werd echter besloten, dat die leden der synode, welke te vens leden zijn van het provinciaal kerkbestuur van Zuid holland, volgens art. 15 van het reglement van opzigt en tucht, in deze vergadering geene zitting konden nemen. Be doelde leden hebben daarop de vergadering verlaten. Tengevolge van het verwijderen van twee weeskideren uit het kinderhuis te Kampen, wegens verzet tegen de huis orde en valsche beschuldigingen tegen den vader en de moe der van het huis, heerscht daar ter stede zekere opgewon denheid, die zich lucht geeft in joelen en en schreeuwen van zaraenscholende en rondtrekkende troepen, die tot dusver echter nog tot geen verdere feitelijkheden overgingen, dan het vernielen van tuin en hekwerk bij een der regenten. Een verbod van den burgemeester om met meer dan drie perso nen te zamen op straat bijeen te zijn, werd in den wind ge slagen, zonder dat het bestuur tot het nemen van krachtige maatregelen overging. Zelfs zijn een paar belhamels, die reeds gearresteerd waren, weer vrijgelaten. In den raad is door den burgemeester op een interpellatie de maatregel van re genten verdedigd. Latere berigten melden dat de orde weder is hersteld. De Stoo?npost bevat het berigt dat door een En- gelschman voorloopig concessie is aangevraagd voor den aan leg van een havenhoofd aan het strand te Scheveningen voor het badhuis aldaar. Het blad voegt daarbij de volgende bijzonderheden *Het hoofd zou op ijzeren schroefpalen worden geconstru eerd; de geheele lengte is genomen op omstreeks 429 el uit den voet van het duin of ongeveer 280 el uit de laag- waterlijn, aanvangende bij het worteleind tegen het duin in het verlengde van de loodlijn op de asdie door het midden van het badhuis (het hoofdgebouw) kan getrokken worden. De kosten van het werk worden geraamd op tê 25,000. Het hoofd schijnt voornamelijk bestemd voor uitspannings oord en zeewandeling, en zou tevens strekken tot het ge makkelijk aanleggen en ontschepen van pleizierbooten en jachten. Te Blackpool in Lancashire, eene plaats van on geveer gelijke bevolking als Scheveningen, zou door een der gelijk hoofd zooveel levendigheid zijn aangebragtdat het vervoer met den spoorweg sedert den aanleg van het hoofd meer dan verdrievoudigd zou zijn." La Sentinelle Toulonnaise geeft een beschrijving van het ramsehip Schorpioen, voor rekening der nederlandsche rege ring op de werven van la compagnie des Forges et Chantiers de la Méditeranee gebouwd. Het schip heeft een lengte van 62.50 bij een breedte van 11.58 ellen; het is 5.80 el hol en heeft een laadruimte van 2147 ton; de gemiddelde diepgang is 4.725 ellen. Het is voor zien van twee machines, te zamen 400 paardenkracht, van elkander gescheiden, en welke twee schroeven, elk voorzien van twee bladen, in beweging brengen. De romp is van dub bel geslagen ijzer; de zijwanden hebben een dubbele bedekking djatihout van 25 duim dikte, bevestigd door ijzeren platen en bouten. Het bovendek is bekleed met ijzeren platen van 25 streep dikte, liggende op ribben, welke platen weder bedekt zijn met eene laag eikenhout van 15 d. dikte. Het geschut bestaat uit twee 300 ponders Armstrong's kanonnen en is ge plaatst in een toren, naar het systeem van Coles, bedekt met pantserplaten van 20 duim dikte; aan de schietgaten is het pantser op 28 duim dikte gebragt. Met deze toren kan men manoevreeren, hetzij door handenarbeid hetzij met behulp van een kleine machine, daarvoor ter zijde van den toren aan gebragt. De twee masten hebben vierkant tuig. De ondermasten zijn voorzien van ijzeren platen, en de hoofdtouwen, die ver vangen zijn door spieren, zijn eveneens van ijzer. De eerste proeftogten met dit schip hebben geene voldoende resultaten opgeleverd; zeer gelukkig geslaagde wijzigingen hebben eindelijk tot een volledig succes geleid, ten aanzien van de snelheid der vaart. Deze proeftogten hebben op 16 Sept. plaats gehad op de reede der Hyerische eilanden, in tegenwoordigheid der commissie welke door het Nederl. gouvernement daarvoor benoemd is, van de heeren Dupuy de Lome, den staatsraad en den di recteur van het materieel aan het departement van marine, en den admiraal van Egypte Fedrigo-Pacha. Ondanks een hevigen Noord-Oostenwind met een rif in de marszeilen is de gemiddelde vaart van het schip, berekend naar eene basis van omstreeks 7 mijlen, 12.82 knoopen geweest. De snelste vaart heeft zich uitgestrekt tot 13.40 knoopen. Eenige evolu- tiën zijn volkomen geslaagdhet schip stuurde regts met een enkele machine en luisterde goed naar het roer ondanks de schroef, de wending van het schip is zeer kort. Bovendien heeft het schip op de reis van Toulon naar Hyères, in weer wil dat er zeer veel deining was, zich gekenmerkt als een goed zeeschip; het slingeren en het stampen zijn nagenoeg onbeteekenend en doen verwachten, dat het zich op zee goed zal gedragen, ondanks de weinige hoogte van het bovenschip boven het water. De Hamb. Corr. meldt het volgendeDen 27n Sept stonden voor de regtbank te Altona teregt de kapitein van het Hollandsche schip Harmanna en zijne beide zonen, aan geklaagd wegens gewelddadi^en tegenstand aan openbare be ambten (havenpolitie) in de uitoefening van hunne functie. De aangeklaagden legden de volle bekentenis af, dat zij dat gedaan hadden. De kapitein gaf op, dat hij ter goeder trouw gehandeld had en meende, dat hij slechts door den consul vervolgd kon worden, gelijk zulks in Holland en Engeland de gewoonte was. Het openbaar ministerie eischte op grond I van het aangevoerde, dat er bij de strafbepaling verzachtende omstandigheden in aanmerking moesten worden genomen, zoo mede met het oog op de belangen van den bevrachter van het met petroleum geladen schip, hetwelk naar Koningsbergen bestemd was, de onmiddelijke invrijheidstelling der beschul digden tegen een borgstelling van 100 thaler. Het geregtshof nam dezen eisch aan, doch veroordeelde den kapitein, (diens bewering dat hij alleen schuldig was, daar hij het bevel tot den aanval gegeven had, niet in aanmerking nemende), tot vier weken, den stuurman en den kok ieder tot veertien da gen gevangenisstraf, te ondergaan in Koningsbergen na vol- bragte reis. De Indische berigten loopen tot 22 Augustus. In het algemeen overzigt van den Lava-Bode leest men het volgende Met ééue mail vertrekken heden naar Europa berigten van hier omtrent eene dubbele botsing tusschen het Nederlandsch gezag en inlandsche hoofden: eene op Bali, waar de militaire magt nog tusschenbeide moet komen, of waar althans op dit oogenblik, voor zoo ver men hier ter plaatse weet, nog niet is gestreden; en eene op Celebes, waar de strijd reeds afgeloopen en in ons voordeel beslist is. Dat voordeel is evenwel slechts betrekkelijk, in zoo ver het den onzen, wier dapperheid en volharding eene betere uitkomst verdiend hadden, niet is mogen gelukken, den opstandeling Bonto-Bonto, bloedverwant van den met ons gouvernement bevrienden regent van Labakkang, dood of levend in han den te krijgen. Bij een eerste verkenningstogt, ondernomen uit Pankadjeué, onder de persoonlijke leiding van den gouverneur van Ceiebes, zou deze on getwijfeld öf gedood, öf door de aanhangers van Bonto-Bonto gevangen ge nomen zijn, indien de le luitenant der kavallerie Boukes, die aan het hoofd van 's gouverneurs geleide stond, den verradelijkeu aanval niet in tijds ver ijdeld had. Dit gebeurde den 3ln Julij. Den 6n Augustus daaraanvolgende werd, onder aanvoering van den majoor Veenhuizen, die met 150 bajonetten van Makasser naar Pankadjené gekomen was, een tweeden togt ondernomen, waarvan het doel was, Bonto-Bonto op te sporen en zich van hem meester temaken. Bij genoemde troepenmagt bevond zich één mortier met bediening, onder den luitenant der artillerie Kerrebijn. Bovendien werd zij te Pankadjené versterkt door de toevoeging van 90 mariniers en matrozen, aangevoerd door den luitenant ter zee le kl. H. vau Goens, en behoorende tot de bemanning der schepen Suriname en Coehoorn. De majoor Veenhuizen formeerde uit die magt twee kolonnes, waarmede hij het gebergte introk, en bereikte Toeroekapaya, alwaar Bonto- Bonto gezegd werd, zich genesteld te hebben. De uitkomst toonde, dat de ingewonnen informatien omtrent Bonto-Bonto's schuilplaats naauwkeurig ge weest waren. Onder het volbrengen van een vermoeijenden en gevaarlijken marsch, bergopwaarts, werd eene reeks grootere en kleinere sterkten, door de volgelingen van Bonto-Bonto tusschen de rotsen aangelegd, stormender hand door de onzen genomen. Doch daartoe bepaalde zich hunne overwinning. De majoor Veenhuizen achtte het namelijk niet raadzaam, met troepen, welke na een marsch van zes ur en den geheelen dag onafgebroken en al klimmende gestreden haddeneene nieuwe, nog hooger gelegen en door verbitterde vijanden verdedigde sterkte aan te tasten; en zoo werd in den avond van dienzelfden dag de terugtogt naar den voet van het gebergte aanvaard. Den muiter is, naar het getal zijner dooden en gekwetsten te oordeelen, een gevoelig ver lies toegebragt. Aan onze zijde is van de landmagt gesneuveld 1 inlandsch fuselier, en I officier (de 2 e luitenant Hirschmaun), 3 Europesche militairen en 1 inlandsche. Van de marine sneuvelde 1 botteliersmaattot de beman ning der Coehoorn behoorende, en werden 5 Europesche schepelingen en 1 inlandsche gekwetst. Ook een officiersbediende werd gewond, en desgelijks eenige kocli's. Volgens de jongste berigten uit Makasser kon de expeditie tegen Bonto-Bonto, in weerwil van den terugtogt der onzen, als welgeslaagd beschouwd worden, en zou de opstandeling, door de andere inlandsche vorsten van Celebes verloochend of aan zijn lot overgelaten, zich weldra genood zaakt zien, de wapenen neder te leggen. Even als de ware aanleiding tot Bonto-Bonto's verzet vooralsnog in het duister ligt, weet ook niemand tot hiertoe met volkomen zekerheid te zeggen, hoe het Balineesche opperhoofd Idah Madeh Rahi er toe gekomen is, tegenover het Nederlandsch bestuur eene houding aan te neinen, welke eene militaire tusschenkoinst onzerzijds noodzakelijk schijnt te maken. Een van 7 Aug. gedagteekend partikulier telegram uit Banjoewangi, te Soerabaya ontvangen, luidde alduswOp Bali is de toestand ellendig. De oproerling Idah Madeh Rahi heeft niet alleen den gekoinmitteerde van ons gouvernement niet willen volgen, maar zwerft rond met 1000 aanhangers. De erven der ambtenaren worden door getrouw gebleven Balinezen bewaakt, die zich thans niet langer aan den veldarbeid kunnen onttrekken en dus naar hunne dessa's terugkeeren. De militaire hulp is reeds lang aangevraagd, maar komt nog niet opdagen. Spoedig zal het Bestuur zich niet langer kunnen handhaven." In andere particuliere berigten uit Soerabaija wordt de inhoud van dat telegram nader uitgewerkt, en de vermoedelijke reden opgegeven, waarom Idah Madeh Rahi de wapenen liceft opgevat. Zijn doel is niet zoo zeer, naar het schijnt, het Nederl. gezag te trotseren, als wel, zich zeiven in de plaats te dringen van het tegenwoordig hoofd der dessa Baudjar eene der volksrijkste van BoeleleDg. Idah Madeh Rahi is van vorstelijke afkomst en behoort tot de hoogste kaste; zijne talrijke bloedverwanten, te Bandjar gevestigd, oefenen aldaar een grooten invloed uit op de bevolking, zoodat de kleine man hem blindelings volgt. Ons bestuur heeft beproefd, hem en de voornaamste zijner aanhangers tijdelijk van Bali te verwijderen en hun het nabijgelegen Ban joewangi, op Java's vasten wal, gelijk vroeger reeds eenmaal heeft moeten geschieden, als verblijfplaats aan te wijzen. Doch de daarover door den re sident van Banjoewangi met Idah Madeh Rahi gevoerde onderhandelingen zijn mislukt, en de wederspannige Balinees dringt aan op voldoeuiug van zijne wenschen. Thans verneemt men uit Soerabaija, dat het aldaar in gar nizoen liggend 14de bataillon infanterie, aangevuld met 220 manschappen van het garnizoen van Batavia, </p voet van oorlog gebragt wordt en zoo dra mogelijk naar Bali zal vertrekken. Officieel is daarvan nog geene aan kondiging gescheid. Gelij'k per telegraaf gemeld werd, is aan de Deensche kust een Russisch fregat gestrand met grootvorst Alexis aan boord. De volgende bij" zon der heden worden daaromtrent thans medegedeeld; Op den 25 Sept des morgens vroeg hoorden de bewoners van Harboör noodschoten uit zeeop het uiterste rif, 400 ellen van het land, was een groot drie mast oorlogschip gestrand het fregat Alexander Newshjmet 50 a 60 stukken, kapt. Kremer, met 730 man; grootvorst Alexis en de vice-admiraal Possiet, adj. des keizers waren aan boord. Het schip was door noordwestelijken storm en sterken stroom uit de koers gedreven, terwijl de kapitein meende, reeds in Skagerak te zijn. Het schip stootte des morgens om 2 ure van den grond, en zat onmiddelijk vast. De masten werden gekapt en de kanonnen aan bakboord over boord geworpen. Zoodra het dag werd, ging de reddingboot met 17 man van boord en kwam aan land, maar zonder roer, zoodat men niet weer naar het schip kon terugkeeren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 2