HELDERSCHE COURANT.
3Iieuios= en
Woensdag
flöoerientie-öfoö.
8 December.
M 890.
Negende Jaargang.
1809.
(©fftcicd geöceltc.
jgiet-ojficiccl gcöccltc.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per post 1.25
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Advertektien van 1—4 regels is CO
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens óón dag vroeger.
Uitgever S. GILT J ES.
POLITIE.
Dezer dagen op de publieke straat gevonden Een Goud
OORKNOPJEeene Dames CINTUUR en een Gouden
MEDAILLON. De regtmatige eigenaressen kunnen dezelve
ten burele van den ondergeteekende terug bekomen.
De Commissaris van Politiey
Helder, 7 Dec. 1869. A. C. BOONZAJER.
STUDIËN OVER HET ECUMENISCH CON
CILIE te Rome, te houdea op den
8"' December 1869.
IX.
#lk beroep mij zoo zegt pater Hyacinthe op het
^concilie, dat bijeen zal komen om geneesmiddelen te zoeken,
//voor de overmaat onzer kwalen en om die middelen met
//evenveel kracht als zachtheid toe te passen. Maar indien
*de vrees, welke ik niet wil deelen, bewaarheid wordt, in-
//dien de doorluchtige vergadering niet meer vrijheid zal hebben
//in haar discussien, dan zij tot nu toe in hare voorbereiding
Jieejt; indien zijin één woord, beroofd zou worden
de onmisbare eigenschappen van een ecumenisch con-
-c/cilie, zou ik mijn stem tot God en de menschen verheffen,
#om een ander concilie te eischen, een concilie werkelijk bij
eengeroepen in den Heiligen Geest en niet in den partijgeest
/veen concilie dat de algemeene kerk vertegenwoordigt, met
//het stilzwijgen van den een en de verdrukking van den ander."
Opmerkelijke taal! Dubbel opmerkelijk voor ons die uit
de geschriften der twee anonyme (Duitsche) priesters, reeds
het een en ander mogten leeren, dat zonderlinge vermoedens
moet wekken. De brief van pater Hyacinthe heeft ous ge
noopt eens na te gaan, hoe het concilie dan toch wordt
voorbereid. En wij vinden daaromtrent in de Civilta Cattolica
dat de hoofd-eongregatie der kardinalen belast is met de
hoofdleiding en dat deze, geholpen door verschil 1 lende com-
missien, //de stof voorbereidenwaarover de vergaderingbij
gestaan door den H. GeestTiaar beslissend oordeel zal moeten
Muitspreken\ Deze commissien zijn reeds sedert lang benoemd
en zamengesteld uit kerkelijke personen van alle natiën en
rangen
De hoofdcongregatie bestaat uit de zes kardinalen die tevens
de voorzitters zijn der bijzondere commissien en bovendien
nog twee kardinalen.
Men oordeele aan hunne namen, in hoeverre het Itali-
aansch element daarin overheerscht.
Constantinus Patrizi, presid.Carolns Augustus von Reisach
Alexander BarnaboAntonius Andreas BizzariLudovicus
Bilio; Prosper Caterini; Hannibal Capalti, SecretarisMgr.
Petrus Gianelli, aartsbiss. van Sardia, secret. der congregatie.
Aan deze zijn toegevoegd als consultatoren.
Mgr. Vincentius Tizzani, grootaalmoezenier der pauselijke
troepenmgr. Joseph Angelini, consultor der algemeene in
quisitie mgr. Georgius Talbot de Malahide, geheim kamerheer;
Melchior Galeottiprefect der studie in het seminarie te
Palermo; Sebastianus Sanguïneti, S. I. professor in het
Romeinsche collegie; Henricus Peije, professor te Leuven;
Josephus Hefele, professor te Tubingen.
Zoo ook hebben wij de zamenstelling nagegaan van de
genoemde comissien: ]0. de commissien der ceremonien; 20.
staatkundig-kerkelijke commissie30. voor de oostersclie kerken
en naissien; 4>e. voor de regulieren; 5e. voor dogmatieke gods-
geleerdheid; 6e voor de kerktucht.
Het zou te veel plaatsruimte innemen, om al de leden
dier commissien hier over te nemen, maar de lezer zal ons
wel willen gelooven, dat even als in de hoofdcongregatie der
kardinalen, het ons voorkomt, dat de Italianen en die van
nabij het meest betrokken zijn bij de meer dadelijke belangen
van Rome zelf, verreweg het sterkst vertegenwoordigd zijn.
De vreemdelingen (niet-Italianen) wier gehalte men daaren
boven wiskunstig zeker kan kennen, zijn inderdaad zeldzaam
heden. De uitdrukking //uit alle natiënmoge dus eenige
waarheid behelzen, zeker is zij niet de geheele waarheid.
Zoo ook is het gesteld met de rangen, alleen de grootwaar-
digheidbekleeders der kerk komen ons voor vertegenwoordigd
te zijn.
Uit verschillende landen van Europa volgen de berigten
over het concilie elkander op. Wij voegen de laatst versche-
nenen bij elkander.
Itat.ie.
In dat land zijn den 18 November de kamers van volks
vertegenwoordiging geopend, uit naam des konings, die nog
niet ten volle hersteld was. Een goed deel der troonrede is
gewijd aan het concilie. Bij voorbaat handhaaft de regering
daarin krachtig de regten des staats tegenover de eventueele
besluiten der kerkvergadering. De regering heeft gemeend
aan de bisschoppen het gaan naar het concilie niet te moeten
beletten. De koning hoopt, dat het concilie een geloof en
wetenschap, godsdienst en beschaving verzoenend woord zal
doen hooren.
Proisen.
De konig heeft eene nagenoeg gelijkluidende hoop uit
gedrukt, in een schrijven gerigt aan de bisschoppen, die het
concilie zullen bijwonen.
Beijeren,
De Alg. Zeitung maakt de uitspraak openbaar van de ju
ridische faculteit aan de hoogeschool te Munchen, ten opzigte
van het aanstaand ecumenisch concilie; de faculteit heeft
de haar voorgestelde vragen tot deze ééne teruggebragl: welke
wijziging er zouden moeten ontstaan in de leer der verhou
ding tusschen staat en kerk, zoo als zij tot heden in Beijeren
praclisch en theoritiseh gehandhaafd werd indien de stel
lingen van den syllabus en de pauselijke onfeilbaarheid door
het concilie tot dogmata worden verheven? Het antwoord
dat de faculteit op die vraag geeft, komt in hoofdzaak op
het volgende neer:
Wijziging zegt de faculteit van de wettelijke ver
houding tusschen staat en kerk mag eigenlijk geen enkel
dogma te voorschijn roepen: wijl kerkelijke leerstukken geene
regts-voorschriften zijn, naar welke de staat zich behoeft
te schikken. Zoo min als de staat door middel van wetgeving,
de kerkelijke belijdenis omschrijven mag, evenmin ligt het
binnen de roeping der kerk, in de regeling van het staats-
ligchaam in te grijpen; mogt derhalve het toekomstig con
cilie (naar de Beijersche regering vreest) besluiten nemen,
die in tegenspraak zijn met de in Beijeren vigeerende grond
wettige beginselen, zoo zullen deze toch in de bestaande
verhouding tusschen staat en kerk geen verandering mogen
brengen integendeel de staat zal het zich tot pligt moeten
rekenen, alle pogingen, die tengevolge van de eventueele be
slissingen der kerk vergadering, mogten aangewend worden,
om den bestaanden toestaud te wijzigen, krachtdadig tegen
te werken niet alleen wanneer de pogingen op onwettige
wijze worden in het werk gesteld, doch ook, in geval men
langs wettigen weg zou willen trachten den werkkring van
den staat in den door het concilie voorgeschreven vorm te
kneden. Zelfs ware het te wenschen, dat de Beijersche re
gering reeds bij voorbaat zich van de bedoelingen van het