wij nooit; zonder een gevoel van diepen eerbied neerschrijven
aller lof en dank in de tweede plaats verdienen de man
nen onze erkentenisvolle hulde, die den man gesteund hebben,
met wien het eene eere is, gehoond te worden, de mannen die
den moed hadden, bij hunne onbetwistbare talenten, om in
deze hagchelijke tijden, de ministeriëele portefeuilles te aan
vaarden, en dit wel zonder dat hij zelve, de eere begeerde
aan hun hoofd te staan.
«Zonder dat hij zelf begeerde de eer te genieten aan hun
"hoofd te staan," ziedaar eene andere verdienste van dien
Nederlandschen Cincinnatus. Is er toch krachtiger logenstraf
fing denkbaar, op het beweren des heeren Yreede, dezer dagen
in het Utr. Dagbl., met zooveel hartstogtelijkheid verkondigd,
als hij van den heer Torbecke getuigt
»Geen staatsman, wien het met beginselen ooit minder ernst
»is geweest, wanneer eene ministriëele portefeuille bejaagd of
«vastgehouden moest worden."
Het verkrijgen of het bezit eener ministeriëele portefeuille
beteekent trouwens al zeer weinig, wanneer men de erkende
leider is van het liberalismus in ons land; welk liberalismus,
voor 2 jaren doodverklaard door den heer de Braauw, telkens
zulke doorslaande blijken gaf van levenskracht, wanneer het
nog zoo werd beproefd, en in weerwil der tegen hetzelve
zaamverbonden fracties der partij van achteruitgang.
Dan genoeg sedert wij in het No. der Jleldersche Cou
rant van 21 December 1867, gedreven door verontwaardiging
over de gebeurtenissen van den dag, de pen opnamen, ter
verkondiging van hetgeen ons waar toescheen, hadden wij
bij veel ruggespraak, steeds het heugelijke feit van heden als
ons doel en als onzen hoogsten wensch voor oogen. Nooit
hebben wij gewanhooptwant mogt de woestijn waarin wij
predikten, ook al eens verschijnselen van ontmoediging ople
veren, onze waardering in de pers en ons geloof aan de toe
komst, deed ons altijd het hoofd omhoog houden.
Men kan dan ook van ons in dit eerste artikel niets an
ders verwachten dan de betuiging onzer blijdschap, bij den
dank aan den heer ïhorbecke en het hartelijk welkom aan
het nieuwe ministerie, over welks leden wij in een volgend
nommer nader zullen uitwijden.
XTI 5ÏÏVSTIJDI1T3 B 1T.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 5 Junij 1868.
Zaturdag morgen a. s.ten S ure, zal van Harlingen
naar hier een pleizierboot varen om des avonds 8 a 9 uur
te Harlingen terug te zijn Vracht voor heen en terug f 2.
Men berigt ons dat de heer Tets van Goudriaan zeer
waarschijnlijk de portefeuille van Buitenlandsche Zaken zal
aanvaarden.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal zal a. s. Dingsdag
9 dezer, bijeenkomen.
Men verneemt dat het Z. M. den Koning Groot-Hertog
behaagd heeft hunne excellentie!) den schout-bij-nacht G. C. C.
Pels Rijcken, minister van marine, en den generaal-majoor
J. A. van den Bosch, minister van oorlog, te benoemen tot
ridders-grootkruis der orde van de Eikenkroon.
Naar wij vernemen heeft het Z. M. den Koning behaagd,
den heer rar. R. J. Graaf Schimmelpenninek, afgetreden Mi
nister van Pinantiën, te benoemen tot Grootmeester van het
Huis des Kouings.
Z. M. heeft aan D, Goos, 2de stuurman op Zr. Ms.
opnemingsvaartuig Pi/lades, als blijk van goedkeuring en
tevredenheid, toegekend de zilveren medaille en een loffelijk
getuigschrift, wegens het met levensgevaar redden van een
zee-officier bij het omslaan der sloep ter reede van Muntok,
op den 10 December 1867.
Wij vernemen, dat gedurende de beide Pinksterdagen
over den Hollandsehen Spoorweg tusschen Rotterdam-Amster
dam en Helder zijn vervoerd ongeveer 50,000 reizigers,
waarvan alleen op den 2n Pinksterdag 38,500.
Bij den uitgever A. van der Mast, te Gorinchem, zal
in den loop dezer week eene uitnemende leerrede verschijnen,
gehouden ter herinnering aan Heijligerlee's overwinning. De
schrijver, ds. Pelix alhier, heeft in deze '/Feest- en Boet-
predicatienaar aanleiding van Jesaija 1 18, 20, ook de
woorden van dien profeet toepasselijk gemaakt op Neder
land, de eerste overwinning in den strijd tegen Philips en
de dood van den jongste der Oranje-Nassau's.
Woensdag middag is te Amsterdam een zware brand
uitgebroken in een pakhuis met olie en petroleum van den
heer Post Uiterweer, Prinsengracht bij de Lauriergracht. De
damp was in den aanvang zoo groot, dat de geheele stad
er als door overdekt was; kolossale rookwolken stegen om
hoog, en veroorzaakten eene groote duisternis, door schit
terende vlammen afgewisseld. Een uur na de uitbarsting
deelde de vlam zich mede aan een koopmanshuis van den
heer Jonker, waarinde affaire van houtwerken borstels werd
uitgeoefend Ook dat gebouw, 6 verdiepingen hoog, stond
weldra in lichtelaaije vlam. Drie h vier achterhuizen van
de Lauriergracht geraakten mede in brand, terwijl de schoor-
steenen van het hoekhuis van de Prinsengracht en Laurier
gracht herhaaldelijk vlam vatten. Door tal van spuiten (men
zegt 30) en niet 't minst door de hulp van de stoombrandspuit,
werd rriëri' 'den brand tegen 5 uur in zooverre meester, dat
men mogt hopen, verdere uitbreiding te voorkomen. Van
persoonlijke ongelukken is niets bekend; men spreekt wel
van 't verstikken vau een paar menschen, maar dit is nog
onzeker.
-Aan 's rijks veeartsenijschool te Utrecht zijn, zooals
bekend is, proeven genomen omtrent de meerdere of mindere
vatbaarheid voor runder-typhus van de runderen, door den
heer A. Paarlberg als onvatbaar aangenomen, alsmede van
runderen van het Bretagner-ras. Ten aanzien van het vee,
door hem aangeboden, wordt in het gemeente-verslag van
Utrecht over 1867 thans medegedeeld, dat de uitkomsten
van de genomen proeven, ofschoon niet volkomen in over
eenstemming met zijne bewering, toch niet onbevredigend
waren. Zooveel scheen zeker, dat de door hem voor on
vatbaar verklaarde runderen gedurende buitengewoon langen
tijd aan de gewone wijze van besmetting weerstand kunnen
bieden, en eene buitengewone besmettingswijze (inenting),
slechts in staat was, die ziekte voort te brengen.
De veronderstelling als zoude het Bretagner-ras geene of
weinig vatbaarheid voor de ziekte hebben, heeft zich niet beves
tigd. Van de 7 ter proefneming toegezonden runderen werden
2 stuks, weinige dagen na hunne aankomst, in een besmet
ten stal geplaatst; beiden zijn spoedig daarna aangetast en
gestorven. De 5 overige dieren van dit ras werden zorg
vuldig afgezonderd gehouden en zijn gezond gebleven.
Naar wij met zekerheid vernemen, zal dezer dagen de
uniformverandering voor de geneeskundige dienst worden be
kend gemaakt. De voornaamste wijzigingen bestaan daarin
dat de jas met twee rijen knoopen zal worden voorzien, dat
de epauletten door fouragères zullen worden vervangen en
dat over 't algemeen de distinctieven even als bij de artillerie
zullen zijn, met bijvoeging van het embleem der genees
kundige dienst achter de sterren der kraag.
Ook de militaire apothekers bekomen dusdanige uniform,
doch in zilver.
In de Friesche turfveenen heerschen gedurig ongere
geldheden. Naauwelijks zijn de uit Leeuwarden ontboden
militairen van Terwispel teruggekeerd, of dadelijk hebben zij
de reis naar een ander gedeelte van de uitgebreide gemeente
Opsterland moeten aanvaarden, waar, onder de baggerlieden
te Beets belangrijke botsingen met de bazen hebben plaats
gegrepen, tengevolge waarvan de werkzaamheden in de gra-
verijen aldaar zijn gestaakt en "het hollejagen('t oproerig
rondloopen) een aanvang heeft genomen. Naar men wil,
moet de oorzaak der ongeregeldheden in het bekrimpen der
daghuren gelegen zijn.
Het is bekend dat het Engelsche parlementslid Stuart
Mill ook aan de vrouwen het stemregt wil toegekend zien,
en dat deze afgevaardigde meer dan eens eene motie in dien
zin in het Lagerhuis heeft gedaan, die wel is waar met eene
groote meerderheid werd verworpen, maar toch meer stemmen
had bekomen dan men aanvankelijk had kunnen denken.
Met deze zaak schijnt het echter voor ditmaal nog niet
gedaan te zijn. De autoriteiten te Salford, die belast zijn
met het opmaken der kiezerslijsten, hebben van hunne zijde
deze kwestie ook overwogen en zijn tot de conclusie, gekomen,
dat de wet de vrouwen niet uitsluit. Dien ten gevolge willen
zij al de vrouwen, die aan de vereischte voorwaarden voldoen,
op de kiezerslijsten voor het aanstaande parlement brengen.
Tot regt verstand dier zaak dient, dat bedoelde autoriteiten
het votum van het Lagerhuis ten aanzien der motie van Stuart
Mill niet voor beslissend houden, maar zich beroepen op een
vroegere wet, welke bepaalt, dat overal waar het Engelsche
woord r/man" (inan en ook persoon) in de wet voorkomt,
dit ook van toepassing is op de vrouw, tenzij uitdrukkelijk
het tegendeel bepaald is.
In een schrijven uit Warschau van den 19en Mei
wordt verhaald, dat bij de tooneelvoorstelling, den vorigen
dag aldaar gegeven, een voorval heeft plaats gehad, dat al-
lerwege groot opzien en verontwaardiging gebaard heeft. Zoo
als men weet is de grootvorstin van Rusland, eenige dagen
geleden van een zoon bevallen, en moet dit nieuws door de
overheden aan de bpvolking bekend gemaakt worden. De
gouverneur van Warschau, graaf Berg, heeft deze aankon
diging van het tooneel laten doen. Een oogenblik na het
optrekken van het scherm, verscheen een generaaal in gala
uniform op het tooneel, met een papier in de hand, en las
aan de verwonderde menigte in de RAssische taal eene te
legrafische depêche voor, waarin de bevalling der vorstin werd
bekend gemaakt; na de voorlezing zeide hij dat de gouver
neur, juist toen hij den schouwburg binnentrad, den telegram
ontvangen had. Dit was echter eene onwaarheid; reeds des
morgens was de tijding ontvangen, doch de gouverneur scheen
begrepen te hebben dat dit nieuws bij de Poolscne bevol
king weinig geestdrift zou opwekken. Om zich aldus het
vermaak te gunnen van toch eens een berigt van het Rus
sische hof met gejuich te hooren begroeten, had hij de too
neelvoorstelling voor de bekendmaking uitgekozen, wetende
dat deze bijna uitsluitend door Russische ambtenaren bezocht
werd. Zijne verwachting werd niet teleurgesteld; een don
derend gejuich weerklonk door de zaal, waarin bijna alleen