'HPéeü prachtigen tuin herschiep, met vijvers, zeldzame Bpnen en monumenten. Het is het Vietoria-park, dat be paaldelijk voor werklieden is bestemd. Doch de alles over- heerschende en kostbaarste neiging vau den hertog, is niet die voor parken, schilderijen of standbeelden, maar de zucht tot hulp bij brand. In zijn prachtig en vorstelijk hotel, Stafford-House genaamd, digt bij Green-park, is de meest vol maakte vérzameling brandspuiten en andere bluschmiddelen uit alle landen der wereld. Deze hulpmiddelen staau bij voortduring gereed om uit te trekken, bij het eerste sein der telegraafdraden, die met alle politie-bureaux te Londen zijn verbonden, en in de slaapkamer van den edelen hertog uit- loopen. Dag en nacht wordt hem op deze wijze de minste brand medegedeeld, waarheen hij zich onmiddelijk met zijne bedienden en machinen begeeft, welke laatste door hem als een bezoldigd pompier worden gerigt. Noch zijne vermoeije- nis, noch zijn persoon, noch zijn geld ontziende, arbeidt hij met vollen ijver en verlaat de plaats der ramp niet, alvorens de laatste vonk is gebluscht. VICTOR DRIESSENS. EEN FAMILfE-TAFEREEL. BURGERLIJKE STAND DER GEMEENTE HELDER. BURGERLIJKE STAND DER GEMEENTE ZiJPE. Bene neiging als deze is zeker zonder voorbeeld onder de hooge edelen. Toen Molière in zijn bekenden strijd tegen het hotel Rambouillet, ten tooneele verscheen met zijne Pretieuses Ridiculeswaardoor hij eene volkomene zege bevocht, riep een der grootste letterkundigen van Frankrijk, midden uit het parterre: «Bravo Molière, dat is waarachtige comedie!" Verleden Vrijdag de voorstelling van Georges Maurice of de Giftmengster van St.-Tropez door Victor Driessens en zijn gezelschap bijwonende, had schrijver dezes moeite zich te be dwingen en lag het hem op de lippenBravo Driessensdat is ware tooneelspeelkunstMaar hield hij zich al in (fat soenshalve natuurlijk), de herhaalde applaudissementen, neen die niet zoo zeer, maar de stille aandoeningen der hoorders, de tranen in veler oog, getuigden hetzelfde evenzeer. Het toeval stelde hem, even als zoovelen alhier, dezen zomer in de gelegenheid om hetzelfde stuk op een ander tooneel te zien spelen. En met achting voor het moedig pogen en de volhardende studie dier tooneelspelers, meent hij niettemin dat deze zelve de eersten zouden zijn om te erkennen dat hunne uitvoering wel was het weergeven van het stuk zoo als het daar geschreven is door Bourgeois en Dennerijmaar ook niets meer. De ware kunst levert echter iets anders. Zij doet al de schoonheden van het stuk, ook de verborgene, beter uitko men, dan het geval zou zijn, bij eene eenvoudige lezing, schoonheden die den waren tooneelspeler, ongezocht, als zoo vele paarlen tegenblinken. Meermalen kon ik een ietwat on- deugenden lach niet verbergen, wanneer ik rederijkers of tooneelspelers hoorde bewonderen, om hunne juiste voordragt, goede memorie, enz.door de meening van velen dat hierdoor werd voldaan aan de grootste declamatorische eischen. Neen wie een* dichter, een' schrijver wil doen kennen, moet wel veel oefeniug hebben, veel toeleg bezitten en de kunstregelen tot zekere hoogte opvolgen maar dit is nog niet alles. Hij moet zelf kunstenaar, of wilt gij liever, dichter zijn (er zijn veel dichters die nimmer verzen gemaakt hebben)in een woord hij moet eene kunstenaarsziel, de lichtstraal van het genie hebben ontvangen. Dit is het geval met Driessens. Behalve dat hij een ge vierd tooneelschrijver is, mag hij op dit oogenblik in zijne rollen de beste Nederlandsche tooneelspeler genoemd worden. En waarin bestaat zijn spel? Wat is het geheim van dat spel? Niets anders dan met in achtneming der regelen, te streven naar natuurlijkheid, zonder tot platheid over te slaan. Met een helder oog de bedoeling de3 schrijvers te vatten, neen meer, die overal sterker te doen uitkomen, gloed en leven verspreidende over zoo menig schijnbaar eenvoudig woord en zulks soms slechts door kleine wijzigingen in klem toon of gebaar, daar waar door overdrijvende middelmatig heden, bij eene ware molenwiekerij" van gebaren, bij een donderende, krijschende, schelle, steeds uitgezette en aange- blazene stem, een en ander of geheel onopgemerkt zoude ge bleven zijn of nog erger een geheel anderen indruk zoude te weeg gebragt hebben. Zoover in algemeene trekken wat Victor Driessens betreft als tooneelspeler. Zijne waarde als directeur van een gezelschap moge blijken uit een kort, een al te kort woord over de leden van dat gezelschap. Voorop dient gesteld, dat de tact om een kunstenaarsgezelschap te vereenigen en te leiden, mede eene ware kunst is, door het tal van moeijelijkheden daaraan ver bonden. Molière riep eens uit Ah! les etranges animaux a conduire que des comddiens. Hildebrand zegt ergens in zijne Camera ObscuraEene goede uitvinding van sommige moedersdochters te hebben. Wij zeggen: Voor een* tooneeldirecteur is het eenQ*bon?ie fortune eene dochter te bezitten als mejufvrouw Elisa Driessens die op haar' jeugdigen leeftijd slechts dén gevaar loopt, na melijk het bedorvene kindje te worden van het publiek want zoolang jeugd, schoonheid, gratie en hooge kunstzin zamen- gaan, zal ieder publiek zich laten vervoeren en applaudiseren, al ware het alleen om den lach der lieftalligheid terug te erlangen. Maar de ruimte van ons blad belet ons verder uit te wijden. Meen daarom niet dat wij nonchalant en kleinachtend zijn voor de degelijke, volleerde en lieve actrice mejufvrouw Mina van Velzen, voor de echte flamingante mevrouw Daenens, voor de hooge verdiensten van den heer Daenens en voor al de anderen. Integendeel, wij komen op hen terug in een later opstel en eindigen Victor Driessens te noemen een groot ac teur, en als blijkbaar door de zamenstelling van zijn gezel schap, een niet minder groot directeur. door FALKLAND. (Uit het Rotterdamsch Zondagblad). Ma „Man lief Pa: „Wel?" Ma: „Mina is de volgende week jarig; wat zullen wij haar koopen? Pa„Niets." Ma „Dat kan je niet meeuen Het arme schaap vlast er op dat ze wat krijgen zal." Pa „Praat het haar dan maar uit het hoofd. Geloof me, Marie, we moeten meer rekenschap houden met al die nutteloozc uitgaven." Ma„Nutteloos, nutteloos Als een kind jarig is en men maakt het dan blij door een presentje, dat is geen nuttelooze uitgaaf. Zij wordt ruim schoots vergoed door de vreugde van het kind." Pa: „Dat zijn al te maal rijkeluis redeneringen. Ik kan al die bui tengewone uitgaven niet betalen, die bovendien ook in het wezen der zaak, iets uitzinnigs hebben." Ma „UitzinnigIk dacht wel dat je weer in uitersten vervallen zoudt." Pa: „Oordeel er zelf over. Ik ben jarig eu jij en de kinderen koopen me een cadeau. Jij bent jarig en ik en de kindereu koopen jou een cadeau Onze zes kinderen zijn achtereenvolgens jarig en jij en ik we koopen voor hen allen een cadeau. Dau is Grootpapa jarig cadeau. Grootmama jarigcadeau. Volgen de tantes, cadeaux. En dan weer is ons hu welijk jarig, eD dan is het Sint-Nicölaas, eu dan weer wat weet ik het, altijd cadeauxIk zeg en herhaalik vind dat uitzinnig. Het is van alle kanten een steaple-chase om de wiukelers het geld in den zak te brengen." Ma: „Nu, die menschen moeten ook leveu Pa: „Ik ben niet van plan hen dat te beletten, maar als wij elkander bij voorbeeld telkens een bankje vau vijf en twintig gulden present gaven, dan zou een en hetzelfde baukbilletje voortdurend in onzen huiselijken kring en in onze familie circuleren; het bankje zou steeds zijne geldswaarde be houden, we zouden een troep geld aan cadeaux bespareu MaEn zoo zou weer een van de weinige illussiën uit het leven ver dwenen zijn Pa: „Ik houd niet van illusies die zoo duur zijn; zoodra ik veel geld kwijt raak is de illusie bij mij uitHè wat is dat Ma (Verschrikt) „Wat Pa: „Hoor! boven in de kinderkamer Ma„OchDat is de wieg, dat is de meid die het kind wiegt Pa: „Wiegen noem je dat wiegen?" Ma „Me dunkt ja I" Pa: „Weetje wat wiegen is, gij, Madam, met je illusiën Ik noem wiegen wanneer de moeder het kind zachtkens in zijn bedje neervleit en dan aan de wieg eene naauw merkbaar schommelende beweging geeft, om voorts het wigt met een het gehoor vleijeud deuntje in slaap te neuriën." Ma „Ik geloof dat je bezig bent verzen te maken Pa „Maar wat jullie met de kinderen uitvoert, dat is niet wiegen, dat is beulenwerk. Of het kind slaap of geen slaap heeft, dat doet er niet toe. weg er mee in de wieg Het kind huilt of wil niet slapen. Dat verveelt de mama of de kindermeid. Was men aanvankelijk begonnen zachtkens te schommelen, de wieg wordt nu hoe langer hoe harder in beweging gebragt. Het kind schreeuwt, het kind brult, maar de wieg rolt hoe langer hoe ster ker en het kind wordt heen en weer gesmeten als een baal goed 1" Ma „Hé wat overdrijf je weer Pa: „De houten of ijzers waarop de wieg rust, bonzen tegen den grond zoo als we nu dat daar net boven ons hoofd hooren. Dodo, dodo En het kind rolt van de buik op de rug eu van den rug op den buik. De melk die het ingezogen heeft, wordt in de maag heen en weer gesmeten het kind wordt letterlijk zeeziek gemaakt; congcsticn stijgen naar het hoofd; in zwijm, half uitgeput dommelt het schaap in. Het slaapt, maar welk een slaap Ma: „Ik geloof dat er een bij je loopen is!" Pa „Toch nietmaar zien je, als ik je zoo van illusiën hoor spreken dan komen ook bij mij lang vergeten illusiën weer opwellen dan kan ik niet iuzien hoe er eene illusie in gelegen kan zijn om veel geld nut teloos uit te geven wat we broods noodig hebben voor andere zakenen dan zou ik er daarentegen eene illusie in vinden wanneer de moeder meer en beter over haren zuigeling waakte en het schaap teder verpleegde in plaats van het, zooals boven geschiedt, in een wieg te laten heen en weer slingeren dat de zolder er van kraakt." Ma „Och, je beut mal Hebben wij vrouwen dan niets anders te doen dan met zoo'n zuigeling te loopen Moet er niet voor de andere kindereu gezorgd worden, moet de keuken niet gesurveilleerd worden, hoeveel stop en lapwerk is er niet Jij weet niet wat er zoo al in een huishouden té doen is, anders zou je zoo onregtvaardig niet spreken (Pa haalt met een teleurgesteld gezigt de schouders op, stopt een pijp, neemt het Zondagsblad in de hand, dat de meid juist boven brengten doet in het eerste uur geen mond open.) van 20 27 November 1868. ONDERTROUWD W. van Meteren, matroos bij de Marine en T. Buijs. GETROUWDGeeue. BEVALLEN J. Rademakcr, geb. Zwaij, Z. T. Kuiper, geb. Vla ming, Z. N. J. Stronck, geb. Spekken, D. C. A. van Bruggen, geb. Franke, D. A. C. Aggeubach, geb. van Deijck, D. R. Koster, geb. Kramer, Z. A. C. Gotnes, geb. Bakker, D. T. Aarts, geb. Baartwijk D. G. Vroon, geb. Snoerwang, D. M. A. Fransen, geb. Burghart, Z. G. Ottevanger, geb. van der Hoeven, D. J. M. Senhauser, geb. Jans, D. A. J. Bos, geb. Antheunissen, Z. M. J. Gooijer, geb. Sar iemijn. D. A. de Jong, geb. Duinker, D. E. Nieman, geb. Maar- tens, D. J. P. van Dalfsen, geb. Bouman, D. J. Karsman, geb. Kooger, Z. OVERLEDEN T. Coniju, 72 jaren. A. van Haren, 6 weken. J. Abbcnes, bijna 14 jaren. F. van Bredcrode, 7 weken. A. Lee- wens, 3 weken. M. J. Rippens, geb. van der Wal, circa 68 jaren. Levenloos aangegeven 2. Van 16 30 November 1868. ONDERTROUWD: Geene. GETROUWD C. Keijzer, weduwnaar eu A. Kuijt. L. Liefhebber en G. Rampen. W. Keppel en L. van Rijswijk. GEBOREN Arie, zoon van J. Groot en A. Jonker. Wilhelmus, z. van Zweekhorst en E. M. Bierman. Maartje, d. van C. Wit en A. Keijzer- Margaretha Maria Lina, d. van J. van Doesburgh en J. van Doesburgh. Aai'je, d. van C. Duif en M. V. d. Oord. Pieter, z. van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1868 | | pagina 3