Mr. OBJVIEK,
later vurig bestrijder vau Thorbeuke eu het liberalisme
om thans deel uit te maken van een Kabinet dat half Groe-
niaansch half conservatief is.
4o. Den heer Schimmelpennick. Deze minister is minister
waarschijnlijk omdat hij de kleinzoon is van zijn grootvader.
(Zie het art. van den hoogleeraar Vreede in de Utr. C't.) Waar
die heer zijne finantieele bekwaamheid heeft opgedaanligt
in het duister, ten minste blijken daarvan zijn ons onbe
kend. Met verbazing hebben wij dan ook uit de mededeeling
des heeren Meijer ontwaarddat de heer Schimmelpenninck
na de drie dagen tijds, dat hij aan het hoofd staat van het De
partement van Finantiënreeds bij magte wasom volledige
inlichtingen te geven nopens den finantieele toestand van ons
land.
,5o. Den heer Borret. Wij willen openhartig verklaren, dat
ons van het hoofd van het Departement :van Justitie niet
anders bekend is, dan dat hij een zeer goed regtsgeleerde
is en een uitstekend lid was van den Raad van State. Dat
de heer Borret een ijverig katliolijk is, kan naar ons inzien,
volstrekt niets afdoen. Dat maakt hem voor den ministers post
niet minder geschikt. Maar het doet ons leed, den heer
Borret te zien plaats nemen in het bewindwaaraan wij
uit overtuiging alle vertrouwen moeten ontzeggenwant hier
uit meenen wij te mogen afleidendat de heer Borret in het
staatkundigebeginselen aankleeftmet de onze lijnregt
in strijd.
Ziet daar lezers, zoo kort mogelijk ons oordeel over het
ministerieel programma en het nieuwe Kabinet. Gaarne had
den wij het nog wat opgeschort en op daden gewacht. Maar
met den dag van Dingsdag in het verschiet, meenden wij aan
onzen pligt te kort te doen, zoo wij achterwege bleven in
het uitspreken van onze overtuiging. Wij meenden de reden
te moeten opgevenwaarop wij de liberale kiezers in ons
district hebben afgeraden mannen te kiezendie dit Kabinet
steunen zouden.
Wij herhalen het aldushet belang des lands vordert nood
wendig dat deze rigting niet aan het bestuur blijve, en de
kiezers in ons district kunnen daartoe bijdragenwanneer
zij een' man afv aavdigen die de beginselen van dit Ministerie
noodwendig bestrijden moet, namelijk:
Oud-Minister van Justitie.
ÏTI E TJ TT S T IJ D 11T O- E 1T.
Helder, NieuwediepWillemsoord, enz. 8 Junij 1866.
De netto opbrengst van het werkje Doekon, >Den
Storm op Zee", onlangs bij den boekhandelaar L. A. Laurey
alhier verschenen, bedraagt f 111.76. De ongelukkige ver
minkte kapitein John Casey eu de behoeftige oud-zeeman,
ontvangen dus van genoemden boekhandelaar, ieder de som
van f 55.88.
De onbekende schrijver en genoemde boekhandelaar,
die beiden zooveel van hunnen tijd hebben opgeofferd en
zich zoo veel moeite hebben getroost, alleen tot liefde van
hunnen naasten, zij hebben zich bij de dankbaarheid van de
beide hulpbehoevenden, ook de erkentelijkheid van ieder wei
denkenden waardig gemaakt. En die erkentelijkheid zalver
trouwen wij, weder op nieuw blijken uit eene ruime inteekeuing
op het portret van den kapitein John Caseydat ook ten
zijnen bate wordt uitgegeven, en waarvan de lijst ter in-
teekening ligt.
Z. M. de Koning, H. M. de Koningin hebben ieder
voor 10, HH. KK. Hll. Prins en Prinses Erederik, ieder
voor 8 exemplaren iugeteekend op het portret van kapitein
John Casey, dat door den photograaf H. Steinhauer ver
vaardigd, bij den boekhandelaar L. A. Laurey ten voordeele
van genoemden kapitein zal worden uitgegeven.
Bij de gisteren, ter Directie der Marine alhier, plaats
gehad hebbende aanbesteding van versch -vleeschwas voor de
levering aan de Zeemagt de heer L. Kroon de minste in
schrijver, tegen f48.89 per 100 Ned. ponden en voor de
levering aan 's Rijks Hospitaal de heer A. L. van Gelder
tegen f 44.94 per 100 Ned. ponden.
Door Z. M. zijn benoemd tot schout-bij-nachtde ka
piteins t/z. O. A. Uhlenbeck en P. A. Matthijsen; tot ka
piteins t/z.de kapitein-luitenants t/z. E. R. Toe Water en
M. H. Jansen; tot kapitein-luitenants t/z.de luitenants t/z.
le kl. N. M. J. Kroef en H. B. Kip; tot luitenants t/z. le
kl..: de luitenants t/z. 2e kl. H. D. Guyot, W. Steffens en
N. Mac Leod.
Men schrijft ons uit 's llagedato 7 Junij, dat de
cholera aldaar sterk toenemende iswaartoe wclligt het warme
weder der laatste dagen heeft bijgedragen. Er zouden aldaar
op de beide laatste dagen zeer vele gevallen dier gevreesde
ziekte zijn voorgekomen.
De Staats-Courant van heden en het Haagsche Dagblad
bevestigen dit berigtook te RotterdamLeiden Delft
Gouda zijn de ziektegevallen en de sterfte weder sterk toe
genomen.
HAAGSCHE CORRESPONDENTIE.
's Hagc, 7 Junij.
Mijnheer de Eedacteur
In de Eerste Kamer der Staten-Generaal van heden werd
den leden gelegenheid gegeven om hunne aanmerkingen te
maken over het programma Maandag door de Regering
voorgedragen en daarover vragen te doen.
Ik wensch heden hierover in geene bijzonderheden te treden
en behoud mij voordaarop later terug te komen.
De heer Duymaer van Twist betoogde o. a. dat, daar de
aanneming van het amendement Poortman de hoofdoorzaak
van het optreden van dit bewind -veroorzaakt was door
eene vereeniging van conservatieve met liberale leden, de
conservatieve partij geen reden had het te doen voorkomen
als of zij de overwinning had behaaldlater in ant
woord op de redevoeringen der ministers van Zuylen en
Mijer geeft die spreker nogmaals als zijne overtuiging te
kennen, dat er onder de bestaande omstandigheden geen grond
bestond voor de optreding van een conservatief Kabinet.
(Eene overtuiging die door mij niet gedeeld wordt).
De redevoeringen uitgesproken door de heeren van Eysinga,
Fransen van de Putte en door de ministers van Buitenland-
sche Zaken en Koloniënwaren zeker niet van belang ont-
ontbloot, evenmin als die van den minister van Finantiën,
waarin hij door cijfers trachtte te constateren dat het ver
wijt de Regering gedaan als had zij de finantieele toestand
te donker gekleurd onjuist is.
Zoodra de ofticieele stukken het licht zullen gezien hebben
zal het vellen van een oordeel hierover gemakkelijker zijn.
Zeker is het dat de heer Betz als financier niet zeer gunstig
wordt geschilderd, want, wat er van onze finantiën nog ovei°
blijft, wordt toegeschreven aan de zorg van den heer van Bosse.
In deze zitting voerde de heer Pels Rijcken minister
Van Marine voor het eerst het woord, in antwoord op
eene vraag van den heer Fransen van de Putte.
Die afgevaardigde had gewenscht de denkbeelden te weten
des ministers, omtrent den tegenwoordigen toestand onzer
Marine, enzijne denkbeelden ter verbetering en herstelling
daarvan.
De minister gaf te kennendat het met het oog op den
tegenwoordigen toestand van Europa, onraadzaam was in
beschouwingen te treden omtrent onze Marinehare toestand
kan de Kamer niet onbekend wezen, nadat haar het verslag
is bekend gemaakt van de commissie tot kustverdediging,
terwijl reeds vroeger middelen tot herstel zijn aangevraagd
en na de redevoeringen door den vorigen minister in deze
Kamer gehouden.
In elk geval kan de minister thans nog niet voor den dag
komen met zijne denkbeelden tot verbetering en herstelling der
Marine. Hij zal zorg dragen voor eene goede kustverdediging
voor Vaderland en Koloniën, terwijl hij, wat betreft de
zeegaten en kusten, zal handelen in overleg met zijn ambt
genoot voor Oorlog. Bij de indiening der begrooting zal
de minister zijne zienswijze nader bekend maken.
Ik bepaal mij voor heden tot deze korte mededeeling, die
ik later meer uitvoerig hoop te behandelen.
3Inge30nöi'n.
De Redactie onder schrijjt niet altoos de gevoelens der inzenders.
Mijnheer de Redacteur 1
In No. 512 van uw geacht blad, (dd. 25 April) komt een hoofdartikel
voor onder den titel „Kiezersvereenigingen", waarin door u op den voorgrond
wordt gesteld, dat, met het oog op den waarschijnlijk zeer hevigen strijd
die dit jaar zal gevoerd worden, eene voorafgaande zamenspreking der kie
zers noodzakelijk is, en dat dus de daarstelling eener krachtige en degelijke
kiezersvereeniging een noodwendig vereischte is, om versnippering en ver
brokkeling van stemmen te voorkomen.
Het nut eener zoodanige vereeniging, om onderling te beraadslagen over
diegenen die men eene plaats in de Staten-Generaal, in de Provinciale Sla-
ten of in den Gemeeuteraad het meest waardig keurt, wordt in dat artikel
door u op eene duidelijke en onwcderlegbare wijze betoogden inderdaad
is dat nut dan ook zóó klaar, dat het eigenlijk geen betoog behoeft. En
tocli zagen wij tot ons leedwezen hoewel wij niet anders verwachtten
dat uwe stem gebleven is als die des roependen in de woestijn.
Het is een betreurenswaardig verschijnsel M. d, R., dat op eene plaats als
deze, die thans eerst begint te bloeijen, wier toekomst zoo schoon kan- we
zen, als hare belangen in den Raad en elders, naar behooreu worden be
hartigd, dat op deze-plaats alle politiek leven ik mag niet zeggen, is
uitgedoofd, want het heeft er nooit bestaan, maar dat zich hier nog geen
enkel spoor van politieke ontwikkeling begint te vertoonen.
In liet hoofdartikel van uw blad van 6 Junij wordt helder aangetoond
vau hoeveel belang de dag van Dingsdag voor het Vaderland wezen zal, dat
er hier geen quacstie is van personen, maar van lijnregt met elkander strij
dende beginselen. Van harte wensch ik dat de kiezers van het gewigt hun
ner stem overtuigd zulleu zijn en zullen trachten voor zooveel in hun ver
mogen is, den door de liberale vereeniging te Alkmaar en de liberale bladen
in ons district gerecommandeerden candidaat te doen zegevieren.
Onaangenaam deed het mij echter aan, in dat artikel geen enkel woord
te vinden over de verkiezing voor den Gemeenteraad, dié insgelijks Dingsdag
a. s. moet plaats vinden. Waaraan is dit toe te schrijven, M. d. R.
Toch niet aan moedeloosheid Aan twijfel, om uw geschrijf met eenig gun
stig gevolg bekroond te zien P
De keuze voor de Tweede Kamer bepaalt zich hoofdzakelijk tot twee per
sonen, eu deze is dus voor iemand van bepaalde politieke beginselen niet
twijfelachtig. De keuze voor een lid van den raad is daarentegen hoogst
moeijelijk zoolang er geen personen als zoodanig worden voorgesteld, want,
onze gemeente bezit geschikte inwouers genoeg om als raadsleden te kunnen
in aanmerking komen, doch juist omdat er verschillenden zijn, die daartoe
de vereischte bekwaamheid bezitten, dwalen wij in het duister rond en dolen
als een schip zonder kompas.
Het is nu reeds te laat om óf eene kiezersvereeniging daar te stellen, waar
van eene aanbeveling van een candidaat voor den Raad behoorde uit te gaan.
Ik heb mijne opmerkingen slechts gemaakt met het oog op de toekomst en
in de hoop, de kiezers alhier op te wekkeu om in elk geval, Dingsdag a. s.
te gaan stemmen voor den heer Mr. Olivier. Het zou mij hoogst aange
naam zijn, daartoe iets te hebben bijgedragen.
Hopende dat gij, M. d. R., deze regelen in uw -veel gelezen blad zult