BESCHRIJVING VAN HET EILAND TEXEL. 3jnge3enticn. BURGERLIJKE STAND DEK GEBEENTE BELDEK. Ben Burg. VI Het was niet onwelkom, dat ons door de vlugge handen der vriendelijke dochter van den logementhouder een zeer goed dejeuner a la fourchette werd opgedischt, want, of de fijne lucht die men hier immer inademt, dan wel do vermoeidheid onzer togt er de oorzaak van was, zulks weet ik niet; maar wel dat onze magen sterk naar bevrediging verlangden. Eenige bejaarde heeren, die, naar het scheen, hier hun zoogenaamd lcoffij- liuia hielden, verkortten ons den tijd door het aanhooren hunner onderlinge gesprekken, die door deu luiden toon waarop zij gevoerd werden, aantoonden: dat hier geene geheime zamGnkomst plaats had. Na geheel naar genoegen onze behoeften te hebben bevredigd, aanvaarde wij weder onzen togt en kozen als eerste voorwerp onzer beschouwing de in 1803 nieuw gebouwde Roomsch Catholieke kerk. Zoo als ik u reeds zeide heeft zij ecu zeer net en doelmatig uiterlijk. Het gebouw is van den weg gescheiden door cene ijzeren balustrade, waar binnen gras- en bloemperken als het ware den aanschouwer vriendelijk uit- noodigen om het huis des gebeds binnen te treden, ten einde binnen zijne gewijde muren Hem te loven, die den gever en onderhouder van al het sclioone en goede is, dat het oog overal hier zoo ruimschoots ontdekt. Vóór men door den hoofdingang het gebouw binnentreedtziet men aan de linkerzijde der deur cene ingemetselde blaauwe steen, waarin gebeiteld is: D. O. M. Sub invocatione St. Joannis Bapt Hoe templum extruxerunt. L. J. H. LEVISSE. Parochis. C. S. DIJT. i J. RAN. j Aedituis. J. SCHEPERS. Anno MDCCCLXIII. Treedt men het gebouw binnen door een ruim voorportaalwaar eene -trap naar de galerij voor liet orgel en de zangers voert, dan ontwaart men ras dat ook van binnen de verwachting niet te leur gesteld wordt. Het geheel is smaakvol ingerigt en voldoet volkomen aan de vereischten, uitgezonderd het altaar, dat, ofschoon, porselein wit geschilderd en van vergulde ornamenten voorzien, zich wel zeer net voordoet, maar toch veel te klein is, naar verhouding der grootte van het gebouw. Ter zijde van het altaar ziet men aan den regter kant het beeld der moeder maagd en aan de linker zijde dat van St. Jozef, beide beelden goed bewerkt. Vóór liet altaar prijkt eene zilveren koorlamp en aan weerzijden van bet gebouw zijn de muren versierd door 14, wel wat kleine, maar anders goed bewerkte schilderijen, den kruisweg voorstellende. Verder inuut het geheele ameublement door netheid en doelmatigheid uit. Het kerkgebouw weder verlaten hebbende, rigttc wij onze schredeu door <3e warmoestraat naar liet algemeen weeshuis. De naain van algemeen die deze inrigting draagt, is niet in alle deelen op haar toepasselijk; want, naar hetgeen rniju geleider mij mededeelde, worden wel onderloozc kiudercn van verschillende erkende christelijke gezindten er in opgenomen en verpleegd, maar zijn de kinderen van niet christelijke of niet erkende christelijke kerkgenootschappen door eene bestaande verorde ning van dat voorregt uitgesloten. ITet gebouw is wel breed, doch slechts cén verdieping hoog; de breede ramen en dubbele deur, zoowel als dc helder wit bepleisterde muren, ver schaften liet een fraai uiterlijk. Aan ecu der zijgevels, alwaar vroeger de hoofdingang van het gebouw schijnt geweest te zijn, vindt men de geschilderde afbeelding van een be woner en cene bewoneres in hunne voormalige kleediugtrant, bestaande in een half groen en half zwart pak De eerstgenoemde houdt het wapenschild der gemeente Texel in de hand. Mijn vriend verhaalde mij, dat eerst vóór weinige jaren de muren van dat gebouw werden bepleisterd en de ouderwetsche ramen en deur door de thans bestaande, werden vervangen; èn dat alstoen de in de zijgevel be staande steenbeeldjes een weesjongen en een weesmeisje voorstellende, werden weggenomen en vervangen door de thans op dezelfde plaats geschil derden. Ook wees hij mij op eene tamelijk verren afstaud, eene schuur, waarin oen ruim onderaardsch gewelf is, dat vroeger aan het gebouw, hetwelk sedert 1573 weeshuis, maar vroeger klooster was, behoorde; en waardoor men nog kan nagaan de vroegere uitgestrektheid van dat gebouw. Hij deelde mij verder mede, dat volgens de overlevering in 1203, de gravin Ada van Holland, gemalin van Bodewijk, graaf van Loon, door haren oom Willem, alhier werd gevangen gehouden; en dat men wil, dat het ge noemde oüderaardschc verblijf, hare gevangenis is geweest. Ofschoon er op de zachtmoedigheid dier tijden niet zeer valt te roemen, betwijfel ik toch of dc barbaarscliheid w el zoo sterk is geweest, dat men eene lSjarige rcgcrcude vorstin in zulk ceu liol zoude hebben doen versmachten. Wel meldt ons de geschiedenis de gevangeuhoudiug van die gravin op deu Burg te Texel, maar zij zwijgt geheel van het gebouw dat haar tot verblijf diende, waardoor het wel waarschijnlijk, maar nog geenzints zeker is, dat het tocnmaligeu nonnenklooster, thans weeshuis, haar tot gevangenis heeft gediend. Na gedaan verzoek tot bezigiigiug aan den dusgenoemden vader der wee- zen, een zeer bejaard man, wiens vriendelijk uiterlijk aautoont, dat bestuur- deren van het gesticht, ten dien aanzien, eene zeer gelukkige keuze hebben ge daan, traden wij het gebouw binnen. Het beantwoordt in alles aan dc bestemming er aan gegeven; men vindt ruime en goed ingerigte vertrekken en de meest mogelijke orde en zindelijk heid wordt overal aangetroffen. Ook wijst meu den bezoeker het geschilderd portret van de gravin Ada aan; doch naar de uitvoering te oordceleu, valt het sterk te betwijfelen of het wel gelijkt naar het origineel, door dieu het blijken van lateren tijd draagt, dan dien, waarin die ongelukkige vorstin hier aanwezig was. Na met genoegen kennis te hebben gemaakt met deze zeer nuttige instel ling, begaven wij ous naar de kerk der Hervormden. Dat gebouw toont uitwendig wel zijne herkomst uit laug verleden tijd aan, maar ook zijne hechtheid, door zijnen zwaren bouw. Het is vcrecnigd met een 37 ellen hoogen toren die de aandacht trekt door zijne van steen opgemetselde spits. De grond rondom en achter het gebouw dient, zoo als ik zeide; tot be graaf plaats voor protestanten van onderscheidene religiën. Deze begraafplaats prijkt met een groot getal grafzerken van vroegcreu en latereu tijd, waarvan vele bezienswaardig mogen genoemd worden. Vooral verdient opmerking het familie graf van den heer J. L. Kikkert, waarop ecuc wit marmeren zuil is geplaatst, waarin zijn uitgehouwen, de namen van hen, wiens stof daaronder rust. Men ziet op dc linkerzijde de namen van Abraham Kikkert en cchtge- noote, vader en moeder van genoemden heer, cn op de voorzijde, die van M. A. J. Coninck Westenberg, in leven zijne echtgenoot, overleden in 1860 en van zeven zijner kinderen, diein 1845, 1S46, 1847, 1854, 1855, 185S en 1860 in deu bloeitijd huns levens hem werden ontrukt. De regterzijde der zuil is nog van geene namen voorzien, mogt dat ge deelte bestemd zijn om eenmaal dc namen tc bevatten van den zwaar be proefden en alom geachteu tcgenwoordigen eigenaar, dan wensch ik dat die tijd bog verre verwijderd moge zijn. Ook valt als bijzonderheid in het ©og een gegoten ijzeren grafzerk, waarop gelezen wordt, de woorden Her hoiler Normander Johs. Chr Hesselberg Död 17 November 1849 Dijbt savnet af Kone og 2 born. "Waarboven eene Engel eene lauwerkrans houdende, en waaronder eene graflamp met 3 brandende pitten. Na bet kerkhof te hebben bezigtigd verschafte ons de welbespraakt# kos ter toegang tot het kerkgebouw. Heeft dat gebouw van buiten een zeer oud voorkomen, geheel anders is het van binnen gesteld. Een nieuw gebouwd koor, een paar voeten hooger dan den beganen grond, is zoo sierlijk, eenvoudig en net bewerkt en daargesteld, als men elders in protestantscbe kerken maar zeldzaam aantreftja, ik zoude meenen, dat bet tot model voor te bouwen kerken zoude kunnen dienen. Men treedt het gebouw binnen door een ruim voorportaal, waarboven een sierlijk, welluidend orgel prijkt, dat niet weinig bijdraagt tot verfraaijing van bet geheel. Slaat men het oog buiten liet koor, dan komt de oudheid van het gebouw terstond te voorschijn. Het dak rust op 12 zeer zware steenen pilaren, ongetwijfeld heeft den bouwmeester hiermede op de 12 apostelen gedoeld. Yóór de bouwing van het nieuwe koor, bestonden eenige ruime grafkel ders, gedekt door zerken, bij de bouw zijn die gevuld geworden en de wa penborden er boven geplaatst, weggenomen, waardoor de beminnaa* vau oudheden thaus teleurstelling ondervindt. V •- Mijne aandacht vestigde zich nog op eene nog aanwezigen grafzerk, waarop het navolgende gebeiteld staat De zee die heer de Wilde Aan Helvoctsluïs verslond, Hiel 't lijk vier maanden gaaf Eer 't hier zijn grafstee vont. Zijn deugd die aan zijn vlijt Yeel menschcn lieusch verbond, Liet Woudrichem, den Haag Eu elk van rou gewont. J. Vollenh^vo. Wij begaven ons na de bezigtiging dezer kerk, naar die der Doopsgezin den; die even als alle kerken van die relegie op dat eiland, voor eene vreemdeling bijna niet te vinden is, doordien zij zich op eene afgelegen plek der plaats bevindt. Het is een ruim en doelmatig ingerigt gebouw, dat echter aan den be zoeker niets opmerkenswaardig verschaft. Van bier spoedde wij ons weder naar de Lindeboom, om te doen inspan nen; ten einde nog eene rid naar het dorp de Koog te maken, voor dat de avond ous zulks zoude beletten Wordt vervolgd. De Redactie onderschrijft niet altoos de gevoelens der inzenders. Een -warm voorstander van nregt voor allenonlangs toe vallig de Kerkelijke üourant van Zaturdag 19 Januarij jl. ter hand krijgende waarin de redactie met nadruk de in voering van het synodaal reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten aanbeveelt en hij zich geheel met den inhoud van het daarin geplaatste stuk vereenigende, is, nu de hervormde gemeenten weldra staan geroepen te worden om zich over de al of niet invoering van gemeld reglement te verklaren zoo vrijhier te laten volgen, hoe bovengenoemde redactie onder meer, over die in werking treding, die nu met 1 Maart heeft plaats gehad, wel denkt; zij zegt o. a.uWenschelijk is het, dat alle gemeenten zonder onderscheid zich aanstonds voor den nieuwen toestand verklaren, Er moet geen reden tot onte vredenheid worden gelaten. Die reden blijft, waar de meer derheid het oude wil behoudendie reden bestaat nietwaar men de wet in uitvoering brengt. De vraag, over vier jaren herhaald, of men verandering wenschte, geeft nieuwen stof tot onrust, veel meer en veel erger ligt, dan de eenvoudige toepassing der wet ooit geven kan. Daarom neme elke gemeente het reglement aangelijk het daar ligt, en doe uitspraak voor de regtstreeksche ver kiezing. Wie haar daarvan terug tracht te houden, bewijst haar een slechte dienst, en houdt een gedwongen toestand tijdelijk in het leven, misschien tot zijn eigen zelfvoldoening maar zeker niet in het belang der gemeente." Correspondentie. s# Het artikel van Dilemma te Schagen, over eene bekeuring Van leden ëe'tiér naburige kolfsocicteit, hebben wij ter zijde gelegd vtrö wege de vele daarin voorkomende tegenstrijdigheden. Ook dat de secretaris, en nog wel vier a vijf dagen nadat bet feit is ge schied, de bekeuring zou hebben gedaan, komt ons zeer onwaarschijnlijk voor. Van 22 Februarij 1 Maart 1867. ONDERTROUWD J. II. L. Brants, zeeman, 28 jaren en J. Ox, 25 jaren. W. Kruk, aardewerker, 24 jaren en W. Willem^, 17 jaren. GEHUWD A. Visser en A. Bruin. J. Weekcma en P. J. Cobis. BEVALLEN C. Vriend geb. de Vries Lenscht, D. G. Kamper geb. Fons, D. S. van der Wal geb. Abbo, D. M. Duivenvoorde geb. Knapen, D. A. de Vroomc geb. Schellinger. D.M. de Ruijter geb. Bruning, D. C. Meijer geb. Bakker, Z. B. Schifflers geb. van den Berg, D. M. Geel, Z. A. M. van Dalen Wetters, D. D. Walden- maier geb. Langereis, Z. J. M. Smink geb. Akkerman, 5J. J. O. Ilubbeling geb. Smit, D. J. M. Briesec geb. Meercns D. A. M. van der Sterr geb. Burgers, Z. OVERLEDEN C. Vlaming, 3 dagen. M. J. Dupont, 9 jaren. M. J. Keijzer geb. van der Heijden, 49 jaren. W. de Beer, 11 weken. W. Koning, 20 dagen. J. H. Dekker, bijna 5 jaren. A. C. Hout graaf, 3 maanden. W. J. Elout, 8 weken. F. Thie, 52 jaren. J. Hoefjes, 81 jareu. Levenloos aangegeven 1. Ambtshalve ingeschreven 1,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1867 | | pagina 2