HELDERSCHE COURANT. Jïfeutos» en Woensdag <ftÖoedenfie--öfoÖ. 15 September. M 866. Negende Jaargang. 1869. De Spelling-Kwestie. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post n 1-25 Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren cn Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advertenties van 14 rebels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Voor des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men dc Advertentien intczcnJcn. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILT J ES. Belofte maakt schuld. Wij hebben den beer H. A. P. toe gezegd ons gevoelen over de afschaffing der officiële spelling mede te deelen, en wij zullen trachten die schuld af te doen. In het jaar 1804 werd door het Staatsbewind de zooge naamde Siegenbeeksche spelling voor officiële stukken voor geschreven. Het gevolg daarvan was, dat die spelling, be houdens eenige weinige uitzonderingen, algemeen werd gevolgd, vooral ook doordien zij op de scholen werd ingevoerd. De eenparigheid werd daardoor krachtig bevorderd en de babel- sche verwarring hield op, zoodat het niet te ontkennen is, dat het voorschrift een hoogst gunstigen invloed heeft gehad. De partij van Büderdijk bleef intusschen protesteren zij behield hare spelling, waaraan zich langzamerhand anderen aansloten. Men had dus hoofdzakelijk twee stelsels. Ik zeg hoofdzakelijkwant verscheidenen bleven van beide afwijken. Toch bleef de Siegenbeeksche spelling domineren, zonder dat men verpligt was die te volgen, anders dan in officiële stukken. Langzamerhand begon men echter daarin leemten en ge breken te ontdekken, die door taalvorscher3 in tijdschriften als anderzins werden gereleveerd, en door velen, zoo niet allen, werden beaamd, zonder dat iemand het noodig oordeelde daarom het geheele stelsel te laten varen. Zelfs de redactie van het Woordenboek had oorspronkelijk niet het plan een nieuwe spelling te vervaardigen, maar de gewone te wijzi gen naar het oordeel van bevoegde taalkundigen. De redactie is echter veel verder gegaan, en heeft daardoor slechts weinigen voldaan. De minister vond dan ook geene reden, om haar stelsel aan Z. M. ter bekrachtiging voor te leggen, maar wel om eene voordragtaan Z. M. te doen tot intrekking van het besluit van 1804, hetgeen dan ook wer kelijk is geschied. Dit besluit van Z. M. moest onvermijdelijk bij den een goèdkeuringbij dén ander tegenspraak verwekken. Het Dagblad maakte daarvan gebruik om den Ministernaar ouder gewoontede grofste hatelijkheden, onder den vorm eener flaauwe spotternij, toe te voegen. Het Handelsblad wist najrawelijks woorden genoeg te vinden om het koninklijk be sluit toe te juichen zonder van andere dagbladen te gewagen, noemen wij nog het Belgische Handelsbladdat te Antwerpen wordj; uitgegeven, en de afschaffing toejuichtdewijl het een groote stap isom het verschil tusschen Nederlandsch en Vlaamsch te doen verdwijnen. Wij eerbiedigen ieders overtuiging wanneer zij op eerlijke wijze wordt uitgesproken en verdedigddoch het komt ons voordat de onpartijdigheid in de beschouwingen van som mige dagbladen veel te wenschen laat. Wij zullen trachten diethans in het oog te houden en alle overdrijving te vermijden. Of de nieuwe spelling beter is dan de oude willen wij niet onderzoeken. Indien zij, na zoovele jaren van ondervinding, na zoovele navorschingen van taalkenners niet beter ware zou zij geen regt van bestaan hebben. Wij zullen dat punt echter thans niet aanroeren, maar ons enkel tot het besluit der afschaffing bepalen. De eerste vraag die zich aan ons voordoetis wat kan den Minister hebben bewogen, die voordragt aan Z. M. te doen? De een noemt het radicalisme (de geliefkoosde term van het Dagbladof afbreken zonder iets in de plaats te stellen, of namaakvrijheid. De ander acht het hoogst nuttig, omdat de staat geene voogdij over den burger mag uitoefenen, omdat het voorschrift nu onnoodig is geworden, omdat de staat in het wetenschappelijke geen partij mag trekken. Wij zullen ons thans bij deze argumenten bepalen. Met een weinig nadenken valt ons van beide zijden de overdrijving terstond in het oog. Vooral de beschuldiging van radicalisme is zóó bespottelijk, dat zij ons alleen daarom niet.bevreemdt, omdat zij door het Dagblad wordt uitgesproken; wy zullen dus dat punt met de zoogenaamde namaakvrijheid, maar verder laten rusten. Het afbreken zonder iets in de plaats te stellen schijnt echter meer grond te hebben. Men zou evenwel kunnen vragen of het tot de roeping van den staat zou behooren het goede of minder goede der nieuwe spelling te onderzoeken Het komt ons voor dat de staat dat onderzoek aan deskundigen behoort over te laten, dewijl dan later van zelf het betere wel zal aan den dag komen. Met korte woordenindien er tegen de afschaffing geene betere gronden waren in te brengen dan de bovengenoemde, zou zij welligt geene afkeuring verdienen. De argumenten vóór de afschaffiing zijn intusschen van niet veel betere gehalte. De staat mag over den burger geene voogdij uitoefenen. Wanneer de voogdij niet drukkender isdan die sedert 1804 in de spelling over ons is uitgeoefend zal zij zeker weinig tranen doen storten. Maar mag het dien naam dragen, wan neer de staat zijnen ambtenaren voorschrijfteene bepaalde spelling te volgen ten einde willekeurverwarring, misver stand voor te komen Is het dan ook eene ongeoorloofde voogdij, dat bij de administratie modólboeken aan de ambte naren worden toegezonden opdat hunne rapporten allen in denzelfden vorm worden ingezonden Het komt ons voor dat het Handelsblad bij dat woord weinig heeft nagedacht want het zou niet moeijelijk zijn een aantal staatsbesluiten en voorschriften te noemen, die ons welligt meer aan een stiefmoederlijk beheer zou doen denken, dan aan eene voogdij (die toch altijd hoogst nuttig en vaderlijk kan wezen), en waarop toch door niemand eenige aanmerking wordt ge maaktdewijl zij in het welbegrepen belang van het algemeen bijna onmisbaar zijn. Het argument is dus tamelijk z\vak; De staat mag in de wetenschap geen partij trekken. Het is met dit argument even als met het vorige. Zoodra de wetenschap op het welzijn van ons vaderland eenigen in vloed kan uitoefenen, moet de staat partij trekken. De nieu were geweren, de monitors, de verschillende spoorweg-systè- mes, enz,, zijn allen op de wetenschap gegrond, en de staat zou een onvergefelijk verzuim begaanindien hij geen partij trok voor het beste systeem. Dit wordt echter niet bedoeld, zegt menmaar dat men dan zeggede staat mag in zake dei* spelling geen partij trekken. In dat geval echter zouden wij vragen of de uitdrukkingen «voogdij uitoefenen" en «partij trekken," beide niet zeer overdreven zijn Wij althans hou den het daar voor. Het toezigt van den staat is onnoodig geworden. Wij twy- felen niet, of dit denkbeeld heeft bij den Minister bij het voordragen van het bekende besluit, op den voorgrond gestaan.' Wij verklaren echter vrijmoedig, dat wij in die overtuiging niet deelen. Indien er sprake was van dwang uit te oefenen op de burgers in de zaak der spelling, dan zouden wij daar tegen evenzeer onze stem verheffen, maar die bestond immers niet. Ieder bleef vrijalleen in officiële stukken moest een parigheid van spelling heerschen, doch ook daarin was men niet zeer streng, en de maatregel' heeft gunstig gewérkt. Nu vragen wijzijn de omstandigheden, die in 18u4 aanleiding hebben gegeven tot het bekende voorschrift, nu niet meer aanwezig Of is eenparigheid van spelling in officiële be scheiden nu geene behoefte meer, doch vroeger wel? Wij kunnen dat niet inzien. Verschil in spelling moge mede een bewijs zijn, dat wy in een vrij land wonen, wij hechten aan orde en regelmaat vrij wat meer waarde dan aan die vrijheid. De ware vrijheid bestaat niet in te mogen doen, wat men verkiest, maar in datgene te trillen, wat het algemeen belang kan bevorderen. Ik zou het land beklagen dat zyne vrijheid zou moeten bewijzen door zijne taal aan allerlei willekeur bloot te stellen. Wanneer het voorschrift niet bestaan had, zouden wij het welligt niet in het leven roepen, zoo lang orde en regelmaat door andere middelen konden verkregen worden; maar nu het bestond en minstens onschadelijk was, komt ons de voor dragt tot intrekking voor met den naam van gewaagd te mogen worden bestempelddewyl zij naar ons gevoelen wel nadeel, maar in geen enkel opzigt nut kan stichten. Wij zijn het dan ook volstrekt niet eens met de Arnh Ct. welke de intrekking wel afkeurt, maar daaraan toch zoo weinig waarde hecht, dat zij met vóór- en tegenstanders den draak steekt. Wij gelooven dat de Arnh. Ct. de belangrijkste gevolgen heelt voorbygezien, om zich over dingen van minder aanbelang vrolijk te maken. Wij hopen daarop nader terug te komen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1869 | | pagina 1