Sabine IHurncr De kellner en de levenden Het credo van een Diogenes Dl KAPPIE De nietige mens op zoek naar <?e geheimen van de wereldruimte D f#H° fï'-R Hei noodlot van Literaire kroniek tE «DUIVELSKUNSTENAAR" VESTDIJK, oin Ter Braak's reeds eindeloos herhaald en te pas en te onpas gebruikt «chibbolet nog maar weer eens ten tonele te voeren. De duivelskunstenaar VestdijkHet heeft zijn diepere betekenis, dat een dergelijk in feite niets zeggend woord steeds en steeds maar weer wordt aangewend om de schrijver Vestdijk te wringen in het keurslijf van een vijf-lettcrgrepigc qualificatie. Want men weet er geen weg mee: Een kleine twintig romans, twaalf verzenbundels, vijf verzamelingen verhalen en een tiental essays ia een tijdspanne, die nog geen twintig jaar omvatEen ongelooflijk uitgebreid^ oenvTe. dat een welhaast onbegrensd gebied bestrijkt. En ver wonderlijk: Een gebied, vrijwel zonder de kloven en rancunes, veroorzaakt door de ogenblikken van minder belangrijke creativiteit. Wanneer gij in dit gebied u gaat verpozen, dan komt ge ze tegen, dan schuifelen enschrijden ze u voorbij, al die mensen, die heersen in dit land. Het is de theoloog Vestdijk, ach tenswaardig en voornaam, zwaar gaand onder de loden last van zijn problematiek en zijn bolhoed. Het is de levenskunstenaar Vestdijk, de grand-seigneur, verrafeld en door straald, die in het Brillat Savarin bij een glas appéritif-déliceuse mevrouw La Duchesse een kushand toewerpt, en die nadien in bonte trits de sehera zade's ten dans voert Het is de philo- soof Vestdijk, die in gepeinzen het kronkelend pad van de berg der we tenschap bestijgt die in een plas trapt en het niet merkt die zijn voet tegen een kei stoot en die uitroept: Ik voel. dus ik lééf! Het is al ontmoeten wij lièm naar Ons gevoelen te weinig de kunsenaar Vestdijk ten slotte, het plotseling fragile wezentje, .dat verdoken in het huikje van zijn meditatieve gedachtetjes verdroomd zich buigt over een juist zich open gevouwen bloem, het kleine mensen kind. dat een blond meisjeshoofdje streelt en lieve woordjes stamelt, en oogjess kust De .Piraat" Vestdijk van ..Rum- eiland" en de „Puritein" Vestdijk uit „Mucmosyne en de bergen" hebben in hun jongste boek „De kellner en de levenden", de gestalte aangenomen van een journalist, een acteur, een kleine-burgerman, een tandarts en een kellner. Door middel van deze figuren geven de vele Vestdijken de Teilige beslotenheid van hun innerlijk (weer eens) aan de publieke opinie prijs. In deze gedifferentieerde hoe danigheden drijven zij de goedmoedi ge, maar verschrikkelijke spot met de mens; in deze verscheidenheid van personen spreken zij zullen wij zien echter ook en allereerst de overtuiging uit. nog in deze mens te geloven! Op een zekere avond worden een twaalftal mensen, die in een wille keurige stad samen een flat bewo nen, door de politie uit hun huis ge haald. Zonder verklaring worden ze gesommeerd, ia een autobus plaats te nemen., welk vervoersmiddel hen naar een groot bioscooptheater brengt Het blijkt de twaalf fiatbewoners al dra. dat dit theater helemaal geen theater is, maar de ingang tot een grillige, onbegrijpbare doolhof. Een lift vervoert hen naar een groot sta tion, vanwaar treinen vertrekken, die gestorvenen naar de plaatsen des oor deels brengen. Dit station is een fan tastische creatie a la Vestdijk. Een soort voorportaal tot het Hiernamaals een pleisterplaats tussen aarde en hemel. Het spreekt vanzelf, dat de twaalf flatbewoners, die in feite nog niet gestorven zijn, zich uitputten in veronderstellingen omtrent doel en wezen van dit alles. Met theologische geschooldheid enhet indringende be grip van de psycholoog, met het be kende snuifjes „Attisch zout" en met een rijkelijke hoeveelheid ironie drijft Vestdijk in hun vertogen de spot met eikéén. en hij laat allen er varen, hoe onbelangrijk enklein ze stuk voor stuk zijn. Of beter: Hij laat dit de lezer weten, die in arge loze verbazing dit fantastische con cept zich voor zijn ogen ziet afwik kelen. De twaalf flatbewoners worden uiteindelijk gevoerd tot voor de troon van de duivel, alwaar zij worden ge prest. God enhun bestaan te vervloe ken. Doch ondanks de afschuwwek- kendste belevenissen, ondanks de angstaanjagendste folteringen blijken zij niet in staat, hieraan te kunnen voldoen. Ondanks hun individuele kleinheid vermogen zij dit niet op te brengen. Daarmede stellen zij zich positief tegenover wat des duivels is. en spreken zij hun „motie van ver trouwen" (Adr. Morriën) in het le ven uit En zo zegeviert uiteindelijk de Christus over de satan in de wed denschap (want dat blijkt het uitein delijk) tussen beide was beklon ken, en waarin de mens gestalte gekregen in de twaalf flatbewoners als beslissend element moest fun geren. Wanneer men zich gaat bezinnen op de vraag, wat de „Kellner en de Levenden" belangrijk maakt dan komt ongemerkt enonmiddellijk de neiging tot vergelijken met vroeger werk van de schrijver. Want ondub belzinnig is hier weer de Vestdijk van eertijds aan het woord. Wéér de fantast. Wéér de scherpzinnige. Wéér de cynicus. Wéér de erudiet Wéér ook de merkwaardig onbewogene. wanneer hij voor de zoveelste maal het spelletje speelt om de diepste ont raadselingen en de verhevenste ge dachten in schijnbare onverschillig heid door simpele en doodgewone we zens te laten uitspreken. (Zonder dat deze dit dikwijls zelf weten overi gens). En ja. men kan weer precies aanmerken, emn i. met meer recht nog dan tegenover „Rumeiland" of .Aktaion onder de sterreu", wat men gemeenlijk inzake Vestdijk's literaire werk heeft geponeerd, namelijk, dat hij het ratio op een tè verheven voet stuk plaatst waar het „gevoel" te veel naar de achtergrond wordt ge derangeerd. (Knap. ongelooflijk knap maar het mist „ziel".... ik zou enigszins paradoxaal willen ant woorden: De knapheid is de ziel. En vooral niet meer er over zeggen. Want het dunkt mij zo langzamer hand zinloos, maar te blijven voort- broderen op een doodgespeeld thema. Het is in feite simpel: Vestdijk is Vestdijk; het element „gevoel" is niet meer en wil niet meer zijn voor al ook. dan de specie die de brokken „ratio" tot geheel maakt). Toch zijn er dingen, die „De Kell- M. ner en de Levenden" doet distancie- ren van de vorige romans. In eerste instantie wordt de ironie ditmaal voor een goed deel uit vreemdsoortige grond geboren, namelijk uit het bizar reconcept zélve. Door het gehele boek wordt in felle clair-obscur de contrastering tussen aards en Hemels en aarde, van een voorportaal tot het Hiernamaals. Inderdaad, en ik meen dat Vestdijk dit Hemel-station gecre ëerd heeft om zijn figuren in een vlak le plaatsen, als het ware tussen Hemel en aarde. Want zo kreeg hij in de gesprekken van de flatbewo ners -de gelegenheid om Hemelse ge rechtigheid met aardse, relatieve mid delen te doen laten nieten, hetgeen een voortdurende exorbitante ironie tot gevolg heeft gehad. Er is nog iets belangrijkers. waar in „De Kellner en de Levenden" zich Onderscheidt van zijn voorgangers. Ik grijp even terug op het begin der „Koortslijn" (Bert Voeten) van Vest- dijk's oeuvre. De ik-persoon in „Else' Böhler" zegt ergens: „Evenals bij Else Böhler was ik gevoeliger voor de mogelijkheid van zoiets dan voor de ontsluierende werkelijkheid Een kerngedachte van Vestdijk zélve, meent Victor Varangot. (Podium. Vestdijknummer) Ten stelligste! Want inderdaad is het Vestdijk er nimmer om te doen. werkelijkheden te ont sluieren, waar "hij zich zonder uit zondering bepaalt tot het veel uitge strekter rijk der mogelijkheden. Van daar dat hij zich zo gaarne vermeit in personen, omtrent wie slechts schaarse gegevens bestaan: El Greco, Anne Bonney, Pilatus. Vandaar dat hij zich zo gaarne verliest in de my thologie der ..Ierse Nachten" of „Ak- taion". Vandaar ten slotte, dat hij een philosofie over de tijd kan schrijven als „Het eeuwige telaat". of een gods dienstig compendium als „De toe komst der religie". Ogenschijnlijk vormt „De Kellner en de Levenden" hierop geen uitzon dering. En tochWanneer men doordenkt, dan ontkomt men niet aan het denkbeeld, dat achter deze onge breidelde fantasie-uitbeelding een niet weg te cijferen drang naar werkelijk heidszin staat. Ik kom er toe. Vest dijk met Diogenes te vergelijken. Van Diogenes gaat het verhaal, gij kent het, dat hij op klaarlichte, dag- met een lantaarn over een ru moerig marktplein liep. Op zoek naar mensen, zo zeide hij. Diogenes wilde op deze wijze uitdrukken, de verwach ting voor zijn medeschepsel, en eer der nog zijn schrijnend gevoelen van ongeloof in deze mens. De Ves*"*"- van „De Kellner en de Levenden" is als de Diogenes met de lantaarn. Bei den spreken zich in een onmeedogen loos tergend cynisme over de mens heid uit. Beiden zoeken en blijven zoeken, want tot in hun hoogste ver worvenheden blijkt deze mens niet los te denken van zijn conventietjës van zijn verwarrinkjes, van zijn zon detjes, van zijn navrante kleinheid. Beiden zijn daarom - au fond - reëel Alleen ten slotte nog dit, en het zi met nadruk gezegd: Vestdijk blijf niet in gejeremieer op het markt plein van Diogenes en zijn werke lijkheidszin is in zijn laatste boek méér dan alleen maar dat Want dat hij zijn flatbewoners de motie van vertrouwen in het leven laat uitspre ken. dat wil niet anders zeggen, dan dat hij zich zélf aan de kant van zijn schamele mede-paladijnen heeft ge steld. Of wel, dat hii aanvaardt en in hun roeping gelooft. En dit dan vormt de alle cynisme overkoepelende lankmoedigheid, het alle hardheid doorstralende fond van een boek. dat voor de zoveelste maal aanspraak mag maken op de stereotiepe bestempeling als „beho rend tot het beste uit Vestdijk's ar tistieke productie". MARÏNÜS SCHROEVERS EN HET WRAK VAN DE „LUPINO" 19. Ka pp ie ging het allereerst in de bat van de maat kijken, want hü dacht zeker, dat de maat zich daar onder de dekens had verstopt, maar dit was niet zo. De hut was leeg. „Ik zal aan de meester vragen, of die de maat heeft gezien!" dacht Kappie, en hij ging naar de machinekamer. „Waar is de maat?" vroeg hij aan de mees ter. die met een dom gezicht op de poetskatoen-kist zat. „De maat?" vroeg de meester. „Dat weet ik niet! Hoe zou ik dat weten! Ik weet wel veel, maar dat weet ik toch niet!" „Waar om zit je daar op die kist, man?" vroeg Kappie. „Kan je niet eens op staan, wanneer ik tegen je praat? Heb je soms niks anders te doen dan rit ten te zitten?" „Maar ik weet van niks!" zei de meester met rijn han den in de hoogte van wanhoop. „Mis schien is de maat wel over boord ge slagen!" Kappie keek eens rond. en zag toen, dat de deksel van de kist niet goed sloot. Hij keek nog eens beter, en ontdekte tussen die kier 'n stuk van de maat. „Aha!" dacht hij „Die dacht zich te kunnen verstop pen! De klont! Die zullen we eens even te grazen nemeni" Kappie pakte een boor op, die vlak naast de kist lag, en liet niet aan de meester mer ken, dat hij de maat gezien had. „Tjonge-jonge!" zei hij. „Waar zou die maat toch rijn? Zou hij werkelijk overboord geslagen zijn? Dan moeten we toch eens gaan kijken!" Speurtocht door het heelal B IN'NENKORT zuilen een aantal astronomen in een Zuid Afrikaan- se sterrenwacht de Melkweg gaan photographeren met behulp van een zeer moderne speciale telescoop. De grote sterrennevel in de Boogschutter, waar van de geleerden menen dat zij in het middelpunt van de Melkweg ligt, is tiaar elke nacht uitstekend waarneembaar, daar deze sterrennevel daar hoog boven de horizon komt. ANDERHALF JAAR lang zullen deze geleerden in Bloemfontein, in Zuid-Afrika, olijven waar de Harvard Sterrewacht en Zuid Afrikaanse Re publiek tezamen een observatorium ingericht 'nebben. Ei zullen met een speciale telesco duizenden fote's van de Melkweg e tmaakt worden die als een heidere strook aan de hemel zichtbaar is en de mensheid tot het maken van tal van gissingen verleid heeft. Vele astronomen zijn momenteel de mening toegedaan dat de Melkweg op een groot rad dat een draaiende be weging maakt gelijkt. Het zonnestel sel (de zon. de aarde en de andere planeten zou dan een nietig stofje in de velg van dit rad zijn dat zich op een afstand van ongeveer 30.000 licht jaren van het middelpunt zou bevin den. De afmetingen -van- dit rad zou den zo fantastisch zijn dat de zon om eenmaal de ongeveer cirkelvor mige baan van de velg van dit rad te doorlopen ongeveer 200.000.000 jaar nodig zou hebben hoewel zij zich met de snelheid van ongeveer 240 km. per seconde langs deze baan beweegt. Van de Melkweg weet men nog minder dan van duizenden andere sterrennevels die zich millioenen licht jaren verder van de zon af bevinden. Een van de oorzaken hiervan is dat de gebruikelijke spiegeltelescopen geen scherpe beelden geven van ster ren die op zo geringe afstand van de aarde liggen en dat de beeldboek van dergelijke telescopen te kieïn is voor dergelijke waarnemingen. e nieuwe telescoop, die ontwor pen is door James Baker van de Harvard Sterrenwacht en is een ver beterd model - van de beroemde Schmidt telescoop die voor het eerst in Hamburg vervaardigd werd. De nieuwe telescoop is gezamenlijk eigen dom van de drie sterre wachten die aan dit onderzoek deelnemen. In de Schmidt telescoop die feite lijk niets anders dan een reusachtig fototoestel is. bevinden zich een en kele spiegel en een correctielen; in de Baker telescoop bevinden zich twee spiegels en een correctielens. .Hier door is het mogelijk geworden opna men op platte gevoelige platen te ma ken inplaats van op de gebogen pla ten die men voor opnamen met de Schmidt telescoop nodig heeft. Dank zij deze verbetering kan men hu di rect een stuk van de hemel duide' op de gevoelige plaat vastleggen, dat negen maal groter kan zijn dan tot nu toe mogelijk was. Een prisma van 84 cm dat nu fn Parijs wordt vervaardigd zal in com binatie met deze telescoop gébruikt bunnen worden. Met behulp hiervan zullen de astronomen opnamen kun- hen maken van sterren die slechts een honderdduizendste van de helder heid hebben van sterren die nog juist met het blote oog te zien zijn. Astronomen van Conservatoria in Eire en Noord Ierland zullen de bui tenste delen van de Melkweg foto graferen waarover slechts weinig be kend is. De Amerikaanse astronomen zullen in de eerste plaats aandacht schenken aan het centrumgebied van de „as" van het „rad". De aandacht van de geleerden werd onlangs op dit deel van de wereldruimte geves tigd toen door geleerden in de Ver enigde Staten. Groot Brittannië en Australië ontdkt werd dat sterke ra- aiostoi ingen in dit deel van de we reldruimte hunoorspronghadden. Over de oorzaak van deze kosmische sto ringen die op twee verschillende golf lengten geconstateerd zijn, is nog niets bekend. In 1951 zal onder leiding van dr. Harlow Shaplev, de directeur van de Harvard sterrenwacht begonnen wor den met de bestudering van de foto's die binnenkort in Zuid Afrika door de genoemde geleerden gemaakt zul len worden. VR JDAG 28 APRIL 1959 Hilversum I KRO: 7.00 en 6.00 Nws en gram.; 9.00 Voor de vrouw; 9.35 Schoolradio; 9.45 Muziek houdt fit; 10.30 Pianocerital; 11.00 Radio ziekenbezoek; 11.40 Schoolradio; 12.00 Amusementsorkest; 13.00 Nws; 13.20 Orkest zonder naam; 13-45 Orgelspel 14.00 Negen heit de klok; 14.45 Kamer koor; 15.00 Schoolradio; 15.30 Amuse mentsorkest; 16.00 Radiozïekenbezoek 17.00 Jeugduitzending; 17.45 Promena de-orkest; 18-20 Pianoduo; 19.00 Nws; 19.35 Brabants halfuur; 20.00 Nws; 20.12 Requiem van Verdi; 22.00 Klan kenregen; 23 00 Nws; 23.15 Dansmu». Hilversum H VARA: 7.00 en 8.00 Nws en gram.pl.; 8.50 Voor de vrouw 9.00 Symph. concert. VPRO: 10.00 Toe spraak en morgenwijding. VARA: 10.30 Voor de vrouw; 10.45 Zangreci tal; 11.05 Voordracht: 11-25 Orgelspel AVRO: 12.00 The Avrolians; 12.33 Sport; 13.00 Nws; 13.15 John Renov». and his music; 14.00 Kookpraatje* 14.20 Pianorecital; 14.55 Boekensch.; 15.15 Bel Canto. VARA: 16.00 Film programma: 16.30 Jeugduitzending; 17.00 Kwartet Jan Corduwener; 17.20 Wij en de muziek; 16.00 Nws; 18.15 en 19.15 Orgelspel; 18.30 Strijdkr.; 19.00 Denk oin de bocht; VPRO: 19.30 Lezing; 19.45 Radiokrabbel: 20.00 Nws 20.15 Pianovoordracht; 20.35 Cursus; VARA: 21.00 Men vraagt en wij draaien; 21.40 De Ducdalf; 22.00 Bui tenlands overzicht; 22.15 Swing and Sweet; 23.0 Nws; 23.15 Avondconcert. HOOFDSTUK I De ontmoeting Het was eigenlijk geen wonder dat Gerard de Wael, candidaat in -cie wijsbegeerte, op het punt zijn stu die aan Leidens beroemde universi teit te voltooien, op deze bijzondere mooie Aprildag va» het jaar 1761 in Amsterdam, met volle teugen genoot van het drukke verkeer op het wa ter; hoog beladen boten en schuiten, een prachtige omlijsting vormend ran de aanblik die de stad hem bood. April had zoveel zon gegeven, dat de natuur in de war was geraakt. De prachtige kastanjebomen die de Sin gel omzoomden. Woezemden volop, die kisten en balen van de schepen in de haven naar de pakhuizen brachten Langzaam voortwandelend lette de 25-jarige candidaat in de wijsbegeer te meer op het stadssclioon ^an op de weg, die hij ging. Plotseling voel de hij dan ook een schok, hij hoorde een onderdrukte kreet en toen hij. hierdoor op vrij onzachte wijze tot de werkelijkheid teruggeroepen, zü.i blikken op het obstakel richtte, waar mede hij in botsing was gekomen, sag hij een nog vrij jong meisje voor zich staan, dat zich met een enigs zins pijnlijk gezicht de arm wreef. Was het de eenvoud van haar voet vrije, donkergroene jurk die haar slankheid bij uitstek accentueerde of het ontbreken var. een hoed iets zeer ongewoon ln het Amsterdam vaa deze dagen die de jonge stu dent dwong haajr aandachtiger op te temen dan de beleefdheid toestond? Na trof hem in het bijzonder haar prachtige, goudblonde haar glinste rend in het zonlioht, een bekoorlijke omlijsting van een naar zijn mening bijzonder gezichtje, dat duidelijk 'le vreemdelinge verried. Snel stamelde Gerard een verontschuldiging voor 't feit, dat hij niet uitgekeken had. ja kaar bijna van de voeten liad gelopen Toen het meisje antwoord gaf ver stond hij haar aanvankelijk niet. daar hij er totaal niet op voorbereid was een vreemde taal te horen. Het meis je scheen hem iets te vragen en aandachtiger toehorend nu stelde hij ai spoedig vast dat zij Frans sprak. Onmiddellijk verontschuldigde hij zich nogmaals in deze taal en in formeerde toen waarmede hij haar van dienst kon zijn. Met een zucht van verlichting over het feit dat iemand haar verstond antwoordde de vreemdelinge een a- potlieek te zoeken. Gerard wees haar deze aan, het was maar enkele hui zen voorbij de brug. waarop de bot sing liad plaatsgevonden. Meteen vroeg hij of zij het wellicht op prijs stelde als hij met haar meeging om bij de apotheker als tolk op te treden Zü knikte en liep meteen in de rich ting die haar gewezen was. Gerard volgde haar op de voet totdat zij voor de deur van de apotheek stil hield en hem uitlegde dat zij een ge neesmiddel moest hebben tegen koorts bij een ziek kind. Tegen wil en dank keek Gerard 't meisje verbaasd aan. Zij begreep wat hij - indien de beleefdheid hem niet weerhield liad willen vragen Tar toelichting zei ze snel: „Het kind ba hoort tot ons reisgezelschap. We zijn bang dat het mazelen heeft!" „Is het dan niet beter om een dok ter te laten komen V vroeg Gerard. „Die is al gewaarschuwd. Vanoch tend vroeg reeds, maar tot nu toe is hij niet gekomen. De koorts süjgt. de moeder maakt zich erg bezorgd en wij ook Met die woorden opende het meisje de deur van de apotheek. Gerard volg de haar en vroeg naar een poeder te gen de koorts. Na het meisje bij de betaling - zij was kennelijk niet met het Nederlandse geld op de hoogte - bijgestaan te hebben - stonden zij spoedig weer op straat. De vreemdelinge sloeg meteen rechts af. Zich haastend weer naast haar ie komen rij liep snel, zodat Gerard enige vlugge p.ssen moest maken ontviel hem de vraag, waar zij ver blijf hield. „De Rode Leeuw".... Het meisje had er klaarblijkelijk geen bezwaar tegen de vreemde jongeman, die haar zo hoffelijk had geholpen, de gewens te inlichtingen te geven. Zij voegde er aan toe de avond te voren te zijn aangekomen. Het was niet het beste logement van Amsterdam^ maar Ge rard zou nog meer reden hebben zich te verbazen. Zij vertelde n 1. ooi, dat zij het zieke kind bij zich had den genomen omdat de verblijfplaats van de ouders nog veel en veel slech ter was. „In welk logement zijn die dan af gestapt?" informeerde Gerard, maar toen hij boorddat dit het „Eiland Texel", vlak bij de haven was .wist hjj genoeg. Da- was geen logement, nauwelijks ten herberg, die een vrij primitief onderdak bood aan de to taal onbemiddelde passagiers van di verse reders. „O," zei Gerard en er klonk ver wondering in zijn stem, ,,U bent dus op doorreis.?" ..Zeker" luidde het antwoord, „wij reizen naar Noord Amerika." „Met welk schip gaat n?" „Wij gaan met de „Meermin." En hier ben ik waar ik zijn moet. Har telijk bedankt voor de moeite." Z'j reikte Gerard de hand. Weer nam hij liet meisje, dat in de nauwe Drieko niugenstraat voor „De Rode Leeuw" was blijven staan, aandachtig op. De wind speelde met haar blonde haren, de angst om het zieke kind scheen wat minder te zijn geworden en Gerard vond haar nog aantrekke lijker. HU wilde nog iets zeggen, maar direct nadat hij haar hand had gedrukt was het meisje al door de deur van het logement verdwenen. Het enige wat hij nog zag was liet nieuwsgierige gezicht van de dikke waard Holkema. die voor een der ramen stond te küken. Gerard van Wael vertrok de vol gende ochtend niet naar Leiden, zo als aanvankelijk zijn plan was ge weest Hij deelde zijn beide tantes. Caroline en Charlotte mede. dat hij noodzakelijk nog enige studieboeken in de Amsterdamse Universiteit na slaan moest, hetgeen hem nog wel 'n paar dagen zou kosten. Hij sloeg daarby zoals gewoonlijk geen acht op de opmerking van tante Ca roline. dat jonge mensen helaas vaak onverwacht opgehouden worden door de „studie." Gerard begaf zich rechtstreeks naar het pvivekantoor van zijn oom Jast. waarin hij echter alleen de procu ratiehouder Fijt aantrof. Hij ging te genover de magere, uitgedroogde boekhouder aan het bureau van zijn oom zitten en vroeg hoe de zaken gingen. Zuchtend Fijt had van het ogenblik af dat hij bij Gerard's vader cp kantoor was gekomen zich de ge woonte eigen gemaakt na elke zin een zucht te lozen kwam het antwoord „Slecht m'neer van Wael. Ja, wat zou wijlen uw vader daarvan wel ge ?egd hebben „Wat zijn de oorzaken van deze slapte?" vroeg Gerard. het in het midden latend of naar zijn mening zijn vader dit gezegd zou hebben c-f dat diens zoon *oor dit antwoord ver antwoordelijk was. En zonder Fijt gelegenheid te geven nog meer zuch ten te slaken vroeg hij: „Vaart <le „Meermin" niet over enkele dagen uit? Ik herinner me nog heel goed de dag waarop dit schip van stapel liep. Hoe lang is dat al weer gele den?" „Tien jaar. mijnheer" antwoordde de procuratiehouder „en het kau nog wel een halve eeuw mee. Waarom de zaken slecht gaan?" Fijt trok de schouders op. „De oorlog tussen Oos tenrijk en Pruisen. In Amsterdam en Rotterdam zijn de pakhuizen boorde vol. Er wordt niets verkocht. Waar om steeds meer aanvoeren? De „Gel derland" die gisteren van Batavia kwam. had de ruimen maar half vol" ..Eu de handel op Amerika?" vroeg Gerard. „De transportkosten ran de heen reis halen we er nog uit. Maar niet die vande retourreis," was het ant woord. „Hoe kan dat?" informeerde Ge rard. Omdat wij passagiers naar Ameri ka vervoeren. De „Meermin" bv. ver trekt OTer enkele dagen met 138 pas sagiers naar Bos ion." „Wat zijn dat voor mensen?" „Emigranten!Geruineerdeu, avonturiers, die in Amerika een nieuw bestaan willen opbouwen." Gerard deed er enige ogenblikken het zwügeu toe. Hij moest dit even verwerken. Toen vroeg hy: „Waar komen ze vandaan?" Fijt scheen verbaasd over deze vra gen. „O. die komen overal vandaan" zei hy toen en hy vergat zo waar te zuchten. ..Maar dal weet Wester- baan precies." „Westerbaan?" „Kent u die niet? llij boekt deze pas sages en werkt al bijna een jaar lang voor ons. Hy is pas terug uit Zuid- Dnitsland. de Elzas en Zwitserland" Weer zuchtte Fijt diep. „De Meer min" is een ware Arke Xoacbs. Het is' warempel geen pretje voor de lir ma. We hebben niets dau last van deze passagiers. Gerard streek zich door het. haar. „Ik moet. er weer vandoor, vraag aan mijn oomof neen. eerst nog een vraag aan u. U zei dat de kosten van de uitreis er nog uitko men. Iloe kan dat eigenlijk met zul ke geruineerden? Betalen *ij voor de overtocht?" „O. ons geld krijgen we wel" ant woordde Fijt. „Het duurt alleen eeu tijdje." „Dat begrijp ik niet" zei Gerard. Maar antwoord van de zuchtende pro curatiehouder kreeg hij niet eens meer. Fijt zal al weer met zyn neus in een dik boek en bromde iets onver staanbaars. Gerard greep zijn hoed: „Morge, m'neer Fijt" riep hij en -wil de het kantoor verlaten. Bij de deur trof hij echter nel zyn oom die juist binnen kwam Gerard was in Amsterdam geboren en kende de stad als de zakken van z'n oudste pak. Toch was hij in de heiberg „Eiland Texel" gelegen in de morlsige. naar traan stinkende Bautammerstraat. nog nooit van rijn leven geweest. Toen hij bniten de deiir openduwde, moest hy even wennen aan de halve duisternis, die er heer ste. Hij zag een lange smalle en la ge gang. deed half op de tast enkele passen en voelde een deur. Ook deze opende hij. Nu zag hij een vertrek, waarin het maar weïuig lichter was dan in de gang. Aan demiuren hingen twee petroleumlampen, schaars de lange houten tafels en dito bankon verlichtend. Dicht op elkaar zaten hier mannen, vrouwen en kinderen. He. was juist etenstijd, want hij hoor de het gekletter van borden en het getik van vorken en messen. Het duur de enige tijd voor men hem bemerk te. Hij zag dat verschillende der eteva nieuwsgierig naar hem keken. Mot een ook hoorde bij voetstappen ach.'er zich: de waard trad op hem toe en vroeg op norse toon: „Wie bent u wa: wilt u?" Gerard draaide zich om „Mijn naam is van Wael". antwoord de hij kort-af. Wordt ve volgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1950 | | pagina 2