HELDERS CSE COURANT. Jlieuras* en Woensdag <flÖüertentie--6fnD. 4 Augustus. Negende Jaargang. gedeelte. Jgtet-nfficiëcl gedeelte. NIEUWSTIJDINGEN. M 854. 1889. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post n o1.25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Adyertentien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Voor des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. G IL T J E S. POLITIE Gevonden op de openbare straat twee gouden OORBELLEN. HELDER, 3 Augustus 1869. De Commissaris van Politie^ A. C. BOONZAJER. De Grves. Er heeft in onze maatschappij een verschijnsel plaats, dat sommigen verontrust, maar allen stof tot nadenken geeft. Niemand kan ontkennendat het eene hoogst ernstige zijde heeft. Wij bedoelen de ontevredenheid van den werkman, de zucht om zich te emanciperen. Bijna geen land van Europa Is daarvan geheel bevrijd ge bleven. Engeland heëft zijne trade's-unions, Frankrijk zijn association internationale. De laatste heeft hare vertakkingen in andere landen van hét vaste land, tot zelfs in het vrije Zwitserland, waar de verschillende middelen van bestaan eene bijna onbeperkte vrijheid genieten. Ook Nederland is niet geheel vrij gebleven. Wanneer wij nu daarbij in aanmerking nemen, hoe zeer in de verschillende rijken de middelenom zich door den ar beid een onderhoud te verschaffen, uiteenloopen, en welk een groot onderscheid er bestaat in de behoeften van den werk man, zoowel zonder als met een gezin, dan staan wij ver wonderd, dat het verschijnsel overal zooveel overeenkomst oplevert. Wij gevoelen dat wij voor een ernstig vraagstuk staan, van een zoo ingrijpenden aard, dat niet alleen de staats man, maar zelfs de burger onmogelijk daarbij onverschillig kan zijn. Wij willen er ons gevoelen over zeggen: niet omdat wij denken iets nieuws te kunnen mededeelen, maar om an deren op te wekken tot een gezet nadenken. Wat wil de werkman? Deze vraag is zoo uiteenloopend, dat het niet mogelijk is die in het bestek, dat wij ons hebben voorgesteld, volledig te beantwoorden. Sommigen verlangen enkel vermeerdering van loonanderen vermindering der werkurennog anderen vorderen beide, of meerdere burgerlijke regten. Hier tracht men zijn doel te bereiken door ernstige doch bezadigde voor stellen, daar door bedreigingen, elders door werkstaking en dus door dwang. Allen komen echter daarin overeen, dat zij ontevreden zijn, dat zij meerdere regten en verdiensten ver langen, in één woord, dat zij zich in meerdere of mindere mate zoeken te emanciperen. De oordeelvellingen over de billijkheid van hunne eischen, verschillen evenzeer tot in het oneindige. Terwijl sommigen hun daartoe het volle regt meenen te moeten toekennen, wordt hun door anderen alle regt ontzegd. Tusschen beiden staan zij die hunne wenschen niet geheel onbillijk vinden, maar bezorgd zijn, daaraan toe te geven, uit vrees voor de gevolgen. Wiens oordeel is hier het meest overeenkomstig met het regt, met de billijkheid, met het algemeen belang? Wij zien ons dus geplaatst voor een aantal vraagstukken, die op hoogst uiteenloopende wijze kunnen worden beschouwd, en daarom meenen wij het regt te hebben, bijna zouden wij zeggen, yerpligt te zijn, onze overtuiging daarover uit te spreken. De toestand van den werkman is over het algemeen niet gunstig. Denken wij aan de fabriekarbeidersaan hunne ver- pligting, om zoovele uren aan den arbeid te wijdendat zij naauwelijks genoegzame rust overhouden om hunne krachten te herstellen; aan hunne kinderen, die op vele plaatsen, vooral in Engeland, bijna geene opvoeding, noch onderwijs ontvan gen, en voor de zedeloosheid, opgroeijen. Denken wij aan de mijnwerkers, die geheele dagen onder den grond moeten door brengen, niet zelden ten koste hunner gezondheid; die bijna alle levensgenot missen, en daarom hunne weinige vrije uren in ongebondenheid doorbrengen^ dewijl zij nimmer hebben geleerd zich door een meer betamelijk genot voor hunne ont beringen schadeloos te stellen. Waarlijk het beeld, dat bei den ons vertoonen, is niet uitlokkend, en het loon dat zij kunnen verdienen, staat slechts zelden in verhouding met de opofferingen die zij zich moeten getroosten, en nog veelmin- der met de voordeelen, die de eigenaars van hunnen arbeid inoogsten. Wij behoeven echter niet zooverre te gaan; in meerderen of minderen graad is dezelfde opmerking toepasselijk op een aantal andere werkïnrigtingen, zoowel in ons vaderland als elders. Zelfs bij den boerenstand in ons gewest vinden wij iets dergelijks terug. Een zoogenaamd vast werkman toch, geniet zelden meer dan een gulden daags. Stellen wij ons nu voor dat zulk een werkman vrouw en kinderen heeftdat hij eene woning moet huren, schoolgeld en belasting moet betalen, komt het ons dan niet als een onoplosbaar raadsel voor, hoe zulk een werkman zijne kinderen zelfs brood kan geven j En wanneer hij nu ziek wordt, en dus alle verdiensten moet missen? Het is waar, en dit geeft ons eenigen troost, ér zijn landeigenaars, en wij hopen dat er velen zijndie edelmoedig genoeg zijn om in dergelijke gevallen treffende bewijzen van menschlievendheid te geven; doch het spijt ons, dat de voorbeelden van het tegenovergestelde ook bestaan. Wij kennen een welgezeten landman, wiens werkman in een zijner huisjes woonde. Na eene langdurige ziekte was deze toch genoodzaakt de huur van fl.20 's weeks te betalen, en zou dus verpligt zijn geweest zich tot een der armbesturen te wendenindien niet zijn vroegere meester liefdadig genoeg ware geweest hem de gelden der huur te verstrekken. Hebben wij dan te veel gezegd, indien wij den toestand van den werkman in het algemeen treurig noemen? Gaarne erkennen wy dat er uitzonderingen zijn, maar toch vreezen wij dat men ons niet zal kunnen tegenspreken, wanneer wij als onze meening zeggen, dat in verreweg de meeste gevallen het loon der werklieden niet aan den arbeid geëvenredigd is. Voegen wij hierbij de toenemende duurte van levensmiddelen, kleeding, in één woord van alle levensbehoeften, zoodat het den eerlijken werkman, wiens eergevoel hem verbiedt zich tot de armenkas te Avenden, bijna onmogelijk wordt, eene behoorlijke voeding te verkrijgen, om voor zijnen dagelijkschen arbeid, de noodige krachten te behouden, dan zullen wij ons niet verwonderen, dat ontevredenheid zijn hart vervult en de lust tot den arbeid soms verloren gaat. Wij mogen dan het middel streng afkeureD, dat hij soms kiest, om zijnen toestand te verbetei'en, tevens zouden wij vurig wenschen, hem een geoorloofd middel aan de hand te kunnen doen. Neen wij nemen het den eerlijken werkman niet kwalijk, wanneer hij van 's morgens tot 's avonds, soms zwaren arbeid heeft to ver- rigten, en daarbij zijne vrouw en kinderen slechts karig van het Doodige kau voorzien, dat hij eenen toestaDd begint te verwenschen, die met dien van de meer gegoeden, die hij dagelijks tegenover zich ziet, zulk een scherp contrast oplevert. Bij den oDpartijdigen menschenvriend kan die toestand geene goedkeuring wegdragen; maar bij wien ligt de schuld? Bij de werklieden zeiven of bij hunne meesters? En bestaan er middelen om dien toestand te doen ophouden? Wij hopen daarop later terug te komen. Helder, Nieuwediep Willemsoord, enz, 3 Aug. 1869. In de Zaturdag avond in liet bierhuis de Brouwer gehouden vergadering van de kiesvereniging „Helder," is de vereeniging in hoofdzaak geconstitueerd. Men is aange vangen een reglement te ontwerpen en aanvankelijk zijn die artikelen waarin het doel en de rigting der vereeniging

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1869 | | pagina 1