M 712.
Achtste Jaargang.
1868.
Jtieuros- en
WOENSDAG
<flÖöerleiiüe--öCöÖ.
25 MAART.
Tweede Kamer.
ELDERSCHE COURANT.
Verschijnt WOENSDAG en ZATURDAG.
Abonnementsprijs voor 3 maandenƒ1.30
Franco per post n #1.50
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post-
irecteuren. Brieven frunco aan den Uitgever S. Giltjf.s.
De prijs der Ad vebten tien van 14 regels is 60
Centen voor eiken regel meer 15 Centen. Zegel regt voor
elke plaatsing 35 Centen. Vóór des Dingsdags en Vrijdags
middag 12 uor gelieve mende Advertentiènintezeiiden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
In de zittingen van Vrijdag en Zatnrdag zijn de beraad
slagingen voortgezet over het rapport en de conclusie van
de commissie van onderzoek der diplomatieke bescheiden over
de Limburg-Luxemburgsche kwestie, strekkende die conclusie
om de overgelegde bescheiden voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Insinger opent Vrijdag de discussïen en verklaart
zich te vereenigen met hetgeen de heer Koorders heeft gezegd
over de strekking van het rapport. Hij vraagt of de com
missie wel wist, dat hetgeen zij daar schreef, niet volgehouden
kon worden Zoo neen, dan heeft de commissie niet aan haar
mandaat voldaan en spreker misleid.
De heer Bosch Kemper zegt, dat naar zijn gevoelen de
diplomatieke stukken geen volledig overzigt geven over de
Limburg-Luxemburgselie zaken. Het ware beter geweest dat
Luxemburg geheel van Nederland afgescheiden ware gehouden,
dat daaraan nu meer dan vroeger verbonden is geworden. Onze
onzijdigheidspolitiek brengt mede, om geen andere staat te
guaranderen. En toch is spreker ten volle overtuigd, dat de
Nederlandsche belangen in deze aangelegenheid goed behar
tigd zijn.
De heer Thorbecke verdedigt de commissie en zegt, dat er
bij haar geene sprake was van meerderheid en minderheid,
wat de zaken in het algemeen betreft; omtrent den vorm van
het rapport, was men het volkomen eens, ook daarin, dat de
stukken niets nieuws leerden en dat er geen doorloopende
zamenhang in gevonden wordt. De commissie zag ook niet
met genoegen, dat d,e minister onderscheiden loffelijke getuig
schriften overgelegd heeft, die uit den vreemden waren ont
boden.
Spreker weerlegt den heer Rochussen dat de werkzaamheden
der commissie niet in overhaasting hebben plaats gehad en
verdedigt zich daarna tegen de door de heeren W. v.Golstein,
Insinger en de Bosch Kemper geoperde bedenkingen en grieven.
Op de vraag van den heer Insingerof de commissie wist
dat wat zij schreef niet vol te houden was, antwoordt spreker,
dat hij mogelijke vergissingen wil erkennen, maar dat hij tot
dusverre volhoudt wat hij geschreven heeft.
De minister van buitenlandsche zaken (de heer van Zuylen
va,n Nijevelt) geeft zijne ontevredenheid met het rapport te
kennen. De minister beweert dat er te weinig in vermeld
staat betreffende zijn buitenlandsch beleid. De minister noemt
zyne gevolgde staatkunde, eene door alle mogendheden, zonder
onderscheid, als loyaal erkende. De minister gelooft dat zijne
eisch niet onbillijk is, dat zij, die zijn beleid nog blijven af
keuren, daarvan thans doen blijken.
De heer Thorbecke repliceert den minister en geeft de
redenen op waarom niet alles in het rapport is opgenomen
wat de minister zou gewenscht hebben. Wat betreft de con
clusie van het rapport, er kon geen andere worden voor
gesteld, voor afkeuring gaf het rapport geen aanleiding, voor
goedkeuring evenmin.
Nadat nog herhaaldelijk door de ministers van binnen- en
buitenlandsche zaken, de heeren Rochussen en Storm van 'sGra-
vensande gerepliceerd is wordt het debat voor dien dag, ge
sloten door den heer Pijnappel, die beweert dat over al de
punten thans behandelt, nog een nevel hangt. Behalve de
guarantie die beschouwt spreker als geen duister punt, maar
als een lichtpunt, als de stralen van de zon in de toekomst.
Door de volle verantwoordelijkheid op zich te nemen van de
onderteekening der collectieve guarantie, heeft Nederland blijk
gegeven, dat het wil medewerken tot handhaving van het regt
in Europa, Ook in sprekers oog is de guaraDtie geen vlek
in het regeringsbeleid, spreker keurt dus dat beleid goed. Om
<deze rederen meent spreker dat de kamer den nevel behoort
■op te helderen, die nog over de andere punten hangt die kan
worden opgeheven, als wordt voorgesteld te stemmen over
<de goed- of afkeuring van het buitenlandsch beleid.
Zaturdag hebben het woord gevoerd de heeren Insinger,
Koorders, van der Does de Willeboes, Wingens (minister van
justitie), Godefroi, Kalf, DullertHeemskerk (minister van
binnenlandsche zaken), van Zuylen van Neijevelt (minister
van buitenlandsche zaken), van der Linden, de Brauw, Pijn
appel, de Bosch Kemper, van Wassenaer Catwijck en van
Zinnicq Bergmann. Nadat een door den heer Pijnappel voor
gesteld amendement op de conclusie is verworpen, wordt do
conclusie van het rapport, zoo als die door de commissie ge
steld is, in omvraag gebragt en aangenomen met 55 tegen 18 st.
Tegen de heeren Pijnappel, Haffmans, Storm, van 's Gra-
vensande, Saaymans Vader, Kalff van der Hucht, Taets,
Insinger, van der Does de Willebois, BorretSimons, van
Nispen, Smitz, van Eoreest, de Casembroot, Verheyen,®W.
van Goltstein en Begram.
De vergadering wordt hierna verdaagd tot 'aanstaanden
Maandag 11 ure. Alsdan is aan de orde de motie-Blussé.
In de zitting van Maandag worden de beraadslagingen her
vat over de motie-Blussédie van den navolgenden inhoud is
"De Kamergehoord de inlichtingen der Regeringis van
voordeel dat geen landsbelang de jongste ontbinding der Kamer
worderdeen gaat over tot de orde van den dag/'
De heer Blusse' verdedigt zich tegen de beschuldigingen en
bedenkingen die tegen zijne motie zijn gerezen. Aan het slot
zijner rede zegt spreker, dat ook bij afstemming der motie
zijn doel bereikt is. Het ministerie weet dan precies tegen
over wie bet staatmaar het ministerie kan die dubbelzin
nigheid wegnemenhet behoeft slechts te verklaren dat het
van de motie een kabinets-kwestie maakt.
De minister van binnenl. zaken (de beer Heemskerk) ant
woord dat dit reeds tweemalen is geschied.
De heer de Bosch Kemper noemt de motie onduidelijk, dub
belzinnig en ongrondwettig. Hij wil een adres aan den Koning
namens de Kamer, waarin te kennen zal worden gegeven dat
de Kamer in twee helften is verdeeld, waarvan de eene helft
voor, de andere tegen het ministerie isook op bezadigde
wijze wil hij er de punten van overeenstemming in vermeld
hebben. Hij wil bet voorstel daartoe doen, wanneer de dis-
cussien over de motie zijn geëindigd.
De heer Dumbar toont aan dat zij, die van de regten der
kroon spreken, eigenlijk spreken van de prerogatieven der
kroon; daardoor plaatst men de kroon buiten en boven de
grondwet en komt men eindelijk tot de stelling: V Etat'c est
moi. Spreker betoogt verder dat de regering een te kwistig
gebruik gemaakt heeft van het regt van ontbindingdaar
door is eene groote agitatie in het land opgewekt, en toch
heeft de eigenlijke reden der ontbinding, het buitenlandsch
beleid, niet op den voorgrond gestaan, maar wel de onder
wijs kwestie en de onschendbaarheid des Konings.
Wat de motie betreft, het is voor hem onverschillig of de
regering daarvan al dan niet een kabinetskwestie maakt.
Maar hij beweert dat niet de Kamer heeft verlangd de over
legging van de diplomatieke bescheiden. Deze stukken had
den niets gemeens met de kwestie der ontbinding. Spr. had
dan ook de bedoeling niet die twee zaken als een geheel te
beschouwen. Hij heeft voor de motie Pijnappel gestemd,
alleen om zich bereid te verklaren tot bet hooren van inlich
tingen. En heeft nu de motie haar belang verloren na de
verklaring der regering, dat zij er geen kabinetskwestie van
maakt
Neen, spreker acht 't nuttig dat hier verklaard worde dat
geen landsbelang de ontbinding der Kamer vorderde. De
regering spreekt nu van een coup de'tat, van een greep naar
de souvereiniteit. Maar dat is revolutie, dat is hoog ver
raad en in welk parlement zijn zulke beschuldigingen meer
tegen de vertegenwoordiging gehoord? Spr. stemt voor de
motie, die stem is tevens een votum van wantrouwen tegen
het kabinet.
De heer Fransen van de Putte verdedigt de motie en be
strijdt het ministerie in krachtige bewoordingen. Spr. haalt
daarbij eenige antecedenten aan.
De minister van binnenlandsche zaken (de heer Heemskerk),,
verdedigt zich tegen den vorigen spreker.
Nadat nog den heer Haffmans het woord heeft geve/era^1
houdt de neer Koorders eene rede.
Spr. houdt zich overtuigd dat men de zedelijke krael
motie zal gevoelen bij de begrootiDgenen daarom rig