KiniEHKêEKI ONS RAADSELHOEKJE Ons vervolgverhaal De zeven Kabouters van Sneeuwwitje TERWIJL zes kabouters, zeven elf jes en veertien zwanen zaten te treu ren op een klein grasveld, was de aanvoerder van de zwanen in geen velden of wegen te zien. Ze hadden al geroepen, maar hij had geen ant woord gegeven. De maan scheen heel droef. Het was of ook de maan wilde huilen over het vreselijke lot. dat Krombeen getroffen had. En het elfje van Krom been zwom in de tranen. Intussen had Krombeen zich uit de molshoop geworsteld en begon zich fce reinigen. „Wel twintig ooievaars ie. een vingerhoed", mopperde hij in zich zelf, toen hij zijn broek en buis uittrok en er de modder uit schudde, „zo vies heb ik er nog nooit uitge zien. Het is noodzakelijk, dat ik alle kleren uittrek en een bad neem. Dat zoeken naar die anderen moet maar wachten tot morgen". Even later stond Krombeen in zijn blote niksie. Hij keek met treurige blikken naar zijn kromme benen. Hij zuchtte diep. „Wat een nare benen heb je toch Krombeen'', zuchtte hij tot zich zelf. „Wat een ellende als je zo door de wereld moet". Toen nam hij zijn kleren onder zijn arm en holde naar een beekje, dat een eind verder lag en na enkele mi nuten glom Krombeen van netheid. Hij trok de kleren weer aan, haalde een kammetje te voorschijn, kamde zijn baard en haren en spiegelde zich ia het beekje bij het licht van de maan. En toen was Krombeen weer ver re» nd met zijn uiterlijk. De broek verboig zijn kromme benen en zijn gez.cht straalde van vreugde. „En nou wordt het tijd, dat ik op zoek ga naar de anderen", mompelde Krombeen. „Waar zouden ze kunnen zijn? Als ik me niet vergis zijn ze naar het bos doorgevlogen. Maar waar vind ik het bos"< Krombeen stond met zijn kromme benen heel wijd van elkaar en krab de zijn schoongewassen bol. „Als ik op de speelweide voor ons huis stond redeneerde hij overluid, „dan zag ik de .maan in het Zuiden als het elf ■uur was. En dat zal het nu wel zo wat wezen. En dan zag ik de mor genster in het Toen kreeg Krombeen de schrik van zijn leven. Hij voelde hoe er iets tussen zijn kromme benen drong. Hij werd snel van de grond opgeheven en even la ter suisde hij door het luchtruim. Hij deed zijn ogen dicht en hij wil de gillen van schrik, maar hij was zo bang, dat er geen geluid over zijn lippen wilde komen. En hij hield zich stevig vast. Pas een hele poos later durfde hij zijn ogen open doen en wat zag hij toen? Hij zat op de rug van de aanvoerder van de zwanen en hij hield de hals van de zwaan zo krampachtig vast, dat het beest er bijna blauw van werd. „Zou je me niet even minder stijf willen vasthouden, Krombeen", vroeg de zwaan benauwd. „Anders ben ik bang. dat ik zal stikken en dan moch ten we met elkaar in een molshoop vallen". Daar had Krombeen natuurlijk he- lemaat geen zin in en hij liet spoedig de hals van de zwaan los, maar hij hield zich aan de veren stevig vast. Allemachtig, wat vloog die zwaan «nel. De wind bulderde Krombeen om de oren en zijn muts moest hij bijna over zijn ogen trekken, anders was hij hem kwijt geraakt. Praten kon hij niet. En dat speet Krombeen geducht, want hij hield veel van een praatje en hij was vre selijk nieuwsgierig, hoe de aanvoer der hem zo maar had kunnen vinden Maar het hielp hem niet, hij moest zijn nieuwsgierigheid bedwingen tot hij boven een klein grasveld kwam, waar de zwaan vaart begon te min- deren, ten einde neer te strijken. En daar zag Krombeen ziin mak kers en de elfjes heel droevig zitten. Toen daalden ze en Krombeen sprong van de rug van de zwaan af en ren de naar het gezelschap. Knorrepot zag hem het eerst. Hij sprong met een vaart overeind en bulderde: „Daar is Krombeen. De schelm. Waar komt hij nu plotseling van daan?" Het elfje van Krombeen sprong nog fmeller overeind en rende Knorrepot en de andere kabouters voorbij en ze botste met zo'n vaart tegen Krom been op, dat deze achterover op de grond tuimelde. Het elfje was zo blij, dat ze danste en sprong en Krombeen zoende en aan zijn baard trok en zijn haar in de war. maakte. Het was Knorrepot veel te erg. Wat drommel, ze hadden toch zeker ook rechten op Krombeen. Hij was toch zeker hun oude kameraad. Knorrepot hoestte heel luid en ge wichtig en ze toen met een tooi'nige stem, dat het nu eens uit moest zijn „Ik zal hem niet eens mogen be groeten", riep het elfje woedend uit. „Dat mag je wel", brulde Knorre pot, „maar wij zijn zijn vrienden en we hebben ook rechten op hem. Hij is niet van jouw alleen. En knopen jullie dat goed in je oren, jullie alle maal". Wie weet, wat een» herrie dat had kunnen worden, maar gelukkig kwam Krombeen overeind en hij wierp een toornige blik op zijn elfje. Je moest niet zo overdrijven vond hij. En nu vertelde Krombeen, wat hem over komen was. En aan het einde van zijn ver' mi hij, dat hij nu wel eens wilde we ten, hoe de aanvoerder van de zwa nen hem had kunnen vinden. VAK DIT EH VAH DAT.. Oom Rob antwoordt Abelien Dijk hof h 75, Oudesiuis: Wat jammer, Abelien, dat er een regel boven de advertentie was weg gevallen. Ik zal hem nog eens laten plaatsen. Gert de Vries Nieuwe Niedorp Fijn dat je een nieuwe vriend hebt meegebracht. Gert. Was Cees soms ziek? Een rare patiënt, hoor! Wat een prachtekening stuurde je. Tristan Koomen Nieuwe Niedorp: Ik wil twee lootjes kopen, Tristan. Welkom bij onze club, hoor. Dat is verstandig van je jo, spaar de kinder koerier op. Geri en Lieske Vetman Winkel: Wat reusachtig dat jij moeder al zo helpt bij de schoonmaak. Flink zo! Helpt Lieske ook al? Een prachtig boek, hè? Ja. dat vind ik ook. Annie de Graaf Anna Paulowna: Dat is toch ook toevallig. Annie. De zelfde Zondag, dat jij naar de Ban- gert bent geweest, was ik er ook. Mooi ia het daar in de Bangert. Frlts Bart Winkel: Wat ben jij een verstrooidé, Frits! - Je schreef me, dat je een advertentie opstuurde, maar ze was niet in de enveloppe. Fijn, dat je het verhaal van Oom Rob zo aardig vindt, Frits. Toontje Iiuygens Bet-mster: Toon. ik feliciteer j*e van harte nog. hoor. Wat heb jij een massa zusjes en broertjes. Wat gezellig! Groet ze van Oom Rob. Lyny de Jong Middenmecr: Dat was heerlijk voor je, Lyny, dat je naam zo veel keer in de krant stond. En nu heb ik alweer twee brieven van je voor me liggen. Heer lijk gezellig vind ik je! Maer wat een last met die naam van Leny. Daar krijg je abuizen door. Heerlijk zullen jullie kunnen rolschaatsen op de Alk maarse weg. Je raadsels en je ge dicht gebruik ik wel eens! Reina van Zandwijk Wieringer- waard: Bedankt voor de postzegels, Reina. Je wordt een trouwe klant. Jammer, dat het kinderspel niet doorging. Dat houden we nu maar te goed. Frits van der Hoven Alkmaar: Gelukkig dat het vooruit gaat met je, Frits. Met bevrijdingsfeest ben ik ook kletsnat geregend. Annie Braaf Anna Paulowna: Reeds bij voorbaat gefeliciteerd met je verjaardag. Annie. Gelukkig, dat je niet lang ziek bent geweest. Wat aar dig. dat Henk gelijk met mij jarig is. 'Misschien leest hij dat wel. Ptet Kaan Wieringerwaard: Welkom. Piet. Je moet de nummers die je hebt, niet aan mij schrijven, maar aan de vriend, die met je wil ruilen. Tot spoedig. Jan W. Iteeuw Wieringerwaard: Als je tegen je correspondentie vriend nu maar meer weet te schrij ven als tegen mij. Jan! Grietje van der Ham Anna Pau lowna: Dat was een brief vol. Grietje. Ik kan er wel wat van gebruiken. Be dankt, hoor! Cees de Vries Nieuwe Niedorp: Wat een lollig avontuur had je met de tent, Cees. Gert en Fristan lijken me booswichten. Jan C. Albers Kolhorn: Hartelijk dan voor de postzegels. Jan. Ik weet wie je bent en ook je leeftijd. Ook een prettige Pinkster, hoor! Cor Kooy Anna Paulowna: Wat hebben jullie een fijne dag ge had. Cor. Een pracht boerderij heb jij met al die konijnen enkippen. Als de foto klaar is, wil ik hem graag eens zien/ Trijntje van Tngen Wieringerwerf: Wat voor costuum had vader aan bij de voetbalwedstrijd, Trijntje? Wat fijn dat jij een prijs gewonnen hebt. De aanvoerder kwam naar voren, snaterde even. snebberde aan zijn ve ren en zei toen: .Het eerste wat ik deed. toen ik bemerkte, dat Krom been van de rug van zijn zwaan af gevallen was. was naar onze oude to verfee te vliegen en haar te vragen in het kijkglas te zien, waar het on geluk gebeurd was. Nou, wat heeft die oude fee gelachen. En ik niet min der. Want in haar kijkglas zagen we Krombeen op zijn hoofd staan in een molshoop, terwijl de mol vluchtte zo hard ze kon. En een dwaze gezichten dat Knorrepot trok, vreselijk. Ik vloog snel naar de plaats toe en toen ik aankwam zag ik daar die goede Krombeen poedelnaakt bij de beek staan. Nou, ik wilde hem zo niet mee nemen en wachtte tot hij zijn kleren aanhad en dook met mijn hals tussen zijn kromme benen en zo kwamen we hier. Maar nu zullen we jullie snel naar het bos terug brengen, want anders wordt de nacht te kort". Even later raasden ze weer door de lucht en werden veilig bij hun huis neergezet. Ze hadden een gezellige avond achter de rug en sliepen «Is marmotten. Jan Lont Winkel: Een advertentie van drie weken geleden? Daar weet ik niet van. Jan, Heb je soms vergeten ze in de enve loppe te doen? Reina Ruiter Winkel: Het is nu prachtig, Reina. Vooral nu ook de appelbomen gaan bloeien. Wandel maar eens van Winkel naar Nieuwe Niedorp, langs de oude tram baan. Geri Vetman Winkel: Wat een fijn briefje was dat, Geri. Wat vertel jij leuk over je zusje. Dacht je, dat Oom Rob wel eens schoolziek \ya3 geweest? Nooit! Ik ging dolgraag naar school. Ankie Tamsma iWeringerwerf: Zou je me eens een plezier willen doen, Ankie? Schrijf me dan eens wat hoedje tikken is. Wij speelden vroe ger hoedje bal. Ik zal daar eens over schrijven. Vergeet mij niet Julianadorp: Je wordt op je wenken bediend. Maar zet onder elke brief naast je schuilnaam ook je eigen naam. An ders raak ik in de war. Gerrit Waiboer Slootdorp: Gelukkig dat het raadsel opgelost is. Gerrit. Ik wil toch ook nog eens naar het gat in de dijk. Kan je er nog vissen ook? Lyny de Jong Middenmeer: Ik ben meneer Van Vegten niet, hoor, Lyny. Groet hem maar als je hem ziet. Ik ken hem wel. aMrian Floor Nieuwe Niedorp: Wat heb ik een pret gehad om die onfatsoenlijke duiven van je. Marian. Het is mij ook wel eens overkomen. Dan had ik lang geen pret. Djoke Beetsma Wieringerwerf: Wat zal die geit gelopen hebben, Djoke. toen de voetbal tussen haar benen door ging. Wat is dat hoedje tikken toch? Frcddy Korver Wieringerwerf: Wat jammer van je duiven, Fred. Mag je met vader mee naar het con cours" Veel' succes en groeten aan Elly. Gert de Vries Nieuwe Niedorp: Wat een pracht verhaal, Gert. Al: ik ruimte heb. plaats ik het. Maai reken er niet zeker op! En wat eer leuk gedicht. Kees Kleimeer Veenhuizen: f Bedankt voor de krant, die je m toezond. Kees. Dat is werkelijk tet3 moois. Compliment hoor. compliment aan je mederedacteurer en meester Runeman. Doe je het? Maartje Kooy Stolpe: Maartie, wat ben jij geloof ik eeri ondeugd om een kussen onder Tini's hoofd weg te trekken. Een echte ge zellig brief, hoor! Een plaatsenraadsel Axxxxxxxxx xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxx XXXXXXXX X X X X X XXXXXXXX X XXXXXXXXX 8. xxxxxxx 9. xxxxxxxxx 1. Een Groningse veenkolonie., 2. Daar zijn veel aardewerkfabrieken 3. Plaats waar de Tweede Kamer ver gadert. 5. Een dorp in Drente. 6. Onze grootste havenstad. 7. Stad in Zuid-Holland aan Noord, Merwede, enz. 8. Stad met bekende kaasmarkt. 9. Een stad aan de Nieuwe Waterweg. En welke stad krijg je ais je de voorste letters van boven naar bene den leest? Het moet beginnen met een A In/enden Foor 24 Mei aan postbus 3. Schageu. OOM ROB. Oplossing 29 April Ik iaat hier de oplossing volgen van de vorige week. Ik heb tot mijn grote vreugde ge merkt. dat jullie niet zo onbeschrij felijk dom waren als Oom Rob. die warempel meende, dat de sinaasappe len uit Noorwegen kwamen. Jullie had al die vragen keurig opgelost en jullie waren er ook niet -ingevlogen met die hazelnoten. Want ik had eigen lijk gehoopt, dater een heleboel in zouden vliegen endat ze me zouden schrijven, dat de hazelnoten uit Chi na ot zo zouden komen. Ik had echter niets geen kans. Jui lie wisten allemaal, dat ze in Holland werden gevonden. Enfin, ik hebme er mee getroost, dat ik knappe leden bij de,club heb. Dat andere raadsel was moeilijker, hè? Dat -was een hele uitzoekerij, maar ook daarvoor heb ik veel goede oplossingen gekregen. Hier volgt de oplossing: Koekoek Aalscholver Rietzanger Ekster Kwartel Ibis Eend Taling Het geheel was KAREKIET. De prijzen werden gewonnen door: Frits Bart Winkel Marian Floor Nieuwe Niedorp De prijzen zend ik deze week toe. Nieuwe opgaven Ik Iaat hier eerst nog eens een paar strikvragen volgen. Het is me gebleken, dat jullie daar nog al aardigheid in hebt. Op welke kleden loopt men niet? In welke maand eten de mensen 't minst? Welk woord wordt altijd fout ge- •ehreven? Langs welke ladder kan men niet Wmmen? ®eze vragen waren van DOORNROOSJE Ja, het is nu weer de tijd om er op uit te gaan. de wei in, om de vo gels te bestuderen. Maar niet alleen de vogels vragen onze aandacht. Er is zo veel meer. De eerste bloemen zijn er al een hele poos en nog een paar mooie dagen, dan is de wei een deken van bloemen. Alleen daarom zou je er reeds voor je plezier in dwalen. Eu als je dan het geluk hebt. zoals ik het deze week had, dat je drie valken tegelijk in de lucht ziet, twee mannetjes en een wijfje en daarbij het felle gevecht tussen de twee mannetjes mag meemaken, dan is het lang geen verloren uurtje. Maar weet jullie waar je ook voor al eens aandacht aan moet schenken ais je in de wei wandelt: Aan de sloten die rondom die wei zijn. En dan moet je als het mogelijk is, een b-ugg'.tje opzoeken. Juist om deze En ook eëc tijd. In net voorjaar, als het een paar dagen ka mi weer is, kan je het "tref fen, dat het water kristalhelder is. En ais je dan rustig op dat brugge tje gaat liggen en je houdt je hoofd net boven de rand, dan heb je een aquarium voor je, zo fijn, dat je het je niet beter kunt wensen. Veel mooier dan een aquarium, dat je in huis hebt- Natuurlijk is da* ook prachtig en kan je er ontzettend veel van genieten, maar het is niet zo echt als de natuur zelf. Want al is je aquarium ook groot, toch zit ten er maar een beperkt aantal die ren in en de dieren die je er in huisvest, hebben een beperkte ruim te. Maar als je op een mooie dag met een heel klein beetje wind. nog liever helemaal niet. maar dat komt hier zo weinig voor. languit op zo n bruggetje ligt. dan zie je een brok natuur aan je ogen voorbij trekken, zo prachtig, dat je bijna niet weg kunt komen. Vooral als het slootje niet al te klein is en deei uitmaakt van viswa ter. Ik heb eens op 'n bruggetje ge legen, ik was voorzichtig komen aan sluipen, want je moet vooral niet dreunen, dat brengt de waterbewo oer' aan het schrikken, daar zag ik een snoek onbeweeglijk stilliggen. Hü bewoog ternauwernood een vin. Ik vioeg me zelf af. hoe het mogelijk was. dot een dier zich zelf zo stii in het water in evenwicht kon hou den. Toen mijn hoofd boven het wa ter verscheen reageerde hij er in het geheel niet op. Nu weet jullie wel. dat de snoek een roofdier is. hè? Hij eet ont7.agli.ike hoeveelheden vis en ik dacht, dat die vis doodsbang voor de snoek zou zijn en hevig verschrikt zou wegzwemmen. Niets er van. Die snoek lag daar zo rustig en de vis zwom er zo gemoedelijk lnngs. zon der zich ook maar ergens van aan te trekken, dat ik mijn eigen ogen niet wilde geloven. Als je er een beetje over nadenkt, dan is. het heel gewoon. Alle visjes zijn bang voor de snoek, maar alleen als hij op hen jaagt. Dan is er ge vaar voor hen te duchten. Maar als de snoek zo stil ligt. dan is hij zo onschuldig als een pas geboren lam met je. En die vissen hebben nu net precies genoeg verstand, om weg te vluchten, als de snoek op hen af schiet. Dan is het veelal te laat. Ze hebben echter niet gehoeg verstand om te beseffen, dat een snoek een vortdurende bron van gevaar is. Dan zouden ze wel op een behoorlijke af stand van hem blijven. Het is jammer voor al die vissen, die door snoeken worden opgegeten, dat ze zo weinig verstand hebben, maar het is weer gelukkig voor de snoeken, want an ders zouden die wel op een houtje kunnen bijten. Dat zag ik daar, toen ik ademloos op dat bruggetje toekeek en die v«s j^s langs dat monster zag trekken Slechts op enkele centimeters afstand Witvisjes, rietvoorns, baarsjes en dan verder van dat kleine grut. zoals ste ke'lbaarsjes, torretjes en wat dl niet meer. Als er een beetje modder in het water viel, stoven de witvisjes er op af, namen het in hun bek en spuw den het weer uit. De baarsjes maak ten jacht op kleine torretjes op spin netjes en vele visjes zwommen doel loos heen en weer. Wat een wonderlij ke samenleving daar onder water. En toen maakte plotseling de snoek een beweging. Hij schoot vooruit als een kogel. Meteen warrelde het wa ter van wegschietende visjes, die om hoog sprongen, in de modder doken, maakten dat ze wegkwamen. Of de snoek iets had gevangen kon ik niet zien. Hij was verdwenen en een mi nuut later was de rust in het water weergekeerd. En tegelijk daarmee was ook de angst van de visjes weer verdwenen. Ja, er is veel motJis te «ien aan do waterkant. Val er echter niet in! Toen Oom RoV> een jochie was Een massa leden van onze club heb ben konijnen enin hun brieven schrij ven ze me er over. Dat vind ik reus achtig prettig, want ik vind het fijn als je van dieren houdt. Onverschil lig of hei nu konijnen of kippen of katten of honden zijn. Alléén mogen die honden niet kwaad zijn. Daar houd ik helemaal niet van. Dat heb jullie* wel gemerkt aan dat verhaal, waarin ik opgesloten zat in mijn schuilplaats. Ik heb vroeger ook veel konijnen gehouden. En ik heb met die konij nen menig avontuur beleefd. Ik her inner me van een keer, toen had ik tieir prachtige witte konijnen in een loophok en toen ik me daar 's mor gens bij het hok kwam. was er geen konijn meer in. Ik schrok vreselijk. Ik meende het op eeu brullen zetten, want ik verkeerde in de ver onderstelling. dat ze gestolen waren, toen ik in de tuin onder de bessebo- mt-n iets wits zag schemeren. „Wel alle haaien op een stopnaald' bromde ik bij me zelf, als ik heel verbaasd was, gebruikte ik dikwijls zulke wonderlijke uitdrukkingen, „je zou zeggen, dal daar een wit konijn loopt". Ik er op af en ja wel hoor. laten daar in onze bessentuin nou toch tien witte konijnen lopen en maar niet an ders doen dan groene onrijpe bessen eten. Ik werd woedend. Als het nog een poosje duurde zouden we geen bes meer over houden. Ik moest ze weer hebben. En spoedig. Maar als jullie konijnen hebt. zai je ook wel weten, dat je juist niet wild moei doen, als je een konijn wilt vangen. Want dan lukt het je vast niet. Vooral niet tussen besse bomen. Want die konijnen zijn tussen de boompjes veel vlugger dan wij en je slooft je vreselijk uit en je bereikt geen resultaat. En ik holde dus tus sen die bessebomen. greep hier. greep daar. maar in de regel mis. Maar ten slotte had ik er toch drie te pakken. En ik weer naar de tuin toe. Ja hoor. het lukte me er een te grijpen. En spartelen dat het deed, vreselijk. En schrapen, in een"wip had ik bloe dige schrammen op mijn handen. Maar ik hield vast. Daar begint me dat konijn toch t* gieren. Het leek wel een varken in doodsnood. Ik had nog nooit een konijn zo ho ren gieren en van schrik liet ik het dier los. En daar rende me dat on gelukkige beest weg met een snel treinvaart en de andere zes die nog los liepen er achteraan. De tuin uit, de weg over en ik achter die konij nen aan. Het was of die konijnen dol ge worden waren. Ze renden een eind de weg op en sprongen toen in een sloot, die ze overzwommen. Ik sprong ook en ik was zo gelukkig.dat ik er over sprong. Anders hadden jullie me nu nog weer kunnen uitlachen. En ik rende achter die konijnen. Einde lijk had ik er weer een. Terwijl ik met het konijn in mijn arm naar huis holde om het op te bergen, kwamen Jaap en Piet, mijn twee vrienden aan. Toen hebben we een ware klop jacht op de andere dieren gehouden en na een half uur hadden we ze al lemaal weer in het hok Wij lagen te hijgen in het gras en de konijnen zwoegden in het hok. Maar ik vroeg me zelf toch af. hoe die konijnen uit het hok waren ge komen. Ik kwam niet tot een oplos sing. Maar laat me nu toch de vol gende morgen de konijnen weer uit het hok zijn. En weer het zelfde ge- medder om ze te krijgen en weer grote schade in de bessentuin. En de konijnen natuurlijk buikpijn en meer ran die herrie vanwege die onrijpe bessen. En de daarop volgende mor gen weer. Ik snapte er niets van. Het was on verklaarbaar. Ik deed het werveltje steeds zorgvuldig op het deurtje en de konijnen konden er niet bij komen Jullie begrijpt, dat ik daar meer van wilde weten. Als er een jongen of 'n meisje was. die me dat koopje lever de. dan was die nog niet gelukkig. Toen ik de volgende avond naar bed ging. vroeg ik aan moeder de wekker en die zette ik op vier uur. Toen de wekker afliep, was het nog donker, maar toen ik in de keuken zat een boterham te eten en méteen het konijnenhok in de gaten hield, schemerde het al even. Nu moest ik toch weten wie me dat koopje lrv - de. Ik kon nog weinig onderscheidi* en terwijl ik zo bij de tafel zat, viel ik even in slaap. Het heeft misschien een kwartier geduurd en ik werd met schrik wakker. Net vroeg genoeg om te zien, dat de konijen uit het hok wipten. Ik rende naar buiten en was zo gelukkig er zes in te houden. Maar nu wist ik nog niets. De vol gende morgen was ik weer op. En nu had ik meer geluk. Jullie raadt nooit, wat ik toen zag. In de schemer kwam daar de grote zwarte kat van de buren aansluipen. Ze liep een paar maal om het hok heen, ging bij het deurtje zitten, liep nog. eens met een hoge rug te stro ken. terwijl de konijnen in het hok op hun achterpoten zaten. Het was een vermakelijk gezicht. Maar ik vond het helemaal niet vermakelijk meer. toen ik die kat aan het wervel tje zag morrelen, waardoor ten slotte het deurtje open ging als een konijn er tegen duwde. En of ze het wisten. Toen de kat het werveltje had weggeduwd, duw den de konijnen het deurtje open en als ik er niet op toe was gespron gen. waren ze weer ontsnapt. De kat was zich geen kwaad be wust en begon tegen mijn benen te strelen. Maar daar was ik niet op gesteld. Wat was ik boos op die kat. En ik heb haar op een hardhandige manier weggejaagd. Dat kan ik jullie wel verzekeren. Maar vinden jullie ook niet. dat die kat en de konijnen Oom Rob aardig er tussen hebben gehad? Het deurtje heb ik echter met een spijker vastgeslagen. Toen kon de kat er aan krabbelen-zo veel ze wilde, de konijnen bleven binnen. Abelien Dykhof, II 75 Oudesiuis vraagt een correspondentievrien din. Leeftijd 1112 jaar. Jan W Leeuw, oud 12 jaar. SIuï- zerweg 2. Wieringerwaard vraagt correspondentievriend: te vens logeren in de vacantie. Piet Kaan Ken.. Barsingenveg 5. Wieringerwaard heeft Goal. Meurisse voetbalplaat jes: vraagt Niemeijer, Meurisse. Douwe Egberts. Jan Lont. 't Zand, Winkel vraagt een correspondentievriend of -vriendin van 11 tot 14 jaar. Cor Kooij. Balgweg 11. Anna Pau- lowna heeft 60 Douwe Egberts-punten en vraagt daarvoor 40 Flipjes Jan Lont. 't Zand C 2. Winkel heeft zilverpapier en vraat, daar voor in ruil Indianenplaatjes. Gerrit Bijvoet, Van Foreestweg 2. Julianadorp heeft 4 v. d. Piaats-punten 6 Hooimeyerplaatjes: vraagt 16 D E. punten. Olaarlje Kooy, Stolpe F 50 hrett 7 Kwatta, 4 Union. 1 Van der Plaats en 1 Goalpunt; vraagt 12 D.E. of 10 Piggelmeepunten. Gerda Grin, Slootdorp vraagt een dinnetje. Wieringerrandweg te correspondenUevricn- J. D. Kooy, Valkkoog C 2 heeft 16 theelepelbonnen A.H., 9 Flipjes. 2 Kwattasolöaatjes en 1 Goalpunt en vraagt hiervoor 20 D.E.-punten. Maryke Pauw. Kwakelpad 7, Alk maar heeft 7 post zege is en 7 sigaren bandjes; vraagt D.E.-punten. q T VOOR 'N GRATIS ADVERTENTIE IN DE KINDERKOERIER Hl lil (vinder deze bon wordt geen advertentie meer aangenomen»-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

De Vrije Alkmaarder | 1950 | | pagina 3