KiniEHKêEKI
ONS RAADSELHOEKJE
Ons vervolgverhaal
De zeven Kabouters
van Sneeuwwitje
TERWIJL zes kabouters, zeven elf
jes en veertien zwanen zaten te treu
ren op een klein grasveld, was de
aanvoerder van de zwanen in geen
velden of wegen te zien. Ze hadden
al geroepen, maar hij had geen ant
woord gegeven.
De maan scheen heel droef. Het
was of ook de maan wilde huilen
over het vreselijke lot. dat Krombeen
getroffen had. En het elfje van Krom
been zwom in de tranen.
Intussen had Krombeen zich uit de
molshoop geworsteld en begon zich
fce reinigen. „Wel twintig ooievaars
ie. een vingerhoed", mopperde hij in
zich zelf, toen hij zijn broek en buis
uittrok en er de modder uit schudde,
„zo vies heb ik er nog nooit uitge
zien. Het is noodzakelijk, dat ik alle
kleren uittrek en een bad neem. Dat
zoeken naar die anderen moet maar
wachten tot morgen".
Even later stond Krombeen in zijn
blote niksie. Hij keek met treurige
blikken naar zijn kromme benen. Hij
zuchtte diep.
„Wat een nare benen heb je toch
Krombeen'', zuchtte hij tot zich zelf.
„Wat een ellende als je zo door de
wereld moet".
Toen nam hij zijn kleren onder zijn
arm en holde naar een beekje, dat
een eind verder lag en na enkele mi
nuten glom Krombeen van netheid.
Hij trok de kleren weer aan, haalde
een kammetje te voorschijn, kamde
zijn baard en haren en spiegelde zich
ia het beekje bij het licht van de
maan.
En toen was Krombeen weer ver
re» nd met zijn uiterlijk. De broek
verboig zijn kromme benen en zijn
gez.cht straalde van vreugde.
„En nou wordt het tijd, dat ik op
zoek ga naar de anderen", mompelde
Krombeen. „Waar zouden ze kunnen
zijn? Als ik me niet vergis zijn ze
naar het bos doorgevlogen. Maar waar
vind ik het bos"<
Krombeen stond met zijn kromme
benen heel wijd van elkaar en krab
de zijn schoongewassen bol. „Als ik
op de speelweide voor ons huis stond
redeneerde hij overluid, „dan zag ik
de .maan in het Zuiden als het elf
■uur was. En dat zal het nu wel zo
wat wezen. En dan zag ik de mor
genster in het
Toen kreeg Krombeen de schrik
van zijn leven.
Hij voelde hoe er iets tussen zijn
kromme benen drong. Hij werd snel
van de grond opgeheven en even la
ter suisde hij door het luchtruim.
Hij deed zijn ogen dicht en hij wil
de gillen van schrik, maar hij was
zo bang, dat er geen geluid over zijn
lippen wilde komen. En hij hield zich
stevig vast. Pas een hele poos later
durfde hij zijn ogen open doen en
wat zag hij toen? Hij zat op de rug
van de aanvoerder van de zwanen
en hij hield de hals van de zwaan zo
krampachtig vast, dat het beest er
bijna blauw van werd.
„Zou je me niet even minder stijf
willen vasthouden, Krombeen", vroeg
de zwaan benauwd. „Anders ben ik
bang. dat ik zal stikken en dan moch
ten we met elkaar in een molshoop
vallen".
Daar had Krombeen natuurlijk he-
lemaat geen zin in en hij liet spoedig
de hals van de zwaan los, maar hij
hield zich aan de veren stevig vast.
Allemachtig, wat vloog die zwaan
«nel. De wind bulderde Krombeen
om de oren en zijn muts moest hij
bijna over zijn ogen trekken, anders
was hij hem kwijt geraakt.
Praten kon hij niet. En dat speet
Krombeen geducht, want hij hield
veel van een praatje en hij was vre
selijk nieuwsgierig, hoe de aanvoer
der hem zo maar had kunnen vinden
Maar het hielp hem niet, hij moest
zijn nieuwsgierigheid bedwingen tot
hij boven een klein grasveld kwam,
waar de zwaan vaart begon te min-
deren, ten einde neer te strijken.
En daar zag Krombeen ziin mak
kers en de elfjes heel droevig zitten.
Toen daalden ze en Krombeen sprong
van de rug van de zwaan af en ren
de naar het gezelschap. Knorrepot zag
hem het eerst. Hij sprong met een
vaart overeind en bulderde: „Daar is
Krombeen. De schelm. Waar komt hij
nu plotseling van daan?"
Het elfje van Krombeen sprong nog
fmeller overeind en rende Knorrepot
en de andere kabouters voorbij en ze
botste met zo'n vaart tegen Krom
been op, dat deze achterover op de
grond tuimelde.
Het elfje was zo blij, dat ze danste
en sprong en Krombeen zoende en
aan zijn baard trok en zijn haar in de
war. maakte.
Het was Knorrepot veel te erg. Wat
drommel, ze hadden toch zeker ook
rechten op Krombeen. Hij was toch
zeker hun oude kameraad.
Knorrepot hoestte heel luid en ge
wichtig en ze toen met een tooi'nige
stem, dat het nu eens uit moest zijn
„Ik zal hem niet eens mogen be
groeten", riep het elfje woedend uit.
„Dat mag je wel", brulde Knorre
pot, „maar wij zijn zijn vrienden en
we hebben ook rechten op hem. Hij
is niet van jouw alleen. En knopen
jullie dat goed in je oren, jullie alle
maal".
Wie weet, wat een» herrie dat had
kunnen worden, maar gelukkig kwam
Krombeen overeind en hij wierp een
toornige blik op zijn elfje. Je moest
niet zo overdrijven vond hij. En nu
vertelde Krombeen, wat hem over
komen was.
En aan het einde van zijn ver'
mi hij, dat hij nu wel eens wilde we
ten, hoe de aanvoerder van de zwa
nen hem had kunnen vinden.
VAK DIT EH VAH DAT..
Oom Rob antwoordt
Abelien Dijk hof h 75, Oudesiuis:
Wat jammer, Abelien, dat er een
regel boven de advertentie was weg
gevallen. Ik zal hem nog eens laten
plaatsen.
Gert de Vries Nieuwe Niedorp
Fijn dat je een nieuwe vriend hebt
meegebracht. Gert. Was Cees soms
ziek? Een rare patiënt, hoor! Wat een
prachtekening stuurde je.
Tristan Koomen Nieuwe Niedorp:
Ik wil twee lootjes kopen, Tristan.
Welkom bij onze club, hoor. Dat is
verstandig van je jo, spaar de kinder
koerier op.
Geri en Lieske Vetman Winkel:
Wat reusachtig dat jij moeder al zo
helpt bij de schoonmaak. Flink zo!
Helpt Lieske ook al? Een prachtig
boek, hè? Ja. dat vind ik ook.
Annie de Graaf Anna Paulowna:
Dat is toch ook toevallig. Annie. De
zelfde Zondag, dat jij naar de Ban-
gert bent geweest, was ik er ook.
Mooi ia het daar in de Bangert.
Frlts Bart Winkel:
Wat ben jij een verstrooidé, Frits! -
Je schreef me, dat je een advertentie
opstuurde, maar ze was niet in de
enveloppe. Fijn, dat je het verhaal
van Oom Rob zo aardig vindt, Frits.
Toontje Iiuygens Bet-mster:
Toon. ik feliciteer j*e van harte nog.
hoor. Wat heb jij een massa zusjes en
broertjes. Wat gezellig! Groet ze van
Oom Rob.
Lyny de Jong Middenmecr:
Dat was heerlijk voor je, Lyny, dat
je naam zo veel keer in de krant
stond. En nu heb ik alweer twee
brieven van je voor me liggen. Heer
lijk gezellig vind ik je! Maer wat een
last met die naam van Leny. Daar
krijg je abuizen door. Heerlijk zullen
jullie kunnen rolschaatsen op de Alk
maarse weg. Je raadsels en je ge
dicht gebruik ik wel eens!
Reina van Zandwijk Wieringer-
waard:
Bedankt voor de postzegels, Reina.
Je wordt een trouwe klant. Jammer,
dat het kinderspel niet doorging. Dat
houden we nu maar te goed.
Frits van der Hoven Alkmaar:
Gelukkig dat het vooruit gaat met
je, Frits. Met bevrijdingsfeest ben ik
ook kletsnat geregend.
Annie Braaf Anna Paulowna:
Reeds bij voorbaat gefeliciteerd met
je verjaardag. Annie. Gelukkig, dat je
niet lang ziek bent geweest. Wat aar
dig. dat Henk gelijk met mij jarig is.
'Misschien leest hij dat wel.
Ptet Kaan Wieringerwaard:
Welkom. Piet. Je moet de nummers
die je hebt, niet aan mij schrijven,
maar aan de vriend, die met je wil
ruilen. Tot spoedig.
Jan W. Iteeuw Wieringerwaard:
Als je tegen je correspondentie
vriend nu maar meer weet te schrij
ven als tegen mij. Jan!
Grietje van der Ham Anna Pau
lowna:
Dat was een brief vol. Grietje. Ik
kan er wel wat van gebruiken. Be
dankt, hoor!
Cees de Vries Nieuwe Niedorp:
Wat een lollig avontuur had je met
de tent, Cees. Gert en Fristan lijken
me booswichten.
Jan C. Albers Kolhorn:
Hartelijk dan voor de postzegels.
Jan. Ik weet wie je bent en ook je
leeftijd. Ook een prettige Pinkster,
hoor!
Cor Kooy Anna Paulowna:
Wat hebben jullie een fijne dag ge
had. Cor. Een pracht boerderij heb jij
met al die konijnen enkippen. Als de
foto klaar is, wil ik hem graag eens
zien/
Trijntje van Tngen Wieringerwerf:
Wat voor costuum had vader aan
bij de voetbalwedstrijd, Trijntje? Wat
fijn dat jij een prijs gewonnen hebt.
De aanvoerder kwam naar voren,
snaterde even. snebberde aan zijn ve
ren en zei toen: .Het eerste wat ik
deed. toen ik bemerkte, dat Krom
been van de rug van zijn zwaan af
gevallen was. was naar onze oude to
verfee te vliegen en haar te vragen
in het kijkglas te zien, waar het on
geluk gebeurd was. Nou, wat heeft
die oude fee gelachen. En ik niet min
der. Want in haar kijkglas zagen we
Krombeen op zijn hoofd staan in een
molshoop, terwijl de mol vluchtte zo
hard ze kon. En een dwaze gezichten
dat Knorrepot trok, vreselijk. Ik
vloog snel naar de plaats toe en toen
ik aankwam zag ik daar die goede
Krombeen poedelnaakt bij de beek
staan. Nou, ik wilde hem zo niet mee
nemen en wachtte tot hij zijn kleren
aanhad en dook met mijn hals tussen
zijn kromme benen en zo kwamen
we hier. Maar nu zullen we jullie
snel naar het bos terug brengen, want
anders wordt de nacht te kort".
Even later raasden ze weer door de
lucht en werden veilig bij hun huis
neergezet. Ze hadden een gezellige
avond achter de rug en sliepen «Is
marmotten.
Jan Lont Winkel:
Een advertentie van drie weken
geleden? Daar weet ik niet van. Jan,
Heb je soms vergeten ze in de enve
loppe te doen?
Reina Ruiter Winkel:
Het is nu prachtig, Reina. Vooral
nu ook de appelbomen gaan bloeien.
Wandel maar eens van Winkel naar
Nieuwe Niedorp, langs de oude tram
baan.
Geri Vetman Winkel:
Wat een fijn briefje was dat, Geri.
Wat vertel jij leuk over je zusje.
Dacht je, dat Oom Rob wel eens
schoolziek \ya3 geweest? Nooit! Ik
ging dolgraag naar school.
Ankie Tamsma iWeringerwerf:
Zou je me eens een plezier willen
doen, Ankie? Schrijf me dan eens wat
hoedje tikken is. Wij speelden vroe
ger hoedje bal. Ik zal daar eens over
schrijven.
Vergeet mij niet Julianadorp:
Je wordt op je wenken bediend.
Maar zet onder elke brief naast je
schuilnaam ook je eigen naam. An
ders raak ik in de war.
Gerrit Waiboer Slootdorp:
Gelukkig dat het raadsel opgelost
is. Gerrit. Ik wil toch ook nog eens
naar het gat in de dijk. Kan je er
nog vissen ook?
Lyny de Jong Middenmeer:
Ik ben meneer Van Vegten niet,
hoor, Lyny. Groet hem maar als je
hem ziet. Ik ken hem wel.
aMrian Floor Nieuwe Niedorp:
Wat heb ik een pret gehad om die
onfatsoenlijke duiven van je. Marian.
Het is mij ook wel eens overkomen.
Dan had ik lang geen pret.
Djoke Beetsma Wieringerwerf:
Wat zal die geit gelopen hebben,
Djoke. toen de voetbal tussen haar
benen door ging. Wat is dat hoedje
tikken toch?
Frcddy Korver Wieringerwerf:
Wat jammer van je duiven, Fred.
Mag je met vader mee naar het con
cours" Veel' succes en groeten aan
Elly.
Gert de Vries Nieuwe Niedorp:
Wat een pracht verhaal, Gert. Al:
ik ruimte heb. plaats ik het. Maai
reken er niet zeker op! En wat eer
leuk gedicht.
Kees Kleimeer Veenhuizen: f
Bedankt voor de krant, die je m
toezond. Kees. Dat is werkelijk tet3
moois. Compliment hoor.
compliment aan je mederedacteurer
en meester Runeman. Doe je het?
Maartje Kooy Stolpe:
Maartie, wat ben jij geloof ik eeri
ondeugd om een kussen onder Tini's
hoofd weg te trekken. Een echte ge
zellig brief, hoor!
Een plaatsenraadsel
Axxxxxxxxx
xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxx
XXXXXXXX
X X X X X
XXXXXXXX X
XXXXXXXXX
8. xxxxxxx
9. xxxxxxxxx
1. Een Groningse veenkolonie.,
2. Daar zijn veel aardewerkfabrieken
3. Plaats waar de Tweede Kamer ver
gadert.
5. Een dorp in Drente.
6. Onze grootste havenstad.
7. Stad in Zuid-Holland aan Noord,
Merwede, enz.
8. Stad met bekende kaasmarkt.
9. Een stad aan de Nieuwe Waterweg.
En welke stad krijg je ais je de
voorste letters van boven naar bene
den leest? Het moet beginnen met
een A
In/enden Foor 24 Mei aan
postbus 3. Schageu.
OOM ROB.
Oplossing 29 April
Ik iaat hier de oplossing volgen van
de vorige week.
Ik heb tot mijn grote vreugde ge
merkt. dat jullie niet zo onbeschrij
felijk dom waren als Oom Rob. die
warempel meende, dat de sinaasappe
len uit Noorwegen kwamen. Jullie
had al die vragen keurig opgelost en
jullie waren er ook niet -ingevlogen
met die hazelnoten. Want ik had eigen
lijk gehoopt, dater een heleboel in
zouden vliegen endat ze me zouden
schrijven, dat de hazelnoten uit Chi
na ot zo zouden komen.
Ik had echter niets geen kans. Jui
lie wisten allemaal, dat ze in Holland
werden gevonden. Enfin, ik hebme
er mee getroost, dat ik knappe leden
bij de,club heb.
Dat andere raadsel was moeilijker,
hè? Dat -was een hele uitzoekerij,
maar ook daarvoor heb ik veel goede
oplossingen gekregen.
Hier volgt de oplossing:
Koekoek
Aalscholver
Rietzanger
Ekster
Kwartel
Ibis
Eend
Taling
Het geheel was KAREKIET.
De prijzen werden gewonnen door:
Frits Bart Winkel
Marian Floor Nieuwe Niedorp
De prijzen zend ik deze week toe.
Nieuwe opgaven
Ik Iaat hier eerst nog eens een
paar strikvragen volgen. Het is
me gebleken, dat jullie daar nog
al aardigheid in hebt.
Op welke kleden loopt men niet?
In welke maand eten de mensen 't
minst?
Welk woord wordt altijd fout ge-
•ehreven?
Langs welke ladder kan men niet
Wmmen?
®eze vragen waren van
DOORNROOSJE
Ja, het is nu weer de tijd om er
op uit te gaan. de wei in, om de vo
gels te bestuderen. Maar niet alleen
de vogels vragen onze aandacht. Er
is zo veel meer. De eerste bloemen
zijn er al een hele poos en nog een
paar mooie dagen, dan is de wei een
deken van bloemen. Alleen daarom
zou je er reeds voor je plezier in
dwalen. Eu als je dan het geluk hebt.
zoals ik het deze week had, dat je
drie valken tegelijk in de lucht ziet,
twee mannetjes en een wijfje en
daarbij het felle gevecht tussen de
twee mannetjes mag meemaken, dan
is het lang geen verloren uurtje.
Maar weet jullie waar je ook voor
al eens aandacht aan moet schenken
ais je in de wei wandelt: Aan de
sloten die rondom die wei zijn. En
dan moet je als het mogelijk is, een
b-ugg'.tje opzoeken. Juist om deze
En ook eëc tijd. In net voorjaar, als het een paar
dagen ka mi weer is, kan je het "tref
fen, dat het water kristalhelder is.
En ais je dan rustig op dat brugge
tje gaat liggen en je houdt je hoofd
net boven de rand, dan heb je een
aquarium voor je, zo fijn, dat je het
je niet beter kunt wensen.
Veel mooier dan een aquarium, dat
je in huis hebt- Natuurlijk is da*
ook prachtig en kan je er ontzettend
veel van genieten, maar het is niet
zo echt als de natuur zelf. Want al
is je aquarium ook groot, toch zit
ten er maar een beperkt aantal die
ren in en de dieren die je er in
huisvest, hebben een beperkte ruim
te. Maar als je op een mooie dag
met een heel klein beetje wind. nog
liever helemaal niet. maar dat komt
hier zo weinig voor. languit op zo n
bruggetje ligt. dan zie je een brok
natuur aan je ogen voorbij trekken,
zo prachtig, dat je bijna niet weg
kunt komen.
Vooral als het slootje niet al te
klein is en deei uitmaakt van viswa
ter. Ik heb eens op 'n bruggetje ge
legen, ik was voorzichtig komen aan
sluipen, want je moet vooral niet
dreunen, dat brengt de waterbewo
oer' aan het schrikken, daar zag ik
een snoek onbeweeglijk stilliggen. Hü
bewoog ternauwernood een vin. Ik
vioeg me zelf af. hoe het mogelijk
was. dot een dier zich zelf zo stii
in het water in evenwicht kon hou
den. Toen mijn hoofd boven het wa
ter verscheen reageerde hij er in het
geheel niet op. Nu weet jullie wel. dat
de snoek een roofdier is. hè? Hij eet
ont7.agli.ike hoeveelheden vis en ik
dacht, dat die vis doodsbang voor de
snoek zou zijn en hevig verschrikt
zou wegzwemmen. Niets er van. Die
snoek lag daar zo rustig en de vis
zwom er zo gemoedelijk lnngs. zon
der zich ook maar ergens van aan te
trekken, dat ik mijn eigen ogen niet
wilde geloven.
Als je er een beetje over nadenkt,
dan is. het heel gewoon. Alle visjes
zijn bang voor de snoek, maar alleen
als hij op hen jaagt. Dan is er ge
vaar voor hen te duchten. Maar als
de snoek zo stil ligt. dan is hij zo
onschuldig als een pas geboren lam
met je. En die vissen hebben nu net
precies genoeg verstand, om weg te
vluchten, als de snoek op hen af
schiet. Dan is het veelal te laat. Ze
hebben echter niet gehoeg verstand
om te beseffen, dat een snoek een
vortdurende bron van gevaar is. Dan
zouden ze wel op een behoorlijke af
stand van hem blijven. Het is jammer
voor al die vissen, die door snoeken
worden opgegeten, dat ze zo weinig
verstand hebben, maar het is weer
gelukkig voor de snoeken, want an
ders zouden die wel op een houtje
kunnen bijten.
Dat zag ik daar, toen ik ademloos
op dat bruggetje toekeek en die v«s
j^s langs dat monster zag trekken
Slechts op enkele centimeters afstand
Witvisjes, rietvoorns, baarsjes en dan
verder van dat kleine grut. zoals ste
ke'lbaarsjes, torretjes en wat dl niet
meer. Als er een beetje modder in
het water viel, stoven de witvisjes er
op af, namen het in hun bek en spuw
den het weer uit. De baarsjes maak
ten jacht op kleine torretjes op spin
netjes en vele visjes zwommen doel
loos heen en weer. Wat een wonderlij
ke samenleving daar onder water.
En toen maakte plotseling de snoek
een beweging. Hij schoot vooruit als
een kogel. Meteen warrelde het wa
ter van wegschietende visjes, die om
hoog sprongen, in de modder doken,
maakten dat ze wegkwamen. Of de
snoek iets had gevangen kon ik niet
zien. Hij was verdwenen en een mi
nuut later was de rust in het water
weergekeerd. En tegelijk daarmee
was ook de angst van de visjes weer
verdwenen. Ja, er is veel motJis te
«ien aan do waterkant. Val er echter
niet in!
Toen Oom RoV> een
jochie was
Een massa leden van onze club heb
ben konijnen enin hun brieven schrij
ven ze me er over. Dat vind ik reus
achtig prettig, want ik vind het fijn
als je van dieren houdt. Onverschil
lig of hei nu konijnen of kippen of
katten of honden zijn. Alléén mogen
die honden niet kwaad zijn. Daar
houd ik helemaal niet van. Dat heb
jullie* wel gemerkt aan dat verhaal,
waarin ik opgesloten zat in mijn
schuilplaats.
Ik heb vroeger ook veel konijnen
gehouden. En ik heb met die konij
nen menig avontuur beleefd. Ik her
inner me van een keer, toen had ik
tieir prachtige witte konijnen in een
loophok en toen ik me daar 's mor
gens bij het hok kwam. was er geen
konijn meer in. Ik schrok vreselijk.
Ik meende het op eeu brullen
zetten, want ik verkeerde in de ver
onderstelling. dat ze gestolen waren,
toen ik in de tuin onder de bessebo-
mt-n iets wits zag schemeren.
„Wel alle haaien op een stopnaald'
bromde ik bij me zelf, als ik heel
verbaasd was, gebruikte ik dikwijls
zulke wonderlijke uitdrukkingen, „je
zou zeggen, dal daar een wit konijn
loopt".
Ik er op af en ja wel hoor. laten
daar in onze bessentuin nou toch tien
witte konijnen lopen en maar niet an
ders doen dan groene onrijpe bessen
eten. Ik werd woedend. Als het nog
een poosje duurde zouden we geen
bes meer over houden. Ik moest ze
weer hebben. En spoedig.
Maar als jullie konijnen hebt. zai
je ook wel weten, dat je juist niet
wild moei doen, als je een konijn
wilt vangen. Want dan lukt het je
vast niet.
Vooral niet tussen besse bomen.
Want die konijnen zijn tussen de
boompjes veel vlugger dan wij en je
slooft je vreselijk uit en je bereikt
geen resultaat. En ik holde dus tus
sen die bessebomen. greep hier. greep
daar. maar in de regel mis. Maar ten
slotte had ik er toch drie te pakken.
En ik weer naar de tuin toe. Ja
hoor. het lukte me er een te grijpen.
En spartelen dat het deed, vreselijk.
En schrapen, in een"wip had ik bloe
dige schrammen op mijn handen.
Maar ik hield vast.
Daar begint me dat konijn toch t*
gieren. Het leek wel een varken in
doodsnood.
Ik had nog nooit een konijn zo ho
ren gieren en van schrik liet ik het
dier los. En daar rende me dat on
gelukkige beest weg met een snel
treinvaart en de andere zes die nog
los liepen er achteraan. De tuin uit,
de weg over en ik achter die konij
nen aan.
Het was of die konijnen dol ge
worden waren. Ze renden een eind
de weg op en sprongen toen in een
sloot, die ze overzwommen. Ik sprong
ook en ik was zo gelukkig.dat ik er
over sprong. Anders hadden jullie me
nu nog weer kunnen uitlachen. En
ik rende achter die konijnen. Einde
lijk had ik er weer een. Terwijl ik
met het konijn in mijn arm naar huis
holde om het op te bergen, kwamen
Jaap en Piet, mijn twee vrienden aan.
Toen hebben we een ware klop
jacht op de andere dieren gehouden
en na een half uur hadden we ze al
lemaal weer in het hok Wij lagen
te hijgen in het gras en de konijnen
zwoegden in het hok.
Maar ik vroeg me zelf toch af. hoe
die konijnen uit het hok waren ge
komen. Ik kwam niet tot een oplos
sing. Maar laat me nu toch de vol
gende morgen de konijnen weer uit
het hok zijn. En weer het zelfde ge-
medder om ze te krijgen en weer
grote schade in de bessentuin. En de
konijnen natuurlijk buikpijn en meer
ran die herrie vanwege die onrijpe
bessen. En de daarop volgende mor
gen weer.
Ik snapte er niets van. Het was on
verklaarbaar. Ik deed het werveltje
steeds zorgvuldig op het deurtje en
de konijnen konden er niet bij komen
Jullie begrijpt, dat ik daar meer van
wilde weten. Als er een jongen of 'n
meisje was. die me dat koopje lever
de. dan was die nog niet gelukkig.
Toen ik de volgende avond naar
bed ging. vroeg ik aan moeder de
wekker en die zette ik op vier uur.
Toen de wekker afliep, was het nog
donker, maar toen ik in de keuken
zat een boterham te eten en méteen
het konijnenhok in de gaten hield,
schemerde het al even. Nu moest ik
toch weten wie me dat koopje lrv -
de. Ik kon nog weinig onderscheidi*
en terwijl ik zo bij de tafel zat, viel
ik even in slaap. Het heeft misschien
een kwartier geduurd en ik werd met
schrik wakker. Net vroeg genoeg om
te zien, dat de konijen uit het hok
wipten. Ik rende naar buiten en was
zo gelukkig er zes in te houden.
Maar nu wist ik nog niets. De vol
gende morgen was ik weer op. En
nu had ik meer geluk. Jullie raadt
nooit, wat ik toen zag.
In de schemer kwam daar de grote
zwarte kat van de buren aansluipen.
Ze liep een paar maal om het hok
heen, ging bij het deurtje zitten, liep
nog. eens met een hoge rug te stro
ken. terwijl de konijnen in het hok
op hun achterpoten zaten. Het was
een vermakelijk gezicht. Maar ik
vond het helemaal niet vermakelijk
meer. toen ik die kat aan het wervel
tje zag morrelen, waardoor ten slotte
het deurtje open ging als een konijn
er tegen duwde.
En of ze het wisten. Toen de kat
het werveltje had weggeduwd, duw
den de konijnen het deurtje open en
als ik er niet op toe was gespron
gen. waren ze weer ontsnapt.
De kat was zich geen kwaad be
wust en begon tegen mijn benen te
strelen. Maar daar was ik niet op
gesteld. Wat was ik boos op die kat.
En ik heb haar op een hardhandige
manier weggejaagd. Dat kan ik jullie
wel verzekeren. Maar vinden jullie
ook niet. dat die kat en de konijnen
Oom Rob aardig er tussen hebben
gehad?
Het deurtje heb ik echter met een
spijker vastgeslagen. Toen kon de kat
er aan krabbelen-zo veel ze wilde, de
konijnen bleven binnen.
Abelien Dykhof, II 75 Oudesiuis
vraagt een correspondentievrien
din. Leeftijd 1112 jaar.
Jan W Leeuw, oud 12 jaar. SIuï-
zerweg 2. Wieringerwaard
vraagt correspondentievriend: te
vens logeren in de vacantie.
Piet Kaan Ken.. Barsingenveg 5.
Wieringerwaard
heeft Goal. Meurisse voetbalplaat
jes: vraagt Niemeijer, Meurisse.
Douwe Egberts.
Jan Lont. 't Zand, Winkel
vraagt een correspondentievriend
of -vriendin van 11 tot 14 jaar.
Cor Kooij. Balgweg 11. Anna Pau-
lowna
heeft 60 Douwe Egberts-punten en
vraagt daarvoor 40 Flipjes
Jan Lont. 't Zand C 2. Winkel
heeft zilverpapier en vraat, daar
voor in ruil Indianenplaatjes.
Gerrit Bijvoet, Van Foreestweg 2.
Julianadorp
heeft 4 v. d. Piaats-punten 6
Hooimeyerplaatjes: vraagt 16 D E.
punten.
Olaarlje Kooy, Stolpe F 50
hrett 7 Kwatta, 4 Union. 1 Van
der Plaats en 1 Goalpunt; vraagt
12 D.E. of 10 Piggelmeepunten.
Gerda Grin,
Slootdorp
vraagt een
dinnetje.
Wieringerrandweg te
correspondenUevricn-
J. D. Kooy, Valkkoog C 2
heeft 16 theelepelbonnen A.H., 9
Flipjes. 2 Kwattasolöaatjes en 1
Goalpunt en vraagt hiervoor 20
D.E.-punten.
Maryke Pauw. Kwakelpad 7, Alk
maar
heeft 7 post zege is en 7 sigaren
bandjes; vraagt D.E.-punten.
q T VOOR 'N GRATIS ADVERTENTIE IN DE KINDERKOERIER
Hl lil (vinder deze bon wordt geen advertentie meer aangenomen»-