Oude wegen door
het heideland
Stemmen uit het
verleden
NACHT-HOEST
zal ophouden
akker's
ABDIJSIROOP
De lucht
ven
HDITIKA
Een der mooiste karwegen in het Veluwsche binnenland, de weg van
Harskamp naar Kootwijk. (Foto Jac. Gazenbeek).
IJ zaten een oogenblik te
rusten aan den kant van
een dier oeroude karwegen,
die ge hier en daar in de een
zame wereld van heide en stuif
zand nog aantreft en die u met
hun diepe sporenbundels, weer-
galooze verlatenheid en veelal
ongeschreven historie weten te
boeien.
Zacht liep de avondwind door
de donkere pluimen van de
jeneverbessen achter onzen
rug. de zon raakte bijna den
einder en het Westen stond in
laaiend-rooden brand, in „een
oorlog van bloedrood en vlam-
mèngoud", zooals een dichter
het eens uitdrukte
Het was een gloeiend heete mid
dag geweest en nog was er van af
koeling weinig te bespeuren, zöo-
dat wij besloten te wachten tot de
schemering inviel, alvorens den
tocht naar huis voort te zetten.
Langzaam begon het goud van de
ondergaande zon op de koptakken
der vliegdennen te dooven, de he
mel kreeg meer violette en karmijn
kleurige tinten, in het Oosten werd
de lucht reeds van een onbestemde
vaalheid en uit de jonge dennen
aanplant aan de overzijde van den
weg schuifelde de schemering al
op geruchtloozen voet nader- en
naderbij.
En juist toen wij de ooren spits
ten naar het eerste geratel van de
nachtzwaluw, die haar spinnewiel
tje liet snoren in de verdokenheid
der donkere naaldbosschen rondom
het oude heidorp, drong ook een
menschelijke stem tot ons door. Het
was niet het bekende geluid van
Maarten, den jachtopziener, dien
wij hier konden verwachten en
evenmin was het de klank van een
bedachtzame boerestem.
'F* ERZELFDER stond werd het
raadsel al opgelost, want op
een twintig passen van ons
verwijderd kwamen twee wielrijd-
sters, een oudere en een jongere,
•hun karretjes moeizaam aan de
hand voortzeulend, uit het smalle
mulle pad, dat, komend van de
zandverstuiving, op den ouden kar-
-Weg uitloopt.
De toeristen waren kennelijk af
komstig uit de stad, hadden het aan
de roode gezichten te oordeelen,
moordend warm en staken hun in
drukken over de ruige omgeving
niet onder stoelen of banken. „Dat
is dè,t, Marie!" riep de oudste juf
frouw met schelle stem en daarna
kreet ze: „Maar nou krijge me die
smerige weg nogDas-se daar
nou niet een straatweggie van ge
maakt hebbe of een fassoenluk fiets-
paadje
„Laa me opschiete", snerpte het
terug, „as we die lamme weg heele-
gaar motte loope, benne me voor 't
BIJ het scheiden van den
winter beluisteren wij een
zomersch verhaal van
JAC. GAZENBEEK.
donker nog 't bosch niet uit. Straks
verdwale me nog in die rimboe
Ze stapten op en zwalkten ons
in de eerste schemering voorbij,
want het handbreede paadje was
hij gedeelten nog wel berijdbaar,
doch enkele meters verder ging het
mis. Marie vloog met een kreet van
ontzetting van het zadel en terwijl
ze naar een juist voor haar fiets
opwiekenden vogel wees, die ver
moedelijk platgedrukt op het pad
gezeten had., hoorden wij, hoe ze
steunde: „Ajasses, want een eng
beest... 'k Heb je nog gezeid daw-
we deze weg niet möste neme
Dan gingen ze te voet verder,
soms schuw omziende en luid ka
kelende, want ze waren natuurlijk
onthutst en bang in hun hart, bang
voor den verlaten weg, de groote
stilte en de groeiende schemering,
bang voor de geheimzinnige nacht
zwaluw, die zich aan hun oog ver
toonde, maar thans een kilometer
verder op geruch'tlooze vlerken
door den brandsingel zeilde.
CTIL zaten wij voor ons uit te
^staren en lieten dan den blik
gaan over de eerbiedwaardige kar-
resporen, die als reuzenvraagtee-
kens daar lagen en verderop ver
loren gingen in de schemering. En
het was ons alsof de oude, oeroude
weg, zwijgend, glimlachte Heeft
hij niet alle reden daartoe, als de
voorbijganger, die zijn geschiedenis
niet kent, laatdunkend op hem neer
ziet en moppert op het mulle spoor?
Heeft hij niet reden en recht daar
toe, de weréftdwijze, aloude heir
baan?
Trokken de stammen uit den grij
zen voortijd niet langs dezen, thans
vergeten weg? Ligt daarginder in
de bultige heide niet de kleine ne
derzetting, waar in onzen tijd de
paalgaten van pré-historische wo
ningen, tien eeuwen oud aarde
werk, de simpele waterput met eer
bied en ontzag voor het verleden
werden blootgelegd?
De oude weg weet, dat een uur
verder, waar zijn sporen den uiter
sten zoom van het stuifzand ra
ken de donkere klokbekerheuvels
liggen en ook menigen blonden
Germaan, gewapend met speer en
framee, zag hij den lichtgeschoei-
den voet in het zand drukken, op
weg naar de drinkplaatsen, waai
het reuzenhert en de oeros, de beer
en de wolf hun dorst kwamen les-
schen en de kans op goeden jacht
buit groot was.
Veel heeft de oude, grijze weg
gezien: vreugde en droefenis. Hij
zag trotsche ruiters in blinkende
harnassen, uitheemsche wagens,
vagebonden en trekkende kooplie
den. Zij allen hadden hun doel daar
ergens vèr achter den horizon, zij
allen zijn sinds onheugelijke tijden
tot stof vergaan, maar de weg, de
oude weg is gebleven, hoe ook de
menschen en het landschap veran
derden.
Oude, dichte eikenwouden ver
dwenen, jacht en'visscherij werden
naar den achtergrond gedrongen,
landbouw en veeteelt wonnen ook
in deze afgelegen gouwen meer en
meer terrein, doch in de meest
hooge en woeste gedeelteen van het
land bleef de toestand als voorheen.
Daar bleef met de oude zede de
eenzaamheid bewaard, bogen de
donkere dennen hun kruinen als
weleer over het oude wagenspoor,
bloeide de heide iederen herfst in
paarsen rijkdom eeuw in, eeuw uit,
daar blonken de stammen der zil
verberken die in.de duisternis ba
kens waren om zich naar te richten.
ÖUISCHEND gaat de wind door
de donkere jeneverbessen, de
weg ligt zwijgend in de scheme
ring en wij beluisteren de stemmen'
uit het onherroepelijke verleden
De jachtstoeten van de Geldersche
kasteelheeren volgen de Oude heir
baan, nlaar zij trekken er ook langs,
als zij zich opmaken om hun onder
linge veeten en eeuwige twisten uit
te vechten. Dan hangt in den avond
aan menigert boom een donkere
gedaante, dan brandt hier en daar
en ginds een hoeve, is de hemel
rood van vuur en smeulen 's ande
ren daags de rookende puinhoopen..
Dan komt de tijd van de Hessen
wagens, waarvan wij in onze jeugd
de verhalen te hooren kregen, als
wij rondom het knetterende haard
vuur waren gezeten en de wind
loeide en stommelde in den donke
ren schoorsteen.
Voerlui in blauwe kielen en hoo
ge laarzen gingen naast de botsen
de karren, die, getrokken door „wil
de hengsten", uit Duitschland kwa
men en allerlei koopwaren ver
voerden naar de steden in Holland.
Op vrij geregelde afstanden lagen
langs de eerbiedwaardigen weg
pleisterplaatsen, eenvoudige her
bergen, die hun klandizie dankten
aan de voorbij trekkende voerlie
den. Daar was dan gelegenheid de
paarden te drenken of bij slecht
weer te stallen in den „doorrit",
zich te verkwikken met het zelf
gebrouwen bier of de. kou uit de
botten te jagen met dampende
koffie, terwijl de doorweekte klee-
ren droogden bij het groote stobben-
vuur.
Nog hebben deze oude hoeven
voor een deel hun landelijk karak
ter bewaard en al werd niet over
al de herberg tot op dezen dag aan
gehouden, de pleisterplaatsen met
de groote wagenschuren, bemoste
schaapskooien en breede vertrou
welijke daken kan men nog gemak
kelijk terugvinden hier en daar op
de Velutve en in den Achterhoek.
Hoe juist en gevoelvol teekende
wijlen Van de Wall Perné in zijn
sagen de sfeer van zulk een boe
renherberg, de Woeste Hoeve, gele
gen tusschen Arnhem en Apeldoorn!
Verlaten liggen de oude wegen
door het heideland Nooit meer
zullen de bellen der zware huifkar-
rer klinken door de schemering van
't dennenbosch en in de oude herber
gen langs de heirbaan zullen geen
vreemde kooplieden de doorweekte
kleeren drogen om later in den
nacht, weer voort te gaan met
zwaaiende lantaarns onder de wa
gens, met aanmoedigende uitroe
pen, met helder geklap van zwee-
pen.
Die tijd komt nimmer terug,
maar voor ons blijft er nog die
schoone herinnering: de diepe, ou
de wagensporei), zich verliezend in
de schemering der stille bosschen.
En te meer waardeeren wij deze
herinnering, naarmate al het ande
re vager wordt voor onze verbeel
ding
JAC. GAZENBEEK.
(Nadruk verboden.)
Die
als het vastzittend slijm
oorzaak van de hoest-
prikkelingen regelmatig
loskomt. Neem daarvoor
de beroemde snel slfjm-
oplossende Abdijsiroop.
Vanouds beproefd bij hoest,
griep, bronchitis, asthma.
Beste jongens en
meisjes 1
Van de week zal ik de brieven van
de vorige maal behandelen. Dat zijn
er, zoals je ziet, jiog heel wat. Dat
vind ik echter prettig, want het be
wijst, dat onze rubriek goed gelezen
wordt en op prijs gesteld.
En nu wil ik er tevens op wijzen,
dat het wel eens voorkomt, dat vrien
den en vriendinnen niet voorkomen
in de lijst van goede oplossers, doch
da1" ze dan wel meegeloot hebben
naar de prijzen. De oorzaak is dat
df briefjes later dan de andere ko
men en niet meer opgenomen kun
nen worden. De kans op de prijs
blijft dus evengoed bestaan.
Wat de correspondentieclub be
treft (waar eveneens groote belang
stelling voor bestaat) ik heb nog
geen correspondentievriendje of
vriendinnetje voor Gerrie v. d. Wal,
8 jaar, Gela Edcius, 11 jaar en Joop
Braak (jongen) jaar. Zijn er nog
2 meisjes en een jongen, die met deze
vrienden willen corresponderen? Dat
hoor ik van de week zeker wel
De prijs is gewonnen door:
JAK VISSER,
Burgerbrug A 99.
Joop Braak, Alkmaar. Natuur
lijk mag je meedoen met de corres
pondentieclub. Ik zal je noteren
hoor.
Henk Cornelissen, Wieringen.
En Henk, hoe is het er mee. Knap
je al wat op. Wees voortaan maar
voorzichtiger op je fiets hoor.
Jacoba Sehaafsma, Hoogwoud.
Nu Coba, hier sta je dan toch. Ik
was je heusch niet vergeten. Je
raadsel was goed hoor. En ofschoon
je niet in de krant stond, heb je
toch wel meegeloot. Dus Ja
coba. nu ben je wel weer tevreden,
hè? Dag!
Beppie Kandel, Den Helder. Jij
mag ook meedoen hoor. Ik zal je
noteren en an lees je wel in- de
krant naar wie je moet schrijven.
Tlnie Koor, Nieuwe Niedorp.
En Tini, heb je je konijntjes al. Zo,
ben jij zo erg op het ijs gevallen.
Nou pas maar op. Gelukkig dooit1
het nu.
Rika Bont, Anna Paulowna.
Gelukkig, dat het nu dooit, Rika.
Is je Opoe nog bij jullie. Je houdt
zeker veel van de hond hè?
Maart je van Leyen, Burgerbrug.
Je hebt het wei gelezen zeker in de
krant hoe het gaat met de corres
pondentieclub hè. Schrijf maar of
je ook meedoet. Misschien is er nog
een vriendinnetje.
Kika Hartman, Den Helder.
Vind je het x>k fijn, dat het nu
dooit. Of had je de sneeuw nog wel
even willen houden? Nu, het heeft
mij lang genoeg geduurd, hoor.
Martje Kuiper, Camperduin.
Nou, jullie hond heeft ook erg ge
vochten. Is zijn oor al weer beter?
Mijn hond heet Djoek. Nog wel ge
feliciteerd met je verjaardag, hoor.
Berend Kok, St. Maartensvlot-
bnig. En Ie' md, hoe gaat het
met je zusjeMag ze al weer lopen
Jij zorgt zeker wel, dat de kachel
bL,ft branden? Ge maar goed hout
halen.
Annie Spruit, Camperduin.
Wat schattig zijn die jonge lamme
tjes hè, Annie. Het voorjaar is nu
toch in aantocht gelukkig.
Nellie Lont, Wieringen. Geluk
kig, dat de meeuw weg is, hè Nellie.
Nu krijg je het voorjaar. Dan is het
toch weer erg mooi buiten.
Roelof Wagenarr, Burgerbrug.
Gaat je b- en een beetje vooruit,
Roelof? Nu dooit het toch lekker,
hè. Aan alles kun je merken, dat
het voorjaar nu gauw komt.
Marie Noot, Camperduin. Wat
schrijf je" toch altijd een fijne, lange
brief. Je wilt weten hoe oud of ik
ben Marie. Nu, ik zou zeggen, raad
nog maar eens. Dag Marie.
Jan de Graaf, Schoorl. Nu
merk je toch wel, dat het voorjaar
op komst is. Wat is het dan mooi
in Schoorl hè.
Harry Roels, Den Helder. Fijn,
hè Harry, dat het nu dooit. De win
ter heef1 nu :ang genoeg geduurd.
Dag!
186. Ik geloof, dat we het huis van
Robinson Crusoë gevonden hebben,
zei de vliegenier en Piet vergat zijn
pijn en kwaadheid. Als dat eens
waar was, zou hij Robinson Crusoë
in eigen persoon misschien' zien!
Denkt. U dat heusch, vroeg hij en
uit zijn gezicht sprak één en al
verwachting. Domme Piet, je weet
toch, dat de echte Robinson Crusoë
al lang dood is."1
Gerie en Jan Muntjewerf, Scha-
gen. Nu ik ben blij, dat het weer
om is geslagen. Je kunt nu wel
merken, dat de winter nu echt voor
bij is. De sneeuw is nu gelukkig
van de striten weg.
Rein v. d. Vegt, Wieringen. En
Rein, hoe is het met je been? Ben
je gevallen? Ben je ook blij, dat de
sneeuw weg is?
Piefcer Spannaaj', Nyenrode.
Jij vraagt of je een schuilnaam mag
kiezen, want je vindt dat zo leuk.
Als je 14 bent dan vind ik het goed.
Hoe oud ben je?
Ansje Mosterdijk, Haarlem.
Fijne stad is lat hè Ansje. Je hebt
er zulke mooie omstreken. Heb je
een fiets, Ansje?
Tea Breebaart, St. Maarten. Nu
zullen jullie wel gauw naar school
moeten, nu het weer is omgedraaid.
Houd je veel van lezen, Thea?
Grietje Luwtje de Jong, St.
Maarten. Je moet je Opa en Opoe
maar namens mij feliciteren, Grietje.
Wat zal dat een grote bruiloft wor
den. Dag Grietje, veel plezier hoor.
Piet Schrijver, St. Maarten. Ga
jij ook al weer r.aar school Piet, of
hebben jullie nog steeds vrij. Het is
nu toch gelukkig niet zo koud meer.
Henk Eggink, Wieringerwaard.
De almanak heeft gelijk gehad hoor.
Het is inderdaad beginnen te dooien.
Nu het werd ook tyd hoor.
Clazien Vorst, Zijpe. Fijn hè
Clazien, dat de sneeuw van de stra
ten weg is. Je kunt nu tenminste
op straat lopïr, zonder natte voe
ten te krijgen,
Jannie Homan, St. Maarten.
Wat een fijne, lange brief heb je
geschreven, Jannie. Is het een lief
broertje van Tea Hoe heet hij
Hei-man Pelgrim, Hensbroek.
De briefjes in de krant gaan ge
woon door, hoor Herman. Anders
zou ik al m'n vriendjes en vriendin
netjes kwijt raken.
Henk Jan Bregman, Burgerbrug.
Wat heb jij een extra lange vacantie
gehad van school, Henk. Gaan jullie
er nu al weer heen?
Henny v. Galen, Amsterdam,
Ik heb nog steeds een hond, Henny.
Het is geen grote, dus met eten
gaat het dan nog wel.
Ton ie Vader, Callantsoog. Wat
leuk, Tonie, dat je Marie Noot kent.
Ze zal je briefje vast en zeker lezen
in de krant.
IVlarie Mooy, Zype. Natuurlijk
Marie mag je meedoen. We hebben
al een grote '.lub. Er doen heel wat
kinderen mee.
Rens en Annie de Jongh, Schagen.
Wat een leuk hoorspel is dat hè,
voor de radio, ik luister er ook wel
eens naar.
Jan Visser, Burgerbrug. Ein
delijk heb je dan eens antwoord op
mihihaiitWó
Zenuwtabletten koker 75 cent
Maagtabletten koker 75 cent
Hooldpijntabletlen koker 60 cent
Laxeertabletten doos 60 cent
Alleen echt met den naam Mijnhard!.
je briefje, Jan. Krijg ik volgende
keer eens een grotere brief van je
met veel nieuws?
Piet, Betsie, Annie en Gertje Niea-
weboer, Alkmaar. Natuurlijk, vier
tal, mogen jullie meedoen. Jullie
wonen gezellig in Alkmaar. In de
stad hè. Dag! Tot volgende week!
Trien Doets, St. Maarten. Dat
was geen grote brief Trien. Krijg ik
volgende week een grotere? Dag!
Jannie Bypost, St. Maarten. Is
dat een nichtjf van je Annie By-
post? Was het leuk op het verjaars
feest, Annie.
Gela Edcius, St. IVIaarten. Ver
lang je erg naar den Helder, Gela.
Maar eens kont die tijd hoor. Dan
keren alle mensen weer naar hun
huizen terug. Dag Gela.
Annie Vos, St. Maarten. Heb
maar geduld, Annie. Eens zul je nog
wel eens een prijs winnen. Maar
wanneer dat zal zijn, kan ik ook
niet precies zeggen.
Goede oplossingen ontvangen van:
Nico en Piek 3r., Gerrit de B.,
Piet G., Cor v. B., Annie v. B., Jan
B., Harry R., Elisabeth de B., Su-
sanna de B., Paulus de B., Engeltje
de B., Annie D., Kika H., Wim v.
H., Maarten K., Gonda G., Corrie
G., Corrie K., Sienttje B., Trijntje K.,
Hen! ie en Jantje S., Annie G-, Tiny
v. Br., Annie P. Theo Pr., Fresia,
allen te Den Helder.
Bep T., Nellie B., Brlna V., Ali
v. Str., Jannie B., Rie B., te Anna
Paulowna.
Annie V., Alie R., Piet S., Jannie
H., Tea B., Karei P., te St. Maarten.
Rika D., Sjaak v. d V., Rein v. d.
V., Coob B., Nettle L., Henk C.,
Bert B., te Wieringen.
Sientje K., Leni K., Beppie KI,
Henkie K. te Schagerbrug.
Corrie S., Lucie W., Gerrie v. t
0. te Breezand.
Clazien V., Zijpe.
Tony V., Callantsoog.
Annie K., M. K., Marie N. te
Camperduin.
Martien v. O, Hoorn; Everard S.,
Zuidscharwoude; Jacoba S., Hoog
woud; Jan V., Burgerbrug; Berend
K., St. Maartensbrug, Annie S.,
Camperduin.
Trien en Jannie M., Oudesluis.
OPLOSSING RAADSEL VORIGE
WEEK.
Slee, bal, tol, pop; sommigen heb
ben er zelfs nog eentje by gevon
den: tent.
NIEUW R1ADSEL.
Myn geheel bestaat uit 9 letters,
I. 2, 3, 4, 5, 6, 8 9, en is de naam
van een spelletje.
6, 2, 3 ligt by de deur.
I, 1 bok.
5, 2 niet vóór.
6, 7, 3, 9 draag je op je hoofd.
1, 4, 8 grote steen.
FEUILLETON.
Mysteries
rondom „Vredelust"
(Een geval uit de praktijk van
Inspecteur Sanders, lid der
Centrale Recherche)
door UDO VAN EWOUD.
12
Hoewel dit antwoord wel eenigen
afbreuk deed aan de triomf, welke
juffrouw Keizer gevoeld had, toen
zij haar scherpe opmerking plaat
ste, bleef er toch iets van voldaan
heid in haar achter, nu bleek, dat
de inspecteur de juistheid daarvan
niet geheel kon ontkennen. Ze was
er zich volkomen van bewust een
goede beurt te hebben gemaakt en
dat verzoende haar eenigszins met
de aanwezigheid van al die eigen
wijze politiemenschen met hun bru
tale nieuwsgierigheid en onbeschei
den vragen. Graag had ze dan ook
nu het gesprek nog wat voortgezet,
maar de electrische bel van de huis
deur belette haar aan dit voorne
men gevolg te geven.
„De mogelijkheid is niet uitgeslo
ten, dat van een valschen sleutel ge
bruik is gemaakt," zei Sanders tot
de anderen, toen zy de kamer had
verlaten. „Er zit nog een ouder-
wetsch slot in de deur en het dunkt
me vrij gemakkelijk daarvoor een
passenden sleutel te vinden. Ik zal
het straks nog even onderzoeken
Kijk jy intusschen in 5e omgeving
eens of je nog iets van den ver
dwenen hoed en den valschen baard
kunt vinden, Bartelink. Ik neem de
telefoon en het boek mee..."
De huishoudster stak, na een be
scheiden klopje, haar hoofd om de
deur. ;,De geneeskundige dienst",
kondigde zy aan.
„Laat maar binnen komen," ver
zocht dr. Jurrians en zich daarna tot
Sanders wendend, informeerde hij
nieuwsgierig: „Wat is er met die
telefoon?"
„Waarschijnlijk belangrijk voor
vingerafdrukken," antwoordde de
inspecteur kort. „Er is vermoedelijk
óf door den doode óf door diens
moordenaar getelefoneerd; voor zoo
ver ik heb kunnen constateeren..."
Hy maakte den zin echter niet af,
want op dit oogenblik traden twee
leden van den geneeskundigen
dienst het vertrek binnen om het
lijk van den vermoorden onbekende
op een brancard te leggen en naar
het ziekenhuis over te brengen.
Stille getuigen.
Het meer of minder uitvoerige be
richt van het mysterie, dat zich tij
dens de afwezigheid der bewoners in
villa „Vredelust" had afgespeeld,
verwekte uiteraard geweldige beroe
ring in de hoofdstad. Het avondblad
van de „Mercuur" verscheen met
een verslag van twee kolom, waarin
alle details, welke Wils dien ochtend
had kunnen verzamelen, waren op
genomen.
Het blad werd den verkoopers op
straat uit de handen gegrist, het
sensationeele nieuws werd verslon
den en een kwartier later aan vrien
den, kennissen en collega's, voor
zoover deze althans zelf nog niet op
de hoogte waren, verder verteld.
Heel Amsterdam, maar ook duizen
den daarbuiten, hielden zich bezig
met deze misdaad, welke onder zoo
zonderlinge omstandigheden had
plaats gehad. Want juist die om
standigheden waren het, welke het
op sensatie beluste publiek het meest
bezig hielden. Een moord gebeurde
er in ons land schier elke week
de crimineele statistiek vertoonde
onder den invloed iei economische
'omstandigheden een bedenkelijke
stijging van het aantal misdrijven
met doodelrjken afloop maar ge
woonlijk waren het motief voor
en de pleger van de daad niet ver te
zoeken, zoodat er voor hen, die zich
voor het geval interesseerden, niet
veel te gissen overbleef. En dan was
de belangstelling spoedig verdwenen.
Maar hier was dat wat anders. Hier
stond de politie, zooals. zij dat zelf
openlijk toegaf, weer eens voor een
raadsel. Het slachtoffer was onbe
kend, zoodat er bij het zoeken naar
een motief geen enkel aanknoo-
pingspunt bestond; de jonge mr. van
Opweeghen, wiens vrijgezellen wo
ning het terrein van deze duistere
misdaad was geworden, genoot over
het algemeen een uitstekende repu
tatie en diens tijdelijk verblijf te Pa
rijs mocht bij enkele fantasten al
het vermoeden doen post vatten, dat
hij wel meer van een en ander zou
afweten, het nuchtere publiek zocht
den dader toch ergens anders, al
kon dan ook niemand zeggen wie
men met eenige reden zou kunnen
verdenken. Het leek, zooals de „Mer
cuur" aan het eind van zijn verslag
opmerkte, een schier hopelooze taak
in deze, wel zeer duistere zaak
eenig licht te brengen, doch zoolang
de politie nog niet gereed was met
het uitwerken der weinige gegevens,
welke haar ter beschikking stonden,
mocht aan de mogelijkheid van een
ontknooping van het raadsel nog
niet worden getwijfeld.
En inderdaad, als er één was, die
het geval „Vredelust", zooals het
aan het hoofdbureau stond inge
schreven, nog met het noodige op
timisme bekeek, dan was het inspec
teur Sanders van de Centrale recher
che, die reeds meerdere, schijnbaar
onontwarbare puzzles tot een op
lossing had gebracht. Toen Wils hem
op den avond van dienzelfden dag
,op zijn bureau bezocht met het doel
eens te informeeren naar de vorde-
ringen bij het opsporingswerk, ver
raste hij hem bij een nauwkeurige
beschouwing van eenige foto's.
De inspecteur keek slechts vluch
tig op, toen de reporter, die in dit
domein kind in huis was, de kamer
binnentrad.
„Hallo, Miel, neem een stoel.
Rooken...?" Hij schoof zijn gast een
doos sigaretten toe, welke op het
schrijfbureau stond, maar liet daar
bij geen oog van de foto's, die hij
in de hand hield.
Wils nam een sigaret uit de doos,
stak hem aan en nadat hij de eerste
groote rookwolk behaaglijk had uit
geblazen, vroeg hij, slechts matig
geïnteresseerd: „Goed gelukt?"
Het duurde even voor er ant
woord kwam. Sanders hield er van
zijn auditorium in spanning te bren
gen, vooral wanneer van die zijde
weinig belangstelling werd voorge
wend, en hij wist, dat hij daarbij in
sommige gevallen het best slaagde
door te zwijgen.
„Boven verwachting goed," zei hij
eindelijk, juist tijdig genoeg om een
ongeduldige opmerking van den
reporter te voorkomen. „Kijk maar
eens hier. De foto's van het lyk zul
len je niet bijster interesseeren. Hier
zyn ze; misschien zijn ze in staat je
overtuiging te bevestigen, dat Smul
ders een goed fotograaf is. Hij
maakt onder alle omstandigheden
haarscherpe foto's. Enfin, z'n mate
riaal is er óók naar!"
Wils wierp een blik op den afdruk,
welken de inspecteur in de hand
hield.
Het was, uit een fototechnisch
oogpunt, inderdaad een uitstekende
opname al maakte zij dan op den
outsider een luguberen indruk. Ge
heel ongeretoucheerd gaf zij haast
een pijnlijk duidelijk beeld van het
wasbleeke gelaat van den doode.
Alle sporen van den moord waren
zichtbaar: de schotwond, de smalle
bloedstreep langs slaap en wang, ja,
zelfs de donkere plekken van de
mastiek bij het oor, welke de val-
sche baard op zijn plaats moest heb
ben gehouden. Werkelijk, „de kiek
kast" was een kunstenaar in zijn
vak!
(Wordt vervolgd.)