HELDERSCHE COURANT. Jïieuros-- en Woensdag <flÖoerfentie--öfflÖ. 19 Januarij, M 902. Tiende Jaargang. 1870. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post 1-25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Adveetemten van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertcutiën intezenden. Ingezonden stukken minstens eén dag vroeger. Uitgever S. GILT J BS. (©tfiticcï gcöcctte. BEKENDMAKING. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt bij deze aan de belanghebbenden bekend, dat het Kohier der Grondbelasting op de gebouwde en ongebouwd eigendommen in deze gemeente, over het jaar 1870, den 13 dezer door den heer provincialen Inspecteur invorderbaar is verklaard. Helder, De Burgemeester voornoemd den 15 Januarij 1870. STAKMAN BOSSE. jStet-afficiëel gcöccïte. Examens. Dat tegenwoordig in alle beschaafde landen een geheel andere geest heerscht dan vroeger, en dat die geest, waaraan wij wel genegen zouden zijn, den naam van onderzoekenden geest te geven, zioh vooral in de laatste jaren bijzonder sterk en algemeen openbaartbetwijfelt niemand. De tijd gaat voorbij, dat men slechts het getuigenis van een hooggeplaatst persoon, of van een geleerde, of van een vertrouwd vriend behoefde, om zelfs de vreemdste dingen aan te nemen; men onderzoekt zelf; men tracht de dingen in hun verband te be schouwen men vergelijkt plaatsen, omstandigheden en perso nen, en eerst dan beslist men. De tijd gaat voorbij, dat de naam van een geacht schrijver voor een wetenschappelijk werk voldoende was, om zijne stellingen als onomstootelijke waarheden aan te nemen. Er zijn reeds zoovele beweringen door later onderzoek in duigen gevallendat men de nieuwe niet meer zo gaaf weg in ontvangst neemtmaar ze eerst naar vermogen tracht te toetsen en te wegen. Men wordt voorzigtiger, eenigen zeggen ongéloovigeren dat moge nu voor sommigen lastig worden, omdat het in hun kraam minder te pas komt, dat het ons toch nader aan de waarheid zal bren gen, betwijfelen wij geen oogenblik. Nu valt het wel niet tegen te spreken, dat de waarheid vaak eene lastige dame is maar zij laat zich niet weg redeneren. De eenige weg om vrede met haar te houden, ishare wetten te gehoorzamen, en het is daarbij geen geringe troost, dat wij toch bij slot van rekening daarbij het beste zullen varen. Één voordeel vooral, dat die geest van onderzoek met zich voert, mogen wij niet onvermeld laten hij belet menige kwade praktijk. Het is toch voor den listigen niet moeijelijk over eenvoudigen te zegepralen, wanneer ligtgeloovigheid of blind vertrouwen even zoovele hinderpalen zijn voor een naauw- lettend onderzoek, dat doorgaans eenigzins moeijelijk is. En wie zal het ons zeggen, hoe vaak daarvan misbruik is gemaakt. Welke groote rol die geest van onderzoek tegenwoordig speelt op godsdienstig gebied, is algemeen bekend. Geene ge zindheid is daarvan geheel vrij gebleven. Terwijl zijne tegen standers naauwelijks woorden genoeg kunnen vinden, om hem als ongodsdienstig, als verderfelijk af te schilderen; roemt hij op dat gebied vooral op zijn streven naar waarheid boven alles, naar waren vooruitgang, die den mensch gelukkig zal maken, en wat nog al meer. Wy zijn niet voornemens ons hier partij te stellen, want het behoort niet in ons blad tehuis. Liever willen wij ons op meer wetenschappelijk gebied ver plaatsen, en ons thans enkel bepalen tot eene zaak, waarin hij zich voornamelijk openbaart, namelijk de examens. Er is een tijd geweest, dat het voor velen zoo geduchte woord examen naauwelijks gehoord werd. Men kon met eenige voorspraak, genoegzaam alle, zelfs hoogst gewigtige betrekkingen bekleeden, zonder vooraf eenig bewijs te geven, dat men daartoe de noodige bekwaamheden bezat. Onze be roemde de Ruijter wordt door de tegenstanders van het examen systeem wel eens daarbij aangehaald, als een bewijs, dat de examens 'toch juist niet onmisbaar zyn, om een groot man te worden. Zij vergeten echter daarbij op te merken, dat wan neer hij nu, als admiraal eene Engélsche vloot moest bestrij den, de uitslag wel eens minder gunstig kon zijn. Wanneer met de zoogenaamde protectie nog rijkdom gepaard ging, dan was het zeer gemakkelijk eene invloedrijke betrekking te bekomen. Men werd magistraatspersoon, officier, kapitein, door geld en voorspraak. Kwamen de bekwaamheden daarbij, des te beter; maar ook zonder dat werd het doel vaak ge noeg bereikt. Een koetsier, die een arm of been brak, was goed voor schoolmeester eene hand was voldoende om de plak te voerennaar bekwaamheid, soms zelfs naar geaard heid of zedelijkheid werd weinig gevraagd. Zoo ging het met den krygsman, den onderwijzer, den geneesheer, den ma gistraatspersoon, den staatsman, kortom in alle standen. Dien toestand wenscht zeker niemand terug. Wij beschou wen het als eene weldaad voor de maatschappij, dat tegen woordig de onkundige belet wordt eene betrekking te beklee den, waarvoor hij niet deugt, en waarin hij door zijn gebrek aan kennis aan het vaderland, of aan de maatschappij vaak een onberekenbaar nadeel kan toebrengen. Wij juichen het daarom toe, dat voor bijna alle vakken en standen van eenig gewigt, een onderzoek wordt gevordei'd, waaruit de geschikt heid van den persoon moet blijken. Op de vraag echter, of de tegenwoordige inrigting der examens geheel aan het doel beantwoordt, zouden wij geen bevestigend antwoord durven geven. Wij zouden zeker te uitgebreid worden, indien wij de exa mens voor al de verschillende standen wilden behandelen. Wij bekennen ook volmondig dat ons daartoe de bekwaam heden zouden ontbreken. Toch zijn er omstandigheden en bepalingen, tot wier beoordeeling alléén het gezond verstand voldoende is, en dan vermeenen wij het regt te hebben, om daarover onze overtuiging uit te spreken. Bepalen wij ons thans tot den onderwijzersstand. De tijd, dat de vroeger genoemde koetsier of lijfknecht, of hij, die door ligchaamsgebreken tot niets anders gebruikt kon worden, toch goed genoeg was voor onderwijzer der jeugd, is lang voorbij. De wet van 1806 heeft daaraan een einde gemaakt, door de examens vast te stellen. Bij verschillende later genomen besluiten en bepalingen, wei-den deze nader omschreven en uitgebreid, zoodat de vereischten 50 jaren later oneindig met de oorspronkelijke verschillen. De wet van 1857 heeft in overeenstemming met den geest en de behoeften van onzen tijd ook daarin een nieuwe regeling vast gesteld, onder welke wij tegenwoordig leven. Doch laat de zaak nu niet meer te wenschen over? Voor de openbare lagere school zijn de examens tweederlei het admissie-examen voor hulp-onderwijzer, hoofd-onderwijzer vreemde talen enz.', en het vergelijkend examen. Die regeling heeft ongetwijfeld veel voor zij rust op een degelijk beginsel; maar om de gewenschte vruchten op to leveren, zal het in de eerste plaats noodig wezen, dat het onderzoek even degelijk zij. Zoodra het examen als een be paalde maatstaf geldt, moet alle protectie geheel vervallen; de examinator mag er naauwelijks aan denken, wie de per soon is, dien hij geroepen is te beoordeelen, wie zijne bloed verwanten zijn, of zijne vrienden een goed woordje voor hem doen, of hij een geestvei-want is, enz.hij heeft slechts te beoordeelen, of hij de vex-eischte bekwaamheden bezit en of hij voor de betrekking geschikt is. Al het andere mag op zijne uitspraak geen invloed uitoefenen. Verder moet liet onderzoek, dat onvermijdelijk in vex-schillende plaatsen en ge westen, door verschillende personen wordt gehouden, aan een bepaalden maatstaf gebonden zijn, wil men zich niet aar. on billijkheid schuldig maken. Wanneer b.v. de hulp-onderwijzer in Gelderland met minder moeite hoofd-onderwijzer kan wor den dan in Utrecht, vei-liest het examen een gedeelte van zijne waarde en het doel der wet wordt niet bereikt. Het valt intusschen niet te ontkennen, dat de laatste eisch moeijelijk te vervullen is, dewijl de vereischten nimmer z<5ó naauwkeurig kunnen omschreven worden, dat er geene ruimte voor persoonlijk inzïgt meer zou overblijven. Doch dat met een goeden wil dat doel toch zoo nabij kan worden gekomen, dat het verschil van inzigt tot eenige punten van minder aan belang kan worden beperkt, daarvan houden wij ons stellig overtuigd. De ruimte laat ons echter niet toe, heden dat punt uitvoerig te behandelen; welligt komen wij er later op terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1