In de Eeuwige Stad aan den Tiber. De Marskramer en het Meisje f 1.55Q.000.GC0 De beroemdste plaats van het oude Rome. ZIJ WERKEN voor ons dagelijksch brood. Zondagsgedachte Wie ben ik? SPOfcTREVUE VAN DE WEEK. iv Een verhaal van het land, dopr DE DNDERUNGE mDmimmmz Kiespijn/ AKKERTJES Hoe ziet een idea|e MAGAZIJN- dAS er uit? m&m IEDEREEN) ZEGT: WET-ng..^^kfEr ECHTI IN 1943 NOEMT MEN DIT EEN SANTE UCHTJE De Vestaalsche Maagden verpandden dertig jaar van hun leven aan den dienst van den Staat. T>« eerste tocht tn Rome van den buitenlandsehen reiziger, die aan het station of op het blinkende vliegveld Littoria aangekomen is, geldt zijn ho tel. Maar de tweede leidt steevast1 naar de historische plaats, die het Forum Somanum heet. Achter de Piazza di Veneza, het mo numentale plein dat voor het heden- daagsche Italië van zoo'n groote sym bolische beteekenis geworden is, ligt, door bekwame en liefderijke handen weder zichtbaar gemaakt en gedeelte lijk hersteld, het brandpunt van het oude Rome, welks bekorende roepstem sedert jaar en dag door de wereld klinkt. Men kan op verschillende wijzen het Forum Romanum de Italianen spre ken over Foro Romano betreden. De vorstelijke weg leidt wel langs den triomfboog van Titus, van den keizer, die het Colosseum, den schouwburg der Oudheid, afbouwde en inwijden liet met drie maanden feest en vijfhonderd vermoorde dieren uit de wildernis. In het oude Rome is deze steenen hulde aan Titus een centraal en bindend punt. Links: de groene Palatijn, de heuvel, waarop koning Romulus zijn stad sticht te, met zijn resten van weergalooze Caesarpaleizen; achter: het Colosseum en de Via Appia, den Weg der Dooden genoemd, die naar de donkere cata comben van den grafbouwer Callixtus gaat, waar een hagelwitte Santa Cae- cilia tot tn den dood haar trouw aan de geboden van Christus belijdt; en tenslotte recht vooruit: het Forum Ro manum en het Kapitool. En thans is het: alles of niets. Hij, 'die gevoelig is voor de sfeer van het verleden, ziet de wereld vóór zich op gaan, ziet de eeuwen terugkeeren, als door een tooverstaf geraakt en terzelf- dertijd wordt de eeuwige les van Rome in zijn ziel gegrift: de deemoedigma- kende tegenstelling tusschen. tijd en eeuwigheid. Maar hij, die hier staat zonder his torisch besef en zonder den drang naar romantiek in het hart, ziet slechts de werkplaats van een steenhouwer, vol puin en- afbraak en binnen vijf minu ten zal hij het stof in zijn keel met wijn of bier begeeren weg te spoelen en God danken wanneer hij goed en QNS redactie-lid H. P. v, d. Aard- weg, die vóór het uitbreken van den oorlog eenigen tijd dag bladcorrespondent in Rome geweest is, zal in een korte serie artikelen, waarvan wij het eerste hier publi- ceeren, de historische en geestelijke grootheid van de Eeuwige Stad na der belichten. wel op één der beschaduwde café-ter rasjes beland is. Voor deze laatsten blijft het goddelij ke Forum Romanum een waanzin van bestoven en verweerde steenen. jVJEN heeft wel eens gezegd, dat het For^im Romanum beheerscht wordt door de drie overgebleven zuilen van den tempel van Castor en Pollux, waar langs jaarlijks de" Romeinsche cavale rie defileerde voor haar beschermhee- ren, de rossentemmende Dioscuren. Het lijkt onjuist. Want de tastbare afme ting speelt op het Forum Romanum geen. rol. Spreken de verminkte beel den in den tuin der Vestaalsche Maag den niet een even overweldigende taal als de reusachtige overblijfselen van de Baseliek van Constantijn, die de on betwistbare grootheid in het licht stel len van de Romeinsche bouwmeesters, die zulk een zeldzaam gevoel voor or de en ordening gehad moeten hebben? Het is slechts de vraag onder welken gezichtshoek men de details op het Fo rum Romanum wenseht te beschouwen. Zijn zij eigenlijk niet middelen om tot het doel te- geraken: de geestelijke reconstructie eener "wereld, die voor bijging? Wie op het Forum Romanum'. den voet plaatst, moet in staat zijn onder het heden tijdelijk een streep te zet ten, anders kan hij deze verzamelplaats van 'oud-Romeinsche herinneringen be ter onbetreden laten. Van den tromfboog van keizer Titus naar den tuin der dienaressen van de Godin Vesta is een gemakkelijke weg. Langs zijn pad vindt men de ongeschon den beeltenis in steen van den Pontifex Maximus, den opperpriester, naast en tegenover de afgebrokkelde en onthoof de ^gestalten der Vestaalsche Maagden, die, naar het woord van d'Annunzio, daar eenmaal stonden als versteende vormen der stilte. En zij doen dit nóg. Men zal het niet licht wagen hier wellicht de belangrijkste en in ieder geval de bekoorlijkste plaats van het gansche Forum Romanum hard te i praten of luid te lachen. Het „tllen- tlum," dat in de catacomben, waar de oude Romeinen rusten, verlangd wordt, zou hier een overbodig gebod zijn. Men zwijgt vanzelf en zet zijn voeten ook bedachtzamer neer dan elders. Hier liepen de schoon gedrapeerde priesteressen, wier hooge en heilige plicht het was het vuur van Vesta dag en nacht brandend te houden het vuur, dat tevens het geluk en den voorspoed der Romeinsch'e samenleving beduidde. Zij vormden een element In den Romeinschen Staat, deze eenzame verheerlijkte wezens, en was het niet keizer Augustus die eenmaal aan de Overste der Vestaalschen zijn uiterste wilsbeschikking in bewaring gaf? Ver good werden deze vrouwen, die in ruil voor eerbetoon en fabelachtige macht, het beste deel van hun leven ten of fer brachten aan godin en staat.. Want dertig jaren moest de aangegane dienst aan Vesta duren. Maar ook zij waren menschenkinderen, die bij hun plichts vervulling falen konden voor de Vestaalsche een doodzonde'. en hoe veel wroeging, heimwee en wanhoop zal den grond van dezen tuin van Ves- t£ betreden hebben? IN den uitersten tioek, dicht tegen het Kapitool, dat, gelijk de legende wil, eenmaal door de ganzen gered werd, staat een merkwaari g gebou v. Een vroegere kerkzaal?' Een vergader plaats? Men komt het niet zoo gemak kelijk te weten. Want officieele gidsen, die de Europeesche talen hanteeren, blijken juist op het Forum Romanum zeldzaam. Ik houd mij bij een kerk zaal, waar de eerste vervolgde Chris tenen bijeenkwamen. Men- vindt er langs de wanden primitieve Christus- koppen, opschriften, die van lijden en berusting getuigen, en in de hoeken staan fraai-bewerkte sarcophagen, door welker glazen wanden men zien kan, dat het de bestemming van hét men- schelijk lichaam is tot stof weder te keeren. Van schrede tot schrede houdt het Forum Romanum, dat oneindig méér biedt dan ik hier schetste, u in zijn on- weerstaanbaren greep, om het even of gij staat binnen de indrukwekkende gewelven van de hallen van Constan tijn, voor de bronzen deuren van® het ronde tempeltje van het vergoddelijkte kind van Maxentlus of voor den prach- tigen boog van keizer Septimius Se- verus, waarvan het opschrift gelijkelijk haat en liefde verraadt. 8- HET Forum Romanum, aan den voet van den geurenden groenen Palatijn waar, temidden van 'n regenboog van bloemen, palmen en citroenboomen bloeien vervult een ieder met een diep en onvernietigbaar heimwee, die het eenmaal met oog en ziel betrad. H. P. VAN DEN AARDWEG. HET FORUM ROMANUM. T"\ E fruitkweeker, die zich als ■L-7 intermezzo tusschen de be spuiting van zijn vruchtb'oomen door even tijd gunde voor ons praatje, wond er geen doekjes om: ,,'t Was met het fruit de laatste jaren best, meneer. We kunnen dik tevreden zijn.'.' Overigens verklapte hij hiermee geen geheim, want ieder weet, dat het met de fruitteelt goed gaat. Daarin schuilt, aldus on ze zegsman, juist een groot gevaar. Wanneer een product eenige jaren achtereen Behoorlijk prijst de er varing heeft dit geleerd wil Jan en alleman het telen. Zoo is het Ho Emit thans ook met het fruit: UB rrUIT- een ieder werpt er zich I op en" het aantal nieu- KWGGKGr we aanplantingen is le gio. Doch wat er in de toekomst van terecht zal ™>men? Van een groot percentage ?ezer boomgaarden niet veel. Om er Voorgrond: de 3 beroemde zuilen van Castor en Pollux; Inks: de triomf boog van Septimus Severus; geheel achter: het Kapitool en de Piazza Venezia. (foto archief.) door Mr. R. Hnnwinlr I Wie ben ik? Een vreemde vraae! Alsof wij niet zouden weten, wie wii zijn'. Dragen wti «niet ons identiteits bewijs in optima forma bij ons? En toch: wie ben ik? Achtér al deze etiauetten. waarvan het maatschap pelijk leven in den loon der tijden ons zoo rijkelijk heeft voorzien, staan wii naakt, zonder naam. zonder waardig heid: als man. als vrouw, als mensch. Wat beteekent dat: een mensch? Millioenen -menschên bevolken onze aarde. Eén van hen ben ik en geen ander is aan mij gelijk. Ik sta voor den spiegel en zie mij zeiven aan. Deze oogen. dit gelaat ben ik. Maar er is een raadsel in den blik, waarmee ik mij aanzie, dat ik niet ontwarren kan. Ik ben mij vreemd, zoo vreemd als was ik de bewoner van een andere ster. En de vraag laat mij niet los: Wie ben jk? Waar kom ik vandaan'. Waar heen' ben ik op weg? Natuurlijk, ik weet het: ik ben geboren, ik zal sterven. Alle *menschen zijn geboren, alle menschen sterven, dus ik ook. Maar wat beteekent het: geboren worden? sterven? Wat beteeként het: te leven tusschen geboorte en dood. te zijn tusschen een nög-niet-ziin en een niet-meèt-ziin? Is leven enkel dit ingeklemd-ziin tusschen de kusten van het onbeken de? Onnieuw rijst de vraag: wie zijn wii? Wat beteekent geboorte, dood voor ons? Wij staan voor den spiegel en her inneren ons, hoe wii vroeger waren. Vroeger waren wii anders. Vroeger waren wii „kinderen". Wii zijn ver anderd. Iets heeft ons anders gemaakt He" leven? De tijd? Wij zijn ouder geworden, wii zijn dichter bii den dood gekomen, dichter bij het, einde Waarvan? Van dit ingeklemd-ziin tusschen werelden, die wii niet ken nen. dat wij leven heeten? Eenmaal begon ons hart te, kloppen, eenmaal zal het stil staan. Wat daartusschen ligt. is ons leven. Gedurende dit ons leven „zijn" tjrii er. Maar van dit „zijn" kennen wij alleen het hier en nu. Wat wii waren, zinkt meer «n meer terug in het duister der vergetelheid, en wat wij zijn zullen is verborgen in den schoot van den toekomenden tijd. Slechts een kleine lichtcirkel is om ons heen. die ons vergezelt op onzen levensweg. In dit schijnsel speelt zich ons bewuste leven af. Voor het overige leven wii bii vermoedens, voorgevoelens, herin neringen, wenschdroomen en Instinc tieve opwellingen, of hoe wij deze vegetatie van het onderbewuste an ders noemen willen Dit alles is „onze wereld", waarin wij dagelijks verkeeren en die met ons meegaat, waarheen wij ook gaan. Maar andermaal riist de vraag; Wie ziin wii. die temidden van deze wereld leven? Wie ben ik? Zie. nogmaals uzelven aan in den spiegel, onderga nogmaals het myste rie van den mensch. die zich zelf een vreemde, een „anderg wereld" is en weet dan. dat gij niet zijt. dan tenzij gij tegenover een ander zijt. Mensch- ziin beteekent: tegenoverreen-ander- mensch-zijn. Een „op-zich-zelf-mensch -ziin" is een onbestaanbaarheid: een gedachte, die aan haar eigen zinledig heid te gronde gaat. Mensch-zijn kan ik slechts tegenover een ander ziin. Zoo wijst de vraag: wie ben ik? mij via mijzelf (miin spiegelbeejd!) naar den ander terug. Alleen door 'n „gij" kan ik mijzelf als „ik" verstaan. Ja. wij moeten het nog scherper for muleeren; alleen een „gij" kan mij tot „ik" maken. „Gij" en „ik" kunnen niet buiten elkaar. Zii hebben elkaar noodig. zonder elkaar zijn zii niets, getallen, cijfers, nummers. Maar wie „ik" is. moet ook „gii" kunnen zijn. Want een wereld van louter „ikken" zou voor den mensch een onmogelijke wereld ziin (zie bo ven!) En zoo blijkt de vraag: wie ben ik? slechts de keerzijde van de vraag: Wie zijt gij? Met andere woorden: wie naar zich zelf vraagt, vraagt als hij goed vraagt! juist naar den ander. Want alleen dan hebben wii de mogelijk heid van een antwoord Slechts door naar den ander te vragen, vragen wij op de, rechte wijze naar onszelf, n.l. zoo. dat wii mogen rekenen op een antwoord. Wie ik ben. weet ik eerst, wanneer ik weet. wie de ander is, die tegen over mij staat. Wie hij is. ben ik. En er^s maar één middel om hem te.lee- renRkennen: ik moet hem liefhebben, zooals ik mijzelf liefheb. Deze liefde is niets sentimenteels Zii dweept niét.xmaar zii gaat op den man af. Zij dient en is zich tegelijker tijd van haar verantwoordelijkheid be wust. Zii is vraag èn antwoord. Want ook de ander, die tegenover mii staat, vraagt. Ook hij is een „ik", dat aan een „gii" tot zichzelf verlangt te ko men. Daarom behoeft geen mensch een- 'zaam te zijn en in ziin eenzaamheid te verkommeren. ^Want eerst als ik engij zijn wii waarlijk mensch. En eerst wie deifander tegenover zich weet. heeft in beginsel antwoord ont vangen on de vraag: wie ben ik? Eerst voor hem heeft het leven zin gekre gen. een anderen zin dan die van een tusschen louter raadselen ingeklemd bestaan. Het N.G.V. demonstreerde. Het Nederlandsch Gymnastiek Ver bond heeft verleden Zondag voor het eerst ziin nieuwe kcurploegen, gepre senteerd en wel in het landelijke stadie Lochem. Onder de nieuwe leden van de keurploegen bevonden zich verschil lende Noordhollanders, die een uitste kend figuur sloegen.-Eén er van werd speciaal genoemd: mevr. Keulen Franke uit Alkmaar, die eenige zeer fraaie oefeningen liet zien aan de toe stellen. En wat zegt U van het plaatje, dat we hier plaatsen? Eenige leden van het Haagsche „Donar" ziet men hier aan de brug werken. Is het alles niet stijlvol, niet gracieus, niet beheferscht? Dergelijke demonstraties spreken tot de massa en zijn dus een enorm pro pagandamiddel voor het N. G. V., dat dit laatste jaar met sprongen vooruit is gegaan. o Wat beleven we toch een prachtigen tijd op het gebied der athletiek. Daar wordt nu regelmatig beweerd, dat men thans geen top-prestatie kan verwach ten, omdat de voedingsmoeilijkheden van zeer grooten invloed zijn op het lichaam. En ziet, Fanny Koén zorgt voor de eene verrassing na de andere. Deze alzijdige athlete heeft orfs eerst verrast met een nieuw wereldrecord ^oogspringen en nu, verleden Zondag, sprong ze 6.08 M. ver, daarmee een af stand bereikende, dien nog niemand in Nederland ooit behaald had. En passant won ze dè 100 M, in 12,1 sec. en het Foto C. N. F. - W. P. Zeylemaker - Pax m kogelstooten met #n stoot van 12.06 M. We schreven het dezer dagen al: als Fanny Koen het geluk heeft om haar vorm te" bewaren «en als de weersom standigheden haar gunstig zijn, komen er nieuwe wereldrecords op haar naam en zal ze zelfs het beroemde 5-kamp- record naar Nederland brengen, o •In Rotterdam was iets niet in den haak.bij de z.g. B-kampioenschappen. Toen de 400 M. geloopen werd, had den de meeste toeschouwers hun oogen gericht op de Roode van Haarlem en zij hadden nauwelijks aandacht voor den Amsterdammer Egas. Maar ziet, die Egas bleek over een goede eind spurt te beschikken en toen de loopers de eindstrèep passeerden, gingen bei den vrijwel tegelijk door de finish en werden er twee kampioenen uitge roepen. Was daf zoo? pe jury riep eerst Ega$ als kampioen uit, doch deze accepteerde den titel niet en toen kreeg men de Salomo- beslissing: twee kampioenen! Intusschen bleek dat de iurv een fout had gemaakt. Elk jurylid 4ieeft n.l. slechts te letten op zijn „eigen" man en dat vergaten de heeren deze keer. Met als gevolgkeen onjuiste beslissing. Niet alleen de zfthleten, ook de wiel renners zijn op recordiacht gegaan. Jan Derksen en v. Vliet zouden j.l. Zondag te Utrecht trachten de records ovér 1 K.M. te verbéteren Dat was aangekondigd en het publiek werd dus een extra speciale attractie beloofd. Van de record verbeteringen. kwam natuurlijk niets. Dat kon ook niet en dat kongjedejr ingewijde vooraf weten. De bestaande records zijn gemaakt op een Italiaansche baan, de snelste der wereld. En daar werd gewacht op het meest gunstige oogenblik van den dag en op den allerbesten vorm van de renners. En Au zou men de tijden in Utrecht eventjes verbeteren! Niet op het meest gunstige moment, maar op een vooraf bepaalden dag! Dwaashein natuurlijk!/ iets van terecht te brengen, moet een ervaren pömoloog zijn. De ^bestrijding, de sorteering, ver- vpr - en a^ wa^ rï'es meer zij een61S*en eelï ërondige opleiding, scho Practische ervaring en" pen rolle" inzicht" aPPelen en peren tegenwoordig niet zóó maar Uit'"? b00m" fruitkeml °nderh°ud met onzen ri» kJ;. er, heusch mei de eerste bleek wel met welk een kwalitatief'rten, dtet JFuitkweekerii land i. e laatste jaren in ons vooral ,,„Vooruitgegaan, dank zij koelhuizen die^ v°°rlichti"g" zwane dle meer en meer ln diln d„ verhoogen boven- n T °uóbaarheid van het fruit. appelsoort wêrdb'V" 6611 tb,dken<31 JiiL v.;,L ?verd ons verteld, zal „JIT <rnod ongeveer Juni kun- den. Dan is de nieuwe -t -Weer ln aantocht en eten we vrijwel het geheele jaar door ooft van eigen bodem. Dat is voor ons belangrijk, maar ook voor den kweeker, want cjie houdt hier mede in de toekomst den Ameri- kaanschen appel buiten de deur en dat is ook wat waard. De fruit kweeker, al zorgt hij „slechts" voor ons dagelijksch fruit, werkt -daar door ook voor ons dagelijksch, brood. SINDS jaar en dag was hij getrokken door het wijde land Drikus, de marskramer. Van waar hij kwam, wist niemand en waarheen hij ging, evenmin. Er waren tijden, dat Drikus dit zelf niet wist, dat hij heenzwierf, waar de wind hem voerde en zoo als God het met hem bestemd had. Dé wind, die hem nu eens speelsch door zijn blonde haren blies en dan weer met krach^ kwam aanrollen van ver achter den dijk, was hem een trouwe metgezel en de zon, die in den zomer de velden vblaakte, vond haar weerspiegeling op zijn ge laat, waarin 'de oogen blonken van puren levensmoed. Op de hofsteden, hier en daar in het land verspreid, was hij een graag gé- ziene figuur. De,kast immers, die hij torste op zijn sterken rug, bevatte van allerlei op het gebied^ van snuisterijen en goedkoope negotie, prullerijtjes van enkele stuivers meestal,/ waaraan ech ter de meiden en knechts zich ver gaapten als waren het kleinodiën van de kostbaarste soort. En ook de strui- sche boerinnen kochten bii# Drikus me nigmaal iets van heur gading, simpele dingen voor dageliiksch gebruik, want de stad. waar men te kust en te keur terecht kon en tegen allerhanden prijs, was ver weg. x Doch het was niet alleen hierom, dat men Drikus gaarne zag, er was nog een andere reden, waarohi zijn komst vaak met verlangen verbeid werd. Hij toch' was dé brenger, van het nieuws, dat hem op ziin eindelooze zwerftochten gewerd en dat hii met tint en verve te vertellen wist. Van alles en iedereen had hij weet: van den grooten boerde- rijbrand in Den Dungen, die zoo fluisterde men door den boer zelf was aangesticht, van Peerke van den Berge, het blozende deernke uit het nabiie dorp, dat trouwen ging moest, zeiden alweer de menschen met den burgemeesterszoon, en Van den ouden schoolmeester Hansen, die als een dranken dragonder langs den weg was gegaan en van wien iedereen nu schan de sprak. Wanneer het al eens geviel, dat het nieuws schaarsch was en van weinig belang en zulke tiiden kwamen ook dan "gold dit fvoor Drikus als geen bezwaar. In zoo'n geval ontsproten wondere verhalen van wat hij wel en niet had beleefd aan zijn fantasie rijk brein en voor jong en oud was het een lust. naar hem te hooren. Zoo trok Drikus door het wijde land en het zwerven werd hem tot leven. Marianneke was het dochtertje van Leer Peter* van den Rozenhof. Toen JAC. BROERSEN zij. voortsproot uit feen huwelijk, dat; zes jaren ongezegend .was gebleven, was er bij den boer iets van teleurstelling ge weest, omdat in de maanden, aan het gebeuren voorafgaande, zijn denken slecht^ vervuld was van een zoon, die naast en met hem zou opgroeien en die hem eenmaal opvolgen zou. Dat zijn wenschdroom niet in vervulling ging, ondervond hij als een pijnlijk iets*; ech ter allengs vervagende bij de vertroos ting, dat het meisje eens zou worden tot een goede boerin, stoer en stevig als zijn vrouw, fiksch én fier als alle boerinnen uit den omtrek. Het zou echter anderskomen, want Marianneke welk wonderschoon meiske zii ook zijn mocht met „haar groote droomoogen in een omlijsting van goudblond haar bleek in haar prille jeugd reeds een teere plant, die uiterst zorgzaam moest worden opge kweekt, wilde zij gediien. Lichamelijk leek zij" niet bestand tegen hét zwart werk van huis enihof en het geestelijk milieu, waarin zü toefde was geheel vreemd aan haar omgeving.. Wel wor telde diep in haar een liefde voor plant en dier, doch dwaalde zij zooate ze gaarne deed - door veld en weide, dan vloeide haar denken® uit naar 'den blauwen einder eh wasser een vaag besef in haar van ombestemde verten, van een ^wijdere wereld, die haar lokte en die zij door het lezen van boeken nader tot zich bracht. Voor haar drang naar het avontuurlijke vond zij nimmer voltioende bevrediging en zoo kwam het, dat zii een vriend van Drikus werd. die op gezette tiiden meest eens per maand het erf van den Rozenhof opstapte met ziiri rijk voorziene kast en met zijn nog riikeren geest, waarvan hij slechts de laden behoefde open te trekken om al f wat vreemd was en schoon en exotisch té doen sprankelen en fonkelen voor den begeerigen kin dergeest. Drikus npocht het meisje wel, dat 'hem als het ware aan de lippen hing en dat steeds met zoo'n intense aandacht naar hem luisterde en zij koesterde een stille vereering voor hem, den bruinen, zon-verweerden man, die zijn verre voyagiën hij was in zijn jonge jaren zeeman geweest «oo kleurrijk en boeiend schetsen kon. Stil-aan groeide iets vertrouwelijks tusschen hen, dat zich moeilijk defini- eeren liet, doch dat met de jaren hech ter werd en dat zich zelfs bestendigde toen Marianneke van den Rozenhof' ontbloeide tot een aantrekkelijke jonge vrouw., bewonderd door tal van aan bidders, die hun gevoelens echter niet zagen beantwoord, omdat zij, die ze uitten, niet voldeden aan het ideaal, dat zij zich hatj gesteld. Slechts vo<3r Drikus bebaarde zii een plaatsje in haar Hart en wanneer de menschen ual eens spottend de vraag stelden, of zij mogelijk op den zwerver verliefd was en wanneer het huwelijk wel zou plaats vinden, lachte Marianneke maar wat voor zich heen en zeide, dat als het zoo ver komen mocht, men er wel van hooren zou. Dan volgen faren, waarin Drikus zich in het geheel niet laat zien. On verwacht is hii weggebleven en er wordt oVer hem gefluisterd en gespro ken of hij ziek was. of gestorven misschien? Men doet .allerlei gissingen,' doch niemand weet wat er met nem wezen kan „en de doolaard, die zoo lang het land doorzworven had, ver geet men allengs. Wat wist men van zijn heimwee naar de' zee, waarlegen hij gevochten had al den dag, tot het hem plots te machtig werd? Hoe hij zich met zijn veertig jaren nog weer had laten monsteren op een oud fregat en hoe hij hierop had rondgezwalkt van land tot land en van stad tot stad. zich iA de havenkroegen nog eenmaal uitlevend in het wilde bacchanaal? Dnie jaren duurt het, eer hij A\n va derland weer ziet: het avontuur trekt hem niet meer en hii zegt de zee vaar- |WeI - nu voorgoed. Hii trekt weer het «and in, met Zich dragend zijn kastt en ook een teere# herinnering aan een jong meisje, dat hij eenmaal had gekend en wier beeld hem immer was bijgebleven, zooals zij naast hem zat en hoorde naar zijn verhaal. Haar zou hij opzoe ken, vertellen zou hij haar van wat hij op zijn omzwervingen had beleefd en den ring dien hij inleen vreemde havenstad kocht., zou hij haar schenken. Doch als vele dagreizen hem brengen op de plaats van den Rozenhof, moet hij ervaren, dat zij er niet meer is. Getrouwd was ze, al sinds een jaar, zegt vrouw Peters, en ze woonde ver van hier in deft hoek van Het Greidland. Als hij mogelijk dien kant nog eens uitkwam? Even t is. Drikus beduusd, dan glim lacht hii,'Zeggende, dat hij haar zeker zou gaan opzoeken. Uren lang loopt hij dien dag en als de zon in 't westen zinkt', heeft hii 'zijn doel in 't zicht .een trotsche boerenbehuizing met daarvoor een breede oprijlaan. Een -waakhond, die aanslaat bii zijn komst, kan hem niet weerhouden en met ferme passen stapt hij naar het huis. N Een jonge boer treedt hem hier tegen. Wat bii hier wel op den avond wilde? Norsch en vanuit de hoogte klinkt zijn vraag. Oi hij de vrouw ook spreken kon. Hij was Drikus. de marskramer en zij ken de hem wel van voorheen ze waren oude vrienden. Oude vrienden? schampert de boer. Hoe hii het wagen durfde zoo te spre ken over ziin tfrouw wat verbeeldde hii zich wel, hij, armzalige schooier? Fel schiet Drikus het bloed naar den kop en hij ziet den kerel voor zich nog slechts in een waas. Het is- ook in een waas. dat hij Mari anneke naderen ziet. die zich stelt nevens haar man. Alsof hii e^n vreemde is zoo staat zii tegenover hém. Valsche schaamte is heteenige, wat hii in haar oogen lefest. ..Marianneke" mompert hij stil vom zich heen. doch het antwoord blijft uit. Dit is meer dan Drikus verdragen kan. Een.blinde woede welt in hem op en heel zijn diepe teleurstelling over wat hii drie iaar vergeefs heeft gehoopt, breekt zich baan in een complete voca bulaire van de rauwste zeemanstaal. „Verdwijn van het erf", roept de boer, of anders Enkele stappen in de richting van waakhond zijn veelzeggend genoeg. Drikus spuwt op den grond en gaat. Niet eenmaal ziet hii meer om. Als voorheen zwerft hii weer door het 'and en biedt zijn waar te koop. De knechts' en meiden zien hem gaarne'? ook al is ziin nieuws vaak schaarsch en al blijven de verhalen uit. „Het is, of Drikus ouder wordt". ze5«en zii tot elkander. „Ouder en stiller", wordt beaamd doch nimmer bevroedt men, boe een zwerver ziin illusie verloor, Heden hier, morgen daar! Verzekert U daarom bij d«T „Onderlinge Nederlandsche" - 5 Verwaarborgd kapitaal ruim Voorschotheffing p. halfjaar f. 0.60 per f. 1000.- Grootste risicospreiding. Vraagt inlxchttngen MOUSTVSRZSKERINa MY. SNEEK t KaniooK A'.tfam; Keizersgracht 39fTel. 3(^315 Voor a.s. Moeders èn hun babies: de Kalk-Vitamine D tabletten van de DAGRA Juist nu lk uit moei éS geen tijd heb naar den tandarts te gaan. Hindert nietJ AKKERTJES pemen de pijn direct) weg mevrouw, maar ga dan x' morgen naar den tandarts. trtV Pe Nederlandache Pijnstille* Zóó Of iet» minder vreemd Wij zijn na-oorlogscfie werk kleeding aan het ontwerpen en willen daar iels fenomenaals van maken. Heeft u wenken.al wenschen? Schrijf ons. Waardevolle brievenwordenbeloond VAKKIEEDING VUFfIG BELOONINGEN I Grati, Jeva overalls, troelen, jossen, etc. naar kelftê. Alleen punten noodig. Doe mee. Brieven bureau vun dit blad, mottoBEVA., Het zal U opgevallen zijn, dat U in vrijwel elk goed café nog een uit stekend kopje thee kunt -drinken (surrogaat Wel te verstaan). Dank zij Nettie! Uitsluitend verkrijgbaar voor hotels, cafi?'», restaurants, pensions, ziekenhuizen, kloos ters en andere groote instellingen* C. J. M. HILLING Heerengracht 435 Amsterdanl-(C) O A" SAWfc.il GOED, IEDEREEN DRINKT HEI

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Dagblad voor Noord-Holland : Alkmaarsche editie | 1943 | | pagina 3