ïedenaar, dat dit alles in verband stond tot de groote strijdvragen van den •dag op kerkelijk gebied; wèl meende hij dus te mogen vragen; „Wachter wat is er van den nacht?" Maar ééne zaak stond bij hem vast, en ééne Aansporing aan zijne talrijke geestverwanten en vrienden was daarvan het onvermijdelijk gevolg, en die bestond hierin gezamenlijke en onvoorwaar delijke betrachting van kalmte tegenover 'alle gebeurlijkhedenbedaard heid zoowel ten aanzien van hem als tegenover agitatie van anderen; rus tigheid ook ten aanzien der tegenpartij, in alles waardigheid en ernst. Lij delijk verzet is onder zekere gegeven omstandigheden een krachtig middel van verdediging, eene sterke positie. Moest de strijd toch noodig worden, welnu, met Luther zou hij zeggen „Hier sta ik; ik kan niet anders Met een kort woord van vriendschap en opwekking eindigde hij zijne toespraak, onder de daverende toejuichingen der vergadering. Na eene korte pauze trad de spreker de zaal weder binnen, ouder aan houdende blijken van sympathie en toejuiching, waarna hij mededeelde dat hij in „Licht, Lieide, Leven," eene inrigting door hem geschapen, twaalf voorlezingen zou houden, terwijl hij, hij het scheiden der vergadering al zijne geestverwanten driugend verzocht hem geen eerbewijzen, hoe ook ge naamd, te willen bewijzen. De talrijke vergadering ging dan ook, evea als zij kalm bijeengekomen was, rustig en gesticht niteen. Door den breeden kerkeraad der Ned. Herv. Ge meente te 's Gravenhage, is Woensdag avond, na een lang durige en ernstige beraadslaging besloten, een nieuwe aanklagt bij bet klassikaal bestuur aldaar tegen dr. J. C. Zaalberg Pz. in te dienen, ter welker zake eene commissie van uitvoe ring is benoemd. Van Leeuwarden 13 Oet. schrijft men: Naauwelijks is men van den schrik bekomen, die eene ontvlugting van gevangenen uit het tuchthuis heeft te weeg gebragt, of andermaal werd er eene ernstige poging tot ont vlugting beproefd, die, evenwel slechts bij toeval, de waak zaamheid van de beambten niet ontging, zoodat zij bijtijds werd verijdeld. De toestand van die gevangenis, waarin de gruwelijkste misdadigers zijn verzameld, inoet ook in ieder opzigt al zeer gebrekkig zijn, want de kommandant er van zeide onlangs: «men moet er over verbaasd staan, dat ontvlugting van ge vangenen hier niet aan de orde van den dag is." Er zullen zeker groote onheilen moeten gebeuren, vóór dat de regering doortastende en afdoende maatregelen neemt om dien toestand te verbeteren. Van Uitgeest 13 Oct. meldt men: Dezen morgen had hier een jammerlijk ongeval plaats. Eenig vee, van de veemarkt te Purmerende komende, bragt in eene weide onder deze gemeente den nacht door. Vroeg in den morgen, omstreeks 4 ure, maakte men zich gereed om den togt voort te zetten, en terwijl het vee de weide werd uitgedreven, ging een der drijvers op het hek bij de brug staan, om bet vee den regten weg te doeu inslaan. Een der koeijen, misschien wel door de duisternis misleid, komt op den drijver aanloopen en stoot hem achterover in het water. Door bezorgdheid voor het vee en de duister nis van den nacht was hem niet terstond genoegzame hulp nabij, en toen men hem eindelijk had uit het water gehaald en door een geneeskundige laten onderzoeken, zag men dat hij reeds overleden was. De ongelukkige, zekere vau Schaik, behoorde te Bodegraven te huis. Woensdag namiddag te 3 ure is te Amsterdam een brand uitgebarsten in het hoekhuis van de Spinhuissteeg en de Kloveniers burgwal. Door de werking van 8 brand spuiten, waaronder ook een der stoombrandspuiteu is men den brand te 5 ure meester geworden. De belendende hui zen hebben weinig geleden. Het uitgebrande perceel werd bewoond door een huisschilder. Uit Antwerpen wordt berigt dat daar in den nacht van Dingsdag een hevige brand beeft gewoed in de petro- leum-raffineerderij van de firma Verdbois en C°.op de lin keroever van de Schelde gelegen. Genoemde fabriek, die eerst sedert vijf weken in werking was, is geheel door den brand vernield. Nadere bijzonderheden zijn tot op dit oogenblik hier niet bekend geworden. OmtreDt de concessie-aanvrage van Engelscbe zijde, voor 't aanleggen van een havenhoofd, ter hoogte van 't stedelijk Badhuis te Schevedingen, wordt aan de H, Rolt. Ct. o. a. geschreven: «Schijnbaar wordt deze onderneming zeer een voudig en onschuldig voorgesteld, als alleen bestemd tot eene plaats van uitspanning, en tevens om het lossen van schepen daar ter plaatse gemakkelijk te maken. Wat het eerste punt betreft, is er al dadelijk iets onduidelijks in ge legen, welk soort van uitspanning een zoodanig havenhoofd verschaffen zal. Zoude het alleen eene wandelplaats moeten beteekenen, die eenige honderde ellen in zee uitsteekt, dan is het nog al opmerkelijk hiervoor een zoo kapitaal werk aan te leggen. Wat mij betreft, en ik verzeker u dat ik in mijne zienswijze niet alleen sta, is het voor mij buiten allen twij fel verheven, dat voor deze aanvrage een veel dieper liggende beweegreden moet gezocht worden. Ik kan er niet aan twij felen, dat het doel van dit werk, waarmede gepaard zal gaan om het vaarwater op eene gemiddelde diepte van 30 voet te brengen, geen ander is dan het genaakbaar maken der kust, niet zoozeer voor koopvaardij- als wel voornamelijk voor oorlogschepen, drijvende batterijen en al dergelijke monster- scheppingen van onzen tijd, en zulks juist op een punt, het welk zeker als het belangrijkste mag aangemerkt worden. Tot hiertoe was eene groote reden van veiligheid voor ons land, aan de zeezijde de gevaarlijkheid onzer kusten^^^^^ deels vaste, deels beweeglijke gronden, tengevolge waarvan verschillende, door de Engelschen beproefde landingen, eenen noodlottigen uitslag hadden. Dit bezwaar uit den weg te ruimen, door Nederland van dien kant even goed als aan deszelfs oostelijke grens toegankelijk te maken, moet nood zakelijk het streven zijn van Engeland." (Naar onze meening is de hier geuite vrees wel wat al te monsterachtig. Bed.) Van de 100 jongelingen, die tot eene dienstverbindte- nis voor het instruetie-bataillon te Kampen waren opgeroe pen, zijn er 86 opgekomen, terwijl er 5 zijn afgekeurd en 1 afgewezen, wegens het niet voldoen aan het schoolexamen. 80 jongelingen zijn alzoo hij genoemd hataillon geplaatst. Tegen het laatste der volgende maand zal er weder eene bijeenkomst plaats hebben. Volgens berigten uit Batavia, loopende tot 26 Sep tember, zijn aldaar aangekomen de volgende schepen: Hen- riette Gerardina Susanne (ex Henr. Maria) kapt. van Dam; Huydecoperkapt. Browning; Mary Goddard, kapt. van Nou'nuijsTweelingen, kapt. Mörser Bruijns; Vrachlzoeker, kapt. Vellinga. Vertrokken zijn: Johann.es Martinus [ex Per aspera ad astra) kapt. DalloyauxJulie, kapt. Cherpion Passeroeang (ex Jo- hanna Elizalethex Hermankapt. HollandersPresident van RijcJcevovsel, kapt. Vogelesang; Waalstroom, kapt. Drijver. Woensdag namiddag is te Dresden een oproer uitge broken. De politie trachtte verscheiden personeD in hechte nis te nemen. Zij werden weder losgelaten. Des avonds trokken talrijke troepen volk tierend door de straten, hiel den het raadhuis omsingeld en wierpen de vensters daarv.an in. De militaire magt bezette de straten. Eerst na mid dernacht gelukte het de zamenscholingen uit een te drijven. Men wensclit te Londen een hospitaal op te rigten, al waar de zieken zullen worden verpleegd, zonder dat men hun eenig geneesmiddel geeft, hetwelk alcohol of laudanum bevat. De matigheidsgenootschappen beweren, dat bij de tegenwoor dig in Engeland gevolgde geneeskundige methode, een te groot gebruik wordt gemaakt van stimulanten, en dat dit de ver pleegden in de meening brengt, dat het gebruik van alcohol uitstekende gevolgen voor de gezondheid heeft, zoodat velen, het gasthuis verlatende, dronkaards worden. De ijveraars voor deze nieuwe geneeskundige methode, hebben getracht in de bestaande gasthuizen hunne matigheidsbeginselen in te voeren, maar daar dit mislukt is verzamelen zij nu gelden voor de oprigting van een hospitaal. In de dagbladen komen talrijke bijzonderheden voor omtrent de zware overstroomingen die in de laatste dagen in Zwitserland hebben plaats gehad, vooral in het Kijndal en de valleijen van de kantons Reuss, Tessino, Wallis en Graauwbunderland. Een der bladen herinnert dat na de over strooming van 1834 de eenige die, naar mensohen geheu gen, hij die van dit jaar kon worden vergeleken die door die ramp in Zwitserland berokkende schade werd begroot op 10 milli. francs, waarin de Graauwbunderlanders o. a. voor ruim 3| millioen deelden. Naar de algemeene opinie zijn de verwoestingen welke nu in de Alpen-valleijen zijn veroor zaaktafgescheiden van de talrijke verliezen aan menschen- levens veel grooter dan die van 1834 en het zal nog wel eenigen tijd duren vóór dat men met zekerheid het juiste cijfer zal kunnen berekenen van de enorme verliezen welke door particulieren, door gemeenten, door de maatschappij van den N. O. spoorweg en door de verschillende belanghebben de Staten zijn geleden. Buitengewoon zware regens hebben dezen watersnood ver oorzaakt, waarvan de verwoestingen op sommige plaatsen daarom zoo aanmerkelijk zijn geweest, omdat hij gepaard ging met aardafschuivingen. Dientengevolge zijn in het Levanti- nerdal inzonderheid twee dorpen zwaar geteisterd geworden. Te Polmengo is een uitgestrekheid van 500 voet gronds af geschoven, die zeer groote rotsen medegesleept heeft, zoodat men van het dorp thans niets meer ziet dan den top van den toren en eenige ruïnen. Men vreest dat ook het dorp Freg- gio, op een hoogte in het Levantiner-dal gelegen, ten eeDemale in de diepte der vallei is neêrgestort. De laatst ontvangen tijdingen uit het Rijndal melden, dat er een belangrijke verbetering in den waterstand is op te merken -Dezer dagenis berigtontvangen.dat te Galatz op nieuw ernstige ongeregeldheden hadden plaats gehad, waarvan de Israëlieten de slagtoffere werden. Een twist tusschen Israël, en Roumaansehe knapen gaf daartoe aanleiding, naardien al ras de wederzijdsche familiën van de knapen zich in den twist mengden, totdat eindelijk al het gepeupel van Galatz de Is raëlieten aanrandde. Onderscheidene Joodsehe bedehuizen (vooral de groote synagoge in de binnenstad) werden vernield en geplunderd, evenzeer als een groot aantal particuliere wo ningen, en een 20tal Israëlieten verwond. Daar echter deze laatsten zich dapper weerden, kwamen ook verscheidene der aanvallers niet zonder kwetsuren vrij. De strijd nam ten laatste zóózeer in hevigheid toe, dat de militaire magt tus- schenbeide moest komen, om den vrede te herstellen. Volgers andere berigten zou de eerste aanleiding tot de mishandelingen die men de Israëlieten heeft doen ondergaan, zijn geweest eene toevallige ligte verwonding die een Israëli tisch koopman had toegebragt aan een Christen knaapje dat hem behulpzaam was geweest in het afsnijden van eenige doe ken en van welk feit door een politie-beambte onnoodig groot misbaar was gemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 2