Het vergaan van liet Engelsclic stoomschip Kruiser.
BURGERLIJKE STAND DER GEIÏEEXIE HELDER.
BURGERLIJKE STAND DER GEMEENTE VLIELAND.
nu al de verknipte jassen of rokken moeten vergoeden of
zoolang gevangen worden gehouden, tot dat gij aan die ver-
pligting zal hebben voldaan.
De N. Rott. Ct. deelt de volgende anecdote mede welke
te of in de omstreken van Cleef zou hebben plaats geliad.
Aan een open-tafel zaten benevens vele andere personen
een Pruisisch kapitein en een Nederl. officier. Het gesprek
liep over een zündnadelgeweer, en al spoedig kwam men op
de wapening der Nederl. infanterie; do Pruis zeide toen
spottend, dat in Holland de infanterie nog met blikken go-
weren schoot. De Nederlandscho officierwilde dit gezegdo
aanvankelijk niet opmerkenwaarop de Pruiszich van zijn
succes zeker wanendehem in het gesprek riep met de vraag
of het niet waar wasdat de infanterie in Holland nog met
blikken geweertjes gewapend was? De Ilollandsche officier
merkte hierop koeltjes aan, dat hij, bij den staf dienende,
de vraag niet kon beantwoorden, maar hem uitnoodigde, om
den volgenden morgen vroeg een Hollandsche sabel te meten.
Een duel was hiervan het gevolgwaarbij do Pruisische officier
een wond in het aangezigt en een aan de regterhand ontving.
Bcrigten betreffende de cholera.
Den 31 Aug. zijn Den 1 Sept. zijn
aanget. overleden. aauget. overleden.
Amsterdam
25
15
3
13
's Gravcnhage
2
3
3
1
Delft
0
0
0
0
Rotterdam
3
4
6
1
Dordrecht
0
2
0
0
Utrecht
0
0
5
1
Amersfoort
1
1
2
1
Zutphen
0
2
3
1
's Hcrtogenbosch
17
10
15
6
Haarlem
0
1
Arnhem
10
4
8
7
Zwolle.
2
1
Groningen
1
1
HAAGSCHE CORRESPONDENTIE.
'6 Hage, 3 September.
Mijnheer de Redacteur l
Omstandigheden van particulieren aard hebben mij gedurende ecnigedagen
verhinderd mijne gewone taak van uw Haagschcn correspondent te vervullen.
Geloof mij oudertusschen wanneer ik u de verzekering geef, dat uwe lezers
daarbij zeer weinig hebben verloren. Immers het eigenlijk gezegde residentie
nieuws was, en is nog ten eenenmale onbeduidend, en de zittingen der Tweede
Kamer, wat deze in de laatste dagen hebben opgeleverd zal u bekend ziju
uit een artikel van de Tijd door het Dagblad in zijn kolommen overgenomen.
Het is heden juist acht dagen dat de Kamer zicli met de vaststelling der
Indische begrooting over 1867 bezig houdt. Thans nog een overzigt te geven
van het behandelde in dat achtdaagsch debat, is eene bepaalde onmogelijkheid
en kan ook volstrekt niet belangrijk worden genoemd. Het einde was
eene bogrips-verwarring, zooals er misschien sedert den Babelsclien tijd geen
heeft plaats gegrepen; vier verschillende motien van orde werden Vrijdag
voorgesteld, die nog Zaturdag en hedeu werden bediscussieerd en ten slotte
allen verworpen.
De groote quacstie was de schorsing van den maatregel, door den vorigen
ministers, met koniugs magtiging, verordend tot onvoorwaardelijk verbod
van gedwongen diensten der bevolking ten dienste der hoofden, en de motio
van den heer van Heukelom tot uitvoering alsnog van het besluit van den
gouverneur-generaal van 5 Januarij 186G, ook wat bovengenoemd verbod
betreft.
Gij ziet hieruit duidelijk, M. d. R., dat die quaestie eigenlijk ontstond
over een maatregel genomen door den minister van de Putte en door den
tegenwoordigen minister geschorst. De maatregel des heerea van de Putto
werd krachtig verdedigd door de heeren Kappeijne, Geertsema en van Heu
kelom, van de tegenovergestelde zijde echter heftig bestreden.
Behalve door den heer van Heukelom waren er nog drie motien voorge
steld, die „alle iu den breede zijn besproken. Ecu door den heer Keucheuius,
een door deg generaal van Swietcn en een door den heer Thorbecke. Ik
zal mij onthouden u den inhoud dier moties of de discussies daarover gevoerd
mede te doelen. Hun lot'behoort sedert een half uur tot de „faits accom-
plis" waarbij men zich tegenwoordig overal berustend neerlegt. De motie
van den heer Keucheuius werd verworpcu met 63 tegen 4, die van den heer
van Swieten met 48 tegen 19, die van den heer Thorbecke insgelijks met
48 tegen 19 stemmen, en die van den heer van Heukelom slechts met
eene meerderheid van drie stemmen, nl.: met 35 tegen 32.
Ik moet op den uitslag der laatste stemming wijzen, omdat zc doet uitko
men dat het aantal der zoogenaamde Putteancu in do Kamer niet zoo klein
is jfels men dit wil voordoen, te meer daar ook de heer Thorbecke, zich met
alle kracht tegen de motie verklaarde, en verschilleudc leden der jnsto milieu
zich daarmede konden vereenigen. Do vorige minister, de heer van de Putte,
(thans als lid'der Kamer gekozen voor Rotterdam, doch die eerst na de
opening der nieuwe zitting plaats kan nemen) was even als de heer van
Bosse meercndeels ia de tribunes aanwezig.
Nadat nu deze vier motien beslist waren, zouden weder twee motien van
eene andere uatuur, die van de heeren Fokker en de Braauw aan de orde
komen, doch door het late uur is de behandeling daarvan verdaagd tot mor
gen ochtend. Die motien, M. d. R. zijn van hoog belang, doch, bedrieg
ik mij niet, dan zal het publiek daarvan niet veel te weten komen. Ze be
treffen de quacstie der Oostcr-Scheldc, waarin onze minister van Zuylcn eene
fout heeft begaan, die hij zelfs niet bedekken kan, al ware de dosis stuk
keu om zc te vergoelijkennog grooter en uitgebreider. Hij heeft
de Kamer ouder ecu hoop papieren begraven, (zc liepen dan ook slechts over
twingtig jaren) zoodat het der leden onmogelijk was daarvan kennis te ne
men, iu den korten tijd dat ze ter griffte waren gedeponeerd. En nu zal
waarschijnlijk morgen deze gewigtige zaak met gesloten deuren worden be
handeld, ten einde die politieke fout des ministers te bcmautelen.
De handelwijze des ministers in deze aangelegenheid, heeft zoowel de ver
ontwaardiging van het denkend deel der natie als de afkeuring van een
groot deel onzer wetgevende inagt opgewekt. Is de minister bezweken
▼oor eischen van Belgie Hoe komt do verklaring van den minister van
Biunenlandsche Zaken, den heer Heemskerk, overeen met die van den heer
yan Kerkwijk Dat zijn raadsels M. d. R
Ik hoop voor de waardigheid der Regering, voor de waardigheid der Ka
mer, voor de waardigheid der Natie, voor de waardigheid des Koniugs, dat
dit raadsel zal worden opgelost.
Ecu der reizigers op de passagiersboot Bruiser geeft het volgende verhaal
omtrent de botsing van dit stoomschip met den Ilasiccll op de hoogte van
Aldboiough, ten gevolge waarvan eerstgenoemd schip zonk.
„Ik had mij des Zaturdags avonds, ongeveer elf ure in den salon te sla
pen gelegd; het weder was kalm en de zee effen. Spoedig was ik in slaap,
en ik sliep zoo gerust mogelijk tot des nachts 3 ure, toen ik plotseling
wakker werd door een vervaarlijk gekraak. Uit mijne krib kijkende, zag ik
reeds een passagier, die naast mij had geslapen, op de been. Ik vroeg hem
op gejangden toon wat er gaande was, docli ik vernam slechts, dat er iets
met liet schip was gebeurd. In den haast nam ik cenige klccdingstukken en
vloog ik naar het dek, waar ik het grootste gedeelte der passagiers, slechts
ten halve gekleed, aanwezig vond. Er hecrschtc de grootste verwarring. De
kapitein maande de passagiers aan, om toevlugt in het want te zoeken, daar
het schip in zinkende staat verkeerde. Een groot aantal hunner gaf hieraan
gehoor, maar ik was zoo ontsteld door hetgeen ik zag, dat het mij onmo
gelijk was dien raad op te volgen. De booten, die in de davids hingen, waren
beiden vernield, zoodat er slechts een klein bootje overbleef, dat buiten
boord kon wordeu gezet. Het schip dat met het onze in botsing was ge
komen, was middelerwijl iu onze tuignadje verward geraakt. De boegspriet
lag dwars over ons schip, en de geheele bemauning bevond zich op den
boeg. Zij liet touwen en takels al', ten einde eenige schipbreukelingen aan
boord van hun schip over te brengen; sommigen werden dan ook op die
wijze gered, terwijl anderen langs den boegspriet overklommcn. Op dit
oogcublik gaf de kapitein bevel dat do kleine boot zou worden uitgezet, ter
wijl aan de vrouwen en kinderen werd gelast, zich gereed te houden om er
in te gaan. De zee was op dit oogeublik geheel kalm, en er scheen geeno
moeijelijkheid te bestaan, om de passagiers van den Bruiser naar den Haswell
over te brengen. De boot werd ncdergelaten, en alles was gereed; maar
sommige vrouwen aarzelden bij de hcerscheude schemering, om zich langs
een takel in zulk een klein bootje te laten afglijden; na te vergeefs getracht
te hebben een meisje over te halen, een paar matrozen tG volgen, die in het
bootje hadden plaats genomen, greep ik zelf een touw en liet mij naar be
neden glijden. Nadat er nog ccn zestal was gevolgd, staken wij met de
boot af en bereikten zonder ongelukken het andere schip. Ofschoon nicmamd,
uitgenomen de kapitein, bij do hcerscheude verwarring had ontdekt, welke
schade ons schip bcloopen had, bemerkten w ij toen w ij in veiligheid waren.dat
de Bruiser schier in tweeën was gedeeld en met snelheid zonk. Half naakte
hulpcloozc vrouwen zagen wij met hangende haren en wanhopigen blik
rondwaren, redding zoekende in het want. Op dit oogenblik kregen wij ccn
schoener iu het gezigt, die bespeurende wat er gebeurd was, koers zetto
naar de plaats des onheils. Het schip kwam nog juist tijdig genoeg om hulp
te vcrlccncn, want men slaagde er in, cenige ongelukkige persouen te redden,
die op het wrak waren achtergelaten waarna liet schip koers zette naar
Yarraouth. Ik bevond mij aan boord van den Ilaswelldie met do geredde
schipbreukelingen naar Londen terugkeerde.
„Nimmer zal ik het toonccl vergeten, dat zich voordeed toen het schip
zonk. Zoo als ik reeds zeide zocht een groot aantal personen toevlugt in
het wanten hun geroep om hulp hoorde men boven alles uit. Er werden
bevelen gegevenom zoo veel mogelijk mcnschenlcvens te reddencn alles
werd inderdaad gedaan wat mogelijkerwijze te doen was. De kapitein van
den Haswell had middelerwijl order gegeven om de machines terug te laten
werken, ten einde op die wijze zijn schip vrij te krijgen; hij liet echter
onmiddelijk stoppeD toon dit gelukt en de Ilaswell veilig was. De tijd,
dien ik noodig heb om dit mede te dcclen overtreft verre dien waarin
het verhaalde gebeurdezóó snel viel al dat vrceselijke voordat ik mocito
heb mij alles weder voor den geest te brengen. Eene zaak echter staat mij
zóó helder voor den geest dat ik haar nimmer, nimmer zal vergeten.
Ik bedoel het vrecselijk gezigt van het zinken van het schip dat een vijf—
cn-twintigtal meuschelijkc wezens waarvan sommigen evenwel bij de bol-
sing waren verpletterd met zich in de diepte voerde. De zee was kalm,
de zon vertoonde zich aan de Oosterkim cn wierp hare eerste stralen over
het water. Helaas het waren geen stralen van hoop voor die arme schep
selen wier hulpkreten ons in de ooren drongen. Plotseling zagen wij den
voorsteven onder do golven verdwijnen de zee begou als te koken en on
der het geluid van het borrelen verstomden de kreten dor ongelukkige
schepselendie zich nog op hot wrak bevouden.
„Ik informeerde later bij de beide kapiteins naar de oorzaak van dit on
heil, maar zij betuigden mij die niet Ie kennen.
„Beide schepen hadden hunne lichten in goede orde; de posten op den
uitkijk werden goed waargenomen, doch de stuurman werd geen signaal
gegeven, vóór dat de botsing plaats greep."
Volgens de dagbladen hadden de schepen elkander reeds geruimen tijd in
het gezigt; toen zij elkander waren genaderd schijnt de Bruiser eensklaps
van koers te zijn veranderd, zoodat het schip voor den boeg van den Ilaswell
kwam, die met volle kracht in de stuurboordszijde van den Bruiser liep.
Correspondentie.
Lixi Dixiiudicn wij uw brief in alle hare details wilden beantwoor
den wij zouden er een nommer van ons blad welligt geheel mede kunuen
vullenmaar dit is zeker wij zouden er niet weinig onze lezers mede
vervelen. Daarom zullen wij alleen uwe eerste vraagneen niet beant
woorden, maar er eene vraag tegenoverstellen. Gij vraagt ons Waarom het een
vereischtc is dat gij inzender der „dichterlijke ontboezeming betreffende
een grootman te H." uw naam openbare. (Alleen toch maar aan den Uitgever
niet aan het publiek.) Onze vraag is wat hebt gij er tegen indien liet
waarheid is, dat gij „overtuigd zijt van geheimhouding"
Van 24 31 Augustus 1866.
ONDERTROUWD J.R. Beugeling, timmerman, 24 j. cn M. de Jong, 23 j.
GEHUWD II. Busquct en W. F. Bruinsma. E. Kossen cn G. J.
Ruijg. H. Schuiveling cn II. de Boer. J. Moijcr en J. M. Lucas.
M. de Groot en M. Snel.
BEVALLEN G. Steggerda gcb. Reuken Z. M. G. Duinkcr geb. Kru-
gcr Z. C. Goes geb. Baas Z. E. Former gcb. de Visser Z. C.
Konijn geb. Kroon Z. G. L. Giebels gcb. Krijnbcrg Z. S. Bakker
gcb. Bakker D. A. Caarls gcb. Steeman Z. A. Bels gcb. Sinjewel Z.
E. R. J. Stornebrink geb. d'Jong D. M. von Kurowsky geb. Boud D.
M. Boon geb. Vroom D. C. M. Petrus geb. Schortcldoek D. M.
Esbach geb. Dito D.
OVERLEDEN H. E. Kerseboom 24 j. A. Weitz gcb. Hopman 41
j. D. Donderdahl geb. Storckmcijer 37 j. A. van Buuren 19 w.
J. D. Douwes 52 j. M. Groot geb. Klom 73 j. J. Geus bijna 7
w. J. Snooij bijna 4 m. Levenloos aangegeven 1.
Van 11 31 Augustus 1866
ONDERTROUWD Barend Kikker, stuurman, 30 j. cn Anna Catolina
Wilhclmina Lipjes, 20 j.
GEHUWD Engel de Boer cn Klaartje Molenaar. Bauke Sieben en
Martje Bruijn.
GEBOREN Aaltje, d. van N. dc Gorter cn N. Visser.
OVERLEDEN R. Klok 42 j. gehuwd met Sjoukje Visser.