Sabine IHurncr
De kellner en de levenden
Het credo van een Diogenes
Dl
KAPPIE
De nietige mens op zoek naar <?e
geheimen van de wereldruimte
D
f#H° fï'-R
Hei noodlot van
Literaire kroniek
tE «DUIVELSKUNSTENAAR" VESTDIJK, oin Ter Braak's
reeds eindeloos herhaald en te pas en te onpas gebruikt
«chibbolet nog maar weer eens ten tonele te voeren. De duivelskunstenaar
VestdijkHet heeft zijn diepere betekenis, dat een dergelijk in feite
niets zeggend woord steeds en steeds maar weer wordt aangewend om de
schrijver Vestdijk te wringen in het keurslijf van een vijf-lettcrgrepigc
qualificatie. Want men weet er geen weg mee: Een kleine twintig romans,
twaalf verzenbundels, vijf verzamelingen verhalen en een tiental essays
ia een tijdspanne, die nog geen twintig jaar omvatEen ongelooflijk
uitgebreid^ oenvTe. dat een welhaast onbegrensd gebied bestrijkt. En ver
wonderlijk: Een gebied, vrijwel zonder de kloven en rancunes, veroorzaakt
door de ogenblikken van minder belangrijke creativiteit.
Wanneer gij in dit gebied u gaat
verpozen, dan komt ge ze tegen, dan
schuifelen enschrijden ze u voorbij,
al die mensen, die heersen in dit
land. Het is de theoloog Vestdijk, ach
tenswaardig en voornaam, zwaar
gaand onder de loden last van zijn
problematiek en zijn bolhoed. Het is
de levenskunstenaar Vestdijk, de
grand-seigneur, verrafeld en door
straald, die in het Brillat Savarin bij
een glas appéritif-déliceuse mevrouw
La Duchesse een kushand toewerpt,
en die nadien in bonte trits de sehera
zade's ten dans voert Het is de philo-
soof Vestdijk, die in gepeinzen het
kronkelend pad van de berg der we
tenschap bestijgt die in een plas trapt
en het niet merkt die zijn voet tegen
een kei stoot en die uitroept: Ik voel.
dus ik lééf! Het is al ontmoeten
wij lièm naar Ons gevoelen te weinig
de kunsenaar Vestdijk ten slotte,
het plotseling fragile wezentje,
.dat verdoken in het huikje van zijn
meditatieve gedachtetjes verdroomd
zich buigt over een juist zich open
gevouwen bloem, het kleine mensen
kind. dat een blond meisjeshoofdje
streelt en lieve woordjes stamelt, en
oogjess kust
De .Piraat" Vestdijk van ..Rum-
eiland" en de „Puritein" Vestdijk uit
„Mucmosyne en de bergen" hebben
in hun jongste boek „De kellner en
de levenden", de gestalte aangenomen
van een journalist, een acteur, een
kleine-burgerman, een tandarts en
een kellner. Door middel van deze
figuren geven de vele Vestdijken de
Teilige beslotenheid van hun innerlijk
(weer eens) aan de publieke opinie
prijs. In deze gedifferentieerde hoe
danigheden drijven zij de goedmoedi
ge, maar verschrikkelijke spot met
de mens; in deze verscheidenheid
van personen spreken zij zullen
wij zien echter ook en allereerst
de overtuiging uit. nog in deze mens
te geloven!
Op een zekere avond worden een
twaalftal mensen, die in een wille
keurige stad samen een flat bewo
nen, door de politie uit hun huis ge
haald. Zonder verklaring worden ze
gesommeerd, ia een autobus plaats te
nemen., welk vervoersmiddel hen
naar een groot bioscooptheater brengt
Het blijkt de twaalf fiatbewoners al
dra. dat dit theater helemaal geen
theater is, maar de ingang tot een
grillige, onbegrijpbare doolhof. Een
lift vervoert hen naar een groot sta
tion, vanwaar treinen vertrekken, die
gestorvenen naar de plaatsen des oor
deels brengen. Dit station is een fan
tastische creatie a la Vestdijk. Een
soort voorportaal tot het Hiernamaals
een pleisterplaats tussen aarde en
hemel. Het spreekt vanzelf, dat de
twaalf flatbewoners, die in feite nog
niet gestorven zijn, zich uitputten in
veronderstellingen omtrent doel en
wezen van dit alles. Met theologische
geschooldheid enhet indringende be
grip van de psycholoog, met het be
kende snuifjes „Attisch zout" en met
een rijkelijke hoeveelheid ironie
drijft Vestdijk in hun vertogen de
spot met eikéén. en hij laat allen er
varen, hoe onbelangrijk enklein ze
stuk voor stuk zijn. Of beter: Hij
laat dit de lezer weten, die in arge
loze verbazing dit fantastische con
cept zich voor zijn ogen ziet afwik
kelen. De twaalf flatbewoners worden
uiteindelijk gevoerd tot voor de troon
van de duivel, alwaar zij worden ge
prest. God enhun bestaan te vervloe
ken. Doch ondanks de afschuwwek-
kendste belevenissen, ondanks de
angstaanjagendste folteringen blijken
zij niet in staat, hieraan te kunnen
voldoen. Ondanks hun individuele
kleinheid vermogen zij dit niet op te
brengen. Daarmede stellen zij zich
positief tegenover wat des duivels is.
en spreken zij hun „motie van ver
trouwen" (Adr. Morriën) in het le
ven uit En zo zegeviert uiteindelijk
de Christus over de satan in de wed
denschap (want dat blijkt het uitein
delijk) tussen beide was beklon
ken, en waarin de mens gestalte
gekregen in de twaalf flatbewoners
als beslissend element moest fun
geren.
Wanneer men zich gaat bezinnen
op de vraag, wat de „Kellner en de
Levenden" belangrijk maakt dan
komt ongemerkt enonmiddellijk de
neiging tot vergelijken met vroeger
werk van de schrijver. Want ondub
belzinnig is hier weer de Vestdijk
van eertijds aan het woord. Wéér de
fantast. Wéér de scherpzinnige. Wéér
de cynicus. Wéér de erudiet Wéér
ook de merkwaardig onbewogene.
wanneer hij voor de zoveelste maal
het spelletje speelt om de diepste ont
raadselingen en de verhevenste ge
dachten in schijnbare onverschillig
heid door simpele en doodgewone we
zens te laten uitspreken. (Zonder dat
deze dit dikwijls zelf weten overi
gens). En ja. men kan weer precies
aanmerken, emn i. met meer recht
nog dan tegenover „Rumeiland" of
.Aktaion onder de sterreu", wat men
gemeenlijk inzake Vestdijk's literaire
werk heeft geponeerd, namelijk, dat
hij het ratio op een tè verheven voet
stuk plaatst waar het „gevoel" te
veel naar de achtergrond wordt ge
derangeerd. (Knap. ongelooflijk knap
maar het mist „ziel".... ik zou
enigszins paradoxaal willen ant
woorden: De knapheid is de ziel. En
vooral niet meer er over zeggen.
Want het dunkt mij zo langzamer
hand zinloos, maar te blijven voort-
broderen op een doodgespeeld thema.
Het is in feite simpel: Vestdijk is
Vestdijk; het element „gevoel" is
niet meer en wil niet meer zijn voor
al ook. dan de specie die de brokken
„ratio" tot geheel maakt).
Toch zijn er dingen, die „De Kell-
M.
ner en de Levenden" doet distancie-
ren van de vorige romans. In eerste
instantie wordt de ironie ditmaal voor
een goed deel uit vreemdsoortige
grond geboren, namelijk uit het bizar
reconcept zélve. Door het gehele
boek wordt in felle clair-obscur de
contrastering tussen aards en Hemels
en aarde, van een voorportaal tot het
Hiernamaals. Inderdaad, en ik meen
dat Vestdijk dit Hemel-station gecre
ëerd heeft om zijn figuren in een
vlak le plaatsen, als het ware tussen
Hemel en aarde. Want zo kreeg hij
in de gesprekken van de flatbewo
ners -de gelegenheid om Hemelse ge
rechtigheid met aardse, relatieve mid
delen te doen laten nieten, hetgeen
een voortdurende exorbitante ironie
tot gevolg heeft gehad.
Er is nog iets belangrijkers. waar
in „De Kellner en de Levenden" zich
Onderscheidt van zijn voorgangers. Ik
grijp even terug op het begin der
„Koortslijn" (Bert Voeten) van Vest-
dijk's oeuvre. De ik-persoon in „Else'
Böhler" zegt ergens: „Evenals bij
Else Böhler was ik gevoeliger voor
de mogelijkheid van zoiets dan voor
de ontsluierende werkelijkheid
Een kerngedachte van Vestdijk zélve,
meent Victor Varangot. (Podium.
Vestdijknummer) Ten stelligste! Want
inderdaad is het Vestdijk er nimmer
om te doen. werkelijkheden te ont
sluieren, waar "hij zich zonder uit
zondering bepaalt tot het veel uitge
strekter rijk der mogelijkheden. Van
daar dat hij zich zo gaarne vermeit
in personen, omtrent wie slechts
schaarse gegevens bestaan: El Greco,
Anne Bonney, Pilatus. Vandaar dat
hij zich zo gaarne verliest in de my
thologie der ..Ierse Nachten" of „Ak-
taion". Vandaar ten slotte, dat hij een
philosofie over de tijd kan schrijven
als „Het eeuwige telaat". of een gods
dienstig compendium als „De toe
komst der religie".
Ogenschijnlijk vormt „De Kellner
en de Levenden" hierop geen uitzon
dering. En tochWanneer men
doordenkt, dan ontkomt men niet aan
het denkbeeld, dat achter deze onge
breidelde fantasie-uitbeelding een niet
weg te cijferen drang naar werkelijk
heidszin staat. Ik kom er toe. Vest
dijk met Diogenes te vergelijken.
Van Diogenes gaat het verhaal,
gij kent het, dat hij op klaarlichte,
dag- met een lantaarn over een ru
moerig marktplein liep. Op zoek naar
mensen, zo zeide hij. Diogenes wilde
op deze wijze uitdrukken, de verwach
ting voor zijn medeschepsel, en eer
der nog zijn schrijnend gevoelen van
ongeloof in deze mens. De Ves*"*"-
van „De Kellner en de Levenden" is
als de Diogenes met de lantaarn. Bei
den spreken zich in een onmeedogen
loos tergend cynisme over de mens
heid uit. Beiden zoeken en blijven
zoeken, want tot in hun hoogste ver
worvenheden blijkt deze mens niet
los te denken van zijn conventietjës
van zijn verwarrinkjes, van zijn zon
detjes, van zijn navrante kleinheid.
Beiden zijn daarom - au fond - reëel
Alleen ten slotte nog dit, en het zi
met nadruk gezegd: Vestdijk blijf
niet in gejeremieer op het markt
plein van Diogenes en zijn werke
lijkheidszin is in zijn laatste boek
méér dan alleen maar dat Want dat
hij zijn flatbewoners de motie van
vertrouwen in het leven laat uitspre
ken. dat wil niet anders zeggen, dan
dat hij zich zélf aan de kant van zijn
schamele mede-paladijnen heeft ge
steld. Of wel, dat hii aanvaardt en
in hun roeping gelooft.
En dit dan vormt de alle cynisme
overkoepelende lankmoedigheid, het
alle hardheid doorstralende fond van
een boek. dat voor de zoveelste
maal aanspraak mag maken op de
stereotiepe bestempeling als „beho
rend tot het beste uit Vestdijk's ar
tistieke productie".
MARÏNÜS SCHROEVERS
EN HET WRAK VAN DE „LUPINO"
19. Ka pp ie ging het allereerst in de
bat van de maat kijken, want hü
dacht zeker, dat de maat zich daar
onder de dekens had verstopt, maar
dit was niet zo. De hut was leeg. „Ik
zal aan de meester vragen, of die de
maat heeft gezien!" dacht Kappie, en
hij ging naar de machinekamer. „Waar
is de maat?" vroeg hij aan de mees
ter. die met een dom gezicht op de
poetskatoen-kist zat. „De maat?" vroeg
de meester. „Dat weet ik niet! Hoe
zou ik dat weten! Ik weet wel veel,
maar dat weet ik toch niet!" „Waar
om zit je daar op die kist, man?"
vroeg Kappie. „Kan je niet eens op
staan, wanneer ik tegen je praat? Heb
je soms niks anders te doen dan rit
ten te zitten?" „Maar ik weet van
niks!" zei de meester met rijn han
den in de hoogte van wanhoop. „Mis
schien is de maat wel over boord ge
slagen!" Kappie keek eens rond. en
zag toen, dat de deksel van de kist
niet goed sloot. Hij keek nog eens
beter, en ontdekte tussen die kier 'n
stuk van de maat. „Aha!" dacht hij
„Die dacht zich te kunnen verstop
pen! De klont! Die zullen we eens
even te grazen nemeni" Kappie pakte
een boor op, die vlak naast de kist
lag, en liet niet aan de meester mer
ken, dat hij de maat gezien had.
„Tjonge-jonge!" zei hij. „Waar zou
die maat toch rijn? Zou hij werkelijk
overboord geslagen zijn? Dan moeten
we toch eens gaan kijken!"
Speurtocht door het heelal
B IN'NENKORT zuilen een aantal astronomen in een Zuid Afrikaan-
se sterrenwacht de Melkweg gaan photographeren met behulp van een zeer
moderne speciale telescoop. De grote sterrennevel in de Boogschutter, waar
van de geleerden menen dat zij in het middelpunt van de Melkweg ligt, is
tiaar elke nacht uitstekend waarneembaar, daar deze sterrennevel daar hoog
boven de horizon komt.
ANDERHALF JAAR lang zullen
deze geleerden in Bloemfontein, in
Zuid-Afrika, olijven waar de Harvard
Sterrewacht en Zuid Afrikaanse Re
publiek tezamen een observatorium
ingericht 'nebben. Ei zullen met een
speciale telesco duizenden fote's
van de Melkweg e tmaakt worden die
als een heidere strook aan de hemel
zichtbaar is en de mensheid tot het
maken van tal van gissingen verleid
heeft.
Vele astronomen zijn momenteel de
mening toegedaan dat de Melkweg op
een groot rad dat een draaiende be
weging maakt gelijkt. Het zonnestel
sel (de zon. de aarde en de andere
planeten zou dan een nietig stofje in
de velg van dit rad zijn dat zich op
een afstand van ongeveer 30.000 licht
jaren van het middelpunt zou bevin
den. De afmetingen -van- dit rad zou
den zo fantastisch zijn dat de zon
om eenmaal de ongeveer cirkelvor
mige baan van de velg van dit rad
te doorlopen ongeveer 200.000.000 jaar
nodig zou hebben hoewel zij zich met
de snelheid van ongeveer 240 km. per
seconde langs deze baan beweegt.
Van de Melkweg weet men nog
minder dan van duizenden andere
sterrennevels die zich millioenen licht
jaren verder van de zon af bevinden.
Een van de oorzaken hiervan is dat
de gebruikelijke spiegeltelescopen
geen scherpe beelden geven van ster
ren die op zo geringe afstand van de
aarde liggen en dat de beeldboek van
dergelijke telescopen te kieïn is voor
dergelijke waarnemingen.
e nieuwe telescoop, die ontwor
pen is door James Baker van de
Harvard Sterrenwacht en is een ver
beterd model - van de beroemde
Schmidt telescoop die voor het eerst
in Hamburg vervaardigd werd. De
nieuwe telescoop is gezamenlijk eigen
dom van de drie sterre wachten die
aan dit onderzoek deelnemen.
In de Schmidt telescoop die feite
lijk niets anders dan een reusachtig
fototoestel is. bevinden zich een en
kele spiegel en een correctielen; in de
Baker telescoop bevinden zich twee
spiegels en een correctielens. .Hier
door is het mogelijk geworden opna
men op platte gevoelige platen te ma
ken inplaats van op de gebogen pla
ten die men voor opnamen met de
Schmidt telescoop nodig heeft. Dank
zij deze verbetering kan men hu di
rect een stuk van de hemel duide'
op de gevoelige plaat vastleggen, dat
negen maal groter kan zijn dan tot
nu toe mogelijk was.
Een prisma van 84 cm dat nu fn
Parijs wordt vervaardigd zal in com
binatie met deze telescoop gébruikt
bunnen worden. Met behulp hiervan
zullen de astronomen opnamen kun-
hen maken van sterren die slechts
een honderdduizendste van de helder
heid hebben van sterren die nog juist
met het blote oog te zien zijn.
Astronomen van Conservatoria in
Eire en Noord Ierland zullen de bui
tenste delen van de Melkweg foto
graferen waarover slechts weinig be
kend is. De Amerikaanse astronomen
zullen in de eerste plaats aandacht
schenken aan het centrumgebied van
de „as" van het „rad". De aandacht
van de geleerden werd onlangs op
dit deel van de wereldruimte geves
tigd toen door geleerden in de Ver
enigde Staten. Groot Brittannië en
Australië ontdkt werd dat sterke ra-
aiostoi ingen in dit deel van de we
reldruimte hunoorspronghadden. Over
de oorzaak van deze kosmische sto
ringen die op twee verschillende golf
lengten geconstateerd zijn, is nog
niets bekend.
In 1951 zal onder leiding van dr.
Harlow Shaplev, de directeur van de
Harvard sterrenwacht begonnen wor
den met de bestudering van de foto's
die binnenkort in Zuid Afrika door
de genoemde geleerden gemaakt zul
len worden.
VR JDAG 28 APRIL 1959
Hilversum I KRO: 7.00 en 6.00
Nws en gram.; 9.00 Voor de vrouw;
9.35 Schoolradio; 9.45 Muziek houdt
fit; 10.30 Pianocerital; 11.00 Radio
ziekenbezoek; 11.40 Schoolradio; 12.00
Amusementsorkest; 13.00 Nws; 13.20
Orkest zonder naam; 13-45 Orgelspel
14.00 Negen heit de klok; 14.45 Kamer
koor; 15.00 Schoolradio; 15.30 Amuse
mentsorkest; 16.00 Radiozïekenbezoek
17.00 Jeugduitzending; 17.45 Promena
de-orkest; 18-20 Pianoduo; 19.00 Nws;
19.35 Brabants halfuur; 20.00 Nws;
20.12 Requiem van Verdi; 22.00 Klan
kenregen; 23 00 Nws; 23.15 Dansmu».
Hilversum H VARA: 7.00 en 8.00
Nws en gram.pl.; 8.50 Voor de vrouw
9.00 Symph. concert. VPRO: 10.00 Toe
spraak en morgenwijding. VARA:
10.30 Voor de vrouw; 10.45 Zangreci
tal; 11.05 Voordracht: 11-25 Orgelspel
AVRO: 12.00 The Avrolians; 12.33
Sport; 13.00 Nws; 13.15 John Renov».
and his music; 14.00 Kookpraatje*
14.20 Pianorecital; 14.55 Boekensch.;
15.15 Bel Canto. VARA: 16.00 Film
programma: 16.30 Jeugduitzending;
17.00 Kwartet Jan Corduwener; 17.20
Wij en de muziek; 16.00 Nws; 18.15
en 19.15 Orgelspel; 18.30 Strijdkr.;
19.00 Denk oin de bocht; VPRO: 19.30
Lezing; 19.45 Radiokrabbel: 20.00 Nws
20.15 Pianovoordracht; 20.35 Cursus;
VARA: 21.00 Men vraagt en wij
draaien; 21.40 De Ducdalf; 22.00 Bui
tenlands overzicht; 22.15 Swing and
Sweet; 23.0 Nws; 23.15 Avondconcert.
HOOFDSTUK I
De ontmoeting
Het was eigenlijk geen wonder dat
Gerard de Wael, candidaat in -cie
wijsbegeerte, op het punt zijn stu
die aan Leidens beroemde universi
teit te voltooien, op deze bijzondere
mooie Aprildag va» het jaar 1761 in
Amsterdam, met volle teugen genoot
van het drukke verkeer op het wa
ter; hoog beladen boten en schuiten,
een prachtige omlijsting vormend
ran de aanblik die de stad hem bood.
April had zoveel zon gegeven, dat de
natuur in de war was geraakt. De
prachtige kastanjebomen die de Sin
gel omzoomden. Woezemden volop,
die kisten en balen van de schepen in
de haven naar de pakhuizen brachten
Langzaam voortwandelend lette de
25-jarige candidaat in de wijsbegeer
te meer op het stadssclioon ^an op
de weg, die hij ging. Plotseling voel
de hij dan ook een schok, hij hoorde
een onderdrukte kreet en toen hij.
hierdoor op vrij onzachte wijze tot
de werkelijkheid teruggeroepen, zü.i
blikken op het obstakel richtte, waar
mede hij in botsing was gekomen,
sag hij een nog vrij jong meisje voor
zich staan, dat zich met een enigs
zins pijnlijk gezicht de arm wreef.
Was het de eenvoud van haar voet
vrije, donkergroene jurk die haar
slankheid bij uitstek accentueerde of
het ontbreken var. een hoed iets
zeer ongewoon ln het Amsterdam
vaa deze dagen die de jonge stu
dent dwong haajr aandachtiger op te
temen dan de beleefdheid toestond?
Na trof hem in het bijzonder haar
prachtige, goudblonde haar glinste
rend in het zonlioht, een bekoorlijke
omlijsting van een naar zijn mening
bijzonder gezichtje, dat duidelijk 'le
vreemdelinge verried. Snel stamelde
Gerard een verontschuldiging voor 't
feit, dat hij niet uitgekeken had. ja
kaar bijna van de voeten liad gelopen
Toen het meisje antwoord gaf ver
stond hij haar aanvankelijk niet. daar
hij er totaal niet op voorbereid was
een vreemde taal te horen. Het meis
je scheen hem iets te vragen en
aandachtiger toehorend nu stelde
hij ai spoedig vast dat zij Frans
sprak. Onmiddellijk verontschuldigde
hij zich nogmaals in deze taal en in
formeerde toen waarmede hij haar
van dienst kon zijn.
Met een zucht van verlichting over
het feit dat iemand haar verstond
antwoordde de vreemdelinge een a-
potlieek te zoeken. Gerard wees haar
deze aan, het was maar enkele hui
zen voorbij de brug. waarop de bot
sing liad plaatsgevonden. Meteen
vroeg hij of zij het wellicht op prijs
stelde als hij met haar meeging om
bij de apotheker als tolk op te treden
Zü knikte en liep meteen in de rich
ting die haar gewezen was. Gerard
volgde haar op de voet totdat zij
voor de deur van de apotheek stil
hield en hem uitlegde dat zij een ge
neesmiddel moest hebben tegen
koorts bij een ziek kind.
Tegen wil en dank keek Gerard 't
meisje verbaasd aan. Zij begreep wat
hij - indien de beleefdheid hem niet
weerhield liad willen vragen Tar
toelichting zei ze snel: „Het kind ba
hoort tot ons reisgezelschap. We zijn
bang dat het mazelen heeft!"
„Is het dan niet beter om een dok
ter te laten komen V vroeg Gerard.
„Die is al gewaarschuwd. Vanoch
tend vroeg reeds, maar tot nu toe is
hij niet gekomen. De koorts süjgt. de
moeder maakt zich erg bezorgd en
wij ook
Met die woorden opende het meisje
de deur van de apotheek. Gerard volg
de haar en vroeg naar een poeder te
gen de koorts. Na het meisje bij de
betaling - zij was kennelijk niet met
het Nederlandse geld op de hoogte -
bijgestaan te hebben - stonden zij
spoedig weer op straat.
De vreemdelinge sloeg meteen rechts
af. Zich haastend weer naast haar ie
komen rij liep snel, zodat Gerard
enige vlugge p.ssen moest maken
ontviel hem de vraag, waar zij ver
blijf hield.
„De Rode Leeuw".... Het meisje
had er klaarblijkelijk geen bezwaar
tegen de vreemde jongeman, die haar
zo hoffelijk had geholpen, de gewens
te inlichtingen te geven. Zij voegde er
aan toe de avond te voren te zijn
aangekomen. Het was niet het beste
logement van Amsterdam^ maar Ge
rard zou nog meer reden hebben zich
te verbazen. Zij vertelde n 1. ooi,
dat zij het zieke kind bij zich had
den genomen omdat de verblijfplaats
van de ouders nog veel en veel slech
ter was.
„In welk logement zijn die dan af
gestapt?" informeerde Gerard, maar
toen hij boorddat dit het „Eiland
Texel", vlak bij de haven was .wist
hjj genoeg. Da- was geen logement,
nauwelijks ten herberg, die een vrij
primitief onderdak bood aan de to
taal onbemiddelde passagiers van di
verse reders.
„O," zei Gerard en er klonk ver
wondering in zijn stem, ,,U bent dus
op doorreis.?"
..Zeker" luidde het antwoord, „wij
reizen naar Noord Amerika."
„Met welk schip gaat n?"
„Wij gaan met de „Meermin." En
hier ben ik waar ik zijn moet. Har
telijk bedankt voor de moeite." Z'j
reikte Gerard de hand. Weer nam hij
liet meisje, dat in de nauwe Drieko
niugenstraat voor „De Rode Leeuw"
was blijven staan, aandachtig op.
De wind speelde met haar blonde
haren, de angst om het zieke kind
scheen wat minder te zijn geworden
en Gerard vond haar nog aantrekke
lijker. HU wilde nog iets zeggen,
maar direct nadat hij haar hand
had gedrukt was het meisje al door
de deur van het logement verdwenen.
Het enige wat hij nog zag was liet
nieuwsgierige gezicht van de dikke
waard Holkema. die voor een der
ramen stond te küken.
Gerard van Wael vertrok de vol
gende ochtend niet naar Leiden, zo
als aanvankelijk zijn plan was ge
weest Hij deelde zijn beide tantes.
Caroline en Charlotte mede. dat hij
noodzakelijk nog enige studieboeken
in de Amsterdamse Universiteit na
slaan moest, hetgeen hem nog wel 'n
paar dagen zou kosten. Hij sloeg
daarby zoals gewoonlijk geen
acht op de opmerking van tante Ca
roline. dat jonge mensen helaas vaak
onverwacht opgehouden worden door
de „studie."
Gerard begaf zich rechtstreeks naar
het pvivekantoor van zijn oom Jast.
waarin hij echter alleen de procu
ratiehouder Fijt aantrof. Hij ging te
genover de magere, uitgedroogde
boekhouder aan het bureau van zijn
oom zitten en vroeg hoe de zaken
gingen. Zuchtend Fijt had van het
ogenblik af dat hij bij Gerard's vader
cp kantoor was gekomen zich de ge
woonte eigen gemaakt na elke zin een
zucht te lozen kwam het antwoord
„Slecht m'neer van Wael. Ja, wat
zou wijlen uw vader daarvan wel ge
?egd hebben
„Wat zijn de oorzaken van deze
slapte?" vroeg Gerard. het in het
midden latend of naar zijn mening
zijn vader dit gezegd zou hebben c-f
dat diens zoon *oor dit antwoord ver
antwoordelijk was. En zonder Fijt
gelegenheid te geven nog meer zuch
ten te slaken vroeg hij: „Vaart <le
„Meermin" niet over enkele dagen
uit? Ik herinner me nog heel goed
de dag waarop dit schip van stapel
liep. Hoe lang is dat al weer gele
den?"
„Tien jaar. mijnheer" antwoordde
de procuratiehouder „en het kau nog
wel een halve eeuw mee. Waarom de
zaken slecht gaan?" Fijt trok de
schouders op. „De oorlog tussen Oos
tenrijk en Pruisen. In Amsterdam en
Rotterdam zijn de pakhuizen boorde
vol. Er wordt niets verkocht. Waar
om steeds meer aanvoeren? De „Gel
derland" die gisteren van Batavia
kwam. had de ruimen maar half vol"
..Eu de handel op Amerika?" vroeg
Gerard.
„De transportkosten ran de heen
reis halen we er nog uit. Maar niet
die vande retourreis," was het ant
woord.
„Hoe kan dat?" informeerde Ge
rard.
Omdat wij passagiers naar Ameri
ka vervoeren. De „Meermin" bv. ver
trekt OTer enkele dagen met 138 pas
sagiers naar Bos ion."
„Wat zijn dat voor mensen?"
„Emigranten!Geruineerdeu,
avonturiers, die in Amerika een
nieuw bestaan willen opbouwen."
Gerard deed er enige ogenblikken
het zwügeu toe. Hij moest dit even
verwerken. Toen vroeg hy: „Waar
komen ze vandaan?"
Fijt scheen verbaasd over deze vra
gen. „O. die komen overal vandaan"
zei hy toen en hy vergat zo waar te
zuchten. ..Maar dal weet Wester-
baan precies."
„Westerbaan?"
„Kent u die niet? llij boekt deze pas
sages en werkt al bijna een jaar lang
voor ons. Hy is pas terug uit Zuid-
Dnitsland. de Elzas en Zwitserland"
Weer zuchtte Fijt diep. „De Meer
min" is een ware Arke Xoacbs. Het
is' warempel geen pretje voor de lir
ma. We hebben niets dau last van
deze passagiers.
Gerard streek zich door het. haar.
„Ik moet. er weer vandoor, vraag
aan mijn oomof neen. eerst
nog een vraag aan u. U zei dat de
kosten van de uitreis er nog uitko
men. Iloe kan dat eigenlijk met zul
ke geruineerden? Betalen *ij voor
de overtocht?"
„O. ons geld krijgen we wel" ant
woordde Fijt. „Het duurt alleen eeu
tijdje."
„Dat begrijp ik niet" zei Gerard.
Maar antwoord van de zuchtende pro
curatiehouder kreeg hij niet eens
meer. Fijt zal al weer met zyn neus
in een dik boek en bromde iets onver
staanbaars. Gerard greep zijn hoed:
„Morge, m'neer Fijt" riep hij en -wil
de het kantoor verlaten. Bij de deur
trof hij echter nel zyn oom die juist
binnen kwam
Gerard was in Amsterdam geboren
en kende de stad als de zakken van
z'n oudste pak. Toch was hij in de
heiberg „Eiland Texel" gelegen in
de morlsige. naar traan stinkende
Bautammerstraat. nog nooit van rijn
leven geweest. Toen hij bniten de deiir
openduwde, moest hy even wennen
aan de halve duisternis, die er heer
ste. Hij zag een lange smalle en la
ge gang. deed half op de tast enkele
passen en voelde een deur. Ook deze
opende hij. Nu zag hij een vertrek,
waarin het maar weïuig lichter was
dan in de gang. Aan demiuren hingen
twee petroleumlampen, schaars de
lange houten tafels en dito bankon
verlichtend. Dicht op elkaar zaten
hier mannen, vrouwen en kinderen.
He. was juist etenstijd, want hij hoor
de het gekletter van borden en het
getik van vorken en messen. Het duur
de enige tijd voor men hem bemerk
te. Hij zag dat verschillende der eteva
nieuwsgierig naar hem keken. Mot
een ook hoorde bij voetstappen ach.'er
zich: de waard trad op hem toe en
vroeg op norse toon: „Wie bent u
wa: wilt u?" Gerard draaide zich om
„Mijn naam is van Wael". antwoord
de hij kort-af.
Wordt ve volgd.