mtfr
AKKERTJES
Unicum
Kca A?($32I
V
d J
BOÖülZMN
foor
iedere Msmrawl
Kennisgeving
Een Italiaan ontdekte Nederland.
HET NIEUWE LAND GROEIT!
A
Hè-dfe
Kiespijn'
ff
w
ZWITSAL
rZondagsgedachtej
Gods naam.
IV-
SPORTREVUE VAN DE WEEK.
HET AFSCHEID VAN BERGER.
STAD ROTTERDAM
Eerliik"
hééééérlijk
ff C/v
IT
s
fijijr
ETÉH
A! sinds meer dan 100 jaren
Wandelt er de firma Keg
Op de eenmaal ingeslagen
En van ouds beproefde weg.
Dat Keg's weg de
goed* weg hl,
Daarvan Is Keg het bewijs.
Stééds de béste kwaliteiten
En tóch tot laigste prijs.
4$
i
ClINGE OOORENBOS
KEG'* !h«« en KoHie (Thorn surrogotanj» 5
Verpak!» lé*»nsmi<W«lt(*Pudding 5:
Z^'&jJ.'.'JJLiTÏÏCT. -f7.
Veel, is veranderd 'of
wergaari,
Veel haÉ feil vluch*
kort bestaan1
Veel bleek slechts<
fWaardelooze schijf
M.adt Boog'Azijtf
bleef Boog Azfth
SINDS £64
41
HsMnrtP
'4
zeg maart
Marine blijve mSnntk 4
p Daar heb je nou onze
0 huisknecht Vroeger liep
P ie me voorbij en nou?
p „Psst. Mina. ik kom
p nog even in de
P keuken." Ja. nu
'S,
p ik die fijne cake
met Roer-Om
Zwitsnl. de ongeëven
aarde balsem voor de
zuigelingen verzorging,
wordt thans gedistri
bueerd;
Wendt U voor het
verkrijgen van nadere
inlichtingen tot Uw
Apotheker of Drogist
of tot de
FABRIEKEN
door
Mr. R. Houwink
To allen tijde heeft God van den
rnenaeh namen ontvangen. De gods
dienstgeschiedenis wemelt van deze na
men, waarmede de mensch getracht
ijeeft den Onnoembare te benoemen en
den Onkenbare te kennen. Want de
kennis begint met den naam. Zonder
den naam blijft de kennis zweven in
het gebied van het waardelooze, heeft
zij geen houvast, geen „begin".
Door den naam legt de mensch be
slag op het voorwerp, dat hij kennen
wil. En zoo heeft de mensch ook ge
tracht beslag te leggen op den Ander
door Hem een naam to geven. Doch
alle namen, die de mensch in de ge
schiedenis van het denken over deze
dingen bedacht heeft en het denken
over deze dingen is zoo oud als de
mensch zelf! zijn afgesprongen op
de onnoembaarheid en de onkenbaar
heid van den Ander, die op alle vragen
slechts één antwoord had: „Ik ben
die ik ben".
Alle namen, die de menschen ooit
God hebben gegeven, zijn aan dezen
éénen Naam bezweken. Alle goden en
odinnen zijn aan dien éénen Naam
ten schande gewordon. Op den duur
scheurden zij als een bonten sluier voor
het naamloos Aangezicht en er bleef
geen andere god, voor wien men eefl
altaar kon oprichten dan de onbeken
de god. Men herinnert zich hem onge
twijfeld uit Paulus.' toespraak tot de
Atheners op den Azeopagus (Hand
17 22 e v.)
Deze „onbekende god" nu staat aan
het einde van alle menschelijk denken
over den naam Gods. De mensch zelf
kan het In zijn denken over deze din-
en, nim-Aier vefder brengen dan
tot den onbekenden god, n.l. tot den
Ganach Andere, die geen anderen naam
heeft dan zijn volstrekte naamloosheid.
Maar nu is het vreemde dit, dat de
erkenning van deze radicale naamloos
heid Gods om zoo te zeggen de eerste
3chrede ia op een weg, die ons een
ontmoeting met Gods verborgen Naam
tegemoet voert. Wie niet tot het inzicht
Is gekomen, dat alle menschelijke na
men, waarmede wij God trachten te
noemen, volstrekt ij del en nietszeggend
zijn, wanneer het ons er om te doen Is,
werkelijk Iets te weten te komen van
het wezen Gods (en het ons niet feite
lijk gaat om een streeling van onze
eigen vroomheid of een kitteling van
onzen eigen geest), wie tot dit inzicht
niet gekomen is, die zal nimmer ln
staat zijn Gods persoonlijken, verbor
en Naam apart te zetten, d.w.z. te
heiligen, temidden van den wriemelen-
den chaos van goden-y en godinnen-na
men, waarmee wij onzen geestelijken
horizont in den loop der eeuwen heb
ben bevolkt.
Wij moeten eerst weten, dat God van
ons uit geen andere is dan de onbe
kende God, de Gansch Andere, aan
Wien wij met onze stoutste gedachten
en met onze rijkste droomen ra
ken kunnen. Wanneer aldus Gods
Naam in zijn volstrekte naamloosheid
apart is komen te staan, is het oogen-
blik aangebroken, waarop God van Zijn
kant ons Zijn waren Naam te kennen
geeft en waarin Hij het raadsel van
Zijn Naam, voorzoover wij dit verstaan
kunnen, onthult.
Hoe zou God eerder Zijn Naam noe
men kunnen, zoodat hij voor ons ver
staanbaar Is, dan nadat het rumoer
van onze naam-problemen en naam-
twisten zich heeft gelegd?!
En zie, wanneer God daij ln deze
stilte Zijn woord spreekt en Zijn Naam
noemtdan geschiedt er wat, dan „hoo-
ren" wljj niet alleen wat, maar dan
„zien" wij ook wat. Want Gods Woord
is een scheppend Woord, dat uit het
Niet de dingen tot aanzijn 'roept.
Dan hooren wij engelenzang en zien
een klein Kind, dat ln een houten krib
be ligt, omdat er ln de herberg der
wereld geen plaat» meer voor zijn
schamelheid was, en dan vernemen w$j
den Naam, die boven allen naam Is:
Immaniël, d.i. God mèt ons.
,Maar dat ls Kerstmis", suit gij mis
schien zeggen en gij denkt daarbij on
getwijfeld, dat lk veel en veel te vroeg
ben met mijn onderwerp. Doch dan
moet ik u antwoorden, dat het won
der van Gods Openbaring aan ons een
Eens zullen de Hollanders een dijk bouwen,
die de zee in fwee deelen verdeelt.
(Slot.)
Den Helder'is de laatste stad, welke
de ontdekkingsreiziger in ons gewest
bezoekt en hij vertelt zijn landgenoo-
ten uitvoerig over den dijk van Pet
ten, den Anna-Paulownapolder, het
Noordhollandsch Kanaal en de „jeug
dige" stad Den Helder, de uiterste voor
post van de Nederlanden. Den Helder,
zegt hij, heeft dit eigenaardige, dat, als
men er is, men de stad zoekt en haar
niet vindt, daar het eigenlijk één zeef
lange straat is tusschen twee rijen lage
roode huizen, beschermd door een reus-
achtigen dijk, die een kunstmatigen
oever langs de Noordzee vormt. De
hoogste vloeden bereiken nooit zijn
kruin en de onvermoeide wateren beu
ken tevergeefs tegen dat geduchte bol
werk, dat meer het aanzien heeft van
een bedreiging dan van een verdedi
ging en dat daar staat als een uitda
ging van het menschelijk geduld aan
de woede der elementen.
Hij beschrijft het visschersdorp, dat
Napoleon hier eertijds vond en waarvan
deze het Gibraltar van het Noorden
heeft willen maken. Den Helder is een
stad die naakt en kaal is% waar de ne
velachtige lucht met groote zwermen
zeevogels is gevuld. Wanneer de wind
fluit en de zee loeit, zou men zeggen,
dat de Helderschen niets beters te doen
hebben dan zich in huis opsluiten, hun
Onze Vader bidden en het hoofd onder
de dekens stoppen in afwachting van
wat God beschikken mocht.
Hij vertelt iets van Den Helders ge
mengde ^bevolking en memoreert hoe
Jan de Witt met eigen handen de diep
te van het Texelsche zeegat peilde om
de scheepskapiteins te overtuigen, dat
hier de Hollandsche vloot kon uitzei
len. In deze wateren hebben de admi
raals De Ruyter en Tromp de Fransche
en Engelsche vloten verslagen.
Over Texel sprekende hij blijkt
onze vaderlandsche geschiedenis uit
stekend bestudeerd-te hebben vertelt
hij bijzonderheden van de schepen, die
van de reede aldaar aan het eind van
de zestiende eeuw vertrokken, o.a. de
schepen van Heemskerk en Barendsz,
waarna hij een uitvoerige beschrijving
geeft van de overwintering op Nova
Zembla.
De Zuiderzee.
Alvorens hij naar Friesland vertrekt
om de vrouwen te zien die „gouden
helmen" dragen, gaat hij naar Amster
dam en scheept zich daar in op een der
stoombooten die op Harlingen varen.
Hij beschrijft het ontstaan van de
Zuiderzee, vertelt bijzonderheden van
Marken en Monnikendam, maar heeft
van Hoorn, dat hij op een gezichtsleng
te voorbijvaart, niet veel te vermel
den. Van Jan Pieterszoon Coen heeft
hij blijkbaar nooit gehoord en hij weet
van Hoorn alleen, dat er in 1416 het
eerste groote net voor de haringvissche-
rij gemaakt werd en dat in deze oude
stad van Noord-Holland de onver
schrokken Schouten geboren werd, die
het eerst de zuidelijkste punt van
Amerika omzeilde.
Dan komt zijn boot in Enkhuizen, „de
doodste stad van alle doode steden der
Zuiderzee, dat in de zestiende eeuw
veertigduizend inwoners telde en hon-
eeuwig: wonder le; dat Zijn Liefde
gelijke ln de gestalte van het schamele
en uitgeworpen® voor ons staat en on
ze wederliefde vraagt. En dat wij der
halve ook dagelijks dit wonder van
Zijn Openbaring aan ons kunnen be
leven, waarin" Hjj ons Zijn Naam te
kennen geeft.
Kerstmis i» tenslotte slecht» „de
herinnering" aan dit Wonder; het won
der zélf echter is er eiken dag, voor
een leder van ons. Het staat klaar. Wij
behoeven niet anders te doen dan de
staldeur te openen en met de herder»
en de drie koningen neer te knielen
aan de onoozele voetjes van het Kind.
Als w^j niet opzien tegen zulk een ge
mengd gezelschap, als wq niet bang
zijn bij het neerknielen den plooi te
verliezen uit onze broek en als wij het
geheele Eeuwige Gebeuren niet voor
een dwaas menschelijk verzinsel hou
den, dan Staat niets aan ons deelheb
ben aan het Wonder van Gods Naam
ln den weg.
Na Den Helder bezocht te heb
ben, vaart Edmundo «de Amicis
over de Zuiderzee, aanschouwt de
vergane glorie der middeleeuw-
sche handelssteden, vertelt zijn
landgenooten van Jan de Witt en
Willem Barepdsz. en voorspelt, dat
er in een verre toekomst nog eens
een dijk zal gemaakt worden, die
Holland met Friesland verbindt,
waarna het gebied der wilde wate
ren tot een vruchtbare vlakte zal
worden.
derdveertig haringschepen uitzond, die
door twintig oorlogsschepen beschermd
werden". Helaas, thans zijn de straten
met gras begroeid, de huizen verlaten
en vervallen, de inwoners arm. Het
heeft slechts den roem overgehouden
aan Paulus Potter het leven te hebben
geschonken.
De oever was leeg van menschen,
de haven stil, de huizen gesloten en een
groote zwarte wolk stond boven de
stad als een lijkkleed, dat langzaam
nederdaalde om haar voor goed te be
dekken".
De gedachte aan een af
sluitdijk.
Met medelijden wendt hij zijn blik
ken van het ter dood veroordeelde
stadje af en vertelt iets van Medemblik
en van Stavoren, waarbij natuurlijk de
legende van het Weeuwtje van Stavo
ren verhaald wordt.
Wat hij nu ruim zeventig jaren ge
leden over de mogelijkheid van een
afsluitdijk heeft geschreven is, met het
oog op de latere totstandkoming daar
van, zeer interessant.
Hier, zegt hij, is de Zuiderzee slechts
weinig breeder dan de helft van
de Straat van Calais en men heeft er
over gedacht een reusachtigen dijk aan
te leggen, die deze golf van de Noordzee
zal afscheiden, een dijk, die van Me
demblik naar Stavoren moet loopen,
met een opening in het midden voor
een groot kanaal, waardoor de IJssel
en andere rivieren moeten uitstroomen.
Achter dien dijk willen de Hollanders
den grooten zeeboezem langzamerhand
veranderen in een vruchtbare vlakte.
Noord-Holland zal met Friesland ver
bonden worden, al^e doode steden der
kust zullen met^. nieuw leven bezield
worden, eilanden, bijzondere gewoon
ten, afzonderlijke dialecten zullen ver
dwijnen en er zal een nieuwe provincie
worden geschapen.
Dat groote werk, zoo schrijft hij, zal
zestig millioen gulden moeten kosten,
maar helaas, eer het tot stand gebracht
is, zullen wij, kinderen van het midden
der negentiende eeuw, de viooltjès wel
op ons graf hebben groeien.
Wij weten niet of er viooltjes groeien
of gegroeid hebben op het graf van den
man, die ons land zoo ernstig bestu
deerd heeft, ons volk zoo genegen was
en zoozeer zijn best heeft gedaan om
in een tijd, toen zijn landgenooten zich
nauwelijks bewust waren, dat er in
Europa ook nog zoo iets als een ko
ninkrijk Holland bestond, dezen staat,
zijn geschiedenis en beteekenis in een
omvangrijk boek te beschrijven. V
Hij en allen, die destijds dat boek
met interesse hebben gelezen, zijn ge
storven en vergeten, maar zijn profetie,
dat de Hollanders het zouden klaar
spelen den grooten zeeboezem af te
sluiten en de wilde wateren van de
Zuiderzee tot een vruchtbare vlakte te
maken, is grootendeels in vervulling ge
gaan.
Het is een der markantste bewijzen
van Nederlands meesterschap over
de zee en tevens van den durf en de
volharding van het thans levende ge
slacht, dat op het monument aan den
afsluitdijk de meer dan symbolische
woorden deed' beitelen: Een volk, dat
leeft, bouwt aan zijn toekomst.
Tj. N. ADEMA.
(Men deelt ons mede, dat het hotel,
waarin de beschrijver van „Holland en
zijn bewoners" in Alkmaar vertoefd
heeft, waarschijnlijk „De oude Toelast"
geweest is. destijds een zeer bekend ho
tel, dat zich op de plaats bevond waar
thans het agentschap van de Nederland-
sche Bank is gevestigd.)
Zaterdag en Zondag op de Meer.
Er waren zeilwedstrijden en het leek
wel, of alle zetters uit Noord-Holland-
Noord elkaar wilden begroeten op het
Alkmaarder Meer. Honderden en nog
eens honderden witte zeilen gaven aan
het wijde water een feestelijken aan
blik en waar het zonnetje die witte
zeilen nog eens extra liet blinken, daar
kon het niet «"anders, of de sfeer was
zoo goed als die maar even zijn kon.
En wat hebben onze zeilers hun best
gedaan. Hoe verdrongen zij zich bij de
startlijn en hoe trachtten zij de meest
gunstige start te krijgen! Dat vijfminu-
en-schot is al aardig, maar naarmate
de' tijd verstrijkt, wordt de spanning
grooter. En als dan het laatste minu-
tenbordje nog open staat, als
de seconden beginnen te tellen, dan
zie je, welk een verscheidenheid ln
taktiek er bij zoo'n start gevolgd
wordt Velen willen als het ware met
het startschot door de startlijn gaan,
anderen wenschen liever iets achter de
lijn te liggen en meteen vaart te heb
ben, als het schot valt. Zij nemen de
enkele meters achterstand gaarne op
den koop toe, omdat de gang van de
boot dien kleinen achterstand meer dan
vergoed. Weer anderen loeren al voor
dat de wedstrijd is begonnen, op hun
gevaarlijkste concurrenten en trachtten
deze letterlijk de loef af te steken.
En dan gaan ze, de ranke bootjes
Het heele meer over, van de eene boei
naar de andere. O, het lijkt zoo een
voudig. maar welk een stuurmanskunst
komt er bij te pas. En wat moeten de
zeilers uitkijken! Ze moeten weten, hoe
ze een boei het beste kunnen ronden,
ze moeten weten, wanneer zij over stag
moeten gaan. ze moeten weten,of ze
met volle of met gereefde zeilen moe
ten werken. En het-aardie is, dat elke
dag en elk uur, ja elk moment in de
voorgenomen plannen verandering kan
brengen. Dan komt de wedstrijdroutine
om den hoek kijken: dan moet blijken,
n en om den Noordotatelijken
Polder.
'door W. KOK.
uJie see is Jouw vijand, die see
is jouw vrind,
Jtj weet hoe sij mag aan jotiw
wil te verbind,
JIJ worstel met die water en
bouw "n dijk
Sn rustig daarachter bewoon jij
die slijk....
Th. Wassenaar.
Op den h'oogen dijkkruin sta ik, heel
alleen en lk kijk naar het nieuwe land.
Kom een oogenbllk naast mij staan en
zie mee naar dit jonge landschap: Een
machtig dijklichaam, dat je nadert van
ver, waar je zelf op staat, dat verder
èaat en zich tenslotte verpest in neve
lige verten. Links van Je ae zee, door
den mensch getemd tot meer, al ben je
toch voortdurend weer geneigd te
praten over Zuiderzee, tenminste zoo-
vergaat het mij altoos. Boven die zee
dan een dreigende onweersbui, komend
uit het zuiwesten. Een torenhooge opsta
peling van loodgrauwe luchten, waar
over soms een zonnestraal glijdt. Tegen
het lichtere oosten, dat door den weer
schijn der donkere wolken vreemde
exotische tinten draagt, steken de sier
lijke boomgroepen van het Kamper-
eiland met op den achtergrond de to
rens van het oude Karnton zelf scherp
af. Een tjalk, die zoo juist dén overtocht
van Holland volbracht, stevent schuim-
spattend onder bolle zeilen door het
vaarwater links van den dijk aan ons
voorbij. De vrouw houdt het roer. De
schipper zelf met de karakteristieke
ronde pet op den verweerden kop, let op
de zeilen. Stioer volk, goed volk, die
menschen van de binnenvaart, waterzi
geuners in den' besten zin van het
woord. Verder weg, even bulten de
strekdammen van het Keteldtep, dobbe
ren visschersschulten, kleine booten,
meestal met een bemanning van drie
koppen; zwartgetruide geharde kerels
uit Vollenhove vooral, wellicht de laat-
sten van een verdwijnend vlsschersge-
slacht....
In v-vorm vliegt een groote troep
aalscholvers over, de lange halzen ge
strekt, de'donkere vleugels bewegend
met forsche slagen. Even dwalen mijn
gedachten weg en moet lk denken r.?.n
een avontuur,, dat. weteens, beleefden,
toen we met de boot in een vluchtha-
ventje van één der Zuldhollandsche
eilanden lagen en de schipper inflaats
van een dikke paling zoo'n groote aal
scholver aan den haak had.
Maar zie nu eens naar 'rechts! De
onweersbul hangt nu boven den polder
zelf. Tot zoo ver je blik reikt, staan
daar de oogstrijpe roggevelden met op
grooten afstand van elkaar reeds hier en
daar 'n boerderij, 'n Pracht schouwspel,
'n triomph van kleuren- en llchtschakee-
ringen trekt aan je oog voorbij. Inkt
zwarte wolken boven het nog even
door zonlicht overgoten goud van de
golvende graanvelden en een paar van
die sierlijke zeezwaluwen, nog witter
dan wit tegen den donkeren wolken-
muur. Zwaap gerommel van den don
der rolt zoo nu en dan langs de lucht,
maar de bui barst gelukkig nog niet in
volle hevigheid los. Over het voorma
lige eiland Schokland, dat zich even
boven het polderniveau verheft, rept ze
zich naar het noordoosten, terwijl heel
ver op de „hooge Klif" van Urk roode
pannendaken zichtbaar worden in een
paar felle lichtbundels van de weer
doorbrekende zomerzon.
Zoo ligt daar het nieuwe land voor
ons en je voelt het: hoe Jong dit land
schap ook -nog ls, toch behoort het nu
al, zoowel door haar wolkenluchten als
haar zwierende meeuwen, haar groene
dijken, haar verre horizonnen en groote
ruimten, tot Holland, geheel en all
Een vraag en een antwoord.
Hoe komt het, dat je mij zoo ineens
begint te vertellen over dien Noord-
Oostelijken Polder? zoudt ge mi) kun
nen vragen. Het antwoord is 'eenvou
dig: Omdat ik zoo talrijk veel menschen
ontmoet, die van zichzelf denken van
alles in hun landje wel zoo'n beetje op
de hoogte te zijn en als Je dan bij toe
val over dien Noordoostpolder begint,
diezelfde menschen je met een leger
van vragen bestormen. Ziedaar de re
den, waarom ik vandaag ondanks de
groote hoeveelheid ..Zuiderzeelitera-
tuur," die reeds het licht zag, daaraan
toch nog enkele regels wil toevoegen
Ja, ik weet het maar al te goed. er
zijn op heden zoo overstelpénd veel
vragen en ongekend groote moeilijk
heden, die je direct raken, tengevolge
waarvan je zoo goed als aan niets an
ders toekomt. Toch kan er iets opwek
kends en hoopvols van uit gaan te be
seffen, dat er ook ln ons land juist in
dezen tijd van dikwijls weerzinwekken
de en- zinlooze vernietiging, van on
schatbare, niet te vervangen gvaarden
gestaag wordt vootgearbeid aan nieuwe
waarden, die voor gansch ons volk nu
en straks nog meer van het grootste
belang zullen blijken te zijn. Stap
daarom in gedachten eens met uw on-
derdanigen dienaar op den trein
naar het nieuwe land.
Na zoo'n verlofperiode is er wel even
een tikje weemoed in je binnenste,
maar je bent toch ook weer dankbaar
enkele dagen tusschen familie en be
kenden te hebben kunnen vertoeven,
immers de afstand is te groot om elke
week naar huis te gaan. Het deed je
goed weer eens in je eigen stoel te zit
ten, de gramofoon haar reeds lang ge
kende liedjes te laten spelen, kortom,
weer eens in de je vertouwde omgeving
te verkeeren.
Nu brengt de trein ons weer terug
naar den verren polder, waar we op
nieuw enkele weken onze krachten zul
len gaan geven, een elk op zijn wijze,
aan de ontginning en den opbouw van
het nieuwe land Met meer interesse
kijk je nu naar het voorbijsnellende
landschap, dat in dezen tijd op haar
voordeeligst uitkomt. De duinenrand
verdwllnt in een blauwig verschiet
even zitten we gevangen in de hooge
ijzeren kooi van de Hembrug en kijken
tusschen de dikke tralies door naar het
zonlichtweerkaatsende waterbeeld van
't Noordzeekanaal. Na de hoofdstad gaat
de reis verder dwars door het aloude
Gooi, waar het Naardermeer nu op
zijn maoïst is. In stilte prijs je nog
maals het gelukkige initiatief van die
genen, die indertijd dit schoone com
plex Hollandsche veenplassen voor al-
geheele verdwijning wisten te beveili
gen. De Veluwe herinnert je aan eens
gemaakte zwerftochten door de dondere
bosschen, over de golvende helden met
blinkende zandketels. verspreide pluk
jes jeneverbesstruiken of eenzame won
derlijk vergroeide vliegdennen. Als we
den IJssel naderen, zijn daar de kleine
boerenbedrijfjes: rletgedaakte witte
huisjes, die nauwelijks opvallen ln het
lichtgevende landschap. De IJssel P
breed water, waarover twee groote
bruggen, waarlangs knotwilgen, .een
lange aak proflteerend van wind en
stroomdan station Zwolle.
Een kop warme koffie in de wacht
kamer heeft ons wat opgemonterd en
nu stappen we ln het treintje, dat ons
na twintig minuten netjes in de IJssel-
stad Kampen aflevert. Het Is Intus-
schen al vrij laat geworden zoodat we
vannacht hier maar zullen blijven sla
pen, vind je ook niet? Dan zijn we
morgen vroeg in den polder en hebb?"
we. veer een. heelen. dag. voor ons..
of de stuurman uit het goede hout ge
sneden is. Welnu, de zeilers op de Meer
hebben .twee dagen lang elkaar beloerd
en elkaar dwars gezeten maar zij deden
dat op de meest sportieve wijze en ten
slotte hebben zij samen de winnaars
hulde gebracht.
Zeilen op de Meer! Een gezonde sport
voor fichaam en geest. En om den dood
geen lauwe sport! Omdat het een voort
durend uitkijken is en omdat er voort
durend met de hersenen gewerkt moet
worden en snelle besluit genomen moe
ten worden.
Zondagmiddag een kort gesprek ge
had met collega Hansen. Hij was na
tuurlijk op het groote zwemfestijn van
DAW en fungeerde als starter bij de
z.g. revanchewedstrijden van de natio
nale kampioenschappen.
Hansen kan DAW niet vergeten. Hij
heeft in de jaren, dat hij voorzitter was,
de club tal van groote wedstrijden ge
geven, zoowel in de Overdekte als in
het open bad. Hij maakte een tijd van
grooten bloei in de vereeniglng mee en
wist op handige wijze steeds weer pro
paganda te maken voor de zwemsport
in het algemeen en voor DAW in het
bij zender. y
En nog, als DAW iets bijzonders or
ganiseert, is Hansen er bij. Deze keer
als starter. En als zoodanig leverde hij
weer keurig werk. Hij had de zaak in
handen en zorgde steeds weer voor een
vlotte start, zoodat slechts één keer een
deelnemer te vroeg Vertrok. Wat na
tuurlijk werd opgemerkt.
Hansen heeft in zijn Alkmaarsche
jaren veel voor DAW gedaan, zooals hij
nadien in zijn Utrechtschen tijd als
voorzitter veel voor de UZC deed en
doet. Maar hij heeft Zondag kunnen
zien, dat zijn opvolgers zijn voetsporen
hebben gedrukt en DAW hebben geleid
naar een nog hooger plan en de club
gemaakt hebben tot één der grootste en
sterkste zwemclubs van ons gewest.
Chris Berger heeft Zondag afscheid
genomen van het athletiekveld. Vijftien
jaar lang heeft hij behoord tot de top
klasse der Nederlandsche sprinters en
in dien tijd heeft hij tal van kampioen-
titels behaald en vele records op zijn
naam gebracht.
Reeds in 1929 bracht hij het record
200 M. op zijn naam, het volgend jaar
was hij de snelste Nederlander en ves
tigde nieuwe records op de 200 M. en de
100 yards. Toen werd hij ook voor de
eerste maal kampioen op de 100 en 200
M., terwijl hij in hetzelfde jaar in En
geland de 100 yards won en daarmee
voor het^ eerst een Engelschen titel op
een loopnummer voor Nederland ver
overde.
De volgende jaren brachten nTeuwe
successen, al bleven toen teleurstellin
gen niet uit. Op de Olympische Speien
in Los Angelos bijvoorbeeld, sneuvelde
hij in de kwartfinale, terwijl gehoopt
was op een plaats in den eindstrijd..
1934 werd zijn groote triomfjaar. Waar
hij kwam, won hij en tenslotte wist hij
de Europeesche titels op de 100 en 200
M. in de wacht te slepen. Het leek
daarna, of Berger had afgedaan, maar
na een paar zwakke jaren en na eenige
jaren geheel verdwijnen van het athle
tiekveld, kwam Berger in 1942 terug en
toonde zich opnieuw een der allersnelste
sprinters van ons land. Wel moest hij in
Osendarp zijn meerde erkennen, maar
hij mocht zeker de tweede of derde
sprinter van ons land genoemd worden.
En nu heeft hij nfscheid genomen van
de sport. Zondag kwam hij voor het
laatst uit en heeft hij nog eenmaal den
strijd opgevat tegen Osendarp c.s. Het
laatste harde gevecht, door Osendarp
gewonnen Maar met zulk een klein
verschil, dat de tijden dezelfde waren!
Berger behaalde in totaal acht nati
onale kampioenschappen, twee Euro
peesche titels en twee Engelsche titels.
Hij verbeterde vijf maal een Neder-
landsch record en is op het oogenblik
nog altijd in het bezit van het Euro-
peeseh record op de 100 M., dat hij met
een tijd van 10,3 sec. deelt met de Duit-
sche sprinters Jonath en Neckermann.
Zullen we Berger niet meer terug
zien op de dthletiekbaan? Vermoedelijk
zal hij nog wel eenige malen uitkomen
in estafettenummers, maar op de per
soonlijke- nummers zal men voorgoed
zijn naam missen.
Berger heeft afscheid genomen in een
tijd, dat de Nederlandsche athletiek op
een eenzame hoogte staat in Europa, al
thans wat de sprintnummers betreft.
Toen hij begon, telde Nederland eigen-
liik nog niet mee.-?>
Verschil
van karakter!
De een is optimist, de
ander pessimist. Karak
ters verschillen nu een
maal Maar zelfs deze twee
uitersten zijn het eens
over Victoria-biscuits! Die
zijn heerlijk!
word! «og iteedi alt goed*
grondstoffen vervaardigd en tl
daarom een Ideale zeep voor
Uw klederen. Vueg daarom
op Uw tofletzeepbonneo
klnderzeap van de
KOSTBAARHEDEN-
VERZEKERINGEN
- II. MAATSCHAPPIJ
1° 1721
Een Nederlandsch bedrijf
j1 door de eeuwen heen
CR A5MUSRU1S COOIS1NGCI
ROTTERDAM
Juist nu Ut uit toöeVëg
tl; geen tjjd heb naar dêj|
tandarts -te gaan.Hindert nletil
AKKERTJES nemen da pijn dlrecÉ
■weg mevrouw, maar ga dan
morgen naar den tandarts. O
Om Nederland se he Pjjnsir
prfat Pim
JU
„Unicum" kofflesurrogaat
biedt werkelijk 'n pittige,
krachtige kop koffie, zooals
U in lang niet proefde!
Da's niet overdreven, da's
wéér! Proef 't maar!
Pim''s prima
Kofflesurrogaat
Verkoopkantoor:
van der Plaats Koffiebranderijeni en Theehandel
Bolsward