NIEUWSTIJDINGEN. De beer Haagsma komt tot de conclusie, dat de Minister niet regt op de hoogte is van de belangen dezer gemeente, ten blijko de onlangs gedane vergelijking dezer gemeente bij anderen, waarmede ze volstrekt niet te ver gelijken is. Spreker verlangt eeue uitzonderingswet te vragen. De heer Braaksma zegt, wanneer hij de geschiedenis nagaat, de Minister in de zaak in kwestie, niet die belangstelling betoont die ze verdient en is het met den heer Haagsma eens dat de vergelijking bij Hoorn niet opgaat. Spreker blijft persisteren dat de ingezetenen niet bij magte zijn meerder be lasting te betalen. De Voorzitter zegt de toestand is thans de navolgende: De gemeente heeft verzocht de verbruiksbelastingen te mogen blijven hellen, de Minister heelt geweigerd, de Raad heelt andermaal verzocht, waarop de thans ingekomen brief is ontvangen, de daar iu vervatte voorschriften zijn mijns inziens wel eenigzins bezwarend, lo. de heffing van schoolgelden en 2o. de vermindering der accijnsen op het gemaal en geslagt. Vraagt men mij ol'het ondoenlijk is, dan moet ik antwoorden neen maar hetzelfde antwoord zou ik ook moeten geven op de vraag of het doeltreffend is echter moeten wij ons niet blijven bepalen bij de beschouwingen of de zaken het schoolwezen be treffende, thans goed gaan; ook bezwaren te opperen tegeu te voorzien school verzuim, enz. is onnoodig, wij moeten even als de Minister de schoolgeld heffing uit een finantiecl oogpunt beschouwen en daarom zal ik stemmen voor de heffing van schoolgelden. Ten tweede stelt de Minister vermindering van accijnsen; ik acht de vermindering van eeuige percenten niet doeltreffende en eene verhooging van den hool'dclijken omslag ondoenlijk, het inlegeren van garnisaires en de panden in de bank van leeuing, zouden er alleen mede bevorderd worden. De som van f5,000.het bedrag der ten vorigen jare afgeschafte belas ting op de turf, is niet op den hool'delijken omslag gebragt kunnen worden, maar op de publieke werken is die som bezuinigd moeten worden; die toe stand is op den duur onhoudbaar, daarom acht ik bet noodig en stel voor eene commissie uit den Raad tot ZExc. den Miuistcr af te vaardigen, met verzoek, om tot ultimo December 1870 met de tegenwoordige heffing te mogen blijveu voortgaau cn dat door ZExc. in dien tijd een speciaal onder zoek worde ingesteld naar den staat der gemeenteopdat de Minister, daar na eene uitzonderingswet aan de Sta ten-Generaal aanbiede, of de gemeente eene subsidie verleene, bv. door eeuige posten zoo als school- en armwezen voor rijks rekening te nemen. Spr. geeft in overweging om daartoe 3 leden te benoemen buiten het dagelijksch bestuur. De heer Boomsma is tegen eene commissie, hij ziet er geen nut in om met den Minister te transigeren; om zich echter het verwijt te besparen niet al het mogelijke te hebbeu beproefd, zal spreker er vóór stemmen. Hij hecht echter niet veel aan beloften vau den Minister in de toekomst. De Voorzitter verdedigt zijn voorstel, dat men mondelings vele kwestien gemakkelijker en doelmatiger kan behandelen dan schriftelijk. De bedoeling van den heer Bok was om zich schriftelijk tot den Minister te wenden, hij zal er zich echter gaarne mede vereenigen het mondeling te doen, alleen voor den vorm en beleefdheidshalvehij wenschte echter dat aan die commissie ook een lid van het dagelijksch bestuur werd toegevoegd. De heer de Breuk zegt den Voorzitter met belangstelling te hebben ge hoord, hij meent echter dat de Voorzitter als Burgemeester rijks amb tenaar in deze niet genoeg op eeu onzijdig standpuut staat, en wil er kennen dat als zoodanig de omstandigheden moeijelijk zijn. Overigens is Bpreker ten vorigen jare tegen eene commissie geweest eu blijft er bij dat de tijd van spreken thans voorbij is, er moet gehandeld worden hij verzoekt daarom dat zijn voorstel in omvraag worde gebragt. De Voorzitter repliceert daarop gij meeut er eeuige moeijelijkheden voor mij in te zien: rijksambtenaar en lid van den raad te zijn, doch dat is vol strekt het geval niet, als ambtenaar word ik geregeerd alleen door de wet, en als lid van den raad blijf ik daarom even onafhankelijk als ieder ander lid. Spreker verzoekt daarop dat de heer de Breuk zijn voorstel nogmaals kenbaar make. De heer de Breuk voldoet daaraan, De Voorz. zegt daarop: de Minister heeft gezegd ik zal toestaan, en gelooft daarom dat het minder parlementair is, den Minister voor te schrijven de wijze hoe. De heer Werendlijn Smit vraagt of het in deze niet beter zoude zijn dat zijn gedaan voorstel in behandeling werd genomen. De heer Braaksma wil eerst uitgemaakt hebben of er eene commissie zal benoemd worden. De Voorzitter acht het wenschelijk eene commissie te benoemen voor het geval dat de Minister bij zijn gevoelen blijft persisteren. De heer de Breuk zegt, het verschil in deze tnsschen ons loopt niet zoo zeer over de zaak, maar is alleen daariu gelegen dat wij op verschillend stand punt staan; gij van nw standpunt wilt transigeren met den Minister, en ik van het mijne wil pertinent vasthouden aan het eenmaal genomen besluit. De Voorzitter repliceert dat het ook zijn gevoelen is, om de verbruiksbe lastingen te blijveu behouden. De heer Graat is van meening, dat ontegenzeggelijk de belangen der ge meente beter raoudeling dan schriftelijk bij den Minister kuunen worden voorgedragen of het doel zal treffen is eeue andere vraag; in allen gevalle is het aanbevelenswaardig, ter afwending van het verwijt niet al het moge lijke te hebben beproefd. De Voorzitter wenscht over te gaan tot eene stemming over de bedoelde commissie en daarna vast te stellen het op te dragen maudaat. Wordt besloten met 13 tegen 4 stemmen eene commissie af tc vaardigen. 'Tegen stemden de HH. Werendlijn Sinit, de Breuk, ZurMuhlen en Berghuijs. De Voorzitter wenscht thans over te gaan tot het kiezen der commissie, en vraagt andermaal wit hoeveel leden die zal bestaan. Op de vraag van den heer Zur Muhlen wordt goedgevonden dat de Secre taris in allen gevalle aan de commissie zal worden toegevoegd. De Voorzitter stelt voor, na de beuoeming der commissie, het mandaat der commissie in dien geest vast te stellen zoo als hij dat straks heeft geformu leerd, en daaraan toe te voegen dat de Raad, bij een gunstig antwoord van den Minister, niet ongenegen is over te gaan tot de heffing van schoolgel den, en wil daarom vooraf dit punt de heffing van schoolgelden in stemming brengen. De >lieer Berghuijs zegt, dat de Raad door te besluiten tot het heffen van schoolgelden cn verder aan het verlangen van den Minister toe te geven, het doodvonnis van de gemeente zou onderschrijven. De Voorzitter zegt, dat de vorige spreker eene krasse uitdrukking bezigt, doch dat een verzet niets zal baten, want hetgeen de Minister vraagt wel billijk en ook doenlijk is, hoewel doelloos. De heer Zur Muhlen noemt het heffen van schoolgelden het trekken van een wissel op de smalle gemeente. De heer de Breuk zegt met smart te wachten op het in omvraag bren gen van zijn voorstel. De heer Hidde Bok weerlegt het gevoelen van den heer Zur Muhlen. De Voorzitter vraagt andermaal de goedkeuring van de vergadering om bij het mandaat van de commissie te voegen, den Minister inedo te deelen dat bij de vergunuing om de verbruiksbelasting over 1870 te mogen heffen, de Raad niet ongenegen is een matig schoolgeld te heffen. De heer de Breuk zegt, dat daardoor zijn voorstel op zijde wordt gescho ven, hetwelk hij verlangt dat in omvraag zal worden gebragt. De Voorzitter maakt de bemerking dat het voorstel van den heer de Breuk geen voorstel, slechts eene conclusie is van de door dat lid geboudene rede; dat voorstellen, volgens artikel 18 van het reglement van orde, schriftelijk en ondertcckend aan den Voorzitter moeten worden ingeleverd, aaa welke formaliteit niet is voldaan. De heer de Breuk repliceert, dat hij in bedoeld artikel 18 leest, dat voor stellen vreemd aan de orde van den dag schriftelijk en onderteekend moeten worden iugediend, dat zijn voorstel volstrekt niet vréémd is aan de orde van de dag en daarom pertinent verlangt dat het in omvraag worde gebragt. De heer Maalsteed maakt de bemerking, dat do heer de Breuk geen com missie wil, terwijl reeds bij stemming aangenomen is dat eene commissie zal worden afgevaardigd. De heer Hidde Bok zegt, dat de aanmerking van den heer de Breuk ook zijn voorstel raakt en bij de formulering vau zijn voorstel, wel degelijk ge dacht heeft aan art. 18 en daarin de noodzakelijkheid niet heeft gevonden om dat voorstel schriftelijk en onderteekeud in te dienen. Hij wil niet ge acht worden iets te hebben gedaan, strijdig met de bestaande bepalingen. Spr. voegt er bij: mijn voorstel wordt door u overgenomen, en dat van den hr. de Breuk wordt door u niet in overweging genomen naar mijn inzien is het hier alleen de vraag, welk voorstel de preoriteit heeft. Nadat nog eenige verdere discussien tusschen den Voorzitter en de heeren de Break en Hidde Bok, over dit punt gevoerd zijo, zegt de Voorzitter dat er nog al tamelijk is afgedwaald en om tot de zaak terug te keeren doet Spr. de vraag, of de heer de Breuk er zich mede kan vereeuigen, dat zijn voor stel geamendeerd worde met het voorstel van den heer Hidde Bok. De heer de Breuk zich daarmede niet kunnende vereenigen, daar hij tegen en de heer Hidde Bok vóór de heffing vau schoolgelden is, brengt de Voor zitter beide voorstellen te gelijk iu omvraag. De uitslag is als volgt: Voor het voorstel van den heer de Breuk stem men de heeren Boomsma, Znr Muhlen, Jelgersraa, Janzen, Hugeuholtz, Haagsma, Berghuijs en de Voorsteller. Voor het voorstel vau den heer Hidde Bok stemmen de heeren Braaksma, Graat, Maalsteed, Weren dliju Smit, van Kelckhoven, de Lange, Bakker, de Voorzitter en de Voorsteller, zoodat met 9 tegen 8 stemmen laatstgenoemd voorstel wordt aangenomen. De heer Hugenholtz zegt in erreur te hebben verkeerd, meenende dat in stemming werd gebragt welk voorstel bet eerst zon worden behandeld, heeft hij voor dat vau den heer de Breuk gestemd, thans bespeurende dat dit niet het geval is, verklaart hij te zijn vóór het voorstel van deu heer Hidde Bok en wenscht niet geacht te worden zijne stem daartegen te hebben uitgebragt. De Voorzitter zegt, dat daardoor de feitelijke uitslag van de stemming niet gewijzigd mag worden. Daarna wordt ovorgegaan tot de verkiezing der commissie, nadat bepaald is, dat die commissie zal bestaan uit twee raadsleden en den Burgemeester. De uitslag is, dat benoemd worden de Burgemeester met 13, de hr. Booms ma met 11 en de hr. de Breuk met 9 stemmen, terwijl tot plaatsvervan gers worden gekozen de heeren Hidde Bok met 6, Braaksma met 5 en Berg huijs met 2 stemmen. De heer de Breuk oppert het bezwaar, of hij die benoeming wel kan aan- nemeu, daar hij sterk tegen het heffen van schoolgelden is en het tliaus, door de aanneming van het voorstel van den heer Hidde Bok, aan de com missie opgedragen is, om ten dien aanzien toe te geven. De Voorzitter en meerdere leden zijn vau gevoelen, dat de heer de Breuk zich in deze aan de meerderheid moet onderwerpen. Waarna de heer de Breuk, alsmede de beide andere heeren, zich de keuze laten w-elgevallen. Mededeeling van ingekomen stukken. Dat den 31 Januarij de gemeentekas is opgenomen, waarin bevonden is f 27,359.41, overeenkomstig de boeken en bescheiden. Voor keunisgeving aangenomen Op de gewone rondvraag niemand het woord verlangende, wordt de ver gadering gesloteu. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 11 Febr. 1870. Onze kust, in de beide vorige dagen in liet marsdiep door harde zuidoosten wind eenigzins door ijs bezet geweest, is thans bij minder wind weder geheel schoon, zoodat de haven een oogenblik belemmerd geweest, thans zoowel door zeil- als stoomschepen weder geregeld te genaken is. Voordragt in het gebouw aan de vischmarkt, Dings- dag a. s., des avonds ten half acht ure, door den godsdienst onderwijzer J. Binner. Onderwerp: ""t Beeld Gods. Tn de jongstleden Maandag gehouden vergadering van het collegie Sine Nominevond de lezing plaats van den ge loofsbrief van den heer Haremaker. Verder werd nog gelezen het laatste gedeelie des geloofsbriefs van den heer van Aken, en werd de heer Frankamp, als nieuw lid aangenomen. De eerstvolgende vergadering zal gehouden worden op Dhigsdag den 22 Febr. a. s., des avonds ten 8 ure. Z. M. heeft de offie. van gezondheid 2e kl. bij de zeemagt A. Peters en L. F. Praeger bevorderd tot offic. van gezondheid le kl., met bepaling, dat zij zullen rang nemen, eerstgemelde tusschen de offic. van gezondheid le kl. C. F. T. Hommel en H. C. Steenbergen en laatstgemelde tus schen de offic. van gezondheid le kl. J. Lamie en N. C. SI egt. De heer van Doornemaal, officier van gezondheid 2e kl. bij de Marine, thans geplaatst als geneesheer aan de Eijksgestichten te Veenkuizen en belast met den oogheel kundigen dienst aldaar, wordt met 1 Maart a. s. weder in actieven dienst gesteld. Door het tooneelgezelschap van den heer Victor Driessens werd gisteren avond, in het lokaal Tivoli, eene voorstelling gegeven van: »De laatste Rid van een oud Rostillori'' en r/Mathias de Invalide\ Beide stukkeu werden Hink afge speeld en de rollen goed begrepen. Bijzondere hulde ver dienen mevrouw Verstraeten en de heeren Driessens en Morrien, de laatste vooral in zijne rollen van deurwaarder en vader Mathias. Mimiek en actie van den heer Morrien zip bij uitstek goed. Ook de overige vertooners hebben zich goed van hunne taak gekweten. Naar wij vernemen zullen de onder-officieren der infanterie, alhier in garnizoen, die op den 3 dezer eene tooneelvoorstelling gaven ten voordeele van de ongelukkige weduwen en weezen te Terschelling, eerstdaags een volks voorstelling geven ten voordeele van de weduwe van den dezer dagen zoo noodlottig omgekomen sloeperman W. Dekker. De voorstelling zal op een nader te bepalen Zondag avond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 2