J DeGruyter MUITERIJ...! ROMANTIEK, MET BLOED GESCHREVEN. SPORTREVUE VAN DÉ WEEK. ZIJ WERKEN voor ons dagelijksch brood. Zondagsgedachte Kleine dingen. Boeken dienen zich aan: Een vaas vol tragedie Oprecht verhaal uit Rome OOK DÈ WINKEL' ^VOOR UITSTEKEND KOFFIE- EN 'THEESURROGAAT VOORUITGANG VOOR BABY (Teekening Archief.) Muiterij een 'vreemd woord ln on ze dagen. Ontstaan in een tijd, dat de rechten van den mensch alleen nog maar in theorie bestonden en de zee man in het bijzonder een stuk uitvaag sel was, wiens belangen zich geen ster veling aantrok en die gedoemd was te leven tusschen zielverkoopers op het land en schippers en officieren op de vloot, die hem als vee beschouwden. De goede uitzonderingen uiteraard voorbehouden. Die waren er óók en wij zouden 's lands grootsche zeehistorie zeker te kort doen als wij in dit opzicht gingen gene raliseeren! A. C. VAN KAMPEN. 't Huisduiner Galgenveld kan er van meepraten. Romantiek? DE oude zeilvaart en roman tiek schijnen onscheidbaar aan elkaar verwant te zijn. Geen wonder trouwens. Be staat er iets romantischer dan een sierlijk getuigd volge- brast schip, voortgedreven door de milde passaten op de zuidelijke zeeën? Het 'volk, in den nacht leunend over de verschansing, mijmerend over de pracht van het Zuiderkruis, dat als een fonkelend juweel pp den horizon kantelt. Romantiek.... jamaar dan toch zeker niet voor den zeeman van die jaren, die het beestachtig slecht had, wiens belangen door de scheepsover- heid tot nul en geener waar de verklaard werden, en die in feite niets anders was dan een paria, zwervend op de zeven zeeën, vervloekt en ge vloekt door meerderen en door de hooge heeren in den lande tot afschrikwekkend voorbeeld gesteld aan brave zoons en kuische dochteren. Janmaat en de romantiek., er is wei niets meer tegenstrijdigs denkbaar en de voorbeelden van deze bittere reali teit, van het vloekwaardige leven van den zeeman uit den ouden tijd, zijn legio. Multerfl op de „Nyenborg". WIJ noem'den de „Bounty," doch men kon evengoed de beruchte muiterij op de „Nyenborg" noemen, het schip van onze „Loffelycke" Oost Indische Compagnie, gebouwd voor de Kamer van Hoorn en dat op zijn reis naar de Oost afgeloopen werd door de beman- 11'Se Compagnie heeft waarlijk veel en „loffelyck" werk gedaan voor de N§- derlandsche natie. Zij deed echter hui veringwekkend weinig voor diegenen, die gedoemd waren als matroos onder haar te varen. Ook hier was het kiel halen en het laarzen aan de orde van den dag en men vraagt zich als 20ste- eeuwer eigenlijk met verbazing af wat een zeeman gevoerd moet hebben tot dat rampzaligste aller rampzalige be sluiten om zeeman te worden. Alles was beter dan juist dèt! Uitgestooten uit een maatschappij, die wèl graag van de baten der Compagnie profiteer de, doch weigerde zich in te laten met het „graauw en schuym," dat 's lands vloot bezeilde. Verwenscht, vervloekt, vertrapt door schippers en officieren, wier eenige paedagogie doorgaans was, dat men gehoorzaamheid en angst er alleen maar in slaan en trappen kon- En Janmaat voeren op z'n tijd sloeg hij aan 't muiten. Dan was het doorgaans zelfs hèm te gortig geworden en pleegdehij de ergste halsmisdaad, die een matroos, varend onder de vlag yan Heeren XVII, kon plegen. VREESELIJK was de wraak, die de muitende zeeman kon nemen. Als de ban eenmaal gebroken was, bleek er geen houden meer aan te zijn en gin gen alle officieren en diegenen, die zich solidair met hen verklaarden, over #de kling en werden hun de voeten ge spoeld. De muiters werden soms gegrepen en die van de „Nyenborg" kwamen prompt voor den Krijgsraad, gepresideerd door den zeer zuren luitenant-admiraal Cor nells Schrijver. Een voorbeeld moest gesteld worden en men kan er van overtuigd zijn, dat tusschen Heeren XVII en Schrijver een afspraak ge maakt was om door de berechting van deze muiters eens en voor altijd de lust tot muiten op 's lands vloot te doen ver- keeren. Het rad, de koorde, kielhalen, van de ra vallen en een zeker aantal slagen met de laars waren de straffen. De lijken werden voorts aangewend als „permanent gerigsteeken" en bleven aan de drie galgen op het Huisduiner galgenveld hangen. Als „verschrikke- lyck exempel." Menige Huisduiner zag in die dagen op naar de slingerende lijkeh van de muiters, die hem schenen toe te roe pen: blijf bij je akkertje, man, of op je eigen vletje. Hier zie je het bittere einde van de zeemans-romantiek. Vermoedelijk was de varende man in die dagen al net zoo romantisch aange legd, als vandaag den dag. Het verging hem slecht, want niets was zóó pro zaïsch als een leven op een schip, be stemd voor de lange reis. Slechte kost, onderdrukking door de scheepsofficie ren, maanden- en maandenlange reizen zonder dat er ooit land in zicht kwam, scheurbuik door het eeuwig eten van gezouten voedselkortom, meer dan één schip, varend in die dagen over de zeven zeeën, was een drijvende dood-1 kist en dat er menig matroos als laat ste middel naar de muiterij greep is weliswaar niet goed te praten, doch wel te begrijpen. Het systeem aan boord deugde niet, terwijl de stelling, dat alleen angst en pijn gehoorzaam heid kunnen inboezemen, in die dagen nog als onfeilbaar gehuldigd werd. De muiterjj op de Walvisch- vaarder. EEN beroemde muiterij, die evenwel waarschijnlijk slechts op gegevens herust, die later bijgewerkt en aarige- yuld zijn, is die welke Edgar Allan Poe zijn „Muitery op de Walvischvaar- ^r" beschrijft. Ook hier grijpen de jatrozen naar de macht, doch de J^Mzienigheid grijpt mede in en brengt in omstandigheden, zóó verschrik- als alleen de pen van een Poe vermag te beschrijven. Met een ,'ot moet men het schip-verlaten en duurt het niet, of de tot het uiter- Streven bemanning vervalt tot ka- 1NDIEN men in het' bezit is van een behoorlijken wereld-atlas, kan men, een blik werpend op den enor- men lap water, die „Groote Oceaan" genoemd wordt, een 24-tal kleine eilandjes ontdekken, den naam dra gend van „Bounty-eilanden". Ze werden in Ï788 door een zekeren kapitein Bligh, schipper naast God op den driemaster „Bounty," ont dekt en hij gaf ze den naam van zijn prachtig schip. Deze zelfde kapitein Bligh ver wierf zich een zekere mate van on sterfelijkheid door het feit, dat hij één der ruwste, wreedste en bloed- dorstigste schippers van de Brit- sche vloot van dien tijd was. Aan genomen dat ook de Hollandsche en Spaansche kapiteins uit die dagen geen lieve jongens waren en een zeer geregeld gebruik maakten van de „kat-met-zeven-staarten," was de reputatie van Bligh toch wel uit zonderlijk slecht. Was het dan ook wonder, dat op een dag op de „Bounty," voortgedreven door al haar doek op de zonovergoten dei ning van de Stille Zuidzee, de tot het uiterste gebrachte bemanning naar kortjan en handspaak greep en een muiterij in optima forma uit brak! En hiermede zitten wij dan tegelijk in de romantiek van de oude zeilvaart, want nadat men Bligh, en een klein deel der bemanning, op een barkas gezet en hun den ze gen gegeven had, voeren de muiters terug nagr het eiland, waar ze maandenlang gewoond hadden en waarnaar hun heimwee zich richt te: Tahiti. Op dit en enkele andere eilanden in de Zuidzee leefden de matrozen nog vele jaren „lang en gelukkig," doch een deel beleefde ook daarna nog avonturen, die men alleen maar tegenkomt In het epos van den muitenden matroos, het welk enkele eeuwen geleden met mensehenbloed geschreven werd. DE VERGISSING VAN EEN SCHEIDSRECHTER. Hij zat op den hoogen scheidsrechter stoel, recht voor het tennisnet. Vanaf zijn hooge uitplaats kon hij het heele spel overzien, kon hij duidelijk de lij nen onderscheiden, kon hij zijn be slissingen geven. Op de gravelbaan twee paren: één zeer goed ingespeeld duo, waarvan de hij en de zij reeds de noodige wed strijdroutine hadden opgedaan; het an dere paar was piepjong, zonder eenige wedstrijdroutine. Ze speelden hun partij. Een aardige, vlotte partij. En als goede sportmen- schen legden zij zich steeds neer bij de beslissingen van den scheidsrechter. Ook dan, als deze zich eens mocht ver gissen. Het ongeroutineerde paartje verloor den eersten set met 48. En was te vreden. Toen kwam de tweede set. En ziet, het werd 1—0, 20, zelfs 30 voor de jongsten! Ze kregen moed! Ze voelden, dat het krachtsverschil tusschen beide paren heel gering was. En ze sloegen raak en hard. Ook, toen het tenslotte 3—3 werd en de belangrijke zevende game verloren ging. Het deerde hun niet: 't werd 44, 54 voor het jonge stel! En 55. En 8—5 voor de ouderen. En4513 voor de ouderen. En nog nibaii. De '*e en erger. Hysticus Poe laat het vaartuig af- 1,5,1 naar het zuiden, naar streken dae'r n°g nimmer een sterveling in die sen Was ge[50men Het eindigt even- bevredigend, het relaas van de j n' hetwelk, volgens Poe, gevon- w,crd in een ln zee gevonden driive Ms' £ound in a bottle">- Ze gloeiend v' zien PlotseIing in een "eet geworden zee een wit- j Y,ersc^ijnsel, ze ontwaren vreem- !*0olt-geziene wezens, die „teke- epen en dan eindigt het ma- ün in! Leï ma2 lezer er zelf verder op los fantaseeren. Yern,e war al evenmin tevre den met een dergelijken onbevredigenden ?£?,P e" blJ borduurde aan deze mui terij nog enkele boeken vast, die niet uenswaard ziin' doch ook «en frappant beeld geven van de over eenkomst in schrijfwijze tusschen Poe Ons volk ls door de eeuwen heen een volk van de zee. Reeds vóór het zich over de wereldzeeën eigen handelswegen baande, welke zouden worden tot levensaderen voor onze welvaart, zeilden koene walvisch- vaarders van hier uit naar de kus ten van het onherbergzame Groen land. Dichter bij huis, ln Noord- en Zuiderzee, wierp men zijn netten uit en zoo werd steeds meer de vls- scherij een voorname tak van ons economisch volksbestaan. Het vis- scherijbedrijf eischt harden en vaalt gevaarvollen arbeid, doch het be zorgt menigeen een be hoorlijk stuk brood. Hoe het er thans mee gesteld is? Gte behoeft maar met een visscherman in gesprek te komen om te ervaren, dat on ze visscherij op een dieptepunt is aangeland. De Noord zee ls betrekkelijk „taboe" en de oude Zuiderzee is sinds jaren „dood water" geworden met alle gevolgen van dien. De haring, welke den vis- schers hier eenmaal een gouden tijd bezorgde, is door het verzoetings proces langzaam aan uitgestorven en laat zich niet meer zien, evenmin als de aal en de snoekbaars. „Dat hebben de visschers zelf ka pot gemaakt." erkent een oude vis- scher met verweerden kop. Hij behoefde geen nader commen taar te geven, want wij weten er alles van. Hoe ongure elementen uit Urk, Spakenburg en wat niet voor visschersplaatsen meer, door zwarte prijzen aangelokt, er maar op los hebben gevischt, zich aan geen ondermaat storend Herhaalde lijk zijn zij gewaarschuwd, dat zij hiermede hun eigen graf dolven, doch zij hebben niet willen hooren. Nü zitten zij voor een bijkans vischloos IJsselmeer en de bona fide visschers zijn daar mede de dupe van. Wij gunnen den visscher van harte zijn dagelijksch brood, doch hij diene te beseffen, dat hij lid is van de groote volksgemeenschap en dat hij zich mede in haar dienst heeft te stellen van hóór dagelijksch brood. Gelukkig zijn er nog vis schers die om hun volk denken en werken. Maar eerst als dit besef bij éllen zal zijn doorge drongen, zal het Nederlandsche volk weer met trots op onzen g e h c c- 1 e n vlsschersstand kunnen wijzen. I UW speelde 't jonge paartje rustig. Maakte er deuce van. Kwam zelfs tot 66! 't Ging spannen, 76 voor de babies! En na harden strijd weer deuce! Toen serveerde het meisje. Een goed geplaatste bal: in! En nog eens: weer in! Dus de set gewonnen! Maar nee, de scheidsrechter besliste anders. De bal was uit geweest. Een vergissing van den man in den rech terstoel. Maar een kostbare vergissing. Ineens was de rust, de zekerheid bij het jonge stelletje weg. Geen bal werd meer goed geplaatst, geen bal werd be hoorlijk teruggeslagen. En met 79 verloor het dappere duo de set en daarmee de partij. Weg de kans voor de volgende ronde. Weg het heele tournooi. En als U mij vraagt: de jongeren hadden den wedstrijd binnen, als de scheidsrechter geen vergissing ge maakt had. Gelukkig waren zij sportief opgevoed en legden zich onmiddellijk neer bij de eenmaal genomen beslissing. Mis schien begrepen zij, dat ook een scheidsrechter maar een mensch is en dat hij zijn vergissing onbewust maak te. Maar ze konden geen van beiden meer tot die hoogte komen, die het laatste gedeelte van de tweede set be reikt was. Zoo zagen we een klein drama zich voltrekken op het tennisveld tijdens de kampioenschappen van Noord-Hol land, CONCOURS-HIPPIQUE TE ALKMAAR. Woensdag 28 Juli zal Alkmaar zijn concours-hippique hebben. Dat wisten we al en eigenlijk zouden we er dus niet meer over behoeven te spreken. Maar toch, er zijn een paar dingen, die even aan de vergetelheid ontrukt moeten worden. Natuurlijk is het organlseerende co mité uiterst tevreden over de inzendin gen; zoowel kwalitatief als kwantita tief belooft dit concours buitengewoon belangwekkend te worden en we kun nen ervan verzekerd zijn, dat het beste, wat Nederland op het oogenblik kan bieden, nalr Alkmaar komt. Dan is er het groote springconcours. Dat belooft voor de liefhebbers nog meer, want de inschrijvingen zijn niet alleen ruimschoots voldoende, maar we mogen zeggen, dat het beste springma- teriaal van Nederland dien Woensdag middag in Alkmaar zal komen! door -Mr. R. Houwink. ER is een tijd geweest, dat het de kleine dingen waren, die ons erger nis gaven. De groote dingen gaven ons vréugde, maakten ons trotsch en over moedig. Wij voelden ons aan alle kan ten thuis in het leven. Wat zou ons kunnen gebeuren? Waren wij niet „ko ning klant" en haastte zich een ieder niet, om ons op onze wenken te be dienen? Zoo bleven er alleen kleine dingen over, die ons ergernis gaven: een ge miste aansluiting, zoodat wij ergens een kwartier moesten wachten met een kleintje koffie met slagroom; een nuan ce-verschil bij het aankoopen van het een of ander kleedingstuk, dat ons een winkel mopperend verlaten deed, om twee huizen verder bij een concurree- rende firma binnen te stappen; een koud of warm lunchhapje, waarvan ons de samenstelling ditmaal minder be vredigde, misschien enkel en alleen omdat wij dien morgei» een wat zwaar der ontbijt hadden gebruikt dan ge woonlijk! Ziedaar eenige voorbeelden van de kleine dingen, die ons vier jaar geleden ergernis gaven en die ons ondanks de groote dingen, die ons zooveel vreugde brachten en die ons trotsch en over moedig maakten, toch nimmer volko men gelukkig en dankbaar deden zijn. Nu is het anders geworden; in alle opzichten en naar alle kanten totaal anders in ons leven. De groote dingen, die ons zooveel vreugde brachten en die ons trotsch en overmoedig maak ten dat laatste moet er telkens weer bij, wanneer wij onszelf en onze om standigheden goed begrijpen willen! zijn verdwenen, weggesmolten als sneeuw voor de zon. Daarvoor in de plaats gekomen zijn nieuwe groote din gen, doch zulke, die ons met angst en zorg vervullen, waarin wij den weg niet weten en die ons daarom af en toe vaak gevaarlijk dicht brengen aan den rand van een volslagen negatieve, voor onszelf en anderen alleen maar on vruchtbare levenshouding. Deze nieuwe groote dingen dreigen ons in geestelijken zin te verpletteren. Het is geen zachte hand, die ons aan gepakt heeft en ons wakker geschud uit onze droómen. De Geschiedenis heeft nimmer een zachte hand. Dat wa ren wij in onze droomen! verge ten. Maar nu zijn wij tot ontwaken ge bracht. Nu staan wij ln een werkelijk heid, die nood en dood ongemaskerd tegenover ons plaatst enook in deze wereld zulien wij als menschen moeten leven. Om dat te kunnen is echter vóór al les één ding noodig: dat wij ons niet in geestelijk opzicht door de uiterst moei lijke situatie, waarin wij ieder van ons persoonlijk door de omstandigheden ge raakt zijn, laten verpletteren. En daartoe hebben wij de hulp der kleine dingen noodig. De kleine dingen, die ons vroeger ergernis gaven, moeten ons nu de bescheiden vreugde en het stil geluk schenken, dat ieder mensch in meer of mindere mate noodig heeft, om als „mensch" te kunnen blijven le ven ook in zeer moeilijke omstandighe den. Doch om van deze hulp te kunnen profiteeren moeten wij de kleine din gen eerst zien! Onze oogen zijn nog zóózeer gewend aan het groote, dat ze bijna blind geworden zijn voor het kleine, dat dagelijks in een zwijgende bereidheid om ons staat en ons dage lijks herinneren wil aan het alomvat tende werkelijkheidsverband, waarin de mensch geworteld is en waarin hij zich ontheven weten mag aan het tyranniek gezag van zorg en angst. Dit 'alomvattend werkelijkheidsver band, waarvoor de moderne mensch ve le vreemde namen heeft bedacht, maar dat hij, nu hij zelf op steeds klemmen der wijze met de werkelijkheid gecon fronteerd wordt, weer in zijn oorspron- kelijken religieuzen zin verstaan leert, komt uit de kleine dingen tot hem, wanneer de groote hem met verbijste ring slaan. En het is de weg terug, dien hij gaan moet tot deze kleine dingen, wil hij zijn geestelijke gezondheid niet verliezen en innerlijk niet aan de raad selen en problemen van den tegen- woordigen tijd te gronde gaan. Eén van deze kleine dingen willen wij hier slechts als voorbeeld noemen: het wonder van het licht, dat in zijn spel van glanzen en schaduwen ons dage lijksch leven van den vroegen morgen tot den laten avond begeleidt. Hebben wij daar ooit wel eens aandacht ften geschonken? Hebben wij ooit ons hart wel eens geopend voor het wonder van dit immer wisse lend spel van gesluierd en ontsluierd licht? Wie daaraan eenmaal zijn aandacht geschonken heeft, gaat stap voor stap een wereld betreden, die hem in aan raking brengt met gedachten van eer bied en bewondering, van stil geluk en dankbare vreugde. En deze gedachten schenken hem kracht, de werkelijkheid óm hem ,eerlijk en onverschrokken in de oogen te zien. Want wie het wonder van het licht heeft zien afstralen op de kleine dingen, weet dat ook de groote dingen uiteindelijk rusten in het Won der van het Licht. Hoofddorp laat dit jaar verstek gaan; Alkmaar zal blijken een waardige plaatsvervangster van Hoofddorp te zijnf -Trouwens, ls het U wel opgevallen, dat de paardensport ook op dit gebied met groote sprongen vooruit gaat in onze provincie? Kijk eens naar Hoorn, waar men ook al weer een concours hippique organiseert; kijk eens naar den Beemster, waar de plannen voor een groot concours ook al vaste vormen hebben aangenomen! Deze eeuw moge dan de eeuw van de mechaniek genoemd worden, het edele dier, dat den mensch zoovele eeuwen trouw gediend heeft, is volko men in eere hersteld. En het zal in Noord-Holland straks blijken, dat de paarden-bezitter nog altijd met even veel liefde zijn dieren verzorgt en op fokt als vroeger.. Een goed en prettig teeken! AFSCHEID VAN DEN OSSEWEERD. U. D., de aloude Deventer voetbal club, heeft afscheid genomen van haar terrein op den Osseweerd, waar ze een halve-, eeuw lang heeft gevoetbald en waar duizenden hun sportherinneriqgen hebben liggen. Het afscheid is veelzeg gend geweest; rondom een zakje aarde van den alouden Osseweerd als mid denstuk hebben enkele medewerkers van het voormalige ,.U. D.-Kanon" ge zorgd voor een aantrekkelijke omlijs ting. Eenige fijne penteekeningen van V. d. Dool en een gevoelig gedicht van Lugard Jr., voltooiden het geheel, dat als een blijvend souvenir aan alle leden, oud-leden en vrienden van U. D. werd gezonden. Het gedicht luidde: „Veelkleurig als een bloem bloeit de herinnering Weer telkens op uit deze zwarte a'arde Voor hem, die heel zijn leven lang diep in zijn hart Het zonnig beeld der Osseweerd bewaarde." DE IJZEREN ZEEHOND. Bij de Uitgeverij Westland te Am sterdam verscheen een werk, dat om meer dan een reden de aandacht vraagt. De IJzeren Zeehond, zooals de titel luidt, is het romantisch verhaal van het ontstaan van de eerste duik boot, die bestemd zou zijn voor de oorlogvoering. Op zich zelf dus een belangwekkend verhaal, vooral voor den tegenwoordigen tijd. Maar daar naast een boeiend verhaal, omdat de auteur, H. A. Thies, den romanvorm heeft gekozen en er in geslaagd is, al de moeilijkheden van den ontwerper en bouwer Wilhelm ^auer iri een scherp licht te stellen® en van de ge schiedenis van den IJzeren Zeehond een spannend geheel te maken. Een tiental illustraties verluchten den tekst. J. Werkman. Na de aalscholvers niet meer tot de beschermde vogels behooren, sullen heel wat van deze beruchte vicchdie- vea gaan verdwijnen. Met rijken bult huiswaarts CNF-Van Butten-Pax m door H. P. van den Aardweg IN het Italiaansche vliegtuig, dat ons van Milaan over de Apennijnen naar Rome zou voeren, bood professor Dario Bonetti, nadat wij nog maar nau welijks gestart waren, ons al dadelijk voor de komende dagen zijn geleide aan door de eeuwige stad aan den Tiber. Op het Milaneesche vliegveld, waar een uur oponthoud was voor douane controle, hadden wij reeds met den iet wat zonderlingen ouden heer, die plot seling op ons toegestapt was en zich zelf in voortreffelijk Fransch voorge steld had, kennis gemaakt. En terwijl de motoren ronkten en het bonte landschap onder ons wegkroop, kwamen wij wat meer te hooren over onzen nieuwen vriend die een bekend oudheidkundige bleek te zijn en die met trots toonde bij het kleurige lint ln zijn knoopsgat door zijn koning tot driemaal toe on derscheiden was voor de groote be kwaamheden en het zeldzaam vernuft, waarmede hij de opgravingen van be- oolven steden geleid had. Uit den mond van een ander zou dit alles verwaand en onuitstaanbaar ge klonken hebben. Maar deze man met zijn vermoeide oogen, die onder het ver tellen door soms droefgeestig in het tiauw der lucht staarden, prikkelde niet tot verzet. Hij bleef, ondanks het ver haal zijner ongehoorde kundigheden, het toonbeeld van den eenveud, zooals zijn ouderwetsche jas-met-pelerine dit was. die in Tbreede plooien om zijn magere schouders hing. Reeds den volgenden dag gingen wij met hem op pad en wat wij zelfs niet gedroomd hadden gebeurde. In één en kelen ochtend openbaérde hij ons de schoonheden van Rome zooals hij die zelf "ezien en ondergaan had. Van zijn geestdrift schenen vonken te spatten, die op ons oversprongen. Hij toonde ons triomfbogen verweerde opschriften,. en onvermoeid voerde hij ons door de bouwvallen der oude paleizen. Zijn schilderend woord vulde aan en her bouwde; de afgebroken ruïnes kregen opnieuw gaven vorm en onze verbeel ding drapeerde de wanden en bevolkten de zalen en tuinen met keizerlijke feest gangers. Met het gebaar van den zie ner wees hij ons de zegevierende te genstelling, dat op de zuil van den heidenschen heerscher Trajanus het machtige beeld van den apostel Petrus stond. In weinige uren maakte hij ons kapitalen rijker' Maar af en toe schrompelde zijp vuur ineen, zooals dit ook den vorigen dag in het vliegtuig geschied was, en leek zijn bezield ge zicht tot steen te verstarren. De bewa kers van den Palatijnschen heuvel, die hem blijkbaar goed kenden, groetten hem met een haast vromen eerbied, doch één van hen fluisterde mij van ter zijde in zoet Italiaansch toe: „Een groot ge leerde, maar een beetje..", en bij die woorden beschreef zijn wijsvinger een cirkeltje tegen het gebruinde voorhoofd. Twee dagen later waren wij 's mid dags op bezoek in de woning van pro fessor Bonetti, die aan een der moder ne boulevards van Rome stond, en daar werd iets opgelicht van den sluier, welke dezen charmanten, maar me» lijwekkenden man tot een raadsel ge maakt had. Wij hadden verwacht, dat het huis van onzen gids een museum zou zijn, maar wij vonden er één merkwaardig heid. Slechts een Avare houten, op ijzer lijkende kast, waarin, achter een dik ke glazen deur, een onooglijke vaas stond. De lichte gele wijn, die In Italië als water gedronken wordt, parelde ln de beker» ta m «Mrn.f de tijd voortschreed en wij hem meer sympathie en belangstelling toonden, spraakzamer. „Gij hebt natuurlijk allen naar deze vaas gekeken," viel hij onverwacht uit, terwijl hij met zijn hand naar de kast wees, en ge hebt U verbaasd, waarom hier geen betere dingen staan dan dit afzichtelijke vod! Maar gij zult anders redeneeren, mijneheeren, wanneer gij weet, dat deze vaas de tragedie van mijn leven beduidt de vernietiging van een arbeid van vijf en dertig lange en eenzame jaren!" Wij zagen elkaar na deze uitbarsting even ontsteld aan en lazen in elkan ders oogen de vraag: „De wijn zal den braven professor toch niet naar het hoofd gestegen zijn?" Maar er lag iets in zijn houding, dat ons dwong met ernst naar hem te blijven luisteren. „Deze vaas," hernam de geleerde met trillende stem, „heeft ln één slag van mijn levenswerk een rüïne gemaakt, zooals de e'euwen ruïnes gemaakt heb ben van de paleizen en tempels, die ik U heb laten zien. Het klinkt U in de ooren als de taal van ee.i dwaas, maar waarachtig, ik b e n niet gekl Veertig jaar geleden kreeg ik de overtuiging, dat de muur die ln het centrum van Rome staat, in de achtste eeuw vóór Chr. aangelegd was door niemand an ders dan door den stichter van Rome zelf, door Koning Romulus. Ik vond voor mijn meening het ééne bewijs na het andereik stelde mijn leven in dienst van den muur, die door den legendarischen verwekker der Eeuwige Stad gebouwd moest zijn; tot diep in den nacht arbeidde ik aan mijn boeken daarover; ik schiep een gansche bibliotheek. En toen kwam de dag, die aan alles een einde mackte. Om nog meer van dien muur te weten te komen begon ik er onder te graven en het eenige wat ik vond, was een vaas, af komstig uit de tweede eeuw n a Chr. En daarmede werd een afschuwelijke streep gehaald door de rekening, die ik met de grootste inspanning in 35 jaren opgesteld had. Want deze ellendige vaas bewees onomstootelijk, dat de muur niet van Romulus jjjn k o nl" DE KOFFIE. EN THEEWINKEL Wedden dat ze straks weer zeggeni „Zeg Kelner, wat smaakt die thee goed! Is' dat nog echte?" En dan zeg ik maar weer tot vervelens toe) „Nee Mevrouw, dat is I NE?=nE..\ Uitsluitend verkrijsbsar root hotels, cifé's. restaurants, pensions, ziekenhuizen, kloos ters en andere groote instellingen. C J. M. HILLING Heerengracht 435 - Amsterdam (C) 'ET ECHTI Vooruitgang spreekt uit de zoo juist gepubliceerde cij fers over bet boekjaar 1942 van „De Centrale Arbei der» Levensverzekering Mij". Vooruitgang van bet verzekerd kapitaal metmeer dan 19.000.000 gld. voor- uitgang van bet aantal ver zekerden met ruim 72.000, Kortom: de balans over 1942 is weer een beeld van bet groote vertrouwen dat Werkend Nederland In beleid en streven stelt van >DE CENTRALE* solide coulant veriekert Werkend Nederland Rijnstraat 28 's Grauenhage Op Uw toiletzeepbon leunt U nog Adetaar-Kinderzeep krijgen van oud* li w a I 11 e (t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Dagblad voor Noord-Holland : Alkmaarsche editie | 1943 | | pagina 3