NI K U AV 8 T LI 1) 1 N: 0 E N. onderzoek van zoo velerlei vakken alleen in staat is den waarlijk bekwamen man te leeren kennen. Wanneer in dat geval minder juiste antwoorden voldoende zijn, om den as pirant te doen vallen, dan treft hem een onverdiend lot, terwijl de examinator eene billijke teregtwijzing behoorde te ontvangen. Wij zien dus, dat zeer verschillende oorzaken de afwijzing kunnen ten gevolge hebbenhet zou zelfs niet moeijelijk zijn er nog meerdere op te sporen en met voorbeelden te staven. De schuld kan zeer zeker bij den aspirant wor den gevonden, maar dat zij altijd bij hem zou te zoeken zijn, gelooven wij niet. Terwijl hij nog maar al te vaak, gelijk men zegt, onbeslageii op het ijs komt, ontbreekt het sommige examinatoren niet zelden aan takt., om het exa men oordeelkundig af te nemen. In het eerste geval heeft hij den ongunstigen uitslag zichzelven te danken, in het andere geval beklagen wij hem. Maar is nu dit alles méér toepasselijk op ons gewest, dan op de andere? Wij meenen dat ten sterkste te mogen betwijfelen, zoolang het niet door bewijzen kan worden ge staafd. Wij wenschen den heeren schoolopzieners als exa minatoren ronduit de vraag te doen, of zij de eischen niet hooger stellen dan hunne collega's in de andere provinciën in één woord of zij die niet overdrijven Zoo lang ons geene andere wezenlijke oorzaken worden aangegeven, moeten wij bijna tot dat besluit komen. Toch zou niets ons aangena mer zijn, dan te worden overtuigd, dat onze gevolgtrekking ongegrond is. Welligt zou dan de ware oorzaak gevonden worden en tevens het middel om die weg te nemen. Het komt ons voor dat door zaïnenspreking der heeren schoolopzieners van de verschillende gewesten, welligt eene gewenschte eenparigheid zou te verkrijgen zijn, die nu blijk baar bij de adinissie-examens ontbreekt. In een volgend nomrner komen wij bij de behandeling der vergelijkende examens nog nader op dit punt terug. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 25 Jan. 1870. Onlangs maakten wij melding van de oprigting hier ter plaatse der Burgervereeniging Harmoniedeze vereeniging ruim 60 leden tellende, hield gisteren avond in het lokaal van den heer Lainpe, hare eerste gewone vergadering met dames, die zeer geanimeerd genoemd mag worden; zonder dat er een bepaald programma was vastgesteld, amuseerde men zieh uitmuntend met een paar kleine tooneelstukjes, af gewisseld door een tal van voordragten. Niet weinig werd men verrast door een der geïntrodueeerden met de zeer ver dienstelijke voordragt van eenige cbansonnetten. Onder bet optredend personeel bevonden zich ook twee dames, die beiden de blijken hebben gegeven, uitstekende gaven te bezittten, om een beschaafd publiek nuttig en aangenaam bezig te houden. Door een lid van het bestuur werd een welkomstgroet uitge sproken aan al de aanwezigen en tevens op zeer geestige wijze zijne medebestuursleden, ieder in bet bijzonder, in de speciale betx*ekking waartoe zij geroepen wareD, opgewekt tot eene ijve rige pligtsbetrackting. Indien deze vereeniging op het ingeslagen spoor blijve voort gaan, zal zij door een aangenaam en gezellig zamenzijn kracht dadig medewerken ter bevordering van eensgezindheid en be schaving onder Helders ingezetenen. Te Utrecht is men met de bouw van een centraal- israëlitiseh weeshuis, zoo verre gevorderd, dat de gebouwen daar gesteld zijn en thans de noodige fondsen worden ge vraagd tot verdere inrïgting, om het met't begin van 1871 in gebruik te kunnen stellen; ter bekoming daarvan, wordt een beroep gedaan op alle ingezetenen van Nederland en dus ook op u ingezetenen dezer gemeente. Uwe weldadigheidszin ten opzigte van weduwen en weezen, die, even als de barmhar tige Samaritaan geen verschil kent in de wijze van Gods- vereering, zal zich ongetwijfeld ook nu weder loffelijk doen onderscheiden, daar, waar het geld de verpleging van die hulpbehoeftige wezensook uit deze gemeente, voor wie, wegens de geloofsbelijdenis hunner ouders, bezwaar wordt gemaakt, om ze in het hier bestaande weeshuis te doen op nemen, en daarom dikwijls als parasieten in de maatschappij rondwaren. Gij allen, die eenigzins met tijdelijke goederen gezegend zijt, ondersteund de commissie in haar pogen en verblijd de bier bestaande commissie door eene milde inschrij ving op de dezer dagen verspreid geworden circulaires, die over weinige dagen van uwe huize weder zullen worden afgehaald. Bij besluit van den 18 dezer, heeft Z. M. goedgevonden met ingang van den 1 Febr. a. s.: 1. op pensioen testellen den luit. t. z. 2e kl. J. L. Inckel, wegens ongeschiktheid voor den militairen dienst; ter zake van in- en door de dienst ont stane ligchaamsgebreken, onder toekenning van een jaar- lijksch pensioen van f700.2. met dien datum te bevorderen tot luit. ter zee van de 2e kl., de adelborsten der le kl. jhr. J. C. F. Westpalm van Hoorn en B. Gx-oot. Z. M. heeft met ingang van 1 Februarij eerstkomende benoemd tot apothekers der 3e kl. bij den militairen genees kundigen dienst in Oosl-Indie, de voor die betrekking opge leide kweekelingen der pharmaci J. G. Milius, J. W. Slangen, en J. van Selms; en voor West-Indie K. Milius. Benoemd tot ontvangers der registratie en domeinen te Hoorn, de heer J. Roldanus, thans ontvanger der registratie en domeinen te Middelharnis; te Doesburg, de heer G. Y. Blaauw, thans ontvanger der registr. en domeinen te Schagen. Bij de inschrijving voor de nationale militie van 1870, heeft zich in de gemeente Terschelling de bijzonderheid voor gedaan, dat van de tot heden aangegeven personen, bedragende 25 in getal, daaronder 8 eenige zoons zich bevinden en 9 anderen mede redenen van vrijstelling hebben. Gedurende het afgeloopen jaar zijn in de gemeente Ter schelling geboren 55 kinderen van het mannel. eD 47 kinde ren van het vrouwel. geslacht, tezamen 102 kinderen, waar onder een getal van 3 tweelingen. Overleden zijn er 20 personen van het mannel. en 28 van het vrouwel. geslacht, te zamen 48. Het getal huwelijken is geweest 22, als 18 tus- schen jongmans en jongedochters, 1 tusschen jongmans en weduwen, 2 tusschen weduwnaars en jongedochters en 1 tus schen weduwnaars en weduwen. Gevestigd hebben zich 25 m. en 23 vr., totaal 48. Vertrokken 67 m. en 57 vr. Totaal 124, waaronder 52 personen naar N.-Amerika. In de Burgerplicht leest men Behoort het bezoeken eener kerk tot den militairen dienst in de ruimste beteekenis genomen Zoo neen, is dwang daar toe dan wel geoorloofd? Art. 164 der Grondwet luidt: «Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en hare leden tegen de overtreding der strafwet." Behoort een soldaat niet onder de algemeene benaming «ieder"? Zoo ja, waarom hem gedwongen tot het bezoeken van eenige kerk, om godsdien stige meeningen aan te hooren, die strijden tegen de zijne De dwang is onnoodig voor het doel der militie. De dwang is in strijd met de gewetensvrijheid, en dus ongrondwettig. Men schrijft uit Lonnekerdd. 18 dezer »'t Gebeurde vroeger nog wel eens dat een paar knapen om 't bezit eener schoone zich eens duchtig afklopten. Thans echter is het blaadje omgekeerd de schoonen beginnen zich nu onderling te krabben en te plukharen om 't bezit van een jongen. Een dergelijk voorval had Zondag-avond in ee ne herberg aan den straatweg naar Glaneübrug plaats, waar drie meisjestrouwe vriendinnen andershet nu te kwaad kregen om een jongen met dat gevolg dat zij onderling onge makkelijk plukhaarden, en bij slot van rekening geen van allen in het bezit van het zoo vurig verlangde voorwerp geraakten". Men verhaalt het volgende Te Amsterdam staat in zekere straat een man aan een trap, roepende: «Saar! he j' van daag geen kind voor me!" ««Wat geef je?"" is de weervraag «Watmhotje hebbe?" klinkt het weêr van beneden. »»'n Kwartje!" van boven. «God zal me verwaren (de man beneden) ik kon daar strak- kies een houwe man voor een stooter krijgen." Sujetten om te bedelen met succes! 't Is grappig en treurig, maar waar! Onlangs maakte Maxime du Camp ineen der Fransche bladen de gewaarwordingen openbaar, welke hij onderging toen hij zich achtereenvolgens aan de verrigtingen onderwierp die aan het ter dood brengen door de guillotine voorafgaan. Een Engelschman is, naar hij zegt, door dit voorbeeld op het denkbeeld jmbragt, om eens persoonlijk te onderzoeken hoe het met iwftiand gaat die overreden wordt. Wij laten zijn verhaal hier volgen. Nadat ik de noodige afspraak had gemaakt met den koet sier van een cab, trok ik de kleeren aan van een oud heer en begaf mij ten elf ure naar de plaats, die ik voor de proef neming had uitgekozen een donkere straat die regthoekig op een der Londensche hoofdstraten uitloopt. Mijn eerste werk was mijn bril af te wrijven en de straat regt over te steken, zorgvuldig mij onthoudende van om le zien, of ook eenig rijtuig van plan was den hoek om te slaan. Ik stapte door de hoopen vuil op den rijweg, tot dat ik door iemand een donderend hei! hoorde roepen. Dadelijk stond ik stil; maar in plaats van eene poging te doen om de overzijde van de straat te bereiken, draaide ik mij eenige malen snel in het rond. Toen ontdekte ik, dat ik mijn hoed en bril had verloren en ik wilde er naar zoeken, toen ik zag dat er een paarde- lcop boven mij en een paardeborst tegen mijn schouder was. Eene stem, die ik mij later herinnerde aan den koetsier te behooren, uitte de vreeselijkste verwenschingen, zoo vreeselijk dat ik thans nog sidder, als ik ze mij voor het geheugen roep. Ik viel toen voorover in het slijk, en hield mij alsof ik buiten kennis was. Het rijtuig verdween met een snelheid des bliksems en terstond vormde zich een groep om mij heen. Een paar mannen namen mij bij de beenen, maakten mijn das los die ik, in 't voorbijgaan gezegd, nooit terugzag terwijl anderen mijn pols en mijne zakken voelden en mijn horologie en mijn geld, met de beurs die er om heen zat, wegnamen. Eene oude jufvrouw, met een medelijdend gezigt en een groote parapluie, begon luid te weenen, en eene vrouw van middelbare jaren, met een ernstig gelaat, deelde traktaatjes rond. Eindelijk werd door iemand het denkbeeld aangegeven, dat een ander iemand de politie zou gaan halen. Aan dien wenk werd, geloof ik, voldaan, maar de man die er aan voldeed scheen zeer lang zaam te loopen, te oordeelen naar den tijd die voorbijging eer ik de stap hoorde van een poli tie-laars en daarop een agent op zijn gemak zag aanslenteren. Zich een weg banende door de menigte die mij omringde, schudde hij mij vrij onzacht bij de kraag en hoorde ik hem op een barsehen toon zeggen «Wat heb je?" Ongelukkig was de oude jufvrouw, die voor mij weende, al weggegaan ook andere van de oorspronkelijke omstan ders hadden zich verwijderd met al wat ik aan waarde bezat. De later aangekomenen zagen slechts een geheel met slijk bedekt oud man, die zijn bewustzijn had verloren, en niemand was bereid een woord in mijn voordeel te zeggen. In plaats dus dat men den politie-agent vertelde «wat ik had", riep men «bezopen." Ik werd toen eenige ellen voortgedragen met het hoofd naar beneden en tegen een brievenbus gezet, totdat er van het naastbij zijnde politiebureau eene baar kwam, waarop men mij, weder vrij onzacht, neerlegde. Tien minuten later bevond ik mij in een hok, iu een gezelschap van twee dron-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 2