gelijk.... Ik zou nog liever
Hij maakte zijn zinnen niet af,
werkte zijn gedachten niet uit en
zijn gezicht stond somber en
kweld. Zo was het nu altijd sinds
hij in Washington was gedetacheerd
En zo met een gezicht als een te
gen de vivisectie protesterende hond
zat hij aan zijn bureau.
„Maar beste Irving," zei een var-
zijn superieuren tegen hem met eer.
serieus gezicht, „man, als je dan 7.0
graag vechten wilt, waarom, ga J»
dan niet aan de poort van de Sovjet
ambassade staan en zegt tegen de
eerste de beste Russische marine
officier, dat Stalin een Idioot is? Dan
kun je vechten en je hebt teven*
kans dat je op de voorpagina van de
kranten komt
Het drong pas geleidelijk aan tot
Walter Irving door dat die raad nog
niet eens zo gek was. Hij dacht er
diep over na. stond toen plotseling
op, excuseerde zich bij zijn collega'*
en begaf zich linea recta naar de
Russische abassade. Hij bleef aan Ie
poort staan en het duurde niet lang
cier te voorschijn, die hem aankeek
of er kwam een Sovjetmarine- offi-
met eer. gezicht waarop merkwaard!
gerwijze precies dezelfde gevoelen»
werden weerspiegeld. En.... dl»
Russische marine-officier bleek nog
Engels te spreken ook.
Heel spoedig daarop deed Walter
Irving zijn chef een uitnodiging toe
komen om hem in het zipke%huis te
bezoeken.
„Zo," zei de superieur, „Ik zie. dat
je tenslotte toch gelegenheid hebt
gekregen om een robbertje te vech
ten. Maar het is toch wel een beetj»
een gevaarlijk incident, vind je ook
niet?"
„Hele'aal niet,," zei Walter opge
wekt. ijn hoofd was totaal in ver
band gehuld, waruit alleen neus en
ogen te voorschijn gluurden. „Tk heb
uw raad opgevolgd, maar die Ru»
was helemal niet beledigd. HIJ ant
woordde alleen mar dat onze bo3#
Louis J(hnson ook een v kalkt»
schaapskop wasEn toen we el
kaar ddiop de hand schudden kwam
er een vrachtauto, die ©n3 onderste
boven reed....*'
Ons kort verhaal
DIRK DAM was een schelm. Een
uitgeslapen rakker, die er steeds
over uit was om een ander er tussen
te nemen.En het maakte hem niet
veel uit, op welke manier. Zijn metge
zei in verschillende affaires was Pie
ter Peijs. Samen hadden ze jaren
half Westfriesland afgestreund, hun
handel gedreven, boeren bij het lijf
genomen en van de verdiende cen
ten goede sier gemaakt.
Nu naderde echter de levensavond
en Dirk Dam had besloten, zijn boe
renbedoeninkje er aan te geven ei\
zijn laatste levensjaren in Heiloo
door te brengen. Het verhaal, dat
wij u hier doen en dat historisch
vaststaat speelde in de jaren, dat
men nog zonder moeite een Heilooër
huisje kor. bekomen.
En Dirk Dam besloot boelhuis te
houden De koeien moesten weg. de
paarden, de karren, het gereedschap
en wat nl niet meer. Dagen hadden
Dirk en zijn vrouw zitten rekenen,
want des te meer ze voor de spullen
kregen, des te aangenamer zou het
wonen in Heiloo zijn.
Wie kan er echter vooruit zeggen,
wat een boelhuis opbrengt. Je hangt
Immers geheel van de kooplust van
het publiek af. Als die niet willen
bieden, dan kan je je boeltje wel in
pakken. Terwijl Dirk een gedeelte
van de gloeiende koffie in zijn scho
teltje goot, schoot hem een goede ge
dachte door het hoofd. Dat hy daar
nog niet eerder aan gedacht had. Hij
moest hulp hebben op dat boelhuis.
DOOR de koude winterse avond
liep Dirk Dam. Fel blies de wind
uit het oosten. De winter was nog
laat gekomen. Het was nu al bijna
Maart en het vroor of het midden in
de winter was. Ongedurig stampte
Dirk met de stok on de hardbevro-
ren wegen. Als dat zo bleef zou het
op het boelhuis. dat ove rveertien da
gen zou worden gehouden, slechte
zaken geven. Wie kocht er dan
koeien, terwijl de weiden zo dor za
gen. dat je er aan begon te twijfelen,
-of er nog gras op zou komen.
Bij Piet Peijs brandde geen licht.
Dat was niet te verwonderen, want
Piet was kluizenaar. Maar Dirk wist,
waar hij hem vinden kon en enkele
minuten later stante Dirk de gelag
kamer van het Witte Paard in. Piet
zat met enkele kornuiten rond de
kachel. Ze begroetten Dirk met ge
juich. maar die gaf niet veel asem.
Hii wenkte Piet., dat hij hem moest
hebben en even later zaten ze aan
een tafeltje bij het raam.
JE WETE, dat we over veertien
dage boelhuis hewwe. begon
Dirk. toen ze eerst een glaasje on
eikaars welzijn hadden gedronken
en het tweede inmiddels ingeschon
ken was.
En deer zit ik wel eun beetje over
!n._ Ut v.*ccr tvul zo maar niks en as
ut zo bloift, den zie ik er dat van
kommen, dat ik met ut woif niet nei
Hoiloo raak. Want den brengt de
boel een skeet op. Of wai zouwe een
•fsorakie met fnekaar make moete.
Piet Pei.is spitste zijn oren. Was er
een daghuurtje aan Dirk te verdie
nen? Dat was hom nog maar zelden
overkomen. En al had Piet, die voor
een van de rijkste mannen van het
dorp doorging, een daguurtje hele
maal niet nodig, als je het zo maar
kon meepikken, dan was dat in de
winterse dagen niet te versmaden.
Dat hij slo rlo tweede borrel naar
binnen. Lar-g b -hoefde hij niet te
wachten. Dirk «iet de derde aanruk
ken en vervolgde:
Koik Piet. we hewwe mekaar al
meer as iens uit de zaak holpen en
nou had ik zo docht, dat je moin
een keer helpc moete As jij nou op
ut boelhuis op een stik of wat din
ge biede, den kenne we de boel een
beetje opjage en dc kroig ik te
minste wat cente in ut laatje.
Piet keek Dirk met kleine kraal
oogjes aan. Het was nog zo'n gek
idee niet vond hij bij zich zelf. Maar
hij hapte niet dadelijk toe.
JA AAR WAS eerst nog een vierde
borrel voor nodig. Toen keken
de twee bandieten elkaar aan. Slim,
glunder, begrijpend. Ze begonnen
zachtjes voor zich heen te lachen.
Zou niet zo gek wezen om het eens
te proberen. Dirk dacht aan zijn be
langen en Piet aan de zijne. Dat be
dachtzaam vroeg Piet aan Dirk:
„Wat is het je waard, maat?
Want je begrolpe. dat ik dat niet
voor niks doen."
Het viel Dirk niet mee. Hij had
er eigenlijk niet aan gedacht, dat
Piet daar geld voor zou vragen. En
die mening stak hij niet onder stoe
Ion of banken.
„Ik zou aars miene. dat ut voor
jouw een kloine moeite is. Dat kon
je nou toch wel voor me doen. Je
hewwe niks aars te doen as te bie
den. En as ik denk, dat ut moin ge
nog is. den geef ik een sointje."
„Je kenne van moin nei de pomp
loupe, Dirk," zoi Piet en de sigaar
rolde van de ene mondhoek naar de
andere. „Jij een duizend gulden
meer en ik gien cent. Nei man, dat
gaat niet deur. Den zoek je wat
moin betreft maar een aar."
HET HEEFT een hele poos ge
duurd, eer Dirk en Piet tot
overeenstemming geraakten. Want
Piet voelde, dat hij de troeven in
handen had. Er was immers geen
sprake van. dat Dirk nu nog maar
een ander kon gaan om daar een
zelfde voorstel te doen. Want dan
zou Piet Peijs het op het boclhuis
gauw door hebben en dat zou een
mooi heibeltje worden. Neen. vijftig
gulden moest riet voor zijn be
moeiingen hebben en of Dirk hoog
sprong of laag sprong, er ging geen
cent af. En voor het boelhuis beta
len. Dat was zo de manier onder de
twee schelmen.
Toen Dirk in de snerpende kou
naar huis liep, was hij in het ge
heel niet tevreden over de gang
van zaken. En zijn „vriend" Pieter
was de beroerste man, die je kon
vinden. Want Piet liep niets geen ri
sico. Dat was zo afgesproken. Als
hij door te hoog bieden aan een
koopje zou geraken, zou Dirk ze
weer overnemen. En als Dirk vond»
dat de prijs er op geleek, dan zou,
hij Piet wei een knipoogje geveu^,
zodat dan een andere koper
had.
HET W'AS een handig uitgedacht
systeem en indien het goed wer4
toegepast, kon het genoeg opbrengen,
want de kooplust van anderen werd
er niet weinig door verhoogd.
Des te meer echter het boelhuis
naderde, des te sierker was Dirk er
van overtuigd, dat er een ander sy
steem moest zijn te vinden, dat nog
beter werkte. En na een paar dagen
had hy het gevonden. Als er op het
boelhuis nog een kwam, die hij tot
bieden wist te animeren, dan moest
het een volledig succes worden. En
aldus trok Dirk er twee dagen voor
het boelhuis nog eens op uit. Dit
maal ging hij op bezoek bij Klaas
Mast .die op een naburig dorp woon
de en waarmee hij nog al eens om
gang had gehad. En Klaas toonde
zich inschikkelijker dan Piet. Voor
dertig gulden was Dirk de man.
Toen hij weer naar huis liep en de
sterren nog steeds zag flonkeren in
de stille vriesnacht, was Dirk er van
overtuigd, dat het boelhui3 tot zijn
tevredenheid zou verlopen. Hij zou
de handlangers door knipoogjes
waai-schuwen, als ze moesten ophou
den of doorgaan.
DE DAG van het boelhuis .was aan
gebroken. En het leek wel of
het weer daar op gewacht had. De
wind was de vorigg avond gedraaid,
de bloemen verdwenen van de ra
men en toen de eerste boelhuisganger
naar de boerderij van Dirk Dam
optrokken, vielen de eerste drop
pels van een veelbelovende voor
jaarsregen. Het kon niet beter.
Dirk liep ln zijn banden te wrijven
Vooral toen hij zag, dat het volk in
dichte drommen kwam opzetten. HIJ
maakte grollen met de een, verkocht
grappen tegen de ander en wa3 bi
zonder speciaal met Piet en Klaas.
Maar zo, dat ze van elkaar niets
merkten.
Toen eindelijk ie notaris met zijn
en de a'ioger het erf opre-
dèii, kreeg Dirk het toch een beetje
benauwd. Hoe zou het gaan met die
knirv ogjes? En t Is Plet en Klaas
nou maar niets sn elkaar merkten.
Veel lijd om ?>n daar zorgen over
te naken. nad 1% echter niet, want
na een korte c-preking begon de
notaris de voorwaarden voor te le
zen eo al spoedig was het boelhuls
in volle gang
DE EERSTE koopjes verliepen vlot.
Het waren slechts kleinigheden
en daar ir.onkte Dirk zich niet druk
om. Mc ar toen kwam de eerste koe
aan de beurt. Zeiiuwachlig wurmde
Dirk zich door de dichte mensenme
nigte heen, zorgde, dat hij zo kwam
te staan, dat hij Piet en Klaas goed
in het oog kon houden. Het bieden
verliep traag Je kon wel zien. dat
er geen gras in de wei was. Het
weer was nu wel omgeslagen, naar
het kon nog alle kanten heen Het
stropte. En toen begon Dirk te knip
ogen. Scherp hadden Piet Peijs en
Klaas Mast op hem gelet. En plotse
ling kwam er leven in de brouwerij.
De afslager, die reeds verveeld „voor
de tweeede maal" had laten horen,
keek verrast op, toen er eindelijk
twee mannen tegelijk boden. En on
bewust boden Plet Peijs en Klaas
Mast tegen elkaar op, geruggesteund
door de knipoogjes van Dirk.
Het kon natuurlijk niet goed gaan.
Er moest ongenoegen door komen
Misschien dat een volleerde toneel
speler het had kunnen volhouden,
maar het was voor Dirk te veel.
Hy knipoogde niet meer, hij trok
maai een beetje grimassen en hij
Olifanten zijn dieren die zich gemakkelijk aan de mens hechten. Hei is een
kleine moeite om ze volledig te temmen. In Indonesië komt men ze dan ook
herhaaldelijk tegen, slechts vergezeld van een enkele begeleider.
kori er geen touw aan vastknopen
Als hij knipoogde boden de twee
mannen, maar als hij ophield knip
ogen. boden ze nog. Maar al met al
waren de resultaten niet slecht. AI
h&d het Dirk dan ook de vorige
avond tachtig gulden en de nodige
borrels gekost.
JA, ER WAREN' er heel wat. die
rap boden en er werden heel
wat koeien en paarden verkocht
Maar toen het boelhuis teneinde
was. bleek toch. dat er drie koeien
en een paard terecht waren geko
men bij Dirks stromannen. Te hoog
geboden en niet gemijnd. Het volk
verspreidde zich. De laatsten gingen
naar de notarisklerk om af te reke
nen. maar Piet en Klaas draaldw
Dirk was niet te zien. Die zat in de
woonkamer met de notaris het ver
loop van het boelhuis na te gaan
En ook hij maakte de balans op.
Drie koeien en een paard niet ver
kocht, dat kon een lelijke schade
post worden. Toen blies de duivel
Dirk een derde schelmenstreek in.
Wat drommel, laat die kerels met
die koelen en dat paard hangen,
dacht hij. Ze zijn wel wat aan de
dure kant, maar ze hebben me gis
teravond tachtig gulden afgezet. Ik
doe net of ik van niks weet Ik houd
me van de domme.
Op het erf. waar de mensen het
gekochte weghaalden, stonden Klaas
en Piet en bekeken de drie koeien
en het paard. En raakten natuurlijk
in gesprek
..Ik docht zo maar. dat jij hille-
Gaar gien gebrek hadde an een
neerd." begon Piet. Met een gezicht,
alsof hij zeggen wilde: Ik weet wat
ik doe. antwoordde Piet: „Dat had
ik ook niet maar ik docht, dat jij
ok gien gebrek an koeie meer had-
de."
Toen keek Piet even parmantig als
Klaas en het antwoord luidde met
een knipoogje: „Dat had ïk ook niet"
TV\T KNIPOOGJE deed het hem
Het was of Klaas een licht op
ging. En driftig Klaas bij de arm
grijpend, vroeg hij: ..Had jij soms ok
een ofsprakie met Dirk?"
Het was Piet of hij een slag in zijn
gezicht kreeg Zou die donderhond
van een Dirk
Dan hadden ze immers geen enke
le waarborg, dat hij zijn afspraak
zou nakomen, want wat kon een
knipoogje niet licht verkeerd wor
den uitgelegd. Zenuwachtig stotterde
Piet: „Nei de notaris. Kkk
Klaas, ut zit niet goed."
Toen ze de kamer, binnentraden,
zat de klerk van de notaris net de
balans oo te maken. Luidruchtig be
groette hii hen. „Ik docht al. waar
blijven mijn klanten, Dat ben ik van
Piet Peys en Klaas Mast niet ge
woon."
Piet en Klaas voelden zich niet
lekker meer. Ze keken elkaar eens
aan. wisten niet wat te beginnen of
te zeggen, maar eindelijk moest het
hoge woord er toch uit, want de
klerk begon hen ietwat vreemd aan
te kijken.
„Heb Dirk niks teugen jouw zoid,"
?eun." vroeg Piel en hij keek of hij
het antwoord wel van de lippen van
de klerk wilde afl ren. Het was ech
ter niet eens nodig, dat die ant
woord gaf. Zijn gezicht was zo vol
van niet begrijpen, dat Klaas in
vloeken uitbarstte en tegen Piet
dag is blijven Jiggen, is men in de ber
gen dag ln dag uit bezig de skiesport
te beoefenend Een foto uit Ti-ol.
brulde, dat ze er in waren gevlogen,
maar hij dat zo niet nam.
DAT ogenblik kwam de notaris
vergezeld van Dirk de kamer
uittsappen. Hij was aan heel wat ge
wend, want het ging er bij de boel
huizen soms wonderlijk toe, maar
het duurde toch even, voor hij de
ware toedracht van de zaak be
greep. Lichtelijk geamuseerd keek
hij \an Dirk naar -Piet en van Piet
naar Klaas. Dat waren nu vrienden.
Die gingen steeds met elkaar om,
hadden de grootste lol als ze een
ander bij het lijf hadden genomen,
en warer zelfs onder elkaar niet te
vertrouwen.
F.'ndelijk vermande hy zich en de
keel schrapend, teneinde de nodige
stilte te verkrijgen, vroeg hij wenk
brauw fi onsend aan Dirk: „Had jul
lie een afspraak gemaakt. Dirk?"
Onbewogen zijn handlangers fel in
de cgen kijkend, alsof hij zo onj
schtnci;g was als een pasgeboren lam
motje, antwoordde Dirk:
„i'-foc ken je dat nou van moin
denke notaris. Weer zien jij moin
voo: an. Die twee binke hewwe een
strop haald. Ze hewwe te houg bo
den n ze hewwe stroikgeld haalt.
Nou zouwe ze moin met drie koeien
en ten peerd opskepe wulle met
hult ie vuile smoesjes."
Het is niet zo héél dikwijls ge
beurd. dat Piet Peijs cn Klaas
Mast c\erbluft waren. Maar ze von
den zelfs niet de kracht om Dirk uit
te schelden. Ze betaalden stilzwij-
genr. aan de klerk van de notaris,
terwijl ze overlegden, dat na aftrek
vsn het strijkgeld en de tachtig gul
den van Dirk. de strop voor M al
bi-onder klei> was.
Et» terwijl Piet zijn portefeuille
weer in zijn zak stak. zei hij met
eet* zweeir. van bewondering in
zijn stem: „Je hewwe ons goed bal
ut loil had. Dirk. Maar je moete
maar zo rekene. je bloive ut te
goed."
(Auteursrechten voorbehouden)